DE WEG TERUG IS LANG EN MOEILIJK Op het schavotje van de maatschappelijk on Hij kwam terug... Statistieken en werkelijkheid Langzame vooruitgang Voorzorg werd verwaarloosd Tuberculose Hij behoorde tot de kleine zelfstandigen. Hij behoorde dus tot die groep, die in geval van 'n laag-conjunctuur het minst beschermd is. Dat hij daaraan niet dachtkan men hem niet verwijten. Hij teas getrouwd en had drie kinderen. Het enige wat hij kon teers werken, om op deze wijze zichzelf en zijn gezin een bestaan te verschaffen, dat men redelijk noe men mocht. Maar elke redelijkheid is rekbaar. En elke redelijkheid staat bloot aan de wis selvalligheden van een economisch bestel. In de crisis-jaren van dertig, fietste hij naar de nabijgelegen stad en kocht daar voor één gulden servies-schalen, die hij dan weer ver kocht aan de boeren in de omgeving van zijn dorp. De winst die hij maakte bedroeg 75 cent. Hierna fietste hij opnieuw naar de vijftien kilometer verder gelegen stad en kocht schalen. En opnieuw maakte hij een winst van 75 cent. Die dag verdiende hij f 1,50, zijn dagloon. Een redelijk dagloon in die jaren; men kan het betwisten Er was één ding, waarop hij niet had gerekend: ziekte. Tegen crisis had hij zich kunnen ver weren; tegen ziekte kon hij zich niet verweren. Hij kon niet an; ders, dan haar aanvaarden. Hij liet zich onderzoeken en hoorde de uitslag: tuberculose. Op dat ogenblik wankelde zijn redelijk bestaan Vier "en 'half jaar werd hij ver pleegd in een sanatorium waar hij Kuurde en moreel en physiek opnieuw opgevoed moest worden. In die vier en een half jaar kreeg zijn gezin de zegenrijke voorzie ning, die men in die ..jareta „steun" noemde. De redelijkheid was enkele graden gedaald tot een bestaan, dat men met de hes- te wil van de wereld niet meer „redelijk" kon noemen. Maar hij, in het sanatorium, glimlachte. „Ik kom terug", zei hij, „dan wordt alles weer beter". Hij kwam terug. Opnieuw klom hij óp zijn fietsje en handelde en verkocht schalen met een dag loon, dat varieerde tussen f 1.50 en f 2.Maar 's avonds als hij thuis kwam, wankelde hij en zocht soms steun aan de muur. In het dorp waar hij woonde, zag men hem wankelen; men zei: „Hij is dronken. Het gaat niet goed met hem. Hij verwaarloost zijn gezin en hij drinkt". De zaak was alleen, dat hij li chamelijk onvermogend was, el ke dag weer opnieuw de weg tus sen het dorp en de stad te fiet sen; dat een van zijn beide lon- fen verschrompeld was. De goe- e gemeente begon zich met het geval te bemoeien en het ge meentebestuur verzocht de „A. V.O." zich met de maatschappe lijke her-opvoeding van deze man te belasten. Men stelde een on derzoek in en na overleg met het consultatie-bureau kwam men tot de conclusie, dat deze man dit werk onmogelijk nog langer kon volhouden. Men onderzocht de mogelijkheden, die er voor hem waren en vond de uiteindelijke oplossing in een kippenfarm. De driehonderd kippen, die hij nodig zou hebben om weer terug te ko men tot een redelijk bestaan, zouden f 4500.kosten. Daarna ging de „A.V.O." naar het ge meentebestuur en vroeg of het bereid was, dit bedrag te voteren, maar de burgervader en de wet houders bevroren van verbazing op hun ambtelijke zetels. „Deze man, die dikwijls zo dronken was. De man zelf leverde dertig verklaringen in van winkeliers en leveranciers, waaruit zijn be trouwbaarheid meer dan duide lijk bleek. Als hij in Januari een pak op afbetaling wenste te ko pen, begon hij in Augustus van het voorgaande jaar al te betalen. Toen de „A.V.O." voorstelde f 750 bjj te dragen, besloot de ge meente het resterende bedrag beschikbaar te stellen. De man zou dus een kippenfarm krijgen Hij zou zichzelf kunnen zijn in een afgebakend en zelfstandig bestaan; maar opnieuw doemde het spook van het burgermans fatsoen op: geen boer wenste 'n halve hectare land beschikbaar te stellen voor deze „waggelende staan en besloot in het hok bij de kuikens te gaan slapen. Dagen later begon hij te hoesten. „Bron- chitisch zei de dokter. „Niet zo heel erg": Later ging hij opnieuw en de conclusie was dezelfde. Tot hij op aanraden van de „A.V.O." naar het consultatiebureau ging en onmiddellijk moest gaan „lig gen". In de krot van een woning, waarin hij woonde schoof hii het raam een decimeter op, want meer stond de bouwvalligheid van dit huis niet toe. Zes weker lag hij voor het raam en keek naar de kippen en de kuikens. Daarna ging hij naar een long kliniek, waar een long werd weggehaald en later kuurde hij opnieuw na in een sanatorium Intussen had men de kippen en de kuikens verkocht en het land een ongemotiveerd mijden van deze mensen, is de grootste bar ricade op de weg naar de maat schappelijke herplaatsing. Men kan deze herplaatsing een per soonlijke zaak vinden, in werke- robleem. En dit probleem op te lijkheid is_het hier een sociaal d: ossen is daarom een gemeen schappelijke taak. Geen taak voor Rijks- en gemeente-instanties al leen, maar voor een ieder, die zich gemeenschapsmens noemt. Het verhaal van deze man zou blanke handen wordt afgeleverd aan de maatschappij, met een briefje „genezen, maar voorzich tig" op zijn borst gespeld? Jan sen weet niet anders te doen, dan de uren te tellen, die hij ver bruikt met het doorlopen van aannemingskeuringen en het af leggen van sollicitatiebezoeken» Hij laat zich inschrijven bij de afdeling „Bijzondere bemidde ling" van het Rijksarbeidsbureau, en deze bijzondere afdeling stelt zich in verbinding met het con sultatie-bureau. - Nietwaar? -, het gaat er om voor deze man een werkkring te vinden, die is aangepast aan zijn physieke ge steltenis. Maar als deze Jansen vroeger schilder is geweest en daarvoor nu ongeschikt wordt be vonden, dan opent hij zijn mond enkel nog om te zeggen „Wat nu?" Hij kan maanden geduld hebben, hij kan zelfs jaren wach ten. want ergens zal een of an dere sociale instantie zijn mond en die van zijn gezin voorlopig wel vullen, maar Jansen wil ten slotte zelf iets. Men wil Jansen gaan herscholen maar voordat het zover is, heeft hij hier of daar zelf al een be trekking aanvaard en wordt hij afgevoerd van de lijst „werkzoe kenden". Het gaat best met Jan sen, die ergens anders toch maar weer schilder is geworden, tot hij opnieuw ziek wordt en opnieuw maanden in een sanatorium de gemiste kansen ligt te overwe gen. Of het gebeurt, dat hij gaat solliciteren en ontdekt, dat men in déze maatschappij een fijnge voelige neus heeft voor ziekten als die van hem. Na de aanne mingskeuring staat Jansen buiten met een afwijzing in zijn zak. Is Het sanatorium, waar de patiënt soms jarenlang moet kuren, voordat hij de lange en dik wijls moeilijke „weg terug" kan kan beginnen. Een van de mo dernste daar van is het sana torium „Berg en Bosch" te Bilthoven. Men heeft over Jansen en de zijnen statistieken aangelegd. Men heeft gezegd in getallen en cijfers, dat het met Jansen nog zo beroerd niet gesteld is en dat hij zich nog wel redt. De dorre en troosteloze materie van de getallenritmiek heeft echter nog maar weinig weg van de nog troostelozer realiteit van de genezen tuberculose-patiënt. De constitutie zodat de kans op mislukken zo veel mogelijk wordt uitgesloten. Want elk falen, be tekent voor hem niet alleen een financieel debacle, maar ook een morele inflatie. Want Jansen is zich maar al te bewust van het burgermans fatsoen, en de on gemotiveerde angst voor besmet ting, waarmee hij wordt beke ken. Het feit bovendien, dat de meeste t.b.c.-patiënten tussen de 21 en 40 jaar zijn, is daarom des te ernstiger, omdat juist deze groep, de „gezinnen-groep" ver tegenwoordigt. De groep voor Het is waar, dat er de laatste jaren een kentering ten goede is te constateren. Aan veel bedrij ven is een bedrijfsgeneeskundige dienst verbonden, en in zulk een geval wordt de genezen patiënt meestal zonder meer teruggeno men en krijgt hij onder ge neeskundig toezicht werk aan gewezen dat voor hem geschikt is. De bedrijven waar dit niet het Tot de t.b.c.- bestrijding be hoort ook de voorzorg. Het tijdig vaststel len van deze ziekte kan de ligkuur aanmer kelijk bekorten, wat ook voor de herplaatsing van belang is. enige werkelijkheid, die deze cij fers weergeven, zijn die, welke de leeftijd betreffen. Het is waar, dat het grootste deel der tuber- culose-patiënten ligt tussen de 21 en 40 jaar. Het is waar dat de gemiddelde ziekteduur 1 tot 2 jaar is en dat elke maand boven de twee jaar als uitzonderlijk langer moet worden beschouwd. Maar het is niet helemaal waar dat 90 procent van de herstelde patiënten slechts een wachttijd hebben van drie maanden of minder; dat zij binnen dit kort tijdsbestek weer hun plaats in de maatschappij hebben hervon den. Alleen bij de „A.V.O." zijn er gevallen waar drie jaar lang alle facetten daarvan worden overwogen, voordat een defini tieve en waarschijnlijk juiste op- rirnriVoiJw» 'i 66 iciigciiucgiaiue maaiscnappn dronkelap want het was ken- om zich heen heeft geweven en met de daarop staande hokken verhuurd. De vrouw kreeg vijf gulden per week van deze huur en de gemeente wreef zich de gemeente-handen, omdat zij door de opbrengst van de kippen „er net was uitgesprongen". Maanden later kwam hij terug. Hij glim lachte niet meer. Hij was geeste lijk en lichamelijk een wrak ge worden. Terug bij zijn vrouw en kinderen zat hij opnieuw voor 't raam. Hij kon niet anders zeggen dan: „Wat nu?" Verhalen als deze zouden we er honderden kunnen vertellen. Verhalen, waarin het sluipend ge weld van de gevreesde 'ziekte „tuberculose", de hoofdrol speelt en waarvan de consequenties dikwijls zulk een bittere realiteit scheppen, dat deze nauwelijks te begrijpen is voor diegenen, die nooit met een dergelijk geval zijn geconfronteerd. Het „Wat nu?" waarmee dit verhaal eindigt, is nog niet beantwoord. Het zal moeilijk zijn daarop een afdoend en bevredigend antwoord te vin den. Misschien dat de betreffen de instanties dit eens zal geluk ken, maar meermalen worden de ze pogingen bemoeilijkt, door het cocon van burgerlijke hygiëne, dat een door en door fatsoenlijke en zelfgenoegzame maatschappij 'let consultatiebureau is ook voor de na-zorg belangrijk. Re gelmatig onderzoek kan 'n aankomend recidief tijdig opvangen, 'et is daarom noodzakelijk dat een nauwe samenwerking bestaat tussen de instanties, die belast zijn met het herplaatsen van de genezen patiënten en deze bureaux. nelijk nog niet tot de goegemeen te doorgedrongen, dat hier andere 'actoren, dan jenever, de even wichtsorganen van deze man be ïnvloedden. Men zei, dat de kip pen wel eens over de afrastering Konden vliegen en dan van het Koren zouden etenMaar ein delijk vond men land, dat werd gehuurd voor vier ja&r met een ooruitbetaling van duizend gul- 262i voor huur. Er werden nokken gebouwd en hij begon „PPj1" te houden. En op een af pand bezag het hoofdschuddende rp met gemengde gevoelens, oeze onderneming. «U „boerde" goed. Het bleek j dat zijn inkomen boven het C^dt'ddelde iag, dat voor zulk een drijf door de Kamer van Koop- '3nOPl titne TT;; h?Ii5el ^.s vastgelegd. Hij glim- achte. „Zie je wel", zei hij. u jc wei zei ui.,. „Als teru? ben". Maar op een i'LKjeeg hij kuikens en tegelij- 'n'n I raete.n- Hij zag in die rat- een bedreiging van zijn be- waarbuiten de genezen t.b.c.-pa tiënt als een verworpen eenling staat. We zouden honderden van de ze verhalen kunnen vertellen, maar uiteindelijk zullen we steeds weer moeten eindigen met de vraag „Wat nu?". Een vraag, die U, mij en ieder van ons ter beantwoording is overgelaten. Het woord „tuberculose" heeft nog 'n andere betekenis, dan alleen ziek te. Voor degeen die het treft, be tekent het een dikwijls langdu rige ligkuur en een vaag en on zeker uitzicht op de toekomst; voor hem, die er van nabij mee omgaat behelst het meestal onge rechtvaardigde angst voor be smetting. Ongerechtvaardigd, om dat geen enkele instantie de pa tiënt toestaat te werken, zolang zijn ziekte niet voldoende gene zen is en het gevaar voor be smetting nog bestaat. De waanzin van een te ver doorgevoerde angst, die dikwijls ontaardt in door kunnen gaan tot in het on eindige. Tot daar, waar tenslotte geen oplossing meer mogelijk is en een zwart vraagteken een niet te voorspellen toekomst aan duidt. En uiteindelijk zal het 'n steeds weer opnieuw herhalen' blijven van de vraag: „Wat nu?" Jarenlang heeft men zich al leen bemoeit met de genezing van de ziekte. Voor- en nazorg werden verwaarloosd; het pro bleem hiervan was nog niet ont dekt. Later werden de Consulta- tie-bureaux opgericht, waar de voorzorg ter hand werd genomen om de ziekte vroegtijdig te kun nen ontdekken. Maar zij, die ge nezen werden verklaard, vonden zichzelf terug in een somstijds vijandig gezinde maatschappij. De kernproblemen van de na zorg: het voorkomen en zo moge lijk opvangen van het recidief en dé -tewerkstelling van de gene zen patiënten, kregen niet de aandacht die zij verdienden. Pas jaren later ging men over tot de .arbeids-therapie", waar de pa tiënten in speciale werkplaatsen opnieuw arbeidsgeschikt werden gemaakt. Het sociaal aspect werd hierbij echter buiten beschou wing gelaten, want het gaat er niet alleen om, de patiënten weer arbeidsgeschikt te maken, maar hen ook weer daadwerkelijk in het arbeidsproces op te némen. Bovendien bleek het - begrijpe lijkerwijs - onmogelijk de pa tiënten langer in het sanatorium te houden, dan beslist noodzake lijk was. omdat de meesten er prijs op stelden zo spoedig als hun ziekte dit toeliet, weer naar huis terug te gaan. In 1921 werd de Vereniging ter Behartiging van de Belangen van Tuberculose-patiënten opge richt. die zich voornamelijk be zighoudt met de herplaatsing van genezen patiënten in de maat schappij. En later hield ook de „A.V.O." (Ned. Vereniging Socia le Zorg Minder Validen") zich met dit vraagstuk bezig. Er wer den regionale werkplaatsen op gericht waar de genezen patiënt productieve, lichte en normaal betaalde werkzaamheden kan ver richten. Maar hiermede was het probleem allerminst vereenvou digd. Bovendien zijn de werkplaat sen in de sanatoria geen ade quate voorbereiding op het nor male werk, omdat het tempo daar lager ligt, dan in de maat schappij. De „A.V.O."-werk- plaatsen bieden op dit gebied andere mogelijkheden, omdat hier gestreefd wordt zo veel mogelijk volwaardig werk te laten ver richten en de patiënt ook het ge voel bij te brengen, dat hij aller minst onvolwaardig is. Tenslotte werd er een bepaald systeem opgebouwd. Een sys teem waarnaar de genezen pa tiënt moest handelen, om zijn weg terug te vinden. Maar dat deze weg gaat langs allerlei Amb telijke instanties en langs heu velruggen achterdocht van klein burgerlijke netheid, waarmee de gezonde, valide mens zich om hult. is een zaak, die misschien minder duidelijk bekend is. maar daarom niet minder schrijnend voor de persoon dit het treft. Want wat gebeurt er met Jansen of Pietersen, wanneer hij met Jarenlang vechten de geleerden reeds tegen de gevreesde ziekte tuberculose. Sanatoria worden gebouwd, waar de patiënt genezing kan vinden, terwijl door middel van de consultatiebureaux en regelmatig bevolkingsonderzoek een tijdig ontdekken van deze ziekte reeds een belangrijke verbetering betekent. De gevolgen van deze zie cte open baren zich echter pas duidelijk in de nazorg, wanneer voor de genezen patiënt opnieuw een plaats in de maatschappij moet worden gevonden. Hier spitsen de problemen zich toe en scheppen dikwijls situaties, die, sociaal gezien, wanhopig zijn. Het is niet alleen een taak van regerings- en gemeente-instanties om de genezen tuberculose-patiënt te helpen bij de lange weg terug. Het nationaal saamhorig heidsgevoel dient een stimulerende factor te zijn, waardoor het de patiënt gemakkelijker wordt gemaakt zich in het normale leven aan te passen. Helaas is dit niet altijd het geval. Te dikwijls nog is er de ongerechtvaardigde angst voor besmetting, waardoor de van tuberculose genezen patiënt wordt geschuwd en teruggewezen naar het „schavot" van de maatschappelijk onvolwaardigen. Dat hierdoor soms hele gezinnen tot armoede en ellende wor den gebracht, blijkt nauwelijks belangrijk te zijn, mis schien ook nauwelijks voldoende bekend. Het is daarom zaak, dat deze problemen duidelijker naar vori gebracht om op deze wijze te trachten een ied< tuigen van de noodzaak, de genezen patiënt zo zijn vermogen ligt, te helpen bij zijn poging zi stellen. wie een ziekte als deze onmiddel lijk enorme consequenties met zich brengt. Men heeft nog veel meer cij fers over Jansen verzameld. Het zou gebleken zijn. dat 71 pet het oude werk terug kreeg, waar van 53 pet bij de oude, en 18 pet bij een andere werkgever. Maar nogmaals, de dorre bedrieg lijkheid van cijfers, demonstreren alleen de feiten maar niet de dikwijls tragische achtergronden. Met evenveel recht kan men vra gen, hoeveel patiënten van die 71 pet, dit oude werk niet als uiteindelijk enige redmiddel heb ben aangegrepen; hoevelen in wezen eigenlijk volkomen onge schikt waren, dit opnieuw weer aan te pakken. Tenslotte mogen andere cijfers dit demonstreren, wanneer er gemeld wordt, dat elf procent later dit werk weer heeft neergelegd, omdat zij het niet konden volhouden. Er wordt ook vermeld, dat 24 procent naar een andere werkgever overging en daar ook ander werk kregen. En dan wordt hierin een gevaar gezien, door de vraag, of dit werk wel in overeenstemming is met de lichamelijke constitutie v. d. genezen patiënt. Deze vraag is volkomen gerechtvaardigd, maar kan met dezelfde recht vaardiging ook over de vorige groep worden gesteld. Het is begrijpelijk, dat voor Jansen de vraag niet meer be langrijk wordt, of dit werk ge schikt is of niet. Hii gaat enkel van de veronderstelling uit zo spoedig mogelijk weer in het maatschappelijk gareel zijn suk keldrafje te moeten beginnen. En of hij voortijdig struikelt is iets, dat voor hem in een te verre en onzekere toekomst ligt, om zich daarover beangst te maken. Hij herinnert zich nog te duidelijk, dat enkele maanden na het begin van zijn ziekte een vriendelijk briefje van zijn baas hem op de geval is, zijn voor hem moeilijker binnen te dringen. De voor naamste factor is echter, om hem weer arbeidsgeschikt te maken en hiervoor dienen de werkplaat sen. Meermalen zal het ook no dig zijn een ander beroep te le ren, zodat ook herscholingswerk- plaatsen worden ingeschakeld. Op dit gebied zijn het vooral de „Vereniging tot behartiging van de belangen van tuberculose patiënten" en de „A.V.O.", die belangrijk werk verrichten. De afdeling „Bijzondere bemidde ling" van de Rijksarbeidsbureau's werken nauwer samen met de geneeskundige diensten om een zo passend mogelijke functie voor de genezen patiënten te vinden. Ook het Rijk begint langzaam uit de jarenlange- slaap te ontwaken en draagt het zijne bij tot de oplossing van dit vraagstuk. Maar er zjjn gebieden, waar de moei lijkheden groter zijn dan elders, want, daar, waar de voornaamste werkzaamheden de land- en tuinbouw betreffen, zijn er te weinig andere mogelijkheden om voor de genezen patiënt een ge schikte werkkring te vinden. Juist in deze gebieden, tekent het probleem zich scherper en ongunstiger af, zodat het zaak is vooral daar het vraagstuk nauw keuriger te bezien. Het is waar, dat in dergelijke gevallen het eerst aan kleine, zelfstandige bedrijven wordt ge dacht, zoals aan sigarenwinkels. Maar de factoren, die hierbij een rol spelen, zijn van veelvuldige aard. De instanties, die in derge lijke gevallen de helpende hand moeten bieden, letten daarbij niet alleen op de persoon in kwestie, maar ook op de vrouw, die naast de man, de verantwoor ding voor deze zaak zal moeten dragen. Natuurlijk is het begrij pelijk, dat in gevallen van een recidief, de vrouw voldoende energie en aanleg moet bezitten, de zaak tijdens de afwezigheid het dan zo verwonderlijk, dat hij bij de volgende sollicitatie ver zwijgt, dat hij tuberculose heeft gehad? Hij voelt deze weten schap op zich drukken als een immense last, een soort lidteken, dat hem tot een maatschappelijk onvolwaardige brandmerkt. En hij bedekt dit teken met de leu gen van verzwijgen. Het gevolg daarvan is weer. dat hij werk aanvaardt dat boven zijn krach ten gaat. Want het is niet d Jansen bezwaar heeft tegen een overbruggingstoelage of andere sociale toeslag, maar het feit, dat zijn persoonlijke toestand daar van de oorzaak is, maakt hem tot een geestelijk eenzame. Zeg niet, dat duizenden validen als Jansen hun werkloosheids-uitke ring genieten, zonder de minste gewetenswroeging. Voor hén is dit het gevolg van een conjunc tuur, voor Jansen is dit het ge volg van zichzelf. Het kan ook gebeuren, dat men hem vreest; dat men hem schuwt uit angst voor besmetting en hem terug wijst als een melaatse naar de ballingschap van een liefdadige instelling. En voor Jansen doemt er dan weer opnieuw die ene vraag op: „Wat nu?" Werkplaatsen waar de gene zen patiënt op nieuw arbeids geschikt wordt gemaakt, behoren dik wijls tot de lange weg, die moet worden af gelegd om weer in het maat schappelijk le ven volwaardig te kunnen wor den opgenomen. lossing is gevonden. En deze tijd is niet zo verwonderlijk lang, in dien men bedenkt, dat het er niet om gaat Jansen zo gauw moge lijk weer aan een baan te hel pen, maar dat hier de opgave in een ander en veel gecompli ceerder vlak ligt: er moet n.l. uitgezien worden naar een func tie, die geheel in overeenstem ming is met zijn lichamelijke hoogte bracht ven boi zijn functie niet langer open kon blijven, zodat deze door een an dere moest worden bezet. Hij herinnert zidh nog duidelijk de beleefdheid, waarmee hij werd bedankt voor zijn bewezen dien sten en hem het allerbeste werd toegewenst. En voor hem zijn die andere cijfers, waarmee het ge vaar voor een „instorting" ofwel recidief wordt aangegeven, van een té speculatieve waarde, dan dat hij zich hierdoor zou laten leiden. Niettemin zijn deze cij fers veelzeggend genoeg. Zij wij zen n.l. uit, dat 35 procent kans bestaat op een recidief, waarvan dan 2/3 in de eerste drie jaren na de genezen-verklaring zou geschieden. Maar dit mag niet betekenen, dat men alleen al door deze cijfers Jansen zijn kans ont neemt zich de plaats te herove ren, die hem krachtens zijn so ciale individualiteit toekomt. En het is helaas maar al te waar, dat juist deze angst, voor Jan sen een bijna onoverkomelijke hinderpaal is geworden. Hij is nu eenmaal geheven op 't scha votje van de minder validen, de maatschappelijk onvolwaardigen, die bovendien nog een gevaar voor de volksgezondheid kan be tekenen, dus redeneert men laat hem daar, tentoongesteld voor een ieder, die niet als Jan sen is. van de man verder te drijven. Het is mede daarom, dat elk ge val serieus wordt bekeken en men niet zonder meer tot een dergelijke medewerking zal over gaan. Maar het meest belangrij ke is toch, dat de sociale saam horigheid van de massa, voor Jansen de voornaamste steun moet betekenen. En het is juist deze steun, die ontbreekt en die, in een wereld als deze, in een beschaving als deze, typerend is voor de op zichzelf gerichte be langstelling van de mens. Hét wordt zaak. dat Jansen van zijn schavotje wordt afge haald; dat hij niet langer op deze troosteloze hoogte en in deze verworpenheid blijft voortleven. Er is geen enkel cijfer, dat het leed weergeeft, dat in gezinnen wordt geleden omwille van de burgerlijke hygiëne, die Jansen tot een lichamelijk onvolwaardi ge stempelt. Het ware heter, in dien men in statistieken cijfers van maatschappelijke ellende no teerde. Het ware nog beter, in dien men helemaal niet meer in cijfers trachtte uit te drukken, wat zich in sociale ellende open baart. Geeft Jansen de plaats, die hem krachtens zijn mens-zijn toekomt en geef hem de kans zichzelf te worden, opnieuw zich zelf te worden in een maatschap pij, die zonder tuberculose al hard genoeg is. LEO DERKSEN

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noordhollands Dagblad : dagblad voor Alkmaar en omgeving | 1954 | | pagina 9