Iioüi* wezen en beleving;
De beminnelijke geweldenaar
Haar
driedubbele
inhoud ivordt
DAT GODS BARMHARTIGHEDEN oneindig zijnworden
wij iedere keer gewaarals wij de betrekkingen zien van God
met de mensenmaar het komt wel sterk op de voorgrond bij
de beschouwing van de H. Mis. De geloofsschat van de H.
Kerk bevat omtrent de H. Mis een driedubbele inhoud. De
H. Kerk gelooftdat in de H. Mis ons dagelijks Brood gege
ven ivordt voor het leven der zielzij gelooftdat in de H. Mis
het offer van Golgotha opnieuw aan God ivordt opgedragen
en zij gelooft dat Jezus Christushet hoogheilig slachtoffer
wezenlijk en waarachtig onder de gedaanten van brood en
wijn tegenwoordig komt.
ons geleerd
door de
geloofsschat
van de
H. Kerk
De H. Hyacinthus
KERSTNUMMER 1953
enen besmeurde het
de vloer. Hij liep de
's. Langs gezichten
m zagen. Hij liep
indelaars, waarm de
aden als een 'bran-
tot vóór de stal, die
zijkapel stond op-
donkerg'rijze grot,
ot als de spelonk bij
k, waarin hij sliep
eil. Maar deze werd
rlicht door 'n prach-
ijnsel, dat uit de rots
omen. Hij keek naar
die roomkleurig in
mden, naar de her-
bruine sandalen en
nbino in het kribje,
adjes uitstrekte naar
Maar er kwam geen
hem.
oest ze zijn.
de kerk weer uitlo-
hij bedacht zich en
„Gesu Maria", bad
alles, wat hij kende.
brug zonder moeite,
tverlichting was hel-
ook al striemde de
tenen en de bomen
vater. Hier was het.
»t.
brug voor het te laat
uef het hoofd op en
was niemand.
dat hij niet meer
achten. Maar als het
■vas zoals vanavond,
toch niet anders of
laarbij. En ook zou de
zijn en de man die
naar hem toe stond,
cypres en het krui-
an schelpen,
bijna geen licht meer.
antzagwekkende brok-
oie meen waren ge
lkaar. De regen glon
lt. „Keer terug naar
Soms, als de straat
waren over de kale
de lichtjes van de
en te zien en de ruk-
nsels van het zoek-
nep en liep. De regen
het pum of liep met
geluid weg in de on-
ivoerputten en steeds
het liedje in hem.
"wakker en zwakker,
niet meer horen kon
bleef dan de regen
erige zingen van de
ep de straten terug,
niet.
ntaarns vingen het
hun cirkels. De scoo-
's en de tram.
dat hij nooit meer
wachten. Een rood
Beppe voorlas,
taurants brandden de
hingen groene slin-
'ens stond een kerst-
ïad hij op haar moe.
toen ze gevallen
venster,
spoordijk schommel-
ipen op de wind en
zijn dansende scha-
en kleiner werd te-
zen.
angs het rotspad door
Cesare had het olie
ten opgehangen om
te wijzen. Hij was
t flakkerende lichtje
binnen. Cesare was
vallen. In de hoek
soep. En daarnaast
salami. Omdat het
as.
de weggegleden zak
ie oude man. Hij at
salami en 't brood,
lampje uit en legde
iet zeil naast Enzo
ld viel, zoals zijn
slapen en nergens
nken. Niet meer aan
meer aan 't liedje,
vielen dicht. Buiten
ik. De regen kletter-
rots en op het lege
waarin Beppe water
Tulio was dit alles
anders voor hem.
door een ontzaglijke
het droog was. Hij
lemaal vooraan, waar
kapel de stal stond,
een schitterend
ns gingen de room-
pen en de herders
gingen opzij, opdat
zien. En hij keek
hij het. Daar, naast
de Madonna. Ze
het kindje in de
toen lachte ze naar
:hte naar hèm. Er
)lf van warmte over
of er iets in hem
gen, een liedje dat
kende. En ze bleef
in. Ze kreeg zwarte
arte ogen. Ze kreeg
an zijn moeder. Za
mden naar hem uit.
fluisterde ze. En
vlekten om haar. De
Enrico.
nlachte in zijn slaap,
onder het zeil. On-
de nacht. Alsof Ma-
wang beroerd had.
DMOND DE CLERCQ.
De Heilige Mis
Dal in de H. Mis het dagelijks Brood der ziel gegeven wordt
stellen wij voorop, omdat de H. Mis door Christus is ingesteld
als Sacrament en de functie van een Sacrament allereerst is,
een genademiddel te zijn. Evenals de Israëlieten gedurende hun
doortocht door de woestijn het manna ontvingen, een brood uit
de hemel, het brood der Engelen durfde de H. Schrift het
noemen, zo gaf de Zaligmaker ook ons voor onze pelgrims
tocht op aarde een voorsmaak van de hemelse geneugten. En
gelijk een Engel aan Elias een brood bracht, waarmede hij zich
voedde, om veertig dagen en veertig nachten te wandelen tot
de berg Gods, zo gaf ons de Zoon van God het Brood waarin
wij de kracht zouden vinden te midden van alle moeilijkheden,
die wij hier op aarde zouden ontmoeten.
Ondanks de vreugde van het
christendom zou er ook veel
droefheid zijn. „Men zal de hand
aan u slaan, had de Zaligmaker
zelf aangekondigd, en u vervol
gen, u in synagogen en kerkers
brengen, u slepen voor koningen
en landvoogden terwille van Mijn
Naam. Dat zal u overkomen, om
dat gij getuigenis afleggen moet.
Gij zult overgeleverd worden
door ouders en broeders, door
bloedverwanten en vrienden;
sommigen van u zal men doden."
En tot-in onze tijd weten wij hoe
vreselijk de voorzegging van de
Heiland waar bevonden wordt.
Wij verliezen echter ons ver
trouwen niet, omdat ons het H.
Sacrament gegeven werd onder
twee gedaanten: het hemels
Brood tot kracht en de zegenvolle
Kelk voor onze geneugte.
Het H. Sacrament bevat echter
meer dan het genademiddel; on
der de sacramentele tekenen is
ook tegenwoordig de Bron van
alle genaden, de Verlossingsdaad,
die Christus stelde in het offer
van zijn leven. Toen de Israëlie
ten Egypte uittrokken, slachtten
zij eerst het Paaslam en aten zij
dit met ongedesemde broden. Dit
was een figuur van het ware
Paaslam, dat geslacht zou wor
den en waarvan de christenen
zouden eten om het Beloofde
Land in te kunnen gaan. „Want
ook ons Pascha is geslacht, en
dat is Christus."
Derhalve ontvangen wij door
de H. Mis een genademiddel,
maar dit niet alleen, in de H. Mis
zijn wij tevens in de gelegen
heid gesteld de grootste daad
van eredienst te stellen jegens
God door ons aan te kunnen slui
ten Dij die van Gods Zoon, die
welke Hij stelde in Zijn Offer.
En dit is ook de reden, dat
Christus zelf wezenlijk en waar
achtig tegenwoordig is. Ging het
alleen om het genademiddel te
ontvangen, dan kan het waar
zijn, zoals de Protestanten leren,
dat Christus wèl persoonlijk han
delt, zoals Hij dat doet in het H.
Doopsel en de andere Sacramen
ten, maar dat het daarvoor niet
nodig is dat Hij ook wezenlijk
en waarachtig tegenwoordig is in
de materia, hier de gedaanten,
van het Sacrament. Nu echter de
genade medegedeeld wordt in
een handeling die tevens een
daad van eredienst is, een offer,
■nu de genade wordt medegedeeld
in een aanzitten aan een offer
maaltijd, in het eten van een spijs
die door de toewijding aan God
in het bezit gekomen is van God,
een spijs van Gods huis, Gods
sfeer, Gods orde, nu bestaat er
voor ons christenen geen ander
Offer meer dan het Offer van
Christus, waarin Christus zelf de
gave is die aan God wordt toe
gewijd, en Christus zelf de offer-
spijze is van de Goddelijke Maal
tijd, waaraan de mensen met God
mogen aanzitten.
Het is duidelijk hoe onze ge
loofsleer omtrent de H. Mis een
drievoudige inhoud heeft: de H.
Mis verschaft ons het genade
middel om het leven van onze ziel
op te voeren tot de vereniging
met het leven van God: de H.
Mis is de hernieuwing van het
Offer van Christus; de H. Mis
is de Consecratie van het brood
en de wijn in het. hoogheilig
Slachtoffer en de Offerspijs Jezus
Christus, wezenlijk en waarach
tig tegenwoordig onder de ge
daanten van brood en wijn.
Historische ontwikkeling.
Overeenkomstig de instelling
van Christus zou het normaal zijn
dat deze drie aspecten van de
H. Mis volkomen bewust en be
leefd zouden zijn door de christe
lijke gemeenschap, waarin de H.
Mis wordt opgedragen, aldus
schrijft Dom. A. Ruys in het Be
nedictijns Tijdschrift van Eg-
mond. In de geschiedenis zien
wij echter dat, hoewel het ge
loof bewaard bleef, de beleving
dikwijls juist van een enkel aspect
op de voorgrond trad en, het lijkt
ons toe, tot schade van een
vruchtbare viering van de H. Mis.
In de allereerste eeuwen zal
de viering als een maaltijd voor
al kenmerkend zijn. Christus had
het H. Sacrament ingesteld aan
het laatste Avondmaal, de voor
avond van Zijn H. Lijden. Dit
was een Paas-maaltijd. De Apos
telen zullen echter niet wachten
tot het jaar daarop, de tijd dat
het Joodse Paasmaal weer ge
vierd werd.
De behoefte van het sterkende
voedsel bestond onmiddellijk. Zij
wisten dat het ware Paaslam niet
het lam was van de oude ritus,
maar het geconsacreerde Brood
en de geconsacreerde Wijn. En
nog mogen we er aan toevoegen
dat Christus zelf daartoe aan
spoorde, door het Breken des
Broods voor de leerlingen van
Emmaüs die, bedroefd als zij
waren, hun Heer en hun God
daardoor leren kennen.
Hoewel de eerste christenen
geloofden in de Offerhandeling
van de H. Mis en de Offerspij ze
die Christus is, zoals de H. Pau-
lus duidelijk aantoont in zijn
Corinthen-brief, toch kunnen wij
begrjjpen, dat deze ooggetuigen
van Christus' Lijden meer aan
wezig waren met hun gedachte
bij het Offer van Christus in zijn
eigen, natuurlijke gedaanten dan
onder de sacramentele gedaanten.
De H. Mis werd derhalve door
hen gevierd aan de H. Tafel,
waar allen aanzaten en de pries
ter als voorzitter was in hun
midden.
De daad van eredienst in de
viering der H. Mis onder deze
maaltijd-ritus zal vooral zijn de
Eucharistia, d.w.z. de dankzeg
ging aan God voor deze gave
van het Lichaam en Bloed van
Christus en voor de genade
vruchten die door het Verlos
singswerk van Christus voor ons
zijn afgeworpen. De Eucharistia's
uit de eerste eeuwen die nog be
kend zijn, zijn de allerschoonste
gebeden, die in latere tijden wel
al te veel beperkt zijn in aantal
en omvang in de tegenwoordige
prefaties van de Mis.
Vanaf de vierde eeuw komt er
een verandering in de viering van
de H. Mis. Verschillende ontwik
kelingen waren er de redenen
van .Toen de christen-communi
teit zich uitbreidde, verloor de
Maaltijd zijn karakter van een
intieme samenkomst. Zij werd
ritueel enkel bedoeld voor de
viering van de H. Eucharistie
met drie bepaalde handelingen:
de Dankzegging, de Consecratie,
de aanbidding aan God, waarna
men communiceerde. En toen de
zaal te klein werd, kwam men
tot de kerk, de basiliek; de tafels
verdwenen, behalve een kleine
tafel voor de priester die niet
langer meer aanzat, maar vóór
de tafel stond. Het princiep van
een dubbele groep bij de viering
de clerus en het volk was
toen gelegd en als alles zich ont
wikkeld heeft tot het hoogtepunt
onder de H. Gregorius de Grote,
wordt de H. Mis opgedragen door
de Pontifex, bijgestaan door een
geestelijkheid van verscheiden
rang en verscheiden functie, ten
overstaan van het volk, dat ant
woordde, de offergaven naar de
geestelijkheid bracht en commu
niceerde.
De grondgedachte in de devotie
van de kerkelijke gemeenschap
verschilde ook. Reeds was de
avondviering naar de morgen
verplaatst en had de viering van
de Eucharistie een andere litur
gische plechtigheid ontmoet,
waarbij zij zich aansloot: de ons
nu bekende Voor-mis.
Offer-ritus.
Het gevolg hiervan was, dat
de Maaltijd-ritus verloren ging,
maar dat de eredienst meer plaats
kreeg uiterlijk in de Offer-ritus.
Meer en meer werd de H. Mis
een handeling, waardoor men
zich uitsluitend tot God richtte
om Hem het Offer aan te bieden.
De priester wendt zich af van
het volk om zich te keren tot
God. Minder en minder deelt het
volk door te communiceren en
wordt de steeds noodzakelijke
communie van de Mis-viering ge
reduceerd in de communie van
de priester alleen. De H. Mis wordt
uitsluitend een Eredienst aan
God, het aanbieden aan God van
de grote Offergave die de Kerk
bezit, Jezus Christus zelf, om ons
gestorven, het verheven Offer
lam. Allerlei tekenen in de vie
ring van de II. Mis zullen wijzen
op deze Offerviering: een altaar,
een kruis op het altaar, de kruis
tekenen die de priester maakt
over zichzelf en over de offer
gaven.
En dit alles wordt nog ver
sterkt door de individualistische
en gevoelige invloed van de
Franken. Een scheiding ontstaat
tussen het altaar en het volk,
tussen de geestelijkheid en de
leken, tussen de dragers van de
volheid van het priesterschap en
de leken. Het altaar staat aan
het uiteinde van de kerk tegen
de muur. De priester en het
koor trekken zich terug in het
sanctuarium, afgesloten door 'n
jubé. De canon van de Mis wordt
gebeden met zachte stem. Om
dan nog niet te spreken van de
privaat-Missen. We zijn dan niet
meer in de Basiliek, maar in de
Gothieke kerk.
Vanaf de 9e eeuw bracht het
volk niet meer zijn offergaven
van brood en wijn naar het al
taar: het ongedesemd brood komt
in zwang, de kleine ronde hosties
komen in gebruik, opdat geen
partikel verloren ga, een kruiste
ken is er op aangebracht om
steeds weer te herinneren aan
de Kruisdood. De gelovigen ont
vangen het geconsacreerde brood
niet meer in hun handen, maar
communiceren geknield, terwijl
de priester de H. Hostie op hun
tong neerlegt.
„Verschijning van God."
Geleidelijk aan verliest de vie
ring van de H. Mis haar karakter
van dankzegging, van een opgang
tot God, maar is nu meer en
meer begrepen als een Epipha-
nia: een verschijning van God,
een nederdaling van God op het
altaar. De gebeden waarin de
priester zijn onwaardigheid be
tuigt, waarin hij zijn zonden be
kent en om vergiffenis smeekt,
spreiden zich over de gehele Mis
uit, te beginnen met de gebeden
die hij vóór de Mis bidt, terwijl
hij zijn priestergewaden aantrekt.
Over het algemeen vermenigvul
digen de gebeden, waarin
de priester zijn eigen privé-
intenties naar voren brengt. De
priester leest de Mis voor zich
en het volk komt alleen om te
kijken, om iets te zien. Derhalve
vermeerderen zich de gesties in
het belang van het volk: ophef
fing van het H. Sacrament, knie
buigingen, kussen van het altaar.
Ook de benodigdheden: kaarsen,
wierook, troon en baldakijn, de
gehele uitzet van de pontificale
dienst, mijter, staf, handschoenen.
De gewaden worden bepaalde
priesterlijke gewaden, van ver
schillende kleur voor verschil
lende feestdagen, versierd met
kruisen en religieuze emblemen.
Vanaf de 13e eeuw stelt zich
de volksdevotie geheel in dit
nieuwe aspect. Het voornaamste
is niet meer de offerande van
Christus aan Zijn Vader, maar
de opheffing van het H. Lichaam
en Bloed na de Consecratie, zo
dat Christus in het H. Sacrament
gezien kan worden. De ritus van
deze opheffing wordt het plech-
tigst moment, kniebuigingen,
klokkengelui, diepste stilte in de
kerk. Zó sterk zelfs, dat de gelo
vigen van de late middeleeuwen
minder communiceerden, maar
meer behoefte hadden om het H.
Sacrament te zien. Men ging zich
afvragen, of er ook geen zonde
van heiligschennis bedreven werd
wanneer een zondaar in staat
van doodzonde onwaardig opzag
naar het H. Sacrament. Osten-
soria en expositietronen komen
in zwang, een gehele sacraments-
cultus buiten de H. Mis wordt
ingevoerd. En als het Concilie
van Trente en het Missaal van de
H. Pius V definitief een einde
maken aan deze devotionele uit
breiding van de H. Mis, dan zal
de „Eucharistische" cultus zich
nog steeds vermeerderen, los
van de Mis. De H. Mis zal alleen
nog maar een „stille Mis" zijn,
die de priester voor zich leest,
waaraan niet wordt deelgenomen
door het volk, dat bovendien
communiceert buiten de H. Mis,
er vóór of er na, hoe langer hoe
minder trouwens. Het volk vraagt
alleen de uitstelling van het H.
Sacrament, zelfs onder de H. Mis
en let niet meer op de H. Mis
zelf dan om een Credo te zingen
vóór de Consecratie, en een
„Adoro te" daarna. En alles ver
andert. De kerk, gebouwd in
barok-stijl, wordt een theaterzaal,
versierd met tapijten, werkelijke
of geschilderde, versierd met
beelden en engelenkopjes. Dit is
de derde phase in de volksdevo
tie: de verering van de wezen
lijke en werkelijke tegenwoordig
heid van Christus in het H. Sa
crament. In de volksgedachte is
de H. Mis de heilige functie,
waarin geconsacreerd wordt om
het H. Sacrament te bezitten van
onze aanbidding: zij is niet lan
ger meer de H. Functie om het
H. Brood uit te delen, de maal
tijd, er wordit niet meer gedacht
aan de opoffering van Christus
aan Zijn Vader, het Offer. En
vandaar dat het altaar geen tafel
meer is voor de hemelse dis, geen
offersteen voor het hoogheilig
Offer, maar een voetstuk om het
tabernakel te dragen en de ex-
positietroon.
De juiste viering.
Dit kort overzicht van de his
torische ontwikkeling in de ge
schiedenis van de viering van de
H. Mis toont toch wel duidelijk
aan, hoe in onze devotie het even
wicht verstoord kan worden.
Willen wij echter alle vruch
ten plukken die Christus bij
de instelling van het H. Sacra
ment gewild heeft, dan moe
ten wij trachten dagelijks bij
de viering ervan de volle aan
dacht aan de drie aspecten te
geven die wij er volgens ons
geloof in kunnen onderschei
den.
De H. Mis is de hoogste
daad van Godsverering, waar
in Jezus Christus zelf wezen
lijk tegenwoordig in Zijn Of
ferdaad, de dood, aan de
Hemelse Vader aanbieden.
De H. Mis is tevens het
grootste genademiddel, waarin
wij dezelfde Heer Jezus Chris
tus in ons ontvangen als spijs
der ziel, als kracht in ons le
ven van strijd en moeilijkhe
den en als geneugte in ons
leven van vereniging met God
Uit de bewogen diepte van een ruige eeuw treedt zijn ge
stalte ons tegemoeteen kerel uit het Noorden, een Sile-
ziër, stoer en blond als zijn geduchte vader, Eustache de
Konski, die de bijnaam kreeg van „Schrik der Tartaren".
Om zijn imposante figuur is de wind van de steppe en
zijn voet zet zich vast en vreesloos op de driftige golven
van de herfstrivier. Hij verbrijzelt met vervaarlijke
knotsslag het drukvereerd afgodsbeeld op het Dnjepr-
eiland en achtervolgt in machtige ren Satan, die hem
woedend ter verantwoording roept. Zijn staalsterke zenu
wen verdragen de dodelijke eenzaamheid en geniepige
gevaren van winterse steppen en ijzige woestijnen. Hij
riskeert reizen die menselijkerwijze gesproken ware zelf-
moordtochten zijn en levert zich, ongewapend en onver
schrokken, over in de macht van heidense ruitervolken
en nomadenstammen.
Gigant onder Gods groten
Bewust van de eigen sjofele
kleinheid zou men verschuwd en
beschaamd willen wegwijken van
deze gigant onder Gods groten,
van deze held onder de dapperen
des Heren. Maar er zijn zoveel
biddende stemmen^opklin
kend, resonnérend, echoënd en
herklinkend van hier en ginds en
overal. Niet alleen of voorname
lijk krachtige, donkere mannen
stemmen. maar ook en vooral
zachte, dringende, bang-blije vrou
wenstemmen: de stemmen van
hen, die onder eigen hart 't tere
geheim weten van een klein, pril,
nu reeds zo zeer bemind leventje.
Die het heilig en hachelijk uur
van prangendste pijn en zaligste
vreugde nabij of reeds gekomen
weten. Hoe komt het, dat juist zij
die zoveel behoefte hebben aan
meeleven en begrip, aan zachtheid
en liefde hun toevlucht nemen tot
deze robuste middeleeuwer, deze
kerel met de granieten wil, het
pees-taai doorzettingsvermogen,
die haast overmoedige moed?
We willen hem leren kennen,
Hyacinth de Breslauer en wagen
ons wat naderbij. Zijn levensbe
schrijvers verhalen dat hem bij
veel geestelijke gaven ook na
tuurlijke voorrechten waren ge
schonken. Men kan hier dus waar
lijk spreken van een gezonde ziel
in een gezond lichaam. Hij heeft
de forsheid van de gave, kernge
zonde Noordelijke middeleeuwer.
Zijn gelaat kreeg de verweerde
bronskleur van mensen die jaren
lang in de vrije natuur doorbrach
ten. Maar hoe hartelijk en goed
blikken de ogen in die gebruinde
mannenkop. Mild en aandachtig
is dat energiek gelaat genegen
naar die vragen om zijn steun
en hulp, zijn goede voorspraak
bij God. Dit is de man, voor wiens
verrukte ogen eenmaal het_ altaar
verwaasde in wiegende lichtne-
vels, die al klaarder opgloeiden
en te saam rankten tot een win
gerd van licht. En die uit die
juwelen luister de lieve Vrouwe
mild en moederlijk zag glimlachen
naar de toen nog jonge priester.
En haar hoorde spreken: „Ver
heug u, mijn zoon Hyacinth, uw
gebeden zijn welgevallig aan God.
Alles wat ge Hem in mijn naam
zult vragen zal Hij u geven".
Zijn ogen, die de Moeder van
God mochten aanschouwen, be
hielden als een naglans van haar
schoonheid een zeer heldere blij
moedigheid en troostende goed
heid. Doch het verlangen haar
weer te zien wier heerlijkheid hij
een ogenblik mocht aanschouwen,
liet ook een nooit meer geheel
aflatende pijn achter. Dit gaf zijn
krachtig gelaat wellicht de serene
ernst die het zo sympathiek maak
te en die het ook bij de monterste
lach behield.
En we begrijpen dat een latere
Paus, een afbeelding ontvangend
van Sint Hyacinthus, spontaan en
getroffen zeide: „Zie, dit is waar
lijk het gelaat van een heilige!"
De voorspelling van
Oom Yves
Hij wordt geboren als jongste
zoon van een kasteelheer, ergens
in de omtrek van Breslau. Zijn
vader was een gevreesde,vechtjas
en hij moest dit wel zijn, wilde
hij niet have en goed, huis en
gezin in handen zien vallen van
de Tartaarse benden die met trei
terende hardnekkigheid steeds
weer Pools gebied binnenvielen.
Het is van zulk een man niet
te verwachten dat hij zijn jongens
opvoedt tot verwijfde jonkertjes,
die schrikken van een wild paard,
een snorrende pijl of een druppel
bloed. Daar was Eustache de
Konski de kerel niet naar. Zijn
jongens moesten het leven en de
Tartaren aan kunnen! Daarbij
schijnt Hyacinth wel veel van
moeders fijne goedheid te hebben
geërfd, maar is toch wat stout
moedigheid en ontembare daad
kracht betreft, de rasechte zoon
van zijn vader.
Die zijn leven op schrift stel
den, verhalen dat Hyacinth reeds
als kind een hoge graad van vol
maaktheid bereikte. Vanaf de
prilste jeugd lag dus de helder
heid van een bijzondere uitver
kiezing over het wezen van dit
kind.
Toch is hij zeker niet wat wij
noemen een brave Hendrik ge
weest. Hij was een heilig kind,
geen „heilig boontje". Zijn lief
dadigheid is geen uit gewoonte-
sleur meedrentelen met moeder
wanneer deze zieken en armen
bezoekt. In het licht van een uit
zonderlijke begenadiging ziet hij
reeds als kleine jongen in lijden
den en behoeftigen de gelijkenis
met het Kind van Bethlehem en
de Man van Smarten. Daarom
duwt hij de sap-strakke pruimen
die moeder hem geeft als beloning
of als nagerecht, in de gretige
handjes van een schamel jog. En
als de goedmoedige imker hem
een vers afgebroken brok honing
raat geeft, waaruit de kostelijke
zoetheid traag druipt als transpa
rant goud, probeert hij ongemerkt
een koolblad te vouwen rond de
lekkernij en holt er mee naar de
hut waarin hij een zieke weet.
't Valt ook op hoe devoot-stil
de rappe rakker is in de slotkapel.
Dan kan het fris jongenssnuitje
zo'n intens aandachtige uitdruk
king hebben als is voor hem in
het zwijgen van de grauwe kapel
een bovenmate boeiende Stem te
beluisteren.
Yves, de ascetische heeroom,
krijgt bijzondere interesse voor
zijn kleine neef. Hij acht Hyacinth
blijkbaar kinderlijk-eenvoudig en
nuchter-nederig genoeg om hem
bij het wat groter worden ronduit
te zeggen: „Jongen, ik geloof dat
er met Gods genade uit jou een
heilige Bisschop kan groeien, een
groot prediker, misschien wel een
van Polens grootste heiligen".
Door het hart der
wildernis
Zoals hij opviel als kind, valt
hij ook op als student en als
priester. En later als predikbroe-
der. Reeds enkele nfaanden nadat
hij uit Dominicus' eigen hand het
habijt heeft ontvangen, trekt hij
met enkele gezellen uit Rome te
rug naar Polen. Maar hij is dan
predikbroeder tot in het merg
van zijn wezen en gelijkt de gees
telijke vader als de vlam het vuur.
Zijn prediking heeft verrassende
resultaten en hij krijgt volgelin
gen en sticht kloosters in steden
en streken waar te voren kette
rijen oppermachtig tierden en het
schuchter christelijk leven steeds
weer overwoekerd dreigde te wor
den door het taai oud heidendom.
En dan, al is dit alles slechts
voorbereiding en training geweest,
begint hij missiereizen die ons
eenvoudig verbijsteren!
Hij trekt niet enkel naar Oost-
Pruisen en Pommeren, maar ook
naar Scandinavië, tot in het hoge
Noorden, waar de geheimzinnige
kronen en guirlanden van het
Noorderlicht stralen langs de
nachthemel. Omwille van het heil
der zielen waagt die man tochten
die ons nu nog met ontzetting
vervullen. Hij was een ijzersterke
kerel, maar wat moet hij door
staan hebben op reizen die hem
brachten tot de kusten van de
Zwarte zee! Hij trotseerde de
dreiging van de geweldige wou
den, de onheilspellende eenzaam
heid van enorme woestenijen zon
der water, van eindeloze steppen
zonder beschutting. Honderd ge
wapende geleiders en gidsen, een
respectabel aantal paarden en
lastdieren, wagens met winter-
kleding, proviand en dergelijke
had hij, menselijk geredeneerd
hard nodig, wilde hij 'n schijn van
kans hebben het er levend af te
brengen!
Sven Hedin vertelt ergens dat
hij om de Kirgiezensteppe die zich
uitstrekt tussen Irtsj en de Kas
pische Zee, de Oeral en Syr Dar ja
te doortrekken, negen en negentig
maal op poststations van paarden
moest verwisselen. Hij had gidsen
en proviand, maar desondanks
was het allesbehalve een plezier
reisje. Eer een huiveringwekkende
tocht op leven en dood!
En Hyacinth kon in de dertien
de eeuw niet rekenen op post
stations en verse paarden! Hij
ging te voet, alleen of met enkele
even arme gezellen. Hoe door
stond hij de gruwelijke winter
nachten? Waarom verdwaalde hij
niet in die duizelende vlakten die
van God en de mensen verlaten
lijken? Heeft hij in de vallende
schemering ook plots vage, grau
we beweeglijkheden zich zien af
tekenen tegen het eindeloze
sneeuwdek? En in ontzet turen
de wolven zien komen als een
laag, grauw, meedogenloos leger
tje? Heeft de waanzinnige wer
veling van schijnbaar nooit meer
ophoudende sneeuwjachten hem
in de blinde doen neertuimelen?
En suste de Russische kou hem
reeds in de gevaarlijke slaap, om
de laatste warmte weg te zuigen
uit zijn hart?
Dat Hyacinth niet al de eerste
dagen ten offer viel aan een van
deze aan zijn reizen onafwend
baar verbonden gevaren, is een
der grootste wonderen van dit
wonderbaar leven.
En nog verder trekt hij. Zijn
apostolische reizen brengen hem
waarschijnlijk tot de Pamir, dat
vervaarlijke bergkluwen, waar
van, naar men zegt, alle bergke
tens uitgaan. Zijn zwerftochten
brengen hem tot bij de Chinese
muur en zijn ogen hebben die
eindeloos zich rekkende steenwal
gezien, waarmee al eeuwen voor
onze jaartelling een voorzichtige,
keizer zijn rijk ompantserde. Hij
zag de bergdrommen, de kammen
en geweldige toppen van de Hi-
„DOMINICAANSE
HEILIGE"
Het „Geert Grote Genoot
schap" laat sinds enige tijd
in sijn brochure-reeksen
boeiende verhalen verschij
nen in een serie „Domini
caanse Heiligen". Het komt
ons voor, dat dit gezonde
lectuur is voor deze tijd.
Daarom ontlenen wij een
der treffende levensschet
sen, in journalistieke trant
geschreven, hierbij aan
deze reeks, met een harte
lijke aanbeveling!
malaya. Hij was in of nabij het
mysterieuze Thibet.
En wij staan verslagen, verstild
en verbijsterd bij het ook maar
vluchtig beschouwen van de on
gehoorde prestaties waartoe deze
man met Gods bijzondere hulp en
zijn eigen getraind uithoudings
vermogen in staat was.
Als een gouden Carillon
Als het gloria-bellen uit de
Paasmis en als gouden Carillon-
tonen is de klank van wonderen
om zijn naam.
We denken aan de adellijke
Russin, wier karos fel dravende
paarden trekken tot waar Hya
cinth predikt. We zien de jongs-
kes die ze zorgzaam helpt uit
stijgen: een tweeling, tengere
ventjes van 'n jaar of zeven. En
we ontstellen bij het zien der ge
zichtjes: waar klare kinderogen
moeten glanzen, gapen donkere,
dode holten. De stakkertjes zijn
zonder ogen ter wereld gekomen!
De moeder neemt de kinderen bij
de hand en brengt ze bij de pre
diker. We horen haar spreken,
betogen, smeken, bezweren. En
we zien Hyacinth's hand, die zich
tot zo'n forse vuist kan sluiten om
de reisstaf, enige ogenblikken
licht en behoedzaam rusten op de
misvormde gezichtjes. Hij leeft
steeds in de tegenwoordigheid van
God en Maria. Hij hoeft zich niet
te concentreren, heeft geen lang
gebed nodig. En daar is plots de
snijdende, ais uitzinnige vreugde
kreet van de moeder.De kin
deren, die met heldere ogen on
wennig rondzien, lopen naar die
stem die ze kennenDat is
hun moeder, ze zien voor het eerst
haar gelaat! (vervolg op pag