SPIEGEL VAN HET GEESTELIIK DENKEN
EN HET WOORD IS VLEES GEWORDEN
DE LAATST LEVENDE APOSTEL DES HEREN, IOANNES,
HEEFT HOOGBEJAARD AAN ZIJN SCHRIJVER PROCHORUS DE SIMPELE WOORDEN,
GEDICTEERD WELKE DE WAARHEID BEVATTEN DIE AAN HET GEHELE WERELDGEBEUREN
ZIN EN BETEKENIS GEVEN: „ET VERBUM CARO FACTUM EST'
Het Kerstkind is op de eerste plaatsGod
Het Kerstkind is ook mens
Het menselijke krijgt de voorrang
Terug naar het oude ideaal
DE KERSTVIERING
i -
IT is de boodschap die de christenen tot christenen heeft ge-
i maakt; dat is de waarheid welke het aanzien der aarde heeft
I veranderd en terecht verdelen we de wereldgeschiedenis vol
gens deze gebeurtenis.
Het ontzagwekkende gebeuren waarin de hemel naar de aarde
neigde en waarin God Zelf de gedaante aannam van Zijn schepsel, is
een tastbaar historisch feit, vastgelegd in de prediking der apostelen en
in het Evangelie onder Gods ingeving geschreven. En de rechtgelovige
Kerk heeft het steeds onveranderlijk beleden: „het Vleesgeworden Woord
is Jezus Christus, geboren uit de Maagd Maria, in Bethlehem van Juda.
onder de regering van keizer Augustus, éér Quirinius landvoogd van
Syrië was."
We kennen er de bijzonderheden van: de engelen die het wondere Kerst
lied zongen, de herders op de velden, de magiërs uit het Oosten die met
geschenken aankwamen. Dit is Kerstmis, het grote mysterie en toch zo
eenvoudig en zo dichtbij dat het in al zijn majesteit het liefste bezit van
de Christenheid werd. De God die wij in deze heilige nacht aanbidden,
is een klein Kind dat voor de eerste maal in de armen van Zijn Moeder
rust.
In gemeenschappelijke bewondering hebben de Christenen van Oost en
West deze komst van de Zoon Gods beschouwd. En daarnaast kwam de
liefdevolle vertrouwelijkheid met het pasgeboren Kind, wat vooral het
Westen in later eeuwen ontroerde.
Als een spiegel van het geestelijk denken van het christenvolk is de
Kerstviering de eeuwen door geweest.
In de eerste eeuwen toen de Kerk voortdurend in druk leefde, zagen de
vervolgde christenen in hooggestemde verwachting op naar hun glorieuze
Heer, die bij Zijn Verrijzenis wereld en dood overwon. En zo was er min
der aandacht voor Zijn bijna onopgemerkte komst in deze wereld. Toch
hebben reeds in het midden der tweede eeuw primitieve kunstenaars de
eerste Kerstvoorstellingen op de wanden der catacomben uitgebeeld.
Niet het stalletje van Bethlehem maar de komst der wijzen had hun aan
dacht. De Verschijning des Heren, de Epiphanie, stond op de voorgrond
de openbaring van Zijn komst aan de heidenen. En de kerken van het
Oosten kenden een eeuw later op 6 Januari het grote feest der Epiphanie,
dat in het Westen in latere eeuwen Driekoningen zou genoemd worden.
Maar als de lange vervolgingsnacht is geweken, dan komt het Kerstge
beuren in de volle aandacht der gelovigen. Joannes Chrysostomus roemt
de Dag der Geboorte als het feest der feesten. Dat was op het einde der
vierde eeuw, maar reeds een halve eeuw vroeger had de Kerk van Rome
op 25 December het Geboortefeest des Heren in haar kalender opgeno
men. Daar werd het gevierd met een plechtige Pausmis in de Sint Pieter
en het was onder deze dienst dat paus Liberius de sluier der maagden gaf
aan Marcellina, de zuster van Sint Ambrosius. Uit het verhaal van deze
Kerkvader blijkt dat het Kerstfeest toen in Rome niets nieuws meer was
en men mag aannemen dat het reeds kort na de Kerkvrede van 313 is
ingevoerd.
Het Oosten nam deze viering over, Sint Gregorius van Nazianze vierde
in 379 te Constantinopel Kerstmis en Sint Joannes Chrysostomus bracht
het naar Antiochië. Omgekeerd nam het Westen het feest van Epiphania
over. Feitelijk vormden beide feesten slechts één: de Komst des Heren in
deze wereld en Zijn openbaring aan de mensheid.
aan het midden der twaalfde eeuw is Kerstmis vooral
gezien als de komst van God in deze wereld. Het menselijke
blijft over het algemeen zeer op de achtergrond en over de
Kerstvoorstelling hangt de verheven sfeer van het dogma der
Menswording van het Woord en der maagdelijkheid van Ma
ria. Er zijn herders, maar ze blijven schuchter op een afstand staan, os
en ezel zijn symbolen van Jodendom en Heidendom, naar het woord
van Origenes.
Ditzelfde ontmoeten we bij de Vaders, wanneer ze in hun preken en
Schriftverklaring de Geboorte des Heren overwegen; dezelfde geest
ademen ook de hymnen van het brevier en de meeste latijnse kerstge
dichten tot aan de dertiende eeuw. Ze zijn als klare klaroenstoten bij de
morgen der Verlossing en hebben weinig gemeen met onze simpel ge
zongen kribbeliedjes.
De komst van de Zoon Gods op aarde was het centrale punt zowel voor
de grote massa als in de liturgie. Een sterke nadruk wordt gelegd op hel
Goddelijke van het Kerstkindje en aan Maria wordt een grote plaats in
geruimd.
„Passend is het in waarheid U zalig te prijzen, Gods Moeder,
U de immer gelukzalige en geheel smetteloze én de Moeder van onze
God.
Eerwaardiger dan de Cheroebim en onvergelijkelijk heerlijker dan de
Seraphim".
N de twaalfde eeuw treden belangrijke veranderingen op in deze
wat koele, epische, sterk met de liturgie verbonden Kerstvoorstel
ling. Overal breekt een nieuw levensgevoel door: de mens en zijn
gevoelens gaan een belangrijker functie vervullen in godsvrucht,
wetenschap en kunst.
Bij de beschouwing van de Menswording verplaatst zich de nadruk van
de verheven Godheid naar de neerbuiging van het goddelijke naar het
menselijke. Naast en boven de vreugde dat wij, stervelingen burgers der
Stad Gods geworden zijn, dringt de blijde erkenning naar voren dat God
een der onzen werd en zich vernederde om met ons de ellenden van een
menselijk bestaan te delen.
„Het Woord is Vlees geworden en heeft onder ons gewoond." Vooral dit
laatste kreeg de volle aandacht.
„De eengeboren Zoon van God wilde broeders hebben, opdat Hij de
Eerstgeborene onder vele broeders zou zijn. En opdat de mens in zijn
kleinmoedigheid niet zou aarzelen, is Hij Zelf eerst Broeder van de men
sen geworden, Zoon van mensen, geheel en al mens" leert ons Sint Ber-
nardus in zijn eerste preek op de vooravond van Kerstmis.
En daarmee leidde hij een ommekeer in de godsvrucht in welke tot in
onze dagen is gebleven. Naa6t bewondering komen medelijden, zorg en
vertrouwelijkheid naar voren. Jesus uiterste armoede, Maria's moeder
weelde en moederzorg, Jozefs hulpvaardigheid, de verrassing van her
ders en koningen hebben méér de aandacht dan de grootheid van het
Mensgeworden Woord. Zelfs de engelen zijn minder gezanten uit het he
melse rijk, dan deelgenoten van de aardse vreugde, kommer en zorg om
het Kindje.
Sint Franciscus van Assisië heeft deze nieuwe beschouwing van het Kerst
mysterie tastbare vorm gegeven. Wat de abt van Clairvaux in zijn cel
overwogen en beschreven had en in de preken aan zijn monniken ver
kondigde is door de heilige van Assisië ten tonele gebracht.
In 1223 vierde hij Kerstmis te Greccio. Zijn vriend Joannes Vellita liet
hij een kribbe neerzetten met hooi en stro, met een echte os en ezel er
naast, want zoveel mogelijk wilde hij alles met lichamelijke ogen zien.
De kerstkribbe van Greccio werd het model voor de volgende eeuwen;
nieuw was de viering van het Kerstfeest bij een kribbe niet want het
mysteriespel kende dit reeds lang. Nieuw was de intieme tederheid waar
mee Franciscus haar omgaf. Zijn zonen, de Franciscanen, hebben de men
sen geleerd Kerstmis te vieren zoals Bernardus het overwoog en Francis
cus het voorgedaan had.
Heel sober was eerst de kerstgroep: het Kindje met Maria, Jozef en de
engel, en dan os en ezel. Maar spoedig komen de herders, rond 1300 zijn
ze er. Niet meer schuchter op een afstand, zoals in de oude voorstellingen,
maar vol nieuwsgierigheid; ze brengen muziekinstrumenten mee, ze gaan
zingen en dansen voor het Kindeke. In de hymne „Jam radix Jesse flo
ruit" worden ze opgewekt om alleluja te zingen samen met de engelen.
Ze krijgen ook namen: Zebulon, Justus, Nicodemus, Misaël.
Maar alles blijft bijbels, men gaat niet buiten het evangelieverhaal, er is
nog geen profanatie ingeslopen.
Toch is er hemelsbreed verschil te constateren met de godsvrucht in voor
gaande periode, welke in de Oosterse Kerk bewaard bleef en de tegen
stelling tussen Oost en West verscherpte. Minder bewust maar niet min
der duidelijk was de vervreemding tussen de volksdevotie en de liturgie
der Kerk welke de traditie getrouw bleef.
ÏEPGELOVIG en kerngezond was de Middeleeuwse beschou-
wing van het Kerstgeheim. Het Kindje van Bethlehem is God-
Mens; in tegenstelling met de christenen der eerste elf
eeuwen die bijna alleen oog hadden voor de Godheid, schon
ken ze rijkelijk aandacht aan het Mens-zijn. Maar nooit ver
gaten ze dat het arme Kindje ook de almachtige God is. In de dagen
van humanisme en renaissance toen de oude heidense wijsheid „de mens
is de maat van alle dingen" zoveel aanhangers vond, is ook de menselijke
maat het Kerstgebeuren binnengedrongen. De Kerstvoorstellingen verlie
zen bijna elke band met het goddelijke. Het Kindje is een echt mensen
kind dat op zijn vingertjes zuigt, Maria is vaak een doodgewone moeder
en Jozef een waardige grijze heer, met welverzorgde baard en snor, soms
heeft hij iets weg van een antiek wijsgeer. De hemel is helemaal aards ge
worden, achter de Kerstfiguren drijven op krullende wolkjes de engeltjes,
beter: kinderkopjes met kleine vleugeltjes er aan. En de herders krijgen
„harderinnen" naast zich, jonge meisjes en oude vrouwen, soms ook moe
ders met kinderen op hun arm. Deze herderinnen dragen Griekse na
men als Galathea, Amaryllis of Alion, ze hebben soms een grote breedge
rande hoed op, het lijken wel modepoppen. De herders die rustig Jaap
en Kloris heten, hebben alle ingetogenheid verloren, soms redetwisten ze
inet satan, soms klagen ze over de kou. Van alles slepen ze mee tot noten,
pruimen en stukjes speelgoed toe. Het werd een lawaaierige optocht, een
werelds vermaak.
In de achttiende eeuw bereikte dit zijn hoogtepunt, toen was de geest
der Middeleeuwen volkomen ten onder gegaan. Kerstmis was eigenlijk
een werelds feest geworden en vreemd stond men tegenover de üturgie
welke geheel los geraakt was van de volksdevotie, die hoe goed bedoeld
ook, al te veel wereldse elementen in zich had opgenomen.
OORTROKKEN van de geuren der aarde was het Kerstmyste
rie geworden in de volksvroomheid en zeer moeilijk is het ge-
I weest de weg terug te vinden. Wat zou Kerstmis in de nieu
were tijden worden: verder voortgaan op de weg der profana
tie of terugkeer naar Schrift en overlevering?
Beide wegen zijn bewandeld twee Kerstvieringen staan in moderne
tijden naast elkaar: de kerkelijk-liturgische en de profane die een Kerst
feest zonder Kerstkind werd.
De bezinning op het eigenlijke Kerstgebeuren is gekomen in dagen der
Romantiek, in het begin der 19de eeuw. Het religieuze gevoel eiste zijn
rechten op en er werd gedroomd van een terugkeer naar oude tijden.
Het is in deze jaren dat het „Stille Nacht, heilige Nacht" ontstond. Maar
de echte geest der Middeleeuwen kon onmogelijk in de totaal anders ge
worden wereld terugkomen. Het resultaat was dan ook een gevoelvolle,
maar wat huisbakkeu vroomheid, met onliturgische devoties en kerk
boeken.
Eerst door betere kennis der liturgie is dit anders geworden. De liturgie
weet verband te leggen tussen de oud-christelijke vroomheid en de gods
vrucht welke sinds Sint Bernardus de overhand kreeg.
Het „meeleven met de Kerk" bracht de juiste opvattingen weer terug.
Terwijl de Kerk het grootse mysterie van Kerstmis steeds blijft zien in
het goddelijk licht der openbaring, hebben ook de gelovigen met behoud
van de meer menselijke gevoelens, de zuivere sfeer van het echt christe
lijke Kerstfeest weer teruggevonden.
Typografie: Aldert Witte
W. VAN DE PAS.
N,