PATER TITUS BRANDSMA ZATERDAG Een rusteloos en onvervaard strijder voor de goede zaak DE KRONIEK VA TV Gebed tot de H. Geest ir iz De zieken en Pinkster-Zondag Paeina 8 Zaterdag 23 Mei 1953 k begrijp dat men de houding van de bisschoppen en van de Katho lieke pers niet aangenaam vindt en de opdracht van de aartsbisschop aan mij gegeven en door mij vervuld, toch enigszins beschouwt als een daad van verzet op grond van onze katholieke beginselen tegen iets, dat naar onze mening daarmede in strijd is. De tegenstelling der beginselen is er. Voor de belijdenis er van lijd ik met vreugde wat er voor geleden moet worden". (Titus Brandsma ,.Mijn Cel") Het lijden is pater Titus niet bespaard gebleven. Van de 19de Januari 1942, de dag waarop hij werd gearresteerd, tot de 26ste Juli van dat jaar, toen hij in Dachau stierf, is de zestig jarige, ziekelijke man naar li chaam en geest gekweld gewor den en dat soms op een geraffi neerde manier, waarvan de Gesta po het treurige geheim bezat. Voor haar gold Titus Brandsma als een „gefahrlicher Mensch" en misschien was hij dat ook. Maar dan in de zin, waarin een invloed rijk persoon die voelt dat zijn volk onrecht wordt aangedaan ook zónder het felle woord of het dreigende wapen, gevaarlijk kan zijn voor de aanvaller. Hij had zijn beginselen en beleed ze met het vuur en de liefde van een apostel. Anno Sjoerd Brandsma werd op 23 Februari 1881 geboren te Ugoklooster bij Bolsward. Na zijn schooljaren maakte hij de gymnasiale studie onder Francis caanse leiding in het Brabantse Megen. Zeventien jaar oud, het was 17 September 1898, deed An no Brandsma zijn intrede in de Carmel van Boxmeer, getrokken door het gebedsleven en de bij zondere Mariaverering der Orde, zoals hij later getuigde. Zijn in trede is van grote betekenis ge weest voor de Carmelorde in Ne derland, zoals eens de intrede van Sint Bernardus voor Citeaux. Rond 1900 leidde de Orde in Nederland een bijna vergeten be staan binnen haar drie kloosters. De belangrijke uitgroei, welke vooral in de laatste veertig jaren is gevolgd, staat in het teken van Brandsma's beminnelijke per soonlijkheid. Na zijn studiejaren te Rome, waar hij tegelijk met Kardinaal De Jong en Mgr. Olav Smit ver bleef, en in 1909 doctoreerde in de wijsbegeerte, werd pater Brandsma professor te Oss. In kleine kring begon toen zijn veel zijdige werkzaamheid als docent, als iiveraar voor zijn Orde, als zwoeger voor onderwijsverbete ring, als schrijver van artikelen en boeken en als journalist. Dit laatste werk heeft levenslang zijn liefde gehad; in de jaren te Oss waren het Carmelrozen en „De Stad Oss", Dit laatste was redac tioneel en typografisch wat men noemt „een vod", tot in 1919 pa ter Titus in het geval betrokken werd. Hij slaagde erin de krant aantrekkelijker te maken door het in Den Bosch bij Het Huis gezin onderdak te krijgen, waar door het uiterlijk enorm verbe terde en door de vele bijdragen welke de journalist Titus in zijn cel over alles en nog wat op pa pier wist te brengen. De hoogleraarsbenoeming in Nijmegen, in 1923, betekende mede dat het arbeidsterrein van pater Brandsma zich over geheel Nederland ging uitstrekken. Een leerstoel aan een universiteit al leen, was veel te weinig voor deze apostolische werker. Hij werd de grote stuwkracht van het katho liek middelbaar onderwijs in Ne derland, promotor van het Apos tolaat der Hereniging, organisator der St. Bonifatius-bedevaart, ijve- raar voor de Missie en was leider of actief lid van talloze vereni gingen. Voortdurend sjouwde en draafde hij voor dit ailes, en in het bijzonder voor zijndierbare Carmelorde die hem van 1919 af zonder onderbreking heeft belast met een taak in het provinciaal bestuur. Overal wist hij de weg, op de departementen in Den Haag evengoed als in de woningen der bisschoppen in beide was hij een groot jager voor de Heer naar subsidies en hulp voor zijn tal loze belangen. In dit opzicht was pater Titus vermaard en er be staat daarover een kostelijke anecdote. Mgr. Van de Wetering zou tijdens een verblijf te Nijme gen, tevens een bijeenkomst van de tegelijk gehouden Missieweek bezoeken. Het duurde nogal lang eer de aartsbisschop kwam en pater Titus nam op zich hem te gaan halen. Toen hij in het ge zichtsveld van monseigneur kwam, reageerde deze onmiddel lijk met een zeer verstaanbaar: „Je komt zeker weer voor een subsidie!" De Aartsbisschop was wel een beetje huiverig voor de uitbun dige plannenmaker, wiens finan ciële zijde niet bepaald zijn sterk ste kant was. Toch was het dur vend optimisme van de bekwame werker geen fantasterij, het kon alleen maar niet allemaal direct verwezenlijkt worden. Zo is bin nenskamers befaamd geworden zijn voorstel in de commissie voor seloofsvoorlichting om over heel Drente een aantal grote kapellen te bouwen, waar op gezette tij den liturgische plechtigheden en voordrachten over het katholi cisme zouden plaats vinden. En de Carmelieten weten te vertel len, dat hij klooster en parochie kerk te Nijmegen, gescheiden door een straat en enkele huizen, wilde verbinden door een tunnel te graven. Apostel was Titus Brandsma tot in de wetenschapsbeoefening toe; dat een van zijn universitaire voordrachten eerdei' een confe rentie voor niet-katholieken dan een passende oratie werd ge noemd, trok hij helemaal niet op zijn wetenschappelijk fatsoen, hij glunderde! Zijn dies-rede als rec- tor-magnificus in 1933 was meer priesterlijk dan professoraal. En toch is de wetenschap er niet aan te kort gekomen, terecht gold hij als een der steunpilaren der Ca rolina. Ook zijn hulpvaardigheid daar was spreekwoordelijk en Hoogveld moet eens gezegd heb ben: als op een bepaald moment het gehele professorencorps zou uitsterven op pater Brandsma na, zou deze rustig de hele zaak voortzetten en er nog wat van maken ook. Men heeft pater Titus wel eens met Ariëns vergeleken, maar bij hun overeenkomst in actiedrang en apostolische bezieling, zijn ze toch als twee uitersten. De steeds gespannen, zwaartillende, altijd haastende Maarssense doctor, die voortdurend een handvol scru pules te verwerken had en de al tijd milde en blijde pater van Doddendaal, die leefde als de vogels der Bergrede, vormen twee geheel verschillende uitin gen van heldhaftige deugd beoefening. Op een dag in 1935 werd pater Brandsma belast met een taak die hem tenslotte naar het cremato rium van Dachau heeft gevoerd. De aartsbisschop benoemde hem tot geestelijk adviseur van de ka tholieke journalistenvereniging. Een taak die hij gretig aanvaard de in Oss was hij reeds jour nalist geweest en ook na die tijd had hij ontelbare krantenartike len geleverd. Hij voelde zich vol komen entre-nous en toon''-1 zich van alle markten thuis. In zorg voor de persoonlijke belangen van iedere journalist afzonder lijk (■„Vader der journalisten-in- nood") in de algemene aspecten der gehele krantenwereld, in de taak en de plaats van de katho lieke pers, in de betrekkingen tussen pérs en radio, overal toon de nater Brandsma volkomen op de hoogte te zijn. De lijdensweg van Pater Brandsma ijna van het begin der bezet ting af hebben de Duitsers zich met de pers bemoeid; de Raad van Voorlichting van de Nederlandse Pers was het begin en in November 1940 volgde de opheffing van de R.K. Journalis tenvereniging. Daarop volgde een periode, waarin minder opvallen de dingen gebeurden, het publiek tenminste merkte weinig, zag al leen maar dat het aantal berich ten uit verdachte bron toenam. Maar het wist niet hoeveel be richten niet oogenomen werden, voor welk feit men telkens ter verantwoording werd geroepen, dat er advertenties geweigerd werden op gevaar af dat de krant wordt opgeheven. In December 1941 echter komt er een dramatische wending. Het departement voor Volksvoorlich ting verklaart op 18 December dat het aan de pers niet is toe gestaan advertenties van N.S.B. op principiële gronden ter plaat sing te weigeren. Wat moest er nu gebeuren: óf de katholieke kranten opheffen óf door een verbod om het gege ven voorschrift na te leven, de machthebbers ^uitdagen. De grote consequenties ;;aan beide maatre gelen verbonden werden zorgvul dig overwogen. Mgr. de Aarts bisschop besprak alles met pater Brandsma en op 31 December schrijft deze zijn beroemde brief waarin hij duidelijk uiteenzet dat bedoelde advertenties niet opge nomen mogen worden. Dit betekende dat hij de ver antwoordelijkheid, met de gevol gen daaraan verbonden, op zich nam. In de eerste dagen van Ja nuari trok pater Brandsma het hele land door om bij directies en redacties het standpunt der bis schoppen nader toe te lichten. Het opnemen van artikelen en advertenties die geheel of gedeel telijk de strekking hadden de N.S.B. te bevorderen, was ten strengste verboden. Bij het opne men van berichten en verslagen van die zijde, waarvan de plaat sing verplicht gesteld was, moest de bron worden aangegeven. Op 10 Januari bracht pater Titus verslag uit bij de Aartsbisschop en kon de verzekering geven dat onge veer allen hun volgzaamheid hadden verzekerd. Op 15 Ja nuari iverden opnieuw grote advertenties aan katholieke De kleine pater uit de Nij meegse Carmel aan de Doddendaal, die toch zo majestatelijk met zijn wijde kloostermantel kon zwieren waardoor de schriele figuur direct een imponeren de persoonlijkheid werd, is blijven voortleven in de her innering van ons volk. Die herinnering wordt verering en steeds meer komt de wens naar voren dat in Titus Brandsma ons weer eens een gecanoniseerde Nederlandse Heilige zal worden geschon ken. In deze dagen, nu katho liek Nederland zich zo sterk bezint op zijn verleden en daaruit lessen trekt voor de toekomst, mag wel de aan dacht worden gevraagd voor een der nobelste figuren uit ons nabije verleden. En speciaal in een dagblad, want juist om en door zijn zorg voor de katholieke pers tijdens de bezetting, is pater Titus de zware weg moeten gaan van de katheder naar het crematorium, van zijn geliefkoosde kloostercel naar de hel van Dachau, waar de in Nederland zo vereerde Professor Pater Dr. Titus Brandsma Ord. Carm. als Schutzhaftling Nr. 30492 op 26 Juli 1942 is gestorven. Het verhaal over Titus Brandsma is ook een nieuw bewijs van de oude waarheid dat God in een wereld die zich zo blind staart op schijn bare grootheid, het nederige, onaanzienlijk lijkende, op roept om waarlijk grootse daden te verrichten. En daar naast dat het de geest is die overwint; dat de geestelijke vitaliteit waarde geeft aan een mensenleven en niet de lichamelijke. Het is goed zich dit een ogenblik te herinneren en in deze intentie werd neven staand artikel geschreven. dagbladen aangeboden, met de last ze op te nemen. Nu volg de het officiële schrijven van het Episcopaat waarin binden de normen gegeven werden, afwijking daarvan betekende in belangrijke mate steun ver lenen aan de N.S.B. met alle gevolgen daarvan wat het nog katholiek zijn betreft. Het Episcopaat zou het zeer op prijs stellen via pater Brands ma een schriftelijke verkla ring van directie of hoofd redactie te ontvangen dat de voorschriften zouden worden opgevolgd. Pater Brandsma zal er maar weinig gezien hebben, want toen ze begonnen binnen te komen, was hij reeds een gevangene. In Den Haag was men volkomen op de hoogte geweest van zijn brief en zijn bezoeken aan de redacties en na het officiële schrijven van het Episcopaat besloot men toe te slaan. De liefde en de geestdrift waarmee pater Brandsma uit kwam voor zijn geloof en zijn volk, was voor hen niet te dulden. Als men hem vrij liet begaan, zou zijn idealisme ook hen kunnen aansteken, die nu minder kordaat voor hun overtuiging uitkwamen. En als hij gevangen werd zou de moed van die weerbarstige kran- tenlui wel spoedig verdwijnen. In de late namiddag van 19 Januari is pater Brandsma gear resteerd en naar Arnhem ge bracht. „Het is toch wat om op zestigjarige leeftijd nog in de ge vangenis te komen" zegt hij ge moedelijk. Bruut er overheen komt het antwoord: „Dan had u de opdracht van de Aartsbisschop maar niet moeten uitvoeren". Daarmee wordt het duidelijk ge zegd waarom pater Titus de weg van het martelaarschap moest gaan, om de gehoorzaamheid aan zijn geestelijke overheid. Toen hij daags daarna in het Oranjehotel te Scheveningen arri veerde meende hij nog dat het slechts voor een paar dagen was. Maar hij werd niet meer losgela ten, die kleine dappere Titus. Ruim zeven weken bewoonde hij cel 577. Daar schreef hij het grootste deel van het boek over Sint Teresia, later door zijn orde broeder Brocardus Meyer voltooid en bij Het Spectrum uitgegeven, verder „Mijn Cel", „Dagorde van een gevangene" en op last van de Gestapo „Waarom verzet het Ne derlandse volk, met name het ka tholieke volksdeel, zich tegen de N.S.B.?" In dit geschrift heeft hij letterlijk alles gezegd, wat de Ne derlander van die dagen zwijgend verkropte. Hij getuigde voor de waarheid, voor het Nederlandse volk, voor de vervolgde Christen gemeenschap. voor zijn katholieke broeders in het bijzonder. Na dit geschrift is zijn lot de finitief bepaald. „Hij is zeer ge vaarlijk". En al de verhoren over de persaangelegenheden bevesti gen dit. „Een bijzonder sterke vijandige activiteit wordt ontwik keld van de zijde der katholieke pers", aldus een bijlage van het schrijven van de S.D., „bijzonder door haar geestelijke leiders. De adviseur Prof. Dr. Titus Brands ma moest gearresteerd worden omdat hij trachtte de gemeen schappelijke tegenstand van de katholieke pers tegen de ordening van het perswezen te organise ren". En verder „Naar uit het verhoor van Brandsma blijkt, zijn Aartsbisschop De Jong en hij de drijvende krachten. Het schijnt gewettigd Brandsma gedurende geruime tijd in verzekerde bewa ring te stellen". Op 12 Maart 1942 werd pater Brandsma naar Amersfoort 'ge bracht en kreeg de gevangenis kleding aan, een oud Nederlands soldatenpak met bijbehorende muts. Na enkele weken werd hij voor een paar dagen naar het Oranjehotel teruggevoerd voor 'n nieuw verhoor en dan volgde op 16 Mei het transport naar Dachau. Daar heeft de kleine, ziekelijke, uitgehongerde man, nu als num mer 30492 geregistreerd, het slechts een paar maanden kun nen uithouden. Zijn geest echter bleef ongebroken, voor ieder was hij als een stralend licht door zijn goedheid, door zijn hulpvaardig heid en ware Christelijke gezind heid zoals alle getuigen eenstem mig verklaren. Veel is er over de kwellingen hem in Dachau aangedaan, ge schreven en het grote boek van p. Dr. Brocardus Meyer verhaalt het in bijzonderheden, maar de laatste dagen in de ziekenbarak ontgaan aan iedere waarneming. „Na vier dagen lijden verloor hij het bewustzijn en op Zondag middag 26 Juli om twee uur mag de ziekenwacht melden dat het lijk van nummer 30492 kan wor den afgehaald". Drie dagen later rookte het beruchte pijpje en het afgemartelde lichaam van pater Titus Brandsma wérd een prooi der vlammen. Maar zijn ziel was bij God. De eerste Pinksterdag, de Stich tingsdag der H. Kerk, is de dag, waarop het missiewerk der H, Kerk een aanvang neemt. Daar om is deze dag door de Paus uit- devolle offerdag voor de zieken: devole offerdag voor de zieken: Z.H. vraagt aan alle zieken over de gehele wereld en op de Eerste Pinksterdag hun lijden en smar ten aan de Hemelse Vader op te dragen voor de bekering der hei denen en de uitbreiding van Zijn Rijk in de missielanden. Een heerlijke, schone gedachte voor onze zieken: juist door hun ziekte toch te kunnen medewer ken aan de uitbreiding van het Gods Rijk. Een troostvolle opbeu ring voor onze zieken: door hun ziekbed, door hun smarten en pij nen. Apostel te zijn van Jezus Christus. Een grote voldoening voor onze zieken: te weten zo dicht te staan bij Onze Goddelijke Zaligmaker, Diezelf zo onnoeme lijk veel heeft geleden voor de verlossing van het mensdom Dierbare zieken, denkt aan de verheven en actieve taak, die gij on de eerste Pinksterdag te ver vullen hebt: niemand minder dan de Vader der Christenheid vraagt op deze dag de hulp van uw offer voor het missiewerk, omdat geen enkel Apostolaat kan gedijen zon der smart en lijden. Om deze offerande voor U te vergemakkelijken zijn ook nu weer gebedsplaatjes verkrijgbaar bp de parochiële geestelijkheid, de Oversten van Katholieke zieken huizen, gestichten enz. Mgr. H.' J. J. van Hussen, Nat. Dir. P.N.G Zien wij V enkel, smetteloos als sneeuw, in de gedaante van een duif verheven boven Uw volk, of zagen wij U leven in de met dankbaarheid herdachte eeuw, waarin Gij Wijsheid schonk aan ons Bestuur Denken wij vaag aan twaalf vurige tongen, of is Uw heil in ons hart doorgedrongen, zijn wij ontvlamd door Uw genadevuur? Beschaamd slaan wij vandaag de ogen neer en zien opnieuw Uw maagdelijke Bruid, geheel van U, bidden in Nazareth. Kom, Schepper, Heilige Geest en zend ons uit, zoals de twaalf leerlingen van weleer. Verblind met hemels Licht het menselijk verzet. Z. Jan v. d. Kleij. ONZE KATHOLIEKE MINISTER voor We ft deropbouw en Volkshuisvesting heeft o.a. in de algemene vergadering van de Jongeren- raad van de K.V.P. verscheidene interessante op merkingen gemaakt over de huidige stand van de woningbouwvoorziening en de reeële mogelijk heden voor de naaste toekomst. Het is niet van belang ontbloot, deze opmerkingen te nemen als achtergrond van enkele beschouwingen over het probleem van de woningbouw en de jongeren, bij zonder in verband met de a.s. raadsverkiezingen. De K.V.P. zet de woningbouw voorop. Zij weet heel goed, dat de woningbouw nog heel veel af hangt van bepalingen en voorschriften van hoger hand, maar zij weet ook, dat de woningbouw voor het grootste deel taak van de gemeente be hoort te zijn. Dit juist heeft de minister be vestigd en wij komen dus niet in strijd met onze opvatting, dat de gemeenteraadsverkiezingen los van de landspolitiek gezien moeten worden, wan neer wij het juist vinden, dat de K.V.P. in haar propaganda voor deze raadsverkiezingen „de woningbouw voorop zet". Minister Witte heeft dit trouwens bevestigd, als hij in die vergadering in Utrecht onlangs, gelijk hij dat ook elders heeft gedaan, verklaart, dat „de woningpolitiek zich in de eerste plaats afspeelt op het gemeentelijke vlak". Natuurlijk moeten wij in dit opzicht niet ft overdrijven. Zelfs als de minister zegt, „dat het de gemeenten zijn die op het stuk van de Volkshuisvesting de grootste stem in het kapit tel hebben", dan vergeet Zijne Excellentie mis schien wel een beetje dat de gemeenten nog altijd gebonden zijn aan toewijgingen van het bouw volume en aan andere voorschriften van verschil lende overheidsinstanties van het Rijk en de Pro vincie! Maar goed, wij hebben al eens meer be toogd dat de gemeenten, die er „goed achterheen zitten", zelfs gelet op de financiële moeilijkheden (die ook nog meetellen), nog wel wat kunnen bereiken. Wij kennen er voorbeelden var.! En ook is het zo, dat van groot belang is, wie er in de gemeentebesturen zitten, omdat het gemeente bestuur inderdaad nog wel wat reeële zeggen schap heeft over wat en hóe en waar er gebouwd zal worden. Wij denken aan de bouw van wonin gen voor grote gezinnen, aan woonruimte voor jongeren, voor jonggehuwden, voor a.s. huwenden enz. Het is juist daarover, dat wij iets willen zeg gen. Het is, zoals wij vroeger al eens hebben aan getoond, van groot belang, dat de gemeenten bij tijds zorgen voor een goed uitbreidingsplan. Nog moet de klacht gehoord worden, dat vooral vele kleinere gemeenten in dit opzicht tekort schieten. Een belangrijk punt is ook het vraagstuk ft van de krotopruiming. Het is, tussen haak jes, wel een beetje eigenaardig, dat men, nu er geen socialistische minister van Volkshuisvesting meer is, in rode kringen plotseling zo enorm veel belangstelling aan de dag legt voor dit vraagstuk. Eenvoudig is het niet, maar minister Witte heeft toch gevoeld, dat hij een goed begin moest maken met dit probleem aan te pakken. Als hij zegt, dat „de gezondheid en het geluk van de inwoners in zeer belangrijke mate afhankelijk zijn van een goede volkshuisvesting" dan is het inderdaad waar, dat krotopruiming moet worden aangepakt, en stevig ook. Want juist door deze onvoldoende en slechte, soms onwaardige huisvesting, komt veel gezinsgeluk in de knel. Het vraagstuk van de krotopruiming is dus ook een zaak, die direct de goede gezinspolitiek raakt. Er zijn de laatste maanden goede maatregelen ter bestrijding van de krotwoningen mogelijk gemaakt, het begin is er. Ook is er een Staatscommissie benoemd, die dit probleem in onderzoek neemt. Dat was nodig, om dat hier verschillende vraagstukken doorheen spelen, maar wij hopen vurig, dat de practische bestrijding van dit euvel inmiddels onverdroten voortgang zal hebben, omdat wij niet helemaal kunnen wachten op de resultaten van dit onder zoek. Anders zal, naar het klassieke woord, niet Sanguntum verwoest worden, terwijl de Senaat beraadslaagt, maar wel veel gezinsgeluk,... Het feitelijk tekort aan woningen stelt ft natuurlijk beperkingen aan de maatregelen op dit gebied. Maar er moet worden gedaan wat mogelijk is en de gemeenten zullen goed doen te luisteren naar de stemmen van de katho lieke vertegenwoordigers, die zich door de woor den van minister Witte moeten laten aansporen, om in dit opzicht niet bij de pakken neer te zitten, maar te handelen! De gemeenten hebben meer bevoegdheden gekregen om tot woningver betering over te gaan en een goede oplossing van het nijpende huurprobleem zal helpen in de goede richting. Belangrijk is verder, dat de gemeenten zelfstandige bevoegdheid hebben om te zorgen voor voldoende woningen voor grote gezinnen. Zij kunnen zelf het aantal slaapkamers vaststellen en de minister stelt zich moedig achter de stelling, dat vooral het veelvuldig bouwen van te kleine woningen een gevaar kan betekenen voor de christelijke huwelijksbeleving. Het is goed, en de gemeentebesturen moeten dat in hun oren kno pen dat de minister onlangs ook nog eens heeft gewezen op het. feit, dat niet meer „bouw volume" wordt aangewezen, maar een aantal woningen, zodat ze meer armslag hebben wat de keuze van de grootte der huizen betreft. De minis ter brengt zelfs naar voren, dat „in de statistieken niet de wensen van de bewoners omtrent de grootte van hun woning tot uiting komen", wat een principieel aspect is, omdat de. eerbied voor de persoon een zekere mate van vrijheid in de woningkeuze vereist. Ons wil het voorkomen, dat het, in deze ft dagen, juist is, dat van hoger hand der gelijke geluiden worden gehoord. Zeker, het totaal aantal woningen moet vast staan (60.000 zeker voor deze periode), „want anders dreigt overspanning van de markt met als gevolg prijs stijgingen onder meer door betaling van zwarte lonen", maar binnen het kader van het vast gestelde aantal moet ook ruimte gevonden worden voor woonruimte voor jonge gezinnen (die groter kunnen worden) en sterke aandacht moet wor den besteed aan woningen voor a.s. huwenden. Het tekort op dit punt is weer onrustbarend gestegen en het onmogelijke kan nu eenmaal niet verlangd worden, maar hier en daar kan stellig voor deze categorie jongeren meer worden ge daan, als men van het goede standpunt uitgaat, dat de toekomst afhangt vgn de jeugd en van de jonge gezinnen. In dit verband is er nog een ander punt, dat wij even willen aanroeren. Het is als regel zo, dat a.s. huwenden op de wachtlijst voor woningtoewijzing komen, wanneer ze (for meel) getrouwd zijn. Van meer dan één katho lieke zijde, vooral van geestelijke zijde, wordt de laatste tijd bezwaar gemaakt tegen deze methode, die het „trouwen voor de wet" in de hand werkt. Dat is, dat kan althans funest zijn Het is in de praktijk zo, dat een orgaan van ft de overheid (Woningcommissie en B. en W.) hier feitelijk het niet-kerkelijke huwelijk gelijk stelt met het kerkelijke; dat is voor ons be zwaarlijk, omdat er voor ons immers van een huwelijk slechts sprake is, „voor de pastoor en twee getuigen". Men zou willen (zoals o.a. door wethouder Von Pickartzs van Deventer ter sprake is gebracht in een lezing voor het Vormings instituut in Baarn) dat er iets op gevonden werd, dat ook verloofden, die kerkelijk niet en dus wezenlijk nog niet, gehuwd zijn, in zoverre met burgerlijk gehuwden gelijk gesteld werden, dat ze evenzeer voor een plaats op de toewijzingslijst in aanmerking komen. Natuurlijk ook om het „trou wen voor de wet", met zijn gevaar voor dikwijls kwalijke gevolgen, practisch overbodig te maken. Het is in elk geval een punt, om in de naaste toekomst eens diepgaand te onderzoeken en zo mogelijk op te lossen. Want, zo werd in de voor dracht van de Deventerse wethouder o.i. terecht gesteld, wij, katholieken, zullen de consequenties van onze geloofs- en zedeleer moeten aanvaarden en niet trachten van twee walletjes te eten. Maar dan is het ook billijk, dat de overheid katholieke a.s, huwenden niet in een soort dwangpositie brengt, doch een middel vindt, om die a.s. huwen den ook te registreren voor een plaats op de lijst van woningtoewijzing, zonder dat ze formeel, wettelijk, gehuwd zijn. Het is zeker geen een voudig punt, maar daarom de moeite waard om er onze krachten ook voor te geven!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noordhollands Dagblad : dagblad voor Alkmaar en omgeving | 1953 | | pagina 8