Waarschuwing tegen de gevaren
van de „technische denkwijze
Beroep op Europa's Christelijke
politici om vrede te verwerven
De Kerstboodschap van de Heilige Vader
„Materialisme geen middel99
Maandag 28 December 1953
Pagina 3
„Het volk, dat in duisternis wandelt, zal dan een helder licht aanschouwen." Met
dit levendig beeld voorzegde de profeet Isaias de komst op aarde van het Goddelijk
Kind, de Vorst van de Vrede. Met ditzelfde beeld, dat in de opvolging der tijden voor
de geslachten der mensen in de duisternis dezer wereld een troostvolle werkelijk
heid is geworden, wensen Wij, dierbare zonen en dochters van de gehele katholieke
wereld, aan het begin van Onze Kerst boodschap, U weer opnieuw te leiden naar de
kribbe van onze pas-geboren Verlosser, stralend van licht."
Aldus begon j.l. Donderdagochtend de Heilige Vader zijn Kerst
boodschap, gericht tot het katholieke volk van heel de wereld, hierbij
teruggrijpend op het Evangelie van St. Jan, waarin nog de echo te
vernemen is van de eerste plechtige bladzijden van het Boek der
Schepping bij het schijnen van het eerste licht: Het Woord is Vlees
geworden heeft onder ons gewoond. En wij hebben Zijn Glorie aan
schouwd, de glorie van de Een-geborene uit de Vader, vol van genade
en waarheid. Hij, Leven en Licht in Zichzelf, schijnt in de duisternis
en deelt aan allen, die ogen en hart voor hem openen, die Hem ne
derig ontvangen en in Hem geloven, de macht mede, kinderen van
God te worden.
Doch ondanks de overvloedige
schittering van licht, die uit
straalt van de nederige kribbe,
wordt aan de mens het ontzag
wekkend vermogen gelaten zich
onder te dompelen in de oude
duisternissen, die de oorzaak zijn
van de eerste zonde, en dienten
gevolge van onreinheid en dood.
Voor zulke vrijwillige blinden,
die zo geworden zijn omdat zij
het geloof hebben verloren of
hebben laten verslappen, blijft
er van het Kerstfeest nog slechts
de bekoring over, van een louter-
lijk menselijk feest, dat is terug
gebracht tot povere menselijke
gevoelens en tot alleen maar
menselijke herinneringen. Een
feest, dat weliswaar met tedere
liefde wordt omgeven, maar een
omhulsel is zonder inhoud, een
schaal zonder pit. Er blijven
daarom rondom de stralende
kribbe van de Verlosser gebieden
in duisternis gehuld; er staan
mensen omheen, wier ogen blind
zijn voor het Hemels Licht. Niet
omdat de mens-geworden God
zelfs in Zijn mysterie niet het
licht zou hebben om eenieder te
verlichten, die in deze wereld
komt, maar omdat velen ver
blind door de kortstondige schit
tering van menselijke idealen en
werken hun blik beperken bin
nen de grenzen van het gescha
pene, waar ze niet in staat zijn
zich op te heffen tot hun Schep
per. Deze mensen der duisternis
willen Wij wijzen op het heldere
licht, dat uitstraalt van God en
hen uitnodigt voor alles de
oorzaak te herkennen van het
geen hen heden ten dage blind
en ongevoelig maakt voor het
Goddelijke. Een oorzaak, die ligt
in de buitensporige en vaak ex
clusieve waardering van de z.g.
technische vooruitgang.
Nadat men hiervan eerst ge
tuigd heeft als van een almach
tige en gelukbrengende mythe
waarvan men meende, dat zij de
stoutste overwinningen kon be
halen, heeft zij zich aan de we
reld opgedrongen als het laatste
doel van de mens en van het le
ven, en is dus allengs de plaats
gaan innemen van alle godsdien
stige en geestelijke idealen. In
onze dagen ziet men steeds dui
delijker, dat het onrechtmatig op
treden van deze technische voor
uitgang de ogen van de moderne
mensen zo blind en hun oren zo
doof heeft gemaakt, dat in hen
de woorden van het Boek der
Wijsheid in vervulling gaan,
waarmee het de afgodendienaars
van zijn tijd geselt. Zij vermogen
niet, door de zichtbare wereld
heen, God te zien, noch hun
Schepper te vinden, terwijl zij
Zijn werken aanschouwen.
En toch had zulk een afdwaling
niet behoeven voor te komen,
noch moeten deze, Onze, klach
ten worden opgevat als eèn ver
oordeling van de technische voor
uitgang zelf. De Kerk ziet graag
de menselijke vooruitgang en be
vordert ze. Het is niet te ont
kennen. dat de technische voor
uitgang van God komt, haar ken
nis moet dientengevolge leiden
naar God. Het komt inderdaad
zeer dikwijls voor, dat de gelo
vige mens, wanneer hij de vor
deringen van de techniek be
wondert, wanneer hij deze aan
wendt om dieper door te dringen
m de kennis van de schepping
en de krachten der natuur en
om ze door middel van machines
en apparaten te beheersen met
het doel ze aldus te brengen tot
dienstbaarheid aan de mens en
aan de verrijking van het leven
op aarde, dat deze gelovige
mens wordt aangespoord de Ma
ker van al dat goeds, dat hij be
wondert en gebruikt, te aan
bidden.
Dat niet allen hiertoe komen
valt slechts te betreuren, zo
vervolgt de Heilige Vader. Wat
zou het niet heerlijk zijn, wan
neer te Bethlehem aan de Kribbe
naast het goud, de wierook en
n Wijzen aan het
Goddelijk Kind aanboden, de ver
overingen van <je moderne tech
niek te plaatsen met cijfers en
getallen, laboratoria en ontdek
kingen, macht en hulpbronnen.
Dit zou dan- een aanbieding zijn
van het werk, dat hoewel nog
niet voltooid, toch reeds wordt
uitgevoerd en dat een opvolging
is van het Goddelijk gebod: be
volkt de aarde en onderwerpt
haar.
Inderdaad leidt de hedendaagse
techniek tot een volmaaktheid en
een beheersing van de stof, die
nog nooit tevoren werd bereikt.
De moderne machine maakt een
productiewijze mogelijk, die de
menselijke krachten vervangt en
tot reusachtige afmetingen op
voert. Die ze geheel vrijmaakt
van de remmende krachten en
die tegelijk met de hoogst-moge-
lijke accuratesse een maximum
van consumptieve en expansieve
capaciteit verzekert.
Welnu, het is duidelijk, dat
iedere opsporing en ontdekking
van de krachten der natuur, die
door de techniek worden verricht
tenslotte opsporing en ontdekking
zijn van de volheid, de wijsheid
en de harmonische volmaaktheid
van God. Wanneer de techniek
aldus wordt beschouwd, wie zal
haar dan kunnen verwerpen of
veroordelen?
Toch schijnt het onbetwistbaar,
dat de techniek, wier schittering
en resultaten in onze dagen hun
hoogtepunt hebben bereikt, ten
gevolge van feitelijke omstandig
heden, de vorm aanneemt van
een geestelijk gevaar. Het is als
of de moderne mens aan haar
altaar neerligt als een voorbeeld
van zelfgenoegzaamheid, gericht
op de bevrediging van zijn ver
langens naar kennis en macht.
Door haar veelvuldige toepas
singen, door het absolute ver
trouwen, dat zij biedt, door de
onuitputtelijke mogelijkheden,
die zij belooft, ontvouwt de mo
derne techniek rondom de heden
daagse mens zulk een groots
beeld, dat zij door velen als de
oneindigheid zelf wordt aange
zien. Dientengevolge wordt haar
een autonomie toegeschreven, die
zij onmogelijk kan bezitten, welke
op haar beurt in de gedachten
van enkelen wordt omgevormd
tot een valse opvatting van het
leven en van de wereld, die men
aanduidt met de naam „technische
denkwijze".
Maar waarin bestaat deze dan
eigenlijk?
Zij bestaat hierin, dat zij het
als de hoogste waarde van de
mens en van het leven beschouwt
vanuit de krachten en de ele
menten van de natuur het grootst
mogelijke voordeel te halen: dat
de technische methoden van me
chanische productie met voorbij
gaan van alle menselijke activi
teiten als laatste doel worden be
schouwd en dat men daarin de
volmaaktheid ziet van de cultuur
en van het geluk op aarde.
Maar er ligt in de eerste plaats
een fundamentele misleiding in
dit verwrongen wereldbeeld, dat
door de „technische denkwijze"
wordt voorgehouden. Het op het
eerste gezicht grenzeloos panora
ma dat de techniek voor de ogen
van de moderne mens ontvouwt,
hoe aantrekkelijk het ook moge
zijn, bergt toch technische en
geestelijke projecten, die ver
werpelijk zijn, waar het alleen
maar de verhouding uitdrukt, die
het leven heeft tot de stof.
Daarom is het een bedriegelijk
panorama, dat de mens, die al te
gemakkelijk in de onmetelijkheid
en de almacht van de techniek
gelooft, tenslotte opsluit in een
gevangenis. Een weliswaar ruime
gevangenis, maar een die toch op
de lange duur onverdraaglijk is.
Men zal zijn blik bij lange niet
kunnen uitstrekken over de on
eindige werkelijkheid, die niet
alleen uit stof bestaat, maar men
zal zich gehinderd voelen door
de belemmeringen, die de gebon
denheid aan de stof in de weg
legt. Hieruit komt de folterende
angst voort van de hedendaagse
mens, die blind is geworden, om
dat hij zich vrijwillig heeft om
geven met duisternis.
De nadelen, die uit de „tech
nische denkwijze" voortvloeien,
zijn voor de mens, die zich er
door laat beïnvloeden, nog veel
ernstiger op het gebied van de
strikt godsdienstige waarheden
en op zijn betrekkingen tot het
bovennatuurlijke. Deze mens is
opgesloten in de duisternissen,
waarop de Evangelist Johannes
zinspeelt en die het mens-gewor
den Woord is komen uitdrijven.
Niet dat de technische weten
schap de verloochening eist van
de godsdienstige waarden, inte
gendeel. De techniek leidt er toe
om die waarheden te ontdekken.
Maar het is wel zo, dat de
„technische denkwijze", de men
sen in ongunstige omstandighe
den plaatst om de bovennatuur
lijke waarheden te zoeken, te
zien en te aanvaarden. Wie zich
laat beïnvloeden door de mislei
dende levensopvatting, zoals die
door de „technische denkwijze"
is uitgedacht, blijft ongevoelig,
zonder belangstelling en daarom
blind voor de werken van God.
Het geneesmiddel hiertegen,
dat zou moeten bestaan in een
verdubbelde inspanning om de
blik te verruimen door de belem
meringen der duisternis heen en
in de zielen belangstelling op te
wekken voor de boven-natuur-
lijke werkelijkheden, dit genees
middel werd reeds van meet-af-
aan door diezelfde „technische
denkwijze" krachteloos gemaakt.
En zij berooft de mensen van 'n
critische zin ten aanzien van de
zeldzame onrust en oppervlak
kigheid van deze tijd, een euvel,
dat helaas ook zij, die met de
vooruitgang van de techniek
werkelijk en oprecht instemmen,
bij het zien van haar gevolgen
moeten erkennen.
De mensen, zo zegt de Heilige
Vader, die geheel in beslag zijn
genomen door de „technische
denkwijze", kunnen maar moeilijk
de rust, de helderheid en de in
nerlijke houding der ziel, die on
ontbeerlijk zijn om de weg naar
de mens-geworden Zoon van God
te vinden, herwinnen.
Op een gegeven moment is het
zover gekomen, dat zij de Schep
per en Zijn werk ontluisteren en
de menselijke natuur bestempe
len als een „gebrekkige structuur"
en dat zij er een verwijt van ma
ken, dat het prestatievermogen
van de hersenen en van de an
dere organen van de mens, dat
noodzakelijkerwijze begrensd is,
de verwezenlijking van tech
nische berekeningen en plannen
belemmert.
Nog minder zijn zij bij machte
om de diepe geheimen van het
leven en van de Goddelijke Voor
zienigheid te begrijpen en te
waarderen, zoals b.v. het geheim
van Kerstmis. Zij zijn er blind
voor, dat de menselijke natuur
werkelijkheden en grootheden
van geheel andere aard voort
brengt. Hun gedachten volgen
andere wegen en methoden on
der de eenzijdige onrust van de
„technische denkwijze", die al
leen datgene kent en waardeert,
wat in verhoudingen van getal
len en in berekening van nuttig
heid kan worden uitgedrukt. Htm
kennis blijft aan de oppervlakte
hangen.
Hoe kan men van een aldus
vervormde geestesgesteldheid be
langstelling en bewondering ver
wachten tegenover de indruk
wekkende werkelijkheid van wat
Christus door Zijn menswording
en verlossing aan openbaring en
genade heeft gegeven? Nog afge
zien van de godsdienstige blind
heid, die een gevolg is van de
„technische denkwijze" werd de
mens achterlijk in zijn denken.
God is het oneindig verstand, dat
alles omvat, terwijl de „tech
nische denkwijze" alles in het
werk stelt om de mens in de
vrije ontwikkeling van zijn ver
stand te beperken. En de techno
loog, hij moge meester zijn of
leerling, die zichzelf zou willen
bevrijden van deze achterlijkheid,
moet men niet alleen een ver
standelijke opvoeding voorhou
den, die gericht is op het verga
ren van kennis, maar voor alles:
een godsdienstige vorming, dde
in strijd met hetgeen men be
weert, het best geschikt is om
zijn denken tegen eenzijdige in
vloeden te beveiligen.
Dan zullen de enge grenzen van
zijn kennis worden doorbroken;
dan zal de schepping zich aan
hem vertonen, in al haar afme
tingen overstraald met licht. Dan
zal hij in staat zijn zich 'n denk
beeld van kracht te vormen,
waarin de lengte en breedte, de
hoogte en diepte de kennis van
Christus' liefde is. Anders zal het
tijdperk van de techniek haar
monsterlijk meesterwerk vol
tooien: de mens te maken tot 'n
reus in de wereld der natuur ten
koste van zijn ziel, die tot een
dwerg wordt gemaakt in de we
reld van het boven-natuurlijke
en van het eeuwige.
Maar ook hier houdt de invloed
van de technische vooruitgang
nog geen halt, indien zij bewust
aanvaard wordt als iets auto
nooms, als een doel-op-zich. Voor
niemand blijft het gevaar ver
borgen, dat is opgesloten in de
technische levensbeschouwing;
dat wil zeggen een opvatting, die
het leven enkel en alleen beoor
deelt naar zijn technische waarde
als een element of een factor van
de techniek. Haar beleving heeft
een terugslag zowel op het le
vensbeeld van de moderne men
sen als op hun wederzijdse be
trekkingen.
Zie voor een ogenblik, hoe de
ze geest reeds werkend is onder
de mensen en bedenk in het bij
zonder, hoe zij de menselijke en
christelijke opvatting van de ar
beid heeft gewijzigd en welke in
vloed zij uitoefent op de wetge
ving en op het bestuur. Het volk
heeft terecht de technische voor
uitgang met instemming begroet,
omdat zij de last van de arbeid
verlicht en de productiviteit ver
hoogt. Maar men moet ook toe
geven, dat wanneer zij niet bin
nen de juiste perken wordt ge
houden, de menselijke en chris
telijke opvatting van de arbeid
noodzakelijkerwijze schade lijdt.
Op dezelfde wijze volgt, uit de
technische opvatting van het le
ven, en bijgevolg van de arbeid,
dat de vrije tijd wordt beschouwd
als een doel op zi%hzelf, inplaats
van hem te beschouwen of te
gebruiken als een rechtmatige
verlichting tot herstel van krach
ten, die wezenlijk verbonden is
met het rhythme van het leven,
waarin rust en inspanning elkaar
afwisselen als draden van één
zelfde weefsel en elkaar aanvul
len tot één harmonisch geheel.
Nog duidelijk is de invloed van
de „technische denkwijze", in zo
verre deze wordt toegepast op de
arbeid, wanneer men de Zondag
zijn bijzondere waardigheid ont
neemt van de dag van Godsver
ering en lichamelijke en geeste
lijke rust, voor de enkeling en
voor het gezin: wanneer de Zon
dag integendeel maar één van de
vrije dagen wordt van de week,
die voor ieder lid van het gezin
nog verschillend kan zijn naar
gelang van het voordeel, dat men
uit een dergelijke technische
verdeling van de stoffelijke en
menselijke arbeidskrachten hoopt
te winnen.
Of ook: wanneer de beroeps
arbeid dermate afhankelijk en
ondergeschikt wordt gemaakt van
het functionneren van de ma
chines en apparaten, dat de
krachten van de arbeider zo snel
worden gesloopt, dat één jaar
uitoefening van zijn beroep de
krachten van twee of drie nor
male levensjaren hebben opge
bruikt.
Wij zien ervan af, uitvoerig
uiteen te zetten, hoe dit systeem
dat door louter technische over
wegingen wordt ingegeven, in
strijd met alle verwachting een
verminderen tengevolge heeft
van stoffelijke hulpmiddelen en
evenzeer van de voornaamste
bronnen van energie moet in
sluiten. In ieder systeem moet
dit zich tenslotte openbaren als
een hoogst kostbare belasting
voor de wereldeconomie. Wij
kunnen evenwel niet nalaten de
aandacht te vestigen op een
nieuwe vorm van massa-rhythme
die de technische denkwijze bin
nenvoert. Door de techniek zou,
ander dan werd voorgesteld, de
menselijke maatschappij worden
omgevormd tot een kleurloze
massa, tot iets onpersoonlijks en
schematisch, en in die mate tot
iets, dat in strijd is met het dui
delijk bevel van de natuur en van
haar Schepper.
Grote delen van de mensheid
zijn echter nog niet getroffen,
door de z.g. technische levensop
vatting. Maar overal, waar de
technische vooruitgang ongecon
troleerd doordringt, zal spoedig
het gevaar van de zojuist ge
noemde misvormingen zich gaan
vertonen. En wij wijzen met bij
zondere bezorgdheid op het ge
vaar, dat het gezin bedreigt. Want
het gezin is in het sociale leven
de stevigste grondslag van een
orde. Het verwezenlijkt onder
zijn leden talloze persoonlijke
verdienstelijkheden, het houdt
zijn leden tézamen in een band
van genegenheid, het stimuleert
de voortbrenging en de bewaring
van de gebruiksgoederen en het
wekt bij ieder van de leden de
liefde op voor de familietraditie.
Waar daarentegen de technische
levensbeschouwing doordringt,
raakt het gezin de persoonlijke
band van zijn eenheid kwijt. Dan
verliest het zijn warmte en saam
horigheid. Het gezin is dan niet
meer een ideaal van liefde en
een toevlucht voor het hart.
In een wereld, die wordt ge
leid op de wijze, die Wij beschre
ven, kan men niet zeggen, dat zij
verlicht wordt door het Licht,
dat eens in de duisternis scheen,
noch bezield door het Leven;
met ononderbroken angstige be
zorgdheid zoeken zij aan de hori
zon naar tekenen, dat de duister -
his voorgoed zal opklaren, al zal
het niet het volle licht kunnen
zijn, waarover de profeet spreekt.
Aan onze blik vertoont zich
integendeel het beeld van een
nog altijd onrustig Europa, waar
het materialisme, waarover wij
spraken, de fundamentele pro
blemen, die ten nauwste met de
vrede en de orde van de ganse
wereld samenhangen, niet alleen
onopgelost laat, maar zelfs nog
op de spits drijft. Het is waar,
dat het materialisme in dit we
relddeel geen ernstiger bedrei
ging vormt dan voor de andere
gebieden der aarde. Wij zijn zelfs
van mening, dat die landen nog
meer aan deze gevaren zijn bloot
gesteld, en op bijzondere wijze
in hun moreel en psychologisch
evenwicht worden geschokt, die
onvoorbereid in aanraking ko
men met de snelle voortgang van
de techniek. Bij hen n.l. verloopt
de van buiten ingevoerde ontwik
keling niet gelijkmatig, doch met
onregelmatige sprongen. Zij be
schikken niet over het vermogen
tot het bieden van weerstand,
het geven van correctie en com
pensatie, noch in de bereidheid
der enkelingen, noch in de tradi
tionele cultuur.
De oorzaak evenwel van onze
ernstige zorg over. Europa ligt in
de onophoudelijke ontgoochelin
gen, waarin al sinds jaren de op
rechte verlangens naar vrede en
ontspanning, die in deze landen
worden gekoesterd, door de ma
teriële wijze, waarop het pro
bleem van de vrede gesteld
wordt, schipbreuk lijden.
Wij denken in het bijzonder
aan diegenen, naar wier oordeel
het vraagstuk van de vrede er
een is van technische aard. Die
het leven van de enkeling en van
de volkeren beschouwen vanuit
een techniseh-economisch stand
punt. Deze materialistische le
vensbeschouwing dreigt de ge
dragslijn te worden van hen die
voor de vrede werken en het
concept van hun vredespolitiek
is uit deze levensbeschouwing af
komstig.
Zjj menen, dat het vinden van
de oplossing daarin bestaat, dat
door het voortdurend opvoeren
van de arbeidsproductiviteit en
van de levensstandaard aan alle
volkeren een stoffelijke welvaart
wordt gegeven. Evenals een an
dere, soortgelijke formule, hon
derd jaar geleden door de staats
lieden werd ontworpen.
Maar geen enkele vorm van
materialisme is ooit een geschikt
middel geweest om de vrede te
vestigen, daar deze in de eerste
plaats bestaat in een houding
van de geest en pas op de tweede
plaats door een nauw evenwicht
van materiële krachten. Het is
dan ook een principiële dwaling
de vrede te willen toevertrouwen
aan het moderne materialisme,
dat de mens z'n gedachten be
derft en zijn persoonlijk en zijn
geestelijk leven verstikt. Het be
staande wantrouwen leidt tot 'n
ondervinding, die ook in onze
dagen het bewijs levert, dat ook
indien het potentieel van tech
nische en economische krachten
ongeveer gelijkelijk over beide
partijen is verdeeld, aan beide
l zijden vrees wordt aangejaagd.
Daarvan kan uiteindelijk slechts
angst het gevolg zijn; niet de
vrede, die zo hevig wordt ver
langd. Dit moet zonder ophou
den worden herhaald: de vrede
is niet op de eerste plaats een
zaak van overvloed van goede
ren, maar een kwestie van gees
telijke eenheid en morele ge
zondheid. De vrede eist op straf
fe van een hernieuwde cata
strophe voor de mensheid, dat
men de bedriegelijke autonomie
opheft van de materiële krach
ten, die in feite nog maar weinig
verschillen van de eigenlijke
oorlogswapenen. De huidige toe
stand zal niet beter worden, ten
zij alle volkeren de gemeenschap
pelijke geestelijke en morele
doeleinden van de mensheid zul
len erkennen, tenzij zij elkaar
zullen helpen deze te verwezen
lijken en tenzij zij daarbij tot
wederzijdse overeenstemming
zullen komen om zich tegen de
onthutsende onenigheid, die on
der hen heerst ten opzichte van
de levensstandaard en de arbeids
productiviteit, te keren.
Dit alles kan gedaan worden
en het is vooral dringend nodig
dat het in Europa gedaan wordt
door een continentale eenheid te
vestigen tussen haar volkeren,
die wel onderling verschillen,
maar toch geografisch en histo
risch aan elkaar zijn verbonden.
Een krachtige aanmoediging
om die eenheid tot stand te bren
gen, ligt in het duidelijk misluk
ken van een tegenovergestelde
politiek en in het feit, dat de
volkeren in deze landen zelf,
haar verwacht en noodzakelijk en
mogelijk acht.
Thans is het tijd om deze ge
dachte uit te voeren. Daarom
sporen wij op de eerste plaats de
christelijke politici aan om over
te gaan tot de daad. We behoe
ven er slechts aan te herinneren,
dat het steeds de taak van het
Christendom is geweest, elke
vorm van vreedzame eenheid on
der de volkeren te steunen.
Waarom dan nog aarzelen?
Het doel is duidelijk; de noden
der volkeren staan allen voor
ogen. Aan wie op voorhand de
absolute garantie van een goede
uitslag zou verlangen, moet het
antwoord worden gegeven, dat er
inderdaad een risico mee gemoeid
is, maar een noodzakelijk; een ri
sico, ja, maar een, die is afgeme
ten aan de mogelijkheden van het
ogenblik; een redelijk risico. Men
dient ongetwijfeld behoedzaam te
werk te gaan, met zorgvuldig be
rekende passen voort te gaan;
maar waarom juist nu wantrou
wen koesteren in de hoge stand
der politieke wetenschap en prac-
tijk, die toch voldoende de hin
dernissen kunnen voorzien en de
middelen ertegen voorbereiden?
Het oritieke ogenblik, waarin de
strijd van Europa zich bevindt,
moge vooral een motief zijn om tot
handelen over te gaan: er is voor
haar geen veiligheid zonder risico.
Wie een absolute zekerheid ver
langt, geeft geen bewijs van zijn
goede wil jegens Europa.
Terwijl Wij dit steeds voor ogen
houden, sporen Wij bovendien de
christelijke politici aan, om bin
nen hun eigen landen over te
gaan tot de daad. Indien er in het
binnenlandse leven der volkeren
geen orde heerst, wacht men te
vergeefs op de eenheid van Euro
pa en op een veilige wereld
vrede. In een tijd als de onze,
waarin de dwalingen gemakkelijk
tot rampen worden, mag geen
christelijke politicus thans min
der dan ooit de binnenlandse
spanningen nog vergroten door
ze te overdrijven, door het posi
tieve voorbij te zien en door het
juiste inzicht in datgene wat rede
lijkerwijs mogelijk is, te laten
verloren gaan. Van hen wordt
vasthoudendheid verwacht in het
doorvoeren van de christelijke
leer, meer vasthoudendheid en
vertrouwen dan de tegenstanders
jegens hun valse leerstellingen
aan de dag'leggen.
Indien de christelijke sociale
leer zich sinds meer dan honderd
jaren heeft ontwikkeld en vrucht
heeft gedragen in de practische
politiek van vele volkeren he
laas niet van allen, dan heb
ben zij die te laat zijn gekomen,
thans geen reden om te klagen,
dat het christendom op sociaal
terrein een leemte laat, die vol
gens hen moet worden aangevuld
door een z.g. revolutie van het
christelijk geweten. Deze leemte
ligt niet in het christendom, maar
in het denkvermogen van zijn
aanklagers.
Bij deze stand van zaken dient
de christelijke politicus de vrede
noch binnen noch bijgevolg bui
ten het eigen land, wanneer hij
de solide basis van de objectieve
ervaring en van de heldere be
ginselen verlaat, zich als het
ware opwerpt als een begenadigd
preker van een nieuwe sociale
wereld en zodoende bijdraagt tot
een steeds grotere verwarring der
toch reeds besluiteloze geesten.
Daaraan maakt eenieder zich
schuldig, die meent te kunnen
experimenteren met de sociale
orde en hij vooral, die niet van
plan is in alle rangen vóór alles
het wettige gezag van de staat
en de eerbiediging van de recht
vaardige wetten te laten gelden.
Men moet wellicht nog aantonen,
dat een zwak gezag meer dan
alle andere moeilijkheden het ge
zag van de staat ondermijnt, en
dat de zwakheid van een land de
verzwakking van Europa bete
kent en de algemene vrede in
gevaar brengt?
Men moet zich dus keren tegen
de valse mening, dat een juiste
overheersing van het gezag en
van de wetten noodzakelijk de
weg zou banen naar de tyrannic.
Wij hebben enige jaren geleden
bij deze zelfde gelegenheid (24
Dec. 1944), toen Wij over de de
mocratie spraken, er op gewezen,
dat in een democratische staat,
zoals trouwens ie iedere goed
geordende staat, het gezag echt
en krachtig moet zijn. De demo
cratie wil zonder twijfel het
ideaal van de vrijheid verwezen
lijken; maar ideaal is alleen die
vrijheid, welke zich ver houdt van
elke teugelloosheid, die vrijheid,
welke met het bewustzijn van het
eigendomsrecht, de eerbied voor
de vrijheid, de waardigheid en
het recht der anderen verenigt,
en die van haar eigen verant
woordelijkheid voor het algemeen
welzijn overtuigd is. Natuurlijk
kan deze ware democratie niet
leven noch bloeien tenzij in een
sfeer van eerbied jegens God en
van onderhouding van Zijn gebo
den, niet minder dan in die van
christelijke saamhorigheid of
broederlijke verbondenheid.
Op deze wijze, dierbare zonen
en dochters, zal het werk van de
vrede, dat in de lichtglans van
de nacht van Bethléhem werd be
loofd, tenslotte voltooid worden
met de goede wil van allen, maar
het vangt aan in de volheid der
waarheid, die de duisternis uit
de geesten wegdrijft. Zoals bij de
schepping in het begin het Woord
was, en niet de dingen, niet hun
wetten, niet hun macht en over
vloed, zo moet ook bij de uit
voering van de geheimnisvolle
onderneming, die door de Schep
per aan het mensdom werd toe
vertrouwd, dat zelfde Woord, zijn
waarheid, zijn liefde en zijn ge
nade aan het begin worden ge
plaatst; en eerst daarna de weten
schap en de techniek. Deze orde
hebben Wij U willen uiteenzetten
en Wij sporen U aan haar krach
tig te beschermen. Wij hebben de
geschiedenis op onze zijde en gij
weet, dat zij een goede leermees
teres is. Toch schijnt het, dat ten
aanzien van haar lessen, die
genen, die ze niet begrijpen en
bijgevolg geneigd zijn nieuwe
avonturen te wagen, talrijker zijn
dan de anderen, die het slacht
offer worden van hun dwaasheid.
Wij hebben gesproken in naam
van deze slachtoffers, die nog
wenen om nabije en ver afgele
gen graven en die steeds weer
moeten vrezen, dat andere wor
den gedolven; die nog tussen de
puinhopen wonen en reeds weer
nieuwe verwoestingen in aantocht
zien; die nog altijd als gevange
nen en ontheemden wachten en
reeds weer vrezen voor hun eigen
vrijheid. Het gevaar is zo groot,
dat wij van af de kribbe van de
eeuwige Vorst des Vredes ern
stige woorden hebben moeten be
zigen, ook indien daardoor een
nog heviger vrees zou kunnen
worden gewekt. Doch men mag
steeds vertrouwen, dat het met
Gods genade een heilzame en
vruchtbare vrees zal zijn, die ertoe
moge leiden, dat de volkeren zich
verenigen en aldus de hechte
vrede wordt _gevestigd.
Moge de Moeder Gods en Moe
der der mensen, de Onbevlekte
Maagd Maria, voor wier altaren
de volkeren der aarde zich in dit
jaar met bijzondere verering
neerwerpen, deze Onze angsten
en wensen aanhoren, opdat Zij
haar moederlijke voorspraak
plaatse tussen deze aarde en de
troon van God.
Met deze heilwens op de lippen
en in het hart, verlenen Wij aan
U allen, dierbare zonen en doch
ters, aan Uw gezinnen en in het
bijzonder aan de behoeftigen, aan
de armen, aan de verdrukten,
aan hen, die om hun trouw aan
Christus en Zijn Kerk vervolging
lijden uit het diepst van Ons hart
Onze vaderlijke en apostolische
zegen.
Maandag 28 December: In
1932 zei de O.L. Vrouw van
Beauraing: „Weldra zal het
mijn laatste verschijning zijn"
„De H. Maagd is de Moeder
van God; derhalve is Zij ver
verheven boven alle engelen,
zelfs boven de serafijnen en
cherubijnen. Zij is de Moe
der van God; derhalve de zui
verste en heiligste, zodat na
God grotere zuiverheid niet
kan worden gedacht. Zij is
de Moeder van God; derhalve
elk voorrecht dat ooit aan
een heilige^ verleend werd,
heeft Zij vóór allen ontvan
gen."
Cornelius a Lapide,
in Mattheum, I, 6.
Ter aarde bestelling
Mr W. J. Berger
Onder zeer grote belangstelling
vooral van de zijde van de rech
terlijke macht, is op de middag
van Tweede Kerstdag op de R.K.
Begraafplaats aan de Kerkhoflaan
te 's Gravenhage ter aarde be
steld het stoffelijk overschot van
mr. W. J. Berger, oud-procureur-
generaal bij de Hoge Raad der
Nederlanden. Tevoren was in de
kerk aan het Stadhoudersplant
soen een plechtige uitvaartdienst
gehouden die werd bijgewoond o
m. door de Pauselijke Internun
tius Mgr. P. Giobbe. Op de be
graafplaats werden o.m. opge
merkt de Minister van Staat, Mr.
J. R. H. van Schaik en de pre
sident van de Hoge Raad, Dr. J.
Donner.