Jti 467.
Vijfde Jaargang.
1865.
ijeföer, RieuroeÖiep, WtffemsoorÖ, CI15.
ZATURDAG
18 NOVEMBER.
NIEUWE COURANT
VAN DEN
Verschijnt WOENSDAG on ZATURDAG.
Abonnementsprijs voor 8 maandenƒ1.30
Franco per post 1.50
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post
directeuren. Brieven franco aau den Uitgever S. Giltjes.
De prijs der Advertentien van 14 regels is 40
Centenvoor eiken regel meer 10 Centen. Zegelrcgt voor
elke plaatsing 85 Centen. Vóór des Dingsdags en Vrijdags
middag 12 uur gelieve men de Advertentiën intczenden.
Ingezonden stukken minstens óóu dag vroeger.
1TI a TT vr S T lï D 11T Gh S 1T.
'Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz.17 November 1865.
Voor de kazerne der maniniers alhier, werd heden
eene executie-parade gehouden. De militairen van de ver
schillende wapens, hier in garnizoen, waren tegenwoordig.
Het gold een tamboer die tegen de wetten der subordinatie
had gezondigd. Voor eenigen tijd heeft de jongeling zich verzet
tegen een sergeant-majoor en een fourier en beiden eene verwon
ding toegebragtthans werd hem opentlijk, het door de krijgs
raad uitgesproken vonnisdoor den Auditeur-militair voor
gelezen bestaande in 5 jaren detentie in de gevangenis voor
militaire veroordeelden te Leiden. Na het voorlezen werden
hem de hand- en voetboeijen aangelegd, en in dien toestand
langs en tusscheu de gelederen der aanwezige militairen rond
geleid. Moge hij velen tot een waarschuwend voorbeeld strekken.
Herbenoemd tot Burgemeester der gemeente Vlieland
de heer L. Zftliderdorp, tevens Secretaris dier gemeente.
Men schrijft ons van Alkmaar het volgende:
Tn den nacht tusscheu Woensdag en Donderdag woede
hier een hevigen brand. In het gebouw, genaamd Harmonica
en Sooieteit de Vereenigingvan den heer Kenp, onlangs
bewoond door den heer Moei en vroeger door den heer
Walraven, brak ten halfvier ure de brand uit en nam zoo
danig in hevigheid toe, dat ten 8 ure het geheele perceel
in asch en puin lag. Het aangrenzende nieuwe gebouw
is bewaard gebleven. Groot gevaar liep het gesticht (huis van
Achten) dat er tegenover staatechter door de flinke bediening
der brandspuiten en het aanbrengen van andere middelen
tot blusschiugis het voor de vernielende vlammen behoed
gfebleven. Gelukkig zijn er geen menschenlevcns te betreuren.
Huis en inboedel is voor brandschade verzekerd. De oor
zaak van den braud is niet bekend, maar volgens gedachten
zon op den zolder of in de bergplaats van colissen enz.,
de brand het eerst zijn ontstaan.
Op het oogenblik (Donderdag avond 9 J- uur) zijn nog
spuiten bezig water te geven en zullen den geheelen nacht
met het noodige personeel op het terrein moeten blijven.
Van eene wel onderrigte zijde vernemen wijdat in
de afgeloopen week op het strand van Caliantsoog is aan
gespoeld het lijk van een manspersoonin staat van ont
binding verkeereude, uitgenomen een paar laarzen en
kousen was het geheel naaktaan een der polsen bevond zich de
boord vaneen gestreept hemd, blijkbaar was het hemd afge
scheurd. Het hoofd was onkeubaar en droeg eenige teekenen van
een zwaren zwarten baard en dito hoofdhaar, terwijl de volgende
prikmerken aan dat lijk zigtbaar waren.
Aan den linkerarm eene vogelvormige figuur en aan den
pols het merk van een dubbel hart; aan den regterarm
eenige figuren in den vorm van blocmtjcs en aan den pols
A.F.
de letters
T.W.E-
Overigens maakte een geprikt figuur van
een tweemast schip het onderscheidingsteeken der borst uit.
Men berigt van Houtenisse, dat, terwijl de landbou
wer J. v. D. aldaar, afwezig waseen zijner knechten een
geladen tweeloops jagtgeweer nam en daarmede veldwaarts
ging. Spoedig kwam hij in de nabijheid van een haasdien
hij tot op zoo korten afstand naderde, dat hij hem met den
kolf van het geweer doodsloeg. Door den slag brandden de
beide ladingen gelijktijdig los en troffen den dienstknecht in
den onderbuikterwijl zijne kleederen in brand geraakten.
Nog had de verwonde de kracht huiswaarts te gaan, waar
hij echter dadelijk magteloos nederzecg. Ondanks genees
kundige hulp is hij den volgenden dag onder de hevigste
pijnen bezweken.
Te Haarlem is Zondag avond, omstreeks ten 10 ure,
door drie personen eene stoute poging tot diefstal onderno
men ten huize van den heer de W.op de gedempte oude
gracht, en wel op een tijdstip dat de heer en vrouw des huizes,
alsmede de dienstboden afwezig waren. Na aangebeld te hebben
en door de kiuderjufvrouwdie zich met de kinderen op de
bovenkamer bevond, te zijn opengedaan, overreikte eender
drie daders haar een briefje met verzoek om antwoord van
den heer des huizes. Op haar antwoord dat mijnheer op dit
oogenblik niet te huis was, eischten zij van haar, na in het
huis te zijn binnengedrongen, het geld, dat in huis was.
Het ontstelde meisje vlood hierop van schrik de gang door
naar den tuindoch werd weldra door hen achterhaald en
gebondenterwijl haar een prop in den mond werd gestopt.
Daarna zijn de bedoelde personen begonnen met het door
snuffelen van het huis, doch daarin al spoedig gestoord door
de terugkomst van den heer des huizesdiede voor- en
tuindeur op dat uur geopend ziende en de kinderjufvrouw
in dien teestand vindende, onmiddelijk begreep dat er iets
ongewoons gaande was. Weldra was de hulp der politie
ingeroependoch de vogels waren gevlogen.
Men verneemt dat de heer W. werkelijk dien dag
eene som gelds is wachtende geweest, die echter nog
niet was aangekomen. De policie is ijverig in de weer om
de daders op het spoor te komen. De toestand der kinder
jufvrouw is zeer zorgelijk.
Te 's Bosch is een man van 80 jaren ondertrouwd
met een meisje van 27 jaren.
In eene correspondentie wordt gewag gemaakt van
zekere diplomatieke moeijelijkhedendie gerezen zouden zijn
tusschen Prankrijk en de Nederlandenen waartoe aanlei
ding zou gegeven hebben de instelling van het Waterloo-
kruis door den Koning der Nederlanden.
Omtrent den aanslag op het leven van den taikoen
wordt het volgende medegedeeld: In de marchroute van
het leger van Jeddo naar Osacea had de taikoen bepaald
dat hij in het distrikt Oomi den nacht zou doorbrengen in
het kasteel Dzeze, een burgt der voorvaders van prins
Ilondha-Shushen Notho. Terwijl nu de taikoen des avonds
de troepen in een nabij gelegen dorp liet halt houden en
aldaar eenige oogenblikken uitrustenstond er eenklaps een
vreemdeling onaangemeld voor hem en bleef voor hem staan.
De taikoen, verwonderd over de schending van het hof
gebruik, vroeg w ie hij was en wat hij verlangde. De man
gaf hierop ten antwoord, dat hij een der onderhoorige van
prins Hondha was en dat hij op last van een der bevel
hebbers in den burgt behulpzaam had moeten zijn aan de
ondermijning van het voor den taikoen bestemde slaapvertrek
ten einde dat gedeelte van het gebouw dien nacht in den
lucht te doen springen. Naar zijn zeggen scheen die aan
slag door den bevelhebber te zijn ondernomenbuiten voor
kennis van den prins Hondha, die zich op dat oogenblik
in keizerlijke dienst te Jeddo bevond. Daarom achtte hij