Iioüi* wezen en beleving; De beminnelijke geweldenaar Haar driedubbele inhoud ivordt DAT GODS BARMHARTIGHEDEN oneindig zijnworden wij iedere keer gewaarals wij de betrekkingen zien van God met de mensenmaar het komt wel sterk op de voorgrond bij de beschouwing van de H. Mis. De geloofsschat van de H. Kerk bevat omtrent de H. Mis een driedubbele inhoud. De H. Kerk gelooftdat in de H. Mis ons dagelijks Brood gege ven ivordt voor het leven der zielzij gelooftdat in de H. Mis het offer van Golgotha opnieuw aan God ivordt opgedragen en zij gelooft dat Jezus Christushet hoogheilig slachtoffer wezenlijk en waarachtig onder de gedaanten van brood en wijn tegenwoordig komt. ons geleerd door de geloofsschat van de H. Kerk De H. Hyacinthus KERSTNUMMER 1953 enen besmeurde het de vloer. Hij liep de 's. Langs gezichten m zagen. Hij liep indelaars, waarm de aden als een 'bran- tot vóór de stal, die zijkapel stond op- donkerg'rijze grot, ot als de spelonk bij k, waarin hij sliep eil. Maar deze werd rlicht door 'n prach- ijnsel, dat uit de rots omen. Hij keek naar die roomkleurig in mden, naar de her- bruine sandalen en nbino in het kribje, adjes uitstrekte naar Maar er kwam geen hem. oest ze zijn. de kerk weer uitlo- hij bedacht zich en „Gesu Maria", bad alles, wat hij kende. brug zonder moeite, tverlichting was hel- ook al striemde de tenen en de bomen vater. Hier was het. »t. brug voor het te laat uef het hoofd op en was niemand. dat hij niet meer achten. Maar als het ■vas zoals vanavond, toch niet anders of laarbij. En ook zou de zijn en de man die naar hem toe stond, cypres en het krui- an schelpen, bijna geen licht meer. antzagwekkende brok- oie meen waren ge lkaar. De regen glon lt. „Keer terug naar Soms, als de straat waren over de kale de lichtjes van de en te zien en de ruk- nsels van het zoek- nep en liep. De regen het pum of liep met geluid weg in de on- ivoerputten en steeds het liedje in hem. "wakker en zwakker, niet meer horen kon bleef dan de regen erige zingen van de ep de straten terug, niet. ntaarns vingen het hun cirkels. De scoo- 's en de tram. dat hij nooit meer wachten. Een rood Beppe voorlas, taurants brandden de hingen groene slin- 'ens stond een kerst- ïad hij op haar moe. toen ze gevallen venster, spoordijk schommel- ipen op de wind en zijn dansende scha- en kleiner werd te- zen. angs het rotspad door Cesare had het olie ten opgehangen om te wijzen. Hij was t flakkerende lichtje binnen. Cesare was vallen. In de hoek soep. En daarnaast salami. Omdat het as. de weggegleden zak ie oude man. Hij at salami en 't brood, lampje uit en legde iet zeil naast Enzo ld viel, zoals zijn slapen en nergens nken. Niet meer aan meer aan 't liedje, vielen dicht. Buiten ik. De regen kletter- rots en op het lege waarin Beppe water Tulio was dit alles anders voor hem. door een ontzaglijke het droog was. Hij lemaal vooraan, waar kapel de stal stond, een schitterend ns gingen de room- pen en de herders gingen opzij, opdat zien. En hij keek hij het. Daar, naast de Madonna. Ze het kindje in de toen lachte ze naar :hte naar hèm. Er )lf van warmte over of er iets in hem gen, een liedje dat kende. En ze bleef in. Ze kreeg zwarte arte ogen. Ze kreeg an zijn moeder. Za mden naar hem uit. fluisterde ze. En vlekten om haar. De Enrico. nlachte in zijn slaap, onder het zeil. On- de nacht. Alsof Ma- wang beroerd had. DMOND DE CLERCQ. De Heilige Mis Dal in de H. Mis het dagelijks Brood der ziel gegeven wordt stellen wij voorop, omdat de H. Mis door Christus is ingesteld als Sacrament en de functie van een Sacrament allereerst is, een genademiddel te zijn. Evenals de Israëlieten gedurende hun doortocht door de woestijn het manna ontvingen, een brood uit de hemel, het brood der Engelen durfde de H. Schrift het noemen, zo gaf de Zaligmaker ook ons voor onze pelgrims tocht op aarde een voorsmaak van de hemelse geneugten. En gelijk een Engel aan Elias een brood bracht, waarmede hij zich voedde, om veertig dagen en veertig nachten te wandelen tot de berg Gods, zo gaf ons de Zoon van God het Brood waarin wij de kracht zouden vinden te midden van alle moeilijkheden, die wij hier op aarde zouden ontmoeten. Ondanks de vreugde van het christendom zou er ook veel droefheid zijn. „Men zal de hand aan u slaan, had de Zaligmaker zelf aangekondigd, en u vervol gen, u in synagogen en kerkers brengen, u slepen voor koningen en landvoogden terwille van Mijn Naam. Dat zal u overkomen, om dat gij getuigenis afleggen moet. Gij zult overgeleverd worden door ouders en broeders, door bloedverwanten en vrienden; sommigen van u zal men doden." En tot-in onze tijd weten wij hoe vreselijk de voorzegging van de Heiland waar bevonden wordt. Wij verliezen echter ons ver trouwen niet, omdat ons het H. Sacrament gegeven werd onder twee gedaanten: het hemels Brood tot kracht en de zegenvolle Kelk voor onze geneugte. Het H. Sacrament bevat echter meer dan het genademiddel; on der de sacramentele tekenen is ook tegenwoordig de Bron van alle genaden, de Verlossingsdaad, die Christus stelde in het offer van zijn leven. Toen de Israëlie ten Egypte uittrokken, slachtten zij eerst het Paaslam en aten zij dit met ongedesemde broden. Dit was een figuur van het ware Paaslam, dat geslacht zou wor den en waarvan de christenen zouden eten om het Beloofde Land in te kunnen gaan. „Want ook ons Pascha is geslacht, en dat is Christus." Derhalve ontvangen wij door de H. Mis een genademiddel, maar dit niet alleen, in de H. Mis zijn wij tevens in de gelegen heid gesteld de grootste daad van eredienst te stellen jegens God door ons aan te kunnen slui ten Dij die van Gods Zoon, die welke Hij stelde in Zijn Offer. En dit is ook de reden, dat Christus zelf wezenlijk en waar achtig tegenwoordig is. Ging het alleen om het genademiddel te ontvangen, dan kan het waar zijn, zoals de Protestanten leren, dat Christus wèl persoonlijk han delt, zoals Hij dat doet in het H. Doopsel en de andere Sacramen ten, maar dat het daarvoor niet nodig is dat Hij ook wezenlijk en waarachtig tegenwoordig is in de materia, hier de gedaanten, van het Sacrament. Nu echter de genade medegedeeld wordt in een handeling die tevens een daad van eredienst is, een offer, ■nu de genade wordt medegedeeld in een aanzitten aan een offer maaltijd, in het eten van een spijs die door de toewijding aan God in het bezit gekomen is van God, een spijs van Gods huis, Gods sfeer, Gods orde, nu bestaat er voor ons christenen geen ander Offer meer dan het Offer van Christus, waarin Christus zelf de gave is die aan God wordt toe gewijd, en Christus zelf de offer- spijze is van de Goddelijke Maal tijd, waaraan de mensen met God mogen aanzitten. Het is duidelijk hoe onze ge loofsleer omtrent de H. Mis een drievoudige inhoud heeft: de H. Mis verschaft ons het genade middel om het leven van onze ziel op te voeren tot de vereniging met het leven van God: de H. Mis is de hernieuwing van het Offer van Christus; de H. Mis is de Consecratie van het brood en de wijn in het. hoogheilig Slachtoffer en de Offerspijs Jezus Christus, wezenlijk en waarach tig tegenwoordig onder de ge daanten van brood en wijn. Historische ontwikkeling. Overeenkomstig de instelling van Christus zou het normaal zijn dat deze drie aspecten van de H. Mis volkomen bewust en be leefd zouden zijn door de christe lijke gemeenschap, waarin de H. Mis wordt opgedragen, aldus schrijft Dom. A. Ruys in het Be nedictijns Tijdschrift van Eg- mond. In de geschiedenis zien wij echter dat, hoewel het ge loof bewaard bleef, de beleving dikwijls juist van een enkel aspect op de voorgrond trad en, het lijkt ons toe, tot schade van een vruchtbare viering van de H. Mis. In de allereerste eeuwen zal de viering als een maaltijd voor al kenmerkend zijn. Christus had het H. Sacrament ingesteld aan het laatste Avondmaal, de voor avond van Zijn H. Lijden. Dit was een Paas-maaltijd. De Apos telen zullen echter niet wachten tot het jaar daarop, de tijd dat het Joodse Paasmaal weer ge vierd werd. De behoefte van het sterkende voedsel bestond onmiddellijk. Zij wisten dat het ware Paaslam niet het lam was van de oude ritus, maar het geconsacreerde Brood en de geconsacreerde Wijn. En nog mogen we er aan toevoegen dat Christus zelf daartoe aan spoorde, door het Breken des Broods voor de leerlingen van Emmaüs die, bedroefd als zij waren, hun Heer en hun God daardoor leren kennen. Hoewel de eerste christenen geloofden in de Offerhandeling van de H. Mis en de Offerspij ze die Christus is, zoals de H. Pau- lus duidelijk aantoont in zijn Corinthen-brief, toch kunnen wij begrjjpen, dat deze ooggetuigen van Christus' Lijden meer aan wezig waren met hun gedachte bij het Offer van Christus in zijn eigen, natuurlijke gedaanten dan onder de sacramentele gedaanten. De H. Mis werd derhalve door hen gevierd aan de H. Tafel, waar allen aanzaten en de pries ter als voorzitter was in hun midden. De daad van eredienst in de viering der H. Mis onder deze maaltijd-ritus zal vooral zijn de Eucharistia, d.w.z. de dankzeg ging aan God voor deze gave van het Lichaam en Bloed van Christus en voor de genade vruchten die door het Verlos singswerk van Christus voor ons zijn afgeworpen. De Eucharistia's uit de eerste eeuwen die nog be kend zijn, zijn de allerschoonste gebeden, die in latere tijden wel al te veel beperkt zijn in aantal en omvang in de tegenwoordige prefaties van de Mis. Vanaf de vierde eeuw komt er een verandering in de viering van de H. Mis. Verschillende ontwik kelingen waren er de redenen van .Toen de christen-communi teit zich uitbreidde, verloor de Maaltijd zijn karakter van een intieme samenkomst. Zij werd ritueel enkel bedoeld voor de viering van de H. Eucharistie met drie bepaalde handelingen: de Dankzegging, de Consecratie, de aanbidding aan God, waarna men communiceerde. En toen de zaal te klein werd, kwam men tot de kerk, de basiliek; de tafels verdwenen, behalve een kleine tafel voor de priester die niet langer meer aanzat, maar vóór de tafel stond. Het princiep van een dubbele groep bij de viering de clerus en het volk was toen gelegd en als alles zich ont wikkeld heeft tot het hoogtepunt onder de H. Gregorius de Grote, wordt de H. Mis opgedragen door de Pontifex, bijgestaan door een geestelijkheid van verscheiden rang en verscheiden functie, ten overstaan van het volk, dat ant woordde, de offergaven naar de geestelijkheid bracht en commu niceerde. De grondgedachte in de devotie van de kerkelijke gemeenschap verschilde ook. Reeds was de avondviering naar de morgen verplaatst en had de viering van de Eucharistie een andere litur gische plechtigheid ontmoet, waarbij zij zich aansloot: de ons nu bekende Voor-mis. Offer-ritus. Het gevolg hiervan was, dat de Maaltijd-ritus verloren ging, maar dat de eredienst meer plaats kreeg uiterlijk in de Offer-ritus. Meer en meer werd de H. Mis een handeling, waardoor men zich uitsluitend tot God richtte om Hem het Offer aan te bieden. De priester wendt zich af van het volk om zich te keren tot God. Minder en minder deelt het volk door te communiceren en wordt de steeds noodzakelijke communie van de Mis-viering ge reduceerd in de communie van de priester alleen. De H. Mis wordt uitsluitend een Eredienst aan God, het aanbieden aan God van de grote Offergave die de Kerk bezit, Jezus Christus zelf, om ons gestorven, het verheven Offer lam. Allerlei tekenen in de vie ring van de II. Mis zullen wijzen op deze Offerviering: een altaar, een kruis op het altaar, de kruis tekenen die de priester maakt over zichzelf en over de offer gaven. En dit alles wordt nog ver sterkt door de individualistische en gevoelige invloed van de Franken. Een scheiding ontstaat tussen het altaar en het volk, tussen de geestelijkheid en de leken, tussen de dragers van de volheid van het priesterschap en de leken. Het altaar staat aan het uiteinde van de kerk tegen de muur. De priester en het koor trekken zich terug in het sanctuarium, afgesloten door 'n jubé. De canon van de Mis wordt gebeden met zachte stem. Om dan nog niet te spreken van de privaat-Missen. We zijn dan niet meer in de Basiliek, maar in de Gothieke kerk. Vanaf de 9e eeuw bracht het volk niet meer zijn offergaven van brood en wijn naar het al taar: het ongedesemd brood komt in zwang, de kleine ronde hosties komen in gebruik, opdat geen partikel verloren ga, een kruiste ken is er op aangebracht om steeds weer te herinneren aan de Kruisdood. De gelovigen ont vangen het geconsacreerde brood niet meer in hun handen, maar communiceren geknield, terwijl de priester de H. Hostie op hun tong neerlegt. „Verschijning van God." Geleidelijk aan verliest de vie ring van de H. Mis haar karakter van dankzegging, van een opgang tot God, maar is nu meer en meer begrepen als een Epipha- nia: een verschijning van God, een nederdaling van God op het altaar. De gebeden waarin de priester zijn onwaardigheid be tuigt, waarin hij zijn zonden be kent en om vergiffenis smeekt, spreiden zich over de gehele Mis uit, te beginnen met de gebeden die hij vóór de Mis bidt, terwijl hij zijn priestergewaden aantrekt. Over het algemeen vermenigvul digen de gebeden, waarin de priester zijn eigen privé- intenties naar voren brengt. De priester leest de Mis voor zich en het volk komt alleen om te kijken, om iets te zien. Derhalve vermeerderen zich de gesties in het belang van het volk: ophef fing van het H. Sacrament, knie buigingen, kussen van het altaar. Ook de benodigdheden: kaarsen, wierook, troon en baldakijn, de gehele uitzet van de pontificale dienst, mijter, staf, handschoenen. De gewaden worden bepaalde priesterlijke gewaden, van ver schillende kleur voor verschil lende feestdagen, versierd met kruisen en religieuze emblemen. Vanaf de 13e eeuw stelt zich de volksdevotie geheel in dit nieuwe aspect. Het voornaamste is niet meer de offerande van Christus aan Zijn Vader, maar de opheffing van het H. Lichaam en Bloed na de Consecratie, zo dat Christus in het H. Sacrament gezien kan worden. De ritus van deze opheffing wordt het plech- tigst moment, kniebuigingen, klokkengelui, diepste stilte in de kerk. Zó sterk zelfs, dat de gelo vigen van de late middeleeuwen minder communiceerden, maar meer behoefte hadden om het H. Sacrament te zien. Men ging zich afvragen, of er ook geen zonde van heiligschennis bedreven werd wanneer een zondaar in staat van doodzonde onwaardig opzag naar het H. Sacrament. Osten- soria en expositietronen komen in zwang, een gehele sacraments- cultus buiten de H. Mis wordt ingevoerd. En als het Concilie van Trente en het Missaal van de H. Pius V definitief een einde maken aan deze devotionele uit breiding van de H. Mis, dan zal de „Eucharistische" cultus zich nog steeds vermeerderen, los van de Mis. De H. Mis zal alleen nog maar een „stille Mis" zijn, die de priester voor zich leest, waaraan niet wordt deelgenomen door het volk, dat bovendien communiceert buiten de H. Mis, er vóór of er na, hoe langer hoe minder trouwens. Het volk vraagt alleen de uitstelling van het H. Sacrament, zelfs onder de H. Mis en let niet meer op de H. Mis zelf dan om een Credo te zingen vóór de Consecratie, en een „Adoro te" daarna. En alles ver andert. De kerk, gebouwd in barok-stijl, wordt een theaterzaal, versierd met tapijten, werkelijke of geschilderde, versierd met beelden en engelenkopjes. Dit is de derde phase in de volksdevo tie: de verering van de wezen lijke en werkelijke tegenwoordig heid van Christus in het H. Sa crament. In de volksgedachte is de H. Mis de heilige functie, waarin geconsacreerd wordt om het H. Sacrament te bezitten van onze aanbidding: zij is niet lan ger meer de H. Functie om het H. Brood uit te delen, de maal tijd, er wordit niet meer gedacht aan de opoffering van Christus aan Zijn Vader, het Offer. En vandaar dat het altaar geen tafel meer is voor de hemelse dis, geen offersteen voor het hoogheilig Offer, maar een voetstuk om het tabernakel te dragen en de ex- positietroon. De juiste viering. Dit kort overzicht van de his torische ontwikkeling in de ge schiedenis van de viering van de H. Mis toont toch wel duidelijk aan, hoe in onze devotie het even wicht verstoord kan worden. Willen wij echter alle vruch ten plukken die Christus bij de instelling van het H. Sacra ment gewild heeft, dan moe ten wij trachten dagelijks bij de viering ervan de volle aan dacht aan de drie aspecten te geven die wij er volgens ons geloof in kunnen onderschei den. De H. Mis is de hoogste daad van Godsverering, waar in Jezus Christus zelf wezen lijk tegenwoordig in Zijn Of ferdaad, de dood, aan de Hemelse Vader aanbieden. De H. Mis is tevens het grootste genademiddel, waarin wij dezelfde Heer Jezus Chris tus in ons ontvangen als spijs der ziel, als kracht in ons le ven van strijd en moeilijkhe den en als geneugte in ons leven van vereniging met God Uit de bewogen diepte van een ruige eeuw treedt zijn ge stalte ons tegemoeteen kerel uit het Noorden, een Sile- ziër, stoer en blond als zijn geduchte vader, Eustache de Konski, die de bijnaam kreeg van „Schrik der Tartaren". Om zijn imposante figuur is de wind van de steppe en zijn voet zet zich vast en vreesloos op de driftige golven van de herfstrivier. Hij verbrijzelt met vervaarlijke knotsslag het drukvereerd afgodsbeeld op het Dnjepr- eiland en achtervolgt in machtige ren Satan, die hem woedend ter verantwoording roept. Zijn staalsterke zenu wen verdragen de dodelijke eenzaamheid en geniepige gevaren van winterse steppen en ijzige woestijnen. Hij riskeert reizen die menselijkerwijze gesproken ware zelf- moordtochten zijn en levert zich, ongewapend en onver schrokken, over in de macht van heidense ruitervolken en nomadenstammen. Gigant onder Gods groten Bewust van de eigen sjofele kleinheid zou men verschuwd en beschaamd willen wegwijken van deze gigant onder Gods groten, van deze held onder de dapperen des Heren. Maar er zijn zoveel biddende stemmen^opklin kend, resonnérend, echoënd en herklinkend van hier en ginds en overal. Niet alleen of voorname lijk krachtige, donkere mannen stemmen. maar ook en vooral zachte, dringende, bang-blije vrou wenstemmen: de stemmen van hen, die onder eigen hart 't tere geheim weten van een klein, pril, nu reeds zo zeer bemind leventje. Die het heilig en hachelijk uur van prangendste pijn en zaligste vreugde nabij of reeds gekomen weten. Hoe komt het, dat juist zij die zoveel behoefte hebben aan meeleven en begrip, aan zachtheid en liefde hun toevlucht nemen tot deze robuste middeleeuwer, deze kerel met de granieten wil, het pees-taai doorzettingsvermogen, die haast overmoedige moed? We willen hem leren kennen, Hyacinth de Breslauer en wagen ons wat naderbij. Zijn levensbe schrijvers verhalen dat hem bij veel geestelijke gaven ook na tuurlijke voorrechten waren ge schonken. Men kan hier dus waar lijk spreken van een gezonde ziel in een gezond lichaam. Hij heeft de forsheid van de gave, kernge zonde Noordelijke middeleeuwer. Zijn gelaat kreeg de verweerde bronskleur van mensen die jaren lang in de vrije natuur doorbrach ten. Maar hoe hartelijk en goed blikken de ogen in die gebruinde mannenkop. Mild en aandachtig is dat energiek gelaat genegen naar die vragen om zijn steun en hulp, zijn goede voorspraak bij God. Dit is de man, voor wiens verrukte ogen eenmaal het_ altaar verwaasde in wiegende lichtne- vels, die al klaarder opgloeiden en te saam rankten tot een win gerd van licht. En die uit die juwelen luister de lieve Vrouwe mild en moederlijk zag glimlachen naar de toen nog jonge priester. En haar hoorde spreken: „Ver heug u, mijn zoon Hyacinth, uw gebeden zijn welgevallig aan God. Alles wat ge Hem in mijn naam zult vragen zal Hij u geven". Zijn ogen, die de Moeder van God mochten aanschouwen, be hielden als een naglans van haar schoonheid een zeer heldere blij moedigheid en troostende goed heid. Doch het verlangen haar weer te zien wier heerlijkheid hij een ogenblik mocht aanschouwen, liet ook een nooit meer geheel aflatende pijn achter. Dit gaf zijn krachtig gelaat wellicht de serene ernst die het zo sympathiek maak te en die het ook bij de monterste lach behield. En we begrijpen dat een latere Paus, een afbeelding ontvangend van Sint Hyacinthus, spontaan en getroffen zeide: „Zie, dit is waar lijk het gelaat van een heilige!" De voorspelling van Oom Yves Hij wordt geboren als jongste zoon van een kasteelheer, ergens in de omtrek van Breslau. Zijn vader was een gevreesde,vechtjas en hij moest dit wel zijn, wilde hij niet have en goed, huis en gezin in handen zien vallen van de Tartaarse benden die met trei terende hardnekkigheid steeds weer Pools gebied binnenvielen. Het is van zulk een man niet te verwachten dat hij zijn jongens opvoedt tot verwijfde jonkertjes, die schrikken van een wild paard, een snorrende pijl of een druppel bloed. Daar was Eustache de Konski de kerel niet naar. Zijn jongens moesten het leven en de Tartaren aan kunnen! Daarbij schijnt Hyacinth wel veel van moeders fijne goedheid te hebben geërfd, maar is toch wat stout moedigheid en ontembare daad kracht betreft, de rasechte zoon van zijn vader. Die zijn leven op schrift stel den, verhalen dat Hyacinth reeds als kind een hoge graad van vol maaktheid bereikte. Vanaf de prilste jeugd lag dus de helder heid van een bijzondere uitver kiezing over het wezen van dit kind. Toch is hij zeker niet wat wij noemen een brave Hendrik ge weest. Hij was een heilig kind, geen „heilig boontje". Zijn lief dadigheid is geen uit gewoonte- sleur meedrentelen met moeder wanneer deze zieken en armen bezoekt. In het licht van een uit zonderlijke begenadiging ziet hij reeds als kleine jongen in lijden den en behoeftigen de gelijkenis met het Kind van Bethlehem en de Man van Smarten. Daarom duwt hij de sap-strakke pruimen die moeder hem geeft als beloning of als nagerecht, in de gretige handjes van een schamel jog. En als de goedmoedige imker hem een vers afgebroken brok honing raat geeft, waaruit de kostelijke zoetheid traag druipt als transpa rant goud, probeert hij ongemerkt een koolblad te vouwen rond de lekkernij en holt er mee naar de hut waarin hij een zieke weet. 't Valt ook op hoe devoot-stil de rappe rakker is in de slotkapel. Dan kan het fris jongenssnuitje zo'n intens aandachtige uitdruk king hebben als is voor hem in het zwijgen van de grauwe kapel een bovenmate boeiende Stem te beluisteren. Yves, de ascetische heeroom, krijgt bijzondere interesse voor zijn kleine neef. Hij acht Hyacinth blijkbaar kinderlijk-eenvoudig en nuchter-nederig genoeg om hem bij het wat groter worden ronduit te zeggen: „Jongen, ik geloof dat er met Gods genade uit jou een heilige Bisschop kan groeien, een groot prediker, misschien wel een van Polens grootste heiligen". Door het hart der wildernis Zoals hij opviel als kind, valt hij ook op als student en als priester. En later als predikbroe- der. Reeds enkele nfaanden nadat hij uit Dominicus' eigen hand het habijt heeft ontvangen, trekt hij met enkele gezellen uit Rome te rug naar Polen. Maar hij is dan predikbroeder tot in het merg van zijn wezen en gelijkt de gees telijke vader als de vlam het vuur. Zijn prediking heeft verrassende resultaten en hij krijgt volgelin gen en sticht kloosters in steden en streken waar te voren kette rijen oppermachtig tierden en het schuchter christelijk leven steeds weer overwoekerd dreigde te wor den door het taai oud heidendom. En dan, al is dit alles slechts voorbereiding en training geweest, begint hij missiereizen die ons eenvoudig verbijsteren! Hij trekt niet enkel naar Oost- Pruisen en Pommeren, maar ook naar Scandinavië, tot in het hoge Noorden, waar de geheimzinnige kronen en guirlanden van het Noorderlicht stralen langs de nachthemel. Omwille van het heil der zielen waagt die man tochten die ons nu nog met ontzetting vervullen. Hij was een ijzersterke kerel, maar wat moet hij door staan hebben op reizen die hem brachten tot de kusten van de Zwarte zee! Hij trotseerde de dreiging van de geweldige wou den, de onheilspellende eenzaam heid van enorme woestenijen zon der water, van eindeloze steppen zonder beschutting. Honderd ge wapende geleiders en gidsen, een respectabel aantal paarden en lastdieren, wagens met winter- kleding, proviand en dergelijke had hij, menselijk geredeneerd hard nodig, wilde hij 'n schijn van kans hebben het er levend af te brengen! Sven Hedin vertelt ergens dat hij om de Kirgiezensteppe die zich uitstrekt tussen Irtsj en de Kas pische Zee, de Oeral en Syr Dar ja te doortrekken, negen en negentig maal op poststations van paarden moest verwisselen. Hij had gidsen en proviand, maar desondanks was het allesbehalve een plezier reisje. Eer een huiveringwekkende tocht op leven en dood! En Hyacinth kon in de dertien de eeuw niet rekenen op post stations en verse paarden! Hij ging te voet, alleen of met enkele even arme gezellen. Hoe door stond hij de gruwelijke winter nachten? Waarom verdwaalde hij niet in die duizelende vlakten die van God en de mensen verlaten lijken? Heeft hij in de vallende schemering ook plots vage, grau we beweeglijkheden zich zien af tekenen tegen het eindeloze sneeuwdek? En in ontzet turen de wolven zien komen als een laag, grauw, meedogenloos leger tje? Heeft de waanzinnige wer veling van schijnbaar nooit meer ophoudende sneeuwjachten hem in de blinde doen neertuimelen? En suste de Russische kou hem reeds in de gevaarlijke slaap, om de laatste warmte weg te zuigen uit zijn hart? Dat Hyacinth niet al de eerste dagen ten offer viel aan een van deze aan zijn reizen onafwend baar verbonden gevaren, is een der grootste wonderen van dit wonderbaar leven. En nog verder trekt hij. Zijn apostolische reizen brengen hem waarschijnlijk tot de Pamir, dat vervaarlijke bergkluwen, waar van, naar men zegt, alle bergke tens uitgaan. Zijn zwerftochten brengen hem tot bij de Chinese muur en zijn ogen hebben die eindeloos zich rekkende steenwal gezien, waarmee al eeuwen voor onze jaartelling een voorzichtige, keizer zijn rijk ompantserde. Hij zag de bergdrommen, de kammen en geweldige toppen van de Hi- „DOMINICAANSE HEILIGE" Het „Geert Grote Genoot schap" laat sinds enige tijd in sijn brochure-reeksen boeiende verhalen verschij nen in een serie „Domini caanse Heiligen". Het komt ons voor, dat dit gezonde lectuur is voor deze tijd. Daarom ontlenen wij een der treffende levensschet sen, in journalistieke trant geschreven, hierbij aan deze reeks, met een harte lijke aanbeveling! malaya. Hij was in of nabij het mysterieuze Thibet. En wij staan verslagen, verstild en verbijsterd bij het ook maar vluchtig beschouwen van de on gehoorde prestaties waartoe deze man met Gods bijzondere hulp en zijn eigen getraind uithoudings vermogen in staat was. Als een gouden Carillon Als het gloria-bellen uit de Paasmis en als gouden Carillon- tonen is de klank van wonderen om zijn naam. We denken aan de adellijke Russin, wier karos fel dravende paarden trekken tot waar Hya cinth predikt. We zien de jongs- kes die ze zorgzaam helpt uit stijgen: een tweeling, tengere ventjes van 'n jaar of zeven. En we ontstellen bij het zien der ge zichtjes: waar klare kinderogen moeten glanzen, gapen donkere, dode holten. De stakkertjes zijn zonder ogen ter wereld gekomen! De moeder neemt de kinderen bij de hand en brengt ze bij de pre diker. We horen haar spreken, betogen, smeken, bezweren. En we zien Hyacinth's hand, die zich tot zo'n forse vuist kan sluiten om de reisstaf, enige ogenblikken licht en behoedzaam rusten op de misvormde gezichtjes. Hij leeft steeds in de tegenwoordigheid van God en Maria. Hij hoeft zich niet te concentreren, heeft geen lang gebed nodig. En daar is plots de snijdende, ais uitzinnige vreugde kreet van de moeder.De kin deren, die met heldere ogen on wennig rondzien, lopen naar die stem die ze kennenDat is hun moeder, ze zien voor het eerst haar gelaat! (vervolg op pag

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noordhollands Dagblad : dagblad voor Alkmaar en omgeving | 1953 | | pagina 9