Alkmaar, stad met twee gezichten
Tussen fraaie gevels gaan
krotten vol ellende schuil
1K
Op
al
SIP
JVieu
Min
250 gezinnen verkommeren
in mensonwaardige woningen
De kinderen
worden grijs
„Mijn huis is
mijn kasteel"
levensvreugde u' De bI°
Zij blijven
11 rebelleren niet zen. Wat leeft er op deze zolder? vocht; daarom ligt ze in deze
„Ik had een
goed huis"
f30.6
zori
Niet in d
maar in
Prof. Wi
officier
van
Orai
Pagina 4
Zaterdag 20 Februari 1954
zwegen verbittering, de ont
moediging en de somtijds ra
deloze wanhoop, die zich de
monstreert in één blik, één
woord, één gebaar van han
den, waarvan de palmen in
machteloosheid naar buiten
ALKMAAR Soms is er een man. Hij is klein en tenger. Hij heeft duizend gezich- 9e^eejd. Het is de vroeg-
ten en toch steeds dezelfde uitdrukking. Een uitdrukking, die weinig meer demon- kinZ%TzichteTteklntTCt9is
streert dan een berusten. Een niet meer weten en niet meer hopen. Hij zal U vragen: het gebrek aan zon en jeugd,
„Weet U een huis voor mij?" Maar zijn stem ligt in 't octaaf, waar hij geen antwoord dat over die gezichten een
meer verwacht. Hij is stil. Hij verweert zich niet. Niet meer. Hij heeft het verweren schaduw van verbitterde rijp-
verleerd. Hij is zwijgend in zijn ondergang. Zelfs zwijgend in het besef, dat er bijna, 6? 1L:eiP e ls me !e
250 KROTWONINGEN
Tijdens de 'behandeling van
de gemeentebegroting 1954
stelden enkele leden van de
A'lkmaarse gemeenteraad vra
gen over bet aantal krotwo
ningen in Alkmaar. Het ant
woord van hot college was:
„Het aantal krotwoningen in
de gemeente bedraagt onge
veer 250. De sanering van de
daarvoor in aanmerking ko
mende stadsgedeelten zal
worden uitgevoerd krachtens
een tot stand gekomen plan,
waaraan een sociaal-econo
misch onderzoek ten grond
slag ligt. Voor de op te rui
men krotwoningen zal com
pensatie gevonden moeten
worden in de uitbreidings
plannen".
Ze lachen om je. Ze weten al
alles. Als je de woorden hoort die
ze dikwijls zeggen, kan ik wel
huilen. Maar waarom zou ik hui
len? Vertel het mij?"
Men degenereert. De kinderen
degenereren. Het kwaad kruipt
als een klimplant tegen je op en
slingert zich om je heen. Wat
doet men hieraan. Kan men hier
aan wat doen, zolang het bouw
volume inog steeds beneden peil
blijft? Men kijkt toe en wacht.
Later, ja, later. En dan spreekt
men van zedelijke verwildering,
van verderf. En men houdt plei-
dooien voor fatsoen en werpt be
schuldigingen van misdadigheid
temidden van de weerlozen, die
op 't rhythme van de ondergang
de dodendans dansen. Het woord
„krot" bergt alle ellende in zich.
Het is als een pop, waaruit mis
daad, wanhoop en angst zich los
breken.
En dit huis is niet eens ooi-
huis alleen. Maar de volkomen
geen uitkomst meer is. Soms is er ook de vrouw. Zij heeft diezelfde blik. Ze glim- desolate sfeer; de treurige rot-
laclit alsof ze pijn heeft. Ergens heeft ze pijn. Niemand weet waar. En dan komt het tingsgeuren van afval en gees-
meisje binnen. Zij is bleek en mager. Maar niemand vraagt haar waarom. Ze kust haar te^'Ce ellende.
moeder. En daarna zit zij op de grond. Zij kijkt naar liet plafond. Zij rebelleert even- E" elke stad is opnieuw een
min. De kinderen zijn grijs van binnen. Êen grijsheid, die steeds verder gaat naar- ge™™ ep1 ongeïukP Vreugde10 en'
mate de tijd voortschrijdt. En de vrouw glimlacht nog steeds. „Dit huis", zegt ze, droefheid. Er is een' categorie, die intussen woekert de zweer verder.
i i i i nii., schijnt voorbestemd om tot maat- Tekent grijsheid op de kmder- „„,7, J.
„dit huis. Soms denk ik: het valt m elkaar. En de kinderen weten te veel. De schappelijk verwilderden te ver- gezichten. Zonder bloemen. Zon- vrouw later Het is noè te eoed
kinderen weten alles. Wat kan men daar legen doen? Stuur de Amerikanen ook eens w°rd^r' I^'erui?' Misschien nog veel te goed. Twee
iii omwille van een wereld die m een wereld te sterven. En hun kindPren lianen .in een Wast Ven
hier heen. Laat ze ook deze kant van de stad eens zien". En ze vouwt haar handen in ongeweten zelfoverschatting de gebaren van wanhoop zijn als die diepe Wast waarin iuisteeri bed
haar schoot. Men begrijpt hiervan zo weinig. Men weet alleen: dit is het probleem o^e^aat" Het kteg ^TMar^e^fu^-: w^nSt^te* hardT&ent
van het krot, dat langzaam bezig is een ontzaggelijk probleem te worden. Een pro- huis is slechts de bron, waaruit „Deze meneer heeft boter in Ma|r a]s het sneeuwt dan lekt
verwerpelijke begrippen en le- zijn hoofd" zegt een jongen En het ook daar Ze j in een
venshoudingen opwellen in een hij glimlacht. Maar zyn glimlach wast Weet U wat dat zeggen wil
verstart tot 'n droeve grijns van ;p i,'ir,^prpr, L
pijn.
59
bleem, waarvoor men enkel nog angstig kan zijn.
Zij zeggen: „Ik wil leven. Ik ivil ademen en bewegen. En ik
wil een bed voor de kinderen. Maar de kinderen weten zoveel.
Je raakt los van jezelf; los van alle dingen. Je wordt een
eenling. Je bewegingen zijn lusteloos en je tracht de zin
daarvan zelfs niet meer te ontdekkenEn dan wil je zingen.
Je weet niet meer wat zingen is. Je kunt enkel nog het huis,
dat geen huis meer is; je kinderen, die geen kinderen meer
zijn, maar vroeg-rijpe mannen en vrouwen. En dan weet je
niet meer. Je ivilt niet meer weten. Het hopen is gestrand op
de Tijd. Maar het verlangen is er niet minder om. Je vrienden
zijn ratten. En muizen. En niemand vraagt: waarom is dit zo?"
der en glimlacht. „Waarom glim
lacht hij?" denken wij. En daarna
schudden we een hand. De vrouw
die de deur heeft geopend bekijkt
ons met een blik van eeuwige
argwaan. „Mevrouw is ziek", zegt
Dit zou een litanie kunnen zijn. ze. Ze heft haar handen alsof ze
Een litanie van wanhoop en van njgt weet wat te beginnen. „Deze
klachten. De keerzijde van de meneer", zegt ze, „deze meneer
medaille; want elke medaille wil het huis zien". De vrouw op
heeft haar keerzijde. Wie 't pro- het bed glimlacht met diezelfde
bleem van het krot wil benaderen pijnlijke lach. Men degenereert;
moet door bergen wanhoop wroe- mon gaat langzaam, heel lang-
ten. En uiteindelijk vindt hij nog zaam het vlak af naar de verwor-
niet anders dan resten hoop en ding. Tussen de knoflook en het
hopen wanhoop. En restanten van vocht. En dan praat men over
balken. En kinderen, die slapen a-sociale individuen en gezinnen,
in een kast. De stad heeft schone Men praat van verwildering en
geveltjes. En torens en een kaas- gebrek aan fatsoensbegrippen,
markt. En er zijn mensen die pra- Nu moeten wij iets vragen. Nu
ten, over fatsoen en over hygiëne, moeten we iets zeggen.; iets vro-
Die steeds maai- lachen en pra- lijks, iets dat doet denken aan een
ten. Eb die het hebben over fee, die een goede boodschap
a-sociale individuen. Maar nooit brengt. Maar we weten niets te
over wanhoop. Wie praat er over zeggen. Alleen: „Dit huiswat
wanhoop? is er met dit huis?" O, er is alles
Men is mens en langzaam, zeer m6e- Zoveel. Wilt U het werkelijk
lamrzaam degenereert men Men weten? K]Jk dan en 'bezie bet zelf.
langzaam, degeneieert men. Men Luister) ik zal het zeggen. Er zijn
degenereert langzaam maar ze- twee kamers. "Twee, meer niet.
ker. Het fatsoen en burgerlijk ge- Ze rotten. De vloeren rotten. Van
voel voor netheid zinkt weg in de slaapkamer is de vloer volko
de droeve materie van een rot- men vermolmd. De planken lig
gen, los op het zand. Je kunt er
f' v.^ V
40. W-f.
wippen. Hupla, wip dan.
tend huis. En de toekomst....?
De toekomst heeft iets van een
ontzaglijk zwart vlak; een uit- stinkt
hangt
Maar dat is ndet juist. De deur is
je kinderen in een kast te moe
ten laten slapen? Een ruimte van
anderhalf bij twee meter. En
de anderen liggen in de kamer
daarnaast. De twee jongens.
Soms denk ik: „Waarom is dit
zo? Waarom?"
En soms, ergens anders: diezelf- -Je moet niet zoveel praten", ~e. kinderen slapen in n kast.
de weemoed, diezelfde troosteloze zeSt de »an. „Zeg niet zoveel, Zoiets gebeurt aan de Overdie-
verlatenheid en wanhoop Men wat geeft het. Er zijn er bonder- straat in de eeuw van de
heeft schone geboden opgezet: ge- den a'® wij. Duizenden misschien. hvaiëne
boden van hygiëne, van netheid, "J1 toch ademen we en bewegen,
van fatsoen. Van kinderen met Men spreekt van a-sociale gezin-
strikjes in het haar en keurige nen: ma,?r zet hier, in dit huis,
fluwelen pakjes. En jongetjes met eens ander gezin. Een krot den verbaasd opzien en on
schone knietjes. Met kinderkopjes n e' ®en ijsbaan: je voelt alle gelovig glimlachen,
tegen het behang geprikt en een fatsoensbegrippen wegglijden
benen rammelaartje boven de over de gladheid van de maat- Het krot is ndet alleen een wo-
blauwe hemel van een wiegje, schappelijke ellende". ningprobleem, maar veel meer
Men glimlacht bij de gedadite j/ een sociaal, een zedelijk probleem,
aan deze zinvolle maar dikwijls V Taag UWt HOAIY Het krot is de zweer, waarin de
onuitvoerbare voorschriften van bloedslag van de ellende voelbaar
maatschappelijke welstand.
Men glimlacht daarom wanneer
is. De bloedslag van de misdaad.
Men tekent figuren van hoop en
men wandelt in de Overdiestraat. Hij zit. Hij drinkt koffie Hii wanko°P *n het stof op de grond.
Men degenereert. Langzaam maar glimlacht tegen de horizon En 2e ^bnlachende notabelen
zeker vloeit de hoop weg tussen u f r horizon, zlen huiverend toe op de „pau-
de in vertwijfeling geheven han- zien de lata-morgana per". En op de kinderen met de
denLuister. Ge weet daar van een fatsoenlijk huis af- blasé-gezichten. En op de bloe
niets van, maar luister. tekent. Een droom. Hij rolt men d'e er niet z^n' n ZÜ wach-
In de Overdiestraat valt het ppn sier-,ret mot M ™,ra, ten
huis nauwelijks op. De man heeft u -n I „Ik weet het niet", zegt de
de troosteloze blik van iemand, 9 g6baar. Hij r6bell66rt vrouw. „Ik weet het niet". En op-
die alle hoop verloren heeft; de niet. Hij wacht. En dan komt nieuw schenkt ze koffie in. „Er
vrouw is bleek en tenger. Zij het meisje binnen. Ze kust gaten in het dak. Er zijn
staat huiverend in de deurope- haar moeder 7,p ie hloolr on "l1"21511 en ratten. Het lekt. De
ning en over haar gezicht ligt moeder. Ae is bleek en vloer wankelt onder je voeten.
datzelfde waas van weemoedige mager maar niemand vraagt Ik boen het zeil. Er komt weer
berusting. In de kamer staat een waarom. Zij kust haar moeder, vocht op. Waarom boen ik? Ik
opklapbed. Een keurig opklapbed „Het is koud", zegt zez. Ze laat mÜn kinderen slapen in een
met een gebloemd gordijntje. Men is bleek en mager. Maar nie- LS*™an en ik slapen in
vecht hier tegen het steeds verder de huiskamer,
vretend verderf. „Wat moeten we mand vraagt haar wat. Ze zit ze glimlacht. „Ergens heeft ze
doen", zegt de man. „Krijgen we op de grond en kijkt naar pijn", denken wjj weer. Ergens,
een huis? Een ander huis?" Hij boven. Ze heeft een gezichtje Een PÜn> die niemand ziet; die
strijkt met de rug van zijn hand alsof ze van het front komt.
langs het voorhoofd. De vrouw 7 j. En van de druipsteen Tijd lekken
schenkt koffie in. Ze staat met ,e, aet df vreemdeling en de seconden als bommen in de
één hand in haar zij alsof ze daar kijkt naar het plafond. En ze stilte.
voortdurend pijn heeft. Ze glim- zwijgt. En er is niemand die Bn later, bij de deur, glimlacht
lacht. Daarna gaat ze weer zitten, weet wat zij daar ziet. IVIis- opnieuw. Om de pijn, die nie-
„Een ander huis", herhaalt de mand weet....
man. Hij drinkt van zijn koffie, schien de rouw, misschien de
„Dit huis", zegt de vrouw. „Dit man. Ze slapen in een kast.
buis.." Ze maakt de zin niet af. Een kast, waarin nauwelijks
„Soms denk ik: het heeft geen
zin", zegt ze later. „Het heeft l eVZIVegeU
geen zin. Er zitten boven gaten
nrvla Tfa+ 1H1r+ «,«,1 Ar>ri TJpf n geeii' zl'il. ejt zitten >Duven gaten
inkter nÏÏf D™%«« SSjffc JTSSZ keukenen kla.pk.m.r
omzagiijK zware viaK; een uie- u Eur maken In de buurt van de Wildëmansstraat treft -met, Pan. En het regent. Het regent. jes. Zij geloven ze niet meer. Ze
zichtloos vlak met droombeelden ^TstSCM^ ma'en' n dZ92jke toZ^SnSnaat treft men Jnterieur 7 van een zün^hW^rstomd en^als zj
van herwonnen netheid. En een
plafond dat geen plafond meer
is; en kinderen, die in een kast
slapen.
Dan komt de litanie. „Ik wil
ademen. Ik wil bewegen. En ik
wil een bed voor de kinderen".
Dat gebed om een beter leven;
om een beter wonen. Maar de
Tijd zit met de handen in het
haar. Er zijn zoveel krotten; zo- enj_e nog recht staat. Al moest van de dokter", zegt ze.
veel wantoestanden, die eigenlijk arKjere hangt scheef. Dat is „Ze moest van de dokter". Ik heb
beter verzwegen konden blijven, anders.... En als het regent negen jaar in een logement ge-
WkendlepnWpfwptenmtpS^rd^n' dan kan men net z° goed buiten woond", zegt de andere vrouw,
herkend en geweten te worden, staan is het dat. Is het dat. die voor ons de deur opende.
nil We leunen met onze rug tegen de „Negen jaar, met man en kind.
M?- deurpost. We kijken omhoog. Het En nu heb ik een huis. Maar soms
zeggen dan. „Dit. oh, ja, dit. vockt grillige lijinen op het denk ik: het valt in elkaar. Dit
daar moet eens iets aan gedaan „j^^d getrokken, tot een pa- huis.... het valt in elkaar". En
W°vfe"' troon van groteske verwording, dit? Zal dit heipen. Men weet
Dan moeten we die hele hoek (krot-)woning aan het Ropjes- spreken, als zij zich verheffen, is
daar ontruimen. Waarom werk ik kuil. Het zou slechts een jaar dat a'ls Yan i,errl?ndi!. die zicb uit
nog eigenlijk? Ik weet het niet. duren maar nu leeft dit j verheft; die enkel nog
Die dingen maken me zo moe. j leeK j.. verbaasd is om zijn schijnbaar
Soms denk ik: ik word gek. Ik 9ezm reeds zeven jaar in dit onsterfelijk bestaan in deze om-
word gek, maar dan weet ik, huis. Drie jaar daarvan ligt geving. Men spreekt over misda;
dat er mensen zijn, die het nog de vrouw reeds ziek, terwijl digheid, over criminaliteit en ver
erger hebben. Hoe is het moge- een van jp hinderen om ae- ,wllderong. Deze straten, deze wij-
lijk. Nog erger. Nu doen we alles 9.e„ ken zyn de slagaders van de mis-
in deze ene kamer. En dan nog zondheidsredenenhet huis daad. De krot is de kwelling van
hygiëne. Wie praat er nu nog
moest verlaten.
En al die tijd degenereert men
Men degenereert langzaam maar
We klimmen de steile trap op nooit wat helpt.
ZSL' Vr,«irfïïïs: JTf naar de zolder. Tussen de pan- Intussen ligt de vrouw in bed.
zeker. En dan gaat men zoeken j„„r tiiH -mon naar Vmitan Ze liet en slikt drankies teeen
naar de krotten. En men vindt ze.
Men vindt ze overal
nen door kijkt men naar buiten. Ze ligt en slikt drankjes tegen
Er is een kamertje gemaakt van de ziekte. Ze ademt en beweegt
hard-board. Het is daar koud. op 6 vierkante meter. In de
Z, ji Het tocht. Hier leven ratten, mui- slaapkamer hangt een lucht van
J Wie zal het zeggenMaar in kamer-keuken. Ze is al drie jaar
Het KopjeskuilHet huis ligt ieder geval mensen. Een meisje ziek. Drie jaar. Een ontzaglijk
ergens in een steegje, een hofje, van 6 en een van twaalf jaar. lange tijd.
bijeengedron'gen tussen twee mu- Maar die van zes is weg. Voor
ren. Met onze vingertoppen raken haar gezondheid. En de vrouw in
we de dakgoot. „Deze meneer bed glimlacht. Ze richt zich op
heeft boter in zijn hoofd", zegt in het kussen en strijkt met een
een jongen. Hij speelt met mod- benige hand het dek glad. „Ze
Het probleem, dat zich bezig is rond de krotwoningen te ont
wikkelen, is er een van een veelvoudig karakter. Het is meer
dan alleen een woonprobleem. De onhoudbare toestand daarvan
is o.m. aanleiding tot allerlei misstanden, zoals criminaliteit,
zedenbederf en gemis aan religieus besef. Het krot zelf is wel-
is-waar in eerste instantie de onmiddellijke aanleiding daarvan,
maar de gevolgen zullen, duurzamer blijken te zijn dan het
tijdsbestek, nodig om deze krotten op te ruimen. De geestelijke
ellende, die tussen deze puinhopen geleden wordt, brengt zulke
veranderingen aan in het besef van de menselijke waardigheid,
dat er generaties voor nodig zullen zijn, om dit besef weer in
zijn oorspronkelijke waarde te herstellen. Veel meer nog, dan
om de woontoestand zelf, dient de krotopruiming ter hand te
worden genomen om een degeneratie als deze zoveel mogelijk
tegen te gaan of te ondervangen. Wat men dikwijls a-sociale
gezinnen of individuen noemt, zijn in wezen veelal slechts pro
ducten van vijf of tien jaar dergelijk „woongenot". En wanneer
men deze toestanden beziet en van nabij meemaakt, is het geen
raadsel meer, hoe geestelijke en maatschappelijke verwording
hand in hand gaan. De urgentie van de krotopruiming is
inmiddels voldoende erkend. Helaas biedt het toegestane bouw
volume niet die mogelijkheden, die nodig zijn om een radicale
opruiming ter hand te nemen. De gemeentelijke instanties staan
vrijwel machteloos; dit is tijdens een van de laatste raadsver
gaderingen wel voldoende duidelijk naar voren gekomen. Helaas
echter, maakt deze wetenschap de toestand er niet beter op.
Integendeel zelfs. Hoezeer dit het geval is, hebben wij in
nevenstaande reportage getracht weer te geven. Moge een ieder
er van doordrongen raken, dat een oplossing van dit probleem
nog urgenter is dan men reeds vermoedde.
de maatschappelijk ontheemden.
En de slagaders barsten soms
open; en de misdaad golft over de
versdhrikte notabelen, die zich
huiverend verschuilen achter be
grippen als fatsoen en eerlijkheid
en hygiëne
Zo is het krot uitgegroeid tot 'n
sociaal probleem. Tussen pitto
reske geveltjes en historische mo
numenten verbergt zich het be
derf van eeuwen vervallenheid.
Men kent hier, in Alkmaar, hon
derden krotten. Tientallen onbe
woonbaar verklaarde woningen
en nog tientallen anderen, die
niet onbewoonbaar verklaard zijn,
maar evenmin voldoen aan de
normen van maatschappelijk
woongenot. Op het Kwerenpad,
de Kitsteeg, de Runstraat, Liefde-
laan, de Zandersbuurt, het Fnid-
sen, de Akerslaan, het Baanpad,
de Baanstraat, het Achterom. En
waar nog meer
Zij rebelleren niet. De goede
onder hen rebelleren niet. Waar
om zijn zij hier? „Omdat wij niet
genoemd, maar verzwegen blij
ven". Er was een tijd, dat zij ge
loofden in dezelfde begrippen van
fatsoen en hygiëne. Maar deze
tijd is voorbij. Allang is deze tijd
ondergegaan in het stompzinnig
en schijnbaar eindeloos wachten.
Waarom zijn zij hier? Zij blijven
verzwegen. Zij worden verduis
terd. Zij bestaan enkel op papier,
in cijfers. De werkelijkheid wordt
„Ik had een goed huis", zegt ze.
„Maar ik mocht geen trappen
meer lopen. Daarom kreeg ik dit.
Voor zolang. Het Zou maar één
jaar duren, maar nu woon ik hier
al zeven jaar. Zeven jaar".
De hoop is weggeëbt door de
tijd, tot een sombere vertwijfe
ling. Ze rebelleert niet. Mensen
als zij niet. Zij zijn niet opstandig.
Er ligt een aureool van moede
loos verwachten rond hun hoofd. _„TOTC
Ze ademen nog en bewegen. En niet te stuiten borreling. Het 'huis, over hygiëne. De Engelsen zeggen Wht voldoende voor 000 ortvWtft
ze wachten. Ze laten hun kaart het krot, as de zweer, de ontzag- iets ais: „Mijn huis is mijn kas- P?". voldoende is voor een ^vlucht. De wei^Mieid edh-
stempelen op het bureau Huis- üjke etterlblaas van de maatschap- teel". Maar voor ons is het de kolonie ratten. Wat is fatsoen? |L
vesting en wachten. Een droef en pij- Een zweer waartegenover ellende. Maar laat ik zwijgen. Wat is jeugd en levens- hroidt «bh ^feer r»
eindeloos wachten in mineur. Zij men machteloos staat. En intussen Laat dk maar niets meer zeggen", vreugde? Vertel het hen niet V=i Ttl.t aü
willen enkel een eigen huis heb- wachten zij. Zij laten hun kaart Ze legt haar handen in de Vraag het hen ook ni<5 Mot
ben; maar dan een HUIS. Met stempelen. Ze schurken hun rug schoot. Ze lijkt een ragfijn, on- he" ?°k niJet" ^et de slfeadP7fnT ha^t
bloemen; met zeil, dat kan ge- tegen de deurpost van. de Volks- natuurlijk wezen, gesublimeerd s daarnaast is eender. De P
boend worden.: Waar geen lucht huisvesting. En ze rebelleren niet; door ellende .en wanhoop. „Het muren zijn gescheurd; het dak Nu noë wachten zij. Nu nog
hangt van vocht en rottend hout. behalve enkelen. Maar de goeden geeft toch niets", zegt de man. lekt: de grond wankelt onder ^helleren gjj niet. De vrouw blijft
Maar toch rebelleren zij niet.... rebelleren niet. Zij zijn de zwij- „Het geeft helemaal niets. Je moet jp voeten Het ziet er „otioc bleek en tenger. Ontzaglijk teder
„Zeven jaar", zegt ze. „En het gende, de niet meer hopende, de er meer karton tegen spijkeren. tj u u j A als gelouterd door hoop en wan-
zou niet langer dan een jaar du- eeuwig wachtende groep. Ze Roven.... Meer karton tegen de u riet zeil is geboend. Zo, hoop. En de kinderen weten alles,
ren. Mijn dochtertje van zes is glimlachen op bed. Ze slikken pannen". op het eerste gezicht lijkt alles ZÜ weten teveel. Zij zijn grijs
hier ziek geworden. Langzaam, drankjes tegen de ziekte. Ze ade- De yrouw „limlacht. Ereens netjes. Men vecht tegen de va.n binnen. Van bmin-en zijn zij
heel langzaam, verteert je lichaam men en bewegen. rr -r* T11.grijs als de ouderdom. En hun
met de binten van dit huis". „Het huis is rot", zeggen ze. heeft ze pijn denken wij. Er- ondergang. En men wacht. Ze ]ach heeft iets van een kreet. Zij
„Ik noem dit een krot. De vloer gens. Ze glimlacht alsof ze pijn verzetten zich niet. Ze hebben slapen in een kast. Of op een
Nee, het is niet alleen dit wipt onder je voeten?. En ze glim- heeft. Een stiekeme, sluipende het verzet verleerd. Ze ademen kamertje van hard-board. En zij
huis. Er zijn er tientallen. Hon- lachen. Ze wijzen naar de zolde- pijn. „De kinderen", zegt ze. „Die nog en bewegen. En verder be®effen het niet. Zij voelen het
derdtallen. Het is ook niet het ring wIaaroP het ee" Suffig horen Wer van alles op straat. wachten zij. Ook in het huis
7 1X j 77 j j. portret van verwording toverde. x 7 women. O-rijzer, naarmate de tijd
huis zeif, maar de ellendedie ze keren hun hoofd in het kus- Ze weten van all€S- Je kunt ze daarnaast. En vraag hen niet verder gaaf
er in geleden wordt. De ver- sen en slapen en wachten. En niet opvoeden zoals het behoort, naar levensvreugde. Ze zou* Leo Derksen.
De originalit
De acties „Bt
bola" zijn gel
liek Thuisfro
vinding, teek
baasd liun ho
allerhoogste
Katholiek Tl
Draadnagel",
aangedurfd d
Die „Opera
heeft tot doel bi,
de zo noodzakel
voorzieningen
100.000 militaire
een kans schept
bliek met één
Jan te zijn. Wa
ringwekkend, t
een doodgewone
gewone 1 1 draa
waard kan zijn
nog fl.000,wa
zal met 8 nagels
niet minstens z
men. Het ziet e
op Zondag Can
gespijkerd gaat
Niet in
in de li
Het is weinij
dezelfde paden
het voeren van
Zondag Carnav
van het land b
gerust te worde
frontstunt, die
vreugde zou be
daarover. Dez
Amerikaanse a
want de kopers
spijker zullen
avond behoev
maar reeds oir
de eerste beke
schieden.
En ndet sleel
blijver, maar v
tholiek Thuisfr
schikking gek
groot aantal vl
uur zullen de:
alle delen van
gen, met zich
de lucht de ee
verband met
gestegen van
vliegvelden
Beek, Seppe
Ypemburg, Hl
Eelde, en miss
(Van onze pari
DEN HAAG
minister van C
en Wetenschaj
Th. Cals, heeft
zijn ministerie
raad geïnstali
zijn nieuwe i
televisie-probit
houden.
Tevens were
heid het 25-ja
raad herdacht
let uit Arnste
lid is geweest
hij is niet
teruggekeerd
den van de m
van het Konin
bij hij tot Offi
Oranje-Nassau
In venband
breiding is
pend in s:
derd. Meer
vroegere led
noernd. Nada
nieuwe leden
hij in op de
dit college: te
niek nooit
slechts als rr
wend. Een
voor de raad
van advies
pereren van
bestel in de
zei hii nog
viezen te ve:
bouw van
visiestudio. 1
reclame in de
ling van zen
van de besche
uitzendingen
trole van de
de vraag of
gesteld dient
invloed van
jeugd, het ge:
menleving.
van het rad
nieu/we rad
werk.
De herber
prof. rnr. P.
zijn vreugde
nister welbew
en onpartijdig
aan de omrö
bonden zijn
voor de radio:
leden van de