HET KIND VAN ALLE EEUWEN a ;tewart CAIN Kerstekindje. diep gebogen rstdiner IY HëM Vrede voor alle mensen De hemel lieeft het Meen verkoren99 nr> indt U in: !EN STORM JAMES JOANNE DRU LBERT ROLAND DAN DURYEA HAVEN rSTOCHT, Kerstekindjediep gebogen kijk ik in Uiv wijde ogen zijn zij van de blautve hoge hemel naar omlaag gekomen om alleen maar stil te dromen Js hun diepte soms genomen van de onbereikbaar verre schittering der avondsterre? Kerstekindjediep gebogen kijk ik in Uiv blauwe ogen die Maria IJ heeft mogen geven in Haar even zachte als verwonderde verivachten Is de diepte die zij brachten soms de zo verwachte vrede door de goede wil verbeden? Kerstekindjediep gebogen kijk ik in Uiv diepe ogen... Jesukindjewil gedogen (JOOST VERBRENT) staurant ALKMAAR a f 5.50 a carte n der Woude servering noteren -4321 EEN MOOIE GOED ONDER HOUDEN WAGEN 3 Middelbeek AAR Telef. 4287 14 jaar Teleï. 2609 TIGE VERHAAL. VAN EEN MAN. DIE VECHTEN MOEST TEGEN ALLES EN IEDEREEN OM .DROOM VAN GLORIE- TE VERWEZENLIJKEN. DER FILM. Regie: ANTHONY MA „Heraut H. Hart" Kerstmis is het feest van de liefde en de vrede, voor alle mensen, voor alle rangen en standen. Het Kerstkind komt telkens weer in de Kribbe en in de harten. Het komt tege moet aan de nood, die wisselt in elke tijd. llie tijd is niet altijd zo romantisch en de om standigheden zijn niet altijd zo liefelijk als in de velden van Bethlehem, met herders en zingende engelen. En de tafe relen in het gezin zijn, nu emigratie en industriële voor uitgang (en nood!) er hun stempel op drukken, niet altijd zo ontroerend, als het schone tafereel in de stal met de kribbe, de maagd en de voed stervader en de os en de ezel. Maar altijd weer in deze tijd is het elk jaar Kerstmis, en komen de lieden van het land, de moeders met hun kinderen en de werkers van het bedrijfs leven van hoog tot laag, naar het Kind in de Kribbe, en zij bieden het hun liefde en noden aan. Eerst, dat mag tenminste gehoopt worden, de liefde tot God en de naaste. Want altijd nog is het zo, vaak gezegd en in de praktijk vaak vergeten, dat vóór de woorden: Vrede op aarde aan cle mensen van goede wil, gezongen is door de engelen: „Ere aan God in de Hoge...." Ere en liefde aan God. En dan vragen, bidden, smeken, om hulp en steun voor de hulp behoevende mens, die zich soms koning van de Schep ping waant, maar„zonder Mij kimt gij niets doen Mogen de dagen van het Kerstfeest ook nu weer voor velen, uit alle rang en stand, voor alle mensen dagen van ware vrede en intens geluk zijn! LTIJD IS KERSTMIS HET FEEST VAN HET KIND. Het Kind Jezus, de Zoon van God, won derlijk geboren uit een Maagd, die dat gedenken wij thans dankbaarder dan ooit onbevlekt ontvangen was. De kleine Jezus is het Kind voor alle eeuwen. Hij is de Grote Koning: „de doeken waar het Kind in leit, zijn het purper van zijn Majesteit", zingt de dichter ons voor. En nu gaan de gedachten van alle gelovigen, als nooit te voren, naar de nederige kribbe van Bethlehem. Als nooit te voren. Want altijd weten wij, of dienen wij te weten en te bedenken, dat het Kind, dat daar geboren werd in een stal, het Kind, het goddelijk Kind van alle eeuwen is, het Heil der wereld, de Verlosser van het menselijk geslacht. Een stroom van vreugde,, vrede en licht daalt neer in bedroefde en gedrukte harten. Maar, „er mag geen plaats zijn voor enige droefheid, daar waar het de geboortedag is van het leven", leert ons Leo de Groote in vreugdevolle woorden in de Kerstnacht. En niemand is van deze blijdschap uitgesloten. Allen hebben dezelfde reden tot vreugde. Christus is gekomen, om allen zonder uitzondering te verlossen. „Dat dan de zondaar zich verheuge, omdat hij uitgenodigd wordt tot de vergiffenis, dat -de heiden moed vatte, wijl hij geroepen wordt tot het leven". Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven en Hij is „Verkondiger van het groote raadsbesluit". Zo had de godde lijke liefde het beslist: Christus kwam tot ont op zo roerende en roman tische wijze, dat zegt ons prof. v. d. Meer, „vandaag nog de idylle het mysterie bijna in de schaduw stelt". Het schreiende kindje in de kribbe, de aandravende herders, door een engel geroepen, het nach- telijk gezang door een scheur in de hemel, de jonge maagd, door een wonder moeder geworden heeft de verbeelding door de jaren niet losgelaten. God werd een krijtend kindje in deze wereld, zonder macht, zonder huis, „enkel met een onmetelijke, ellendige familie de ge vallen mensheid". En in de Prefatie bidt de Kerk: „Nu kennen wij God zichtbaar, maar hoe werden wij door Hem tot de liefde voor het onzichtbare vervoerd." En als, in Vondel's beroemde rei, de edelingen blij van geest ter kerke gaan op het hoge feest, de eerstgeboren Heiland groeten, dan dicht hij: „Zij knielen voor de kleine voeten van het Kind, waarvoor Herodes vreest, het Kind, waarvoor een starre rijst, die Wijzen met haar stralen wijst de donkere plaats van Zijn geboorte. Van Hem „die, neergedaald van boven, in het arme Bethlehem leit verschoven, hoewel Hij alles heeft gebouwd". En: „hier is de wijsheid ongeacht, hier geldt geen adel, staat noch pracht, de hemel heeft het kleen verkoren...." „Ay, hoe schijnt dit hemels Kind aller zielen licht en hoeder zon en maan en starren blind!" „Komt, gij, koningen en heren, U hier spiegelen in dit licht, Jezus zal U ootmoed leren, Die Zijn hof in stallen sticht". Het Kind in de kribbe, God en Mens, God voor alle eeuwen. Het Kerstfeest wordt dan ook terecht beschouwd als het feest van de menselijke waardig heid. En onze ogen richten zich weer van het lichtend Kind naar de we- yyJLSIÏ IILIIlCt reld rondom ons en wij herhalen de smartelijke verzuchting van Jo hannes in zijn Evangelie: „Het licht schijnt in de duisternis, maar de duisternis heeft het niet begrepen." Op deze feestdag „van de Godde lijke goedheid en nederigheid, en van de waardigheid van de mens", hebben wij meer dan ooit te voren cle ware menselijkheid, die van God komt en tot God gaat, te stellen tegenover de moderne menselijkheid, die in onchristelijk en anti christelijk humanisme de mens los maakt van en weer ten troon ver heft boven God. Wil de samenleving beter worden, en zij is er veelal slechter aan toe dan vlak na cle laatste oorlog, dan blijft het nodig, dat de leer van Christus, die als Kind van alle eeuwen bet recht en de lielde op aarde kwam brengen, en de leer van de Kerk, de rol wordt toebedeeld, die hun toekomt. „De Kerk is de vertolkster van de woor den van onze Goddelijke Zaligmaker en Zij heeft en wij hebben rnèt Haar! tot taak, Haar werk tot redding van de zielen voort te zet ten", zo luidden de ivoorden, die de Paus van Rome kort na de oorlog tot de wereld sprak. De Kerk herinnert ons voortdurend aan de Godde lijke orde. Zij voert een strijd voor de goddelijke vrijheid, die tevens een strijd voor de ware vrijheid der mensheid is: de vrijheid en mense lijke waardigheid, „die voortspruit uit het feit, dat hij geroepen is, Gods Zoon te zijn". Dat is de machtige leuze, die van de kribbe in Bethlehem tot^de verste hoeken der aarde „fel in de oren klinkt", „wier waardigheid op dit ogenblik tot zulk een tragische diepte gezonken is", sprak de Paus in 1944. Nu, in 1953, is het een andere tragiek, maar de rechte weg heeft de mens nog lang niet gevonden, integendeel, daar raakt zij verder af dan ooit. Iemand, die in Buchenwalde had gezeten, schreef tien jaar nadien een herinnering aan die barre tijd van wraak en haat: „Het was Kerstmis 1942, Stille Nacht, Heilige Nacht.Vele Nederlanders zaten bijeen. Moe, verlaten, lusteloos, zelfs in die dagen. Dan opeens een kinderstem. Buiten de barakken. Even een stilte, een paar mensen schuifelen de deur uit. Buiten loopt een hoge officier met zijn vrouw en twee kleine kinderen. In een jaar geen kind gezien, en nu, hier, ineens een kinderstem. En de mannen zijn ontroerd en schamen zich niet voor hun tranen. Wat een grote mond, een klap met een geweer kolf, een trap met een laars nooit hebben bereikt, dat kon wel. een kinderstem, die roept: „Mutti, Mutti...." En Theo van Steen, die deze herinnering opschreef, voegde daaraan toe: Kerstmis 1952, tien jaar later en zo was het en zo zal het zijn: een kind zal de harten openbreken en bij de Kerstkribbe zullen millioenen weer schreien om de meedogenloze iverejd, om de mens, die lijdt en de mens die, sterft, als in de kampen, om het onrecht, dat daar en elders wordt begaan. Bij het kind vinden wij ons beste ik terug en begint weer het geloof in oprechte goede wil bij de mensen. Zeker bij dit Kind, God-mens in nederige gedaante,* Schepper en Koning van alle eeuwen: Maar, Herodes zendt nog altijd zijn beulen uit, om het Goddelijk Kind in onze kinderen te doden en ook het kind in óns. Zijn wij nog de kin deren, die het rijk Gods in bezit zullen nemen? Is de wereld niet veelal zo bedorven, dat zelfs het kind haar een ergernis is? Wij moeten, op' zovele manieren, met de vindingrijkheid van de ware sociale liefde, het kind beschermen, en bij ons zeil beginnen: „Als gij niet wordt als kin deren, zult gij het Rijk Gods niet bezitten." Met als gróndslag de moraal, die, voor alle eeuwen, in Bethlehem geboren is. „De hemel heeft het kleen verkoren; al wat door ootmoed wordt herboren, is van het hemelse geslacht."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noordhollands Dagblad : dagblad voor Alkmaar en omgeving | 1953 | | pagina 7