ohann Strausz Sr. NNESCHERMEH Bij de 15e verjaardag van Een groot geleerde, WANKELE IDEALEN Telefoon 4374 l, Telefoon 291 elke gewenste uitvoering BONSET&CS RECLAME doeltreffender Vandaag, Zondag, zal het 75 jaar geleden zijn, dat te Ulm Duitsl.Albert Einstein het levenslicht aanschouw de; een man van zeer bijzondere gaven, een der grootste theoretische natuurkundigen van alle tijden, wienr naam ook na eeuwen nog zal voortleven. Geboren uit Joodse ouders, is hij in hart en ziel en denkwijze altijd Jood geble ven; niet alleen is hij Zionist en beschermer en verdediger van de vervolgde Joden (waartoe hij zelf ook behoorde), maar ook is hij Jood door zijn typisch aards-gerichte „reli giositeit", welke meer zoekt naar een „land van melk en honing", een paradijs op aarde, dan naar een gelukkig voort bestaan in het hemels paradijs. Einstein munt uit door vriendelijkheid en eenvoud, die hem sympathiek maken. Een grote aantrekkingskracht gaat er vooral uit van zijn idea lisme; hij zit vól idealen. Vooral de jeugd, die open staat voor het edele en schone, kan door dit idealisme van Einstein gemakkelijk gegrepen worden. Maar dat houdt een groot gevaar in, want Einstein's idealen zijn slecht gefundeerd; Einstein is n.l. een vrijdenker. maar met uit zichzelf alleen U! 5jj.pi6.cfue, aettegejiuiawdicfct aan Wieti, du Siadt meinet fhiaüme -OP CO-OP altijd trheid dat tijd het eratie winkels n de in, maar iop eens een urtl :h bureau BERGEN -TEt2395 8ERQERWE6135 AMSTERDAM-111.82850 POTGIETERSTRAAT 47 ZATERDAG 13 MAART 1934 ALBERT door dr A. KUIPER EINSTEIN SI NON VERA Onder de oud-leerlingen van het Amster damse Sint Ignatius College gaat het ver haal, dat de onlangs overleden directeur van de Vaticaanse Sterrenwacht, de Ne derlandse pater Jezuïet dr J. Stein eertijds leraar aan het Amsterdamse Ooi lege op een wetenschappelijk congres professor Albert Einstein ontmoette. BIJ het voorstellen en het horen van Ein- steins naam, moet de pater gezegd heb ben: „Ich bin auch ein Stein... Si non vera - ben trovato... als het niet hele maal waar mocht zïjn, is het toch aardig gevonden. Zelf schrijft Einstein. Niemand zal ontkennen, dat de gedachte aan het bestaan van een almach tige, rechtvaardige en al-goede persoonlijke God de mens troost, hulp en leiding kan geven Maar van de andere kant heeft deze voorstelling beslist zwakke kanten, die van het eerste begin af pijnlijk gevoeld zijn". Er is volgens Einstein geen God: „Hoe meer iemand door en door bekend raakt met de strenge regelmaat van alle gebeurtenissen, hoe vaster zijn overtuiging wordt, dat er naast deze strenge regelmaat geen plaats open blijft voor oorzaken van andere aardZeker, de leer van een per soonlijk God, die ingrijpt in het natuurlijk gebeu ren, zal nooit in de ware zin des woords weerlegd kunnen worden door de wetenschap: want deze leer kan altijd haar toevlucht zoeken op gebieden, waartoe de wetenschappelijke kennis nog niet is doorgedrongen. Maar ik ben er van overtuigd, dat een dergelijk gedrag van de vertegenwoordigers van de religie niet alleen onwaardig zou zijn, maar ook fataal. Want een leer die het heldere daglicht niet verdragen en alleen ih de duisternis kan be staan, zal.." En zo gaat het door! Tóch spreekt hij over „religie"; maar dit heeft niets te maken met een geloof in God en een handelen om God. Een idealisme, dat zó gefundeerd is, is beslist gevaarlijk. Ik behoef dan ook niet te zeggen, dat dit soort lectuur van Einstein niet aanbevelens waardig is, en juist daarom zo gevaarlijk, om dat de idealistische inslag van Einstein zo ge makkelijk jeugdige geesten inpalmt. Deze ge vaarlijke lectuur is verzameld in een boek, dat in Nederlandse vertaling heet: „Zoals ik het zie" (Leiden 1951). De oorspronkelijke titel is: „Out of my later years", n.l. uit zijn Amerikaanse pe riode, d.w.z. de tijd na 1934. Wat Einstein gepresteerd heeft vóór die tijd, in zijn Europese periode, heeft veel méér onze be langstelling; want de Einstein van die periode zal de eeuwen trotseren. Ai zijn wetenschappelijke topprestaties liggen in die periode. Alleen de een heidstheorie, waarin de zwaartekracht- en electro- magnetische verschijnselen tot één visie worden verenigd, is van recente datum. (Maar deze theo rie is blijkbaar toch niet zo „epochenmachend" als zijn vroegere publicaties.) Deze periode kenmerkt zich door rusteloosheid, en door ijver en geniaal inzicht in de theoretische natuurwetenschap. Rusteloosheid: hij zit dan hier, dan daar. Zijn lagere school en een brok gymnasium maakt hij in München, de gymnasiale studie wordt afge maakt in Aarau (Zw.). Dan loopt hij hoger onder wijs te Zürich en komt daarna aan de Octrooiraad te Bern, waar hij ook privaat-docent wordt. Hij gaat in 1909 terug naar Zürich, nu als hoogleraar aan de universiteit; dan naar Praag, waar zijn professoraat maar een goed jaar duurt; dan wéér naar Zürich, nu als hoogleraar aan de Eidgenös- sische Technische Hochschule. Weer een jaar later wordt hij hoogleraar in Berlijn; dan schrij ven we 1914, Tot 1933 bleef hij daar; zijn „zwer ven" is voorlopig ten einde. Hij trekt alleen de hele wereld door voor het houden van lezingen. Maar als hij onder het Hitler-regime wegens zijn Joodse afkomst in 1934 wordt afgezet, is hij al in Amerika, waar hij te Princeton (NY) wordt be noemd aan het „Institute for advanced Study". De naam Einstein zal voorgoed verbonden blij ven aan de „realiteitstheorie"die hij tussen 1904 en 1916 in twee etappes 1905-1916heeft uitgewerkt en bekend staat onder de namen „Spe ciale Relativiteitstheorie" en „Algemene Relativi teitstheorie". Vele mensen weten Einsteins naam alleen aan die theorieën te verbinden. Zijn activi teit beperkt zich echter niet tot de Relativiteits theorie; zij strekt zich uit tot vele andere hoofd stukken van de theoretische natuurkunde. En de vorderingen, die hij daar maakt, getuigen telkens van een verrassend inzicht, een grote originaliteit en een koene gedurfdheid. Er zijn: zijn theorie over de „Brownse bewe ging", d.w.z, over de beweging, die uitgevoerd wordt door microscopisch-kleine deeltjes, die in een vloeistof zweven (b.v. de deeltjes Oost-Indi sche inkt in water, de vetbolletjes in melk); de verklaring van het reeds in 1887 door H. Hertz gevonden foto-electrisch effect dat sinds Ein stein's quantum-theoretische verklaring het Ein- stein-effect heet, en dat ondanks het tegenstrib belen van M. Planck, de grondlegger der quan- tum-theorie, gebleken is de juiste verklaring te zijn; een experimenteel onderzoek over het magnetisme, bekend onder de naam van Einstein- de Haas-effect; een nieuwe statistica, die statis tica van Bose-Einstein heet; de aequivalentie van massa en energie (samenhangend met de Rela tiviteitstheorie), die al door Hasenöhrl werd ge bruikt, maar die bij Einstein zó'n uitbreiding kreeg, dat in plaats van de wet op behoud van energie en de wet op behoud van massa de wet op behoud van de som van massa en energie kwam; en een theorie omtrent de vorm en de uit dijing van het Heelal. Zijn grote bekendheid echter dankt Einstein aan de Relativiteitstheorie. Deze is. op een gegeven ogenblik in de publieke belangstelling gekomen, zoals dat een paar jaar geleden het geval is ge weest met het Existentialisme"een phïlosophi- sche denkrichting die al jaren bestond; thans weet iedereen wie of M. Heidegger, J. P. Sartre en G. Marcel is. Einstein kwam plotseling in het middelpunt van de belangstelling te staan in 1919; toen was de relativiteitstheorie al 16 jaar oud. Einstein's theorie voorspelde (en dat moest te vens de bevestiging van de algemene Relativi teitstheorie zijn), dat een vaste ster, wanneer de zon (voor het gezicht) in zijn buurt kwam, aan de hemel sohijnbaar iets moest opschuiven, en wel van de zon weg; dit kon men natuurlijk al leen maar goed waarnemen, als de zon verduis terd was, want als de zon niet verduisterd is, kan men geen sterren zien. „Nauwelijks was de wa penstilstand in November 1918 getekend, of men toog aan het werk, om de theorie van een ge leerde te toetsen, met wiens land men zich nog op voet van oorlog bevond. Op de dag, dat men voor de eerste keer de wapenstilstand herdacht, wer den de resultaten van de expeditie (die voor het observeren van het voorspelde verschijnsel was uitgezonden) bekend gemaaktDe waarne mingen bevestigden Einsteins theorie. De pers was er vol van, en van deze dag dateert dan ook Einstein's faam(H. Freudenthal, Inleiding tot het denken van A. Einstein, Assen, 1953, p. 38). Enige jaren lang rolde het ene min of meer populaire werkje na het andere van de persen: allemaal over de Relativiteitstheorie. WIJSGERIGE SLIPPERS Merkwaardigerwijze bemoeiden zich met deze natuurwetenschappelijke theorie ook men sen, die van zaken geen verstand hadden; zij za gen er een bewijs in, dat alles maar betrekkelijk was, en alleen de relativiteit absoluut was, dat er geen absolute waarheden bestondenen dat men voor zijn wetenschappelijk fatsoen alleen maar scepticist (twijfelaar) kon zijn, e.d. Ten onrechte; de Relativiteitstheorie „heeft niets te maken met een algemene, vage philoso- phische scepsis en relativering van begrippen en zij is ook geen decadentieverschijnsel" (L. Hopf, Die Relativitatstheorle, Berlin 1931, p. 31). Ook Ph. Prank, die een zeer gewaardeerde bio grafie van Einstein geschreven heeft (1948), be klemtoonde enige jaren geleden in Amsterdam in een voordracht, dat de Relativiteitstheorie een natuurwetenschappelijke theorie is, die als zoda nig geen wijsgerige consequenties heeft. De verregaande wijsgerige consequenties, die men uit de Relativiteitstheorie heeft getrokken, komen niet op rekening van Einstein, al heeft Einstein in het begin ook wel eens een klein wijsgerig slippertje gemaakt. Einstein is ontegenzeggeiij k een zeer groot na tuurkundige. Wij zouden echter anderen te kort doen, indien we er niet op wezen, dat Einstein nooit alleen tot deze prestaties in staat zou zijn geweest. Hij heeft medewerkers gehad, en voor gangers. Zo spreekt men van de statistica van Bose- Einstein; en is er sprake van het Einstein-Haas- effect. In de Relativiteitstheorie werkte Einstein samen met H. Minkowski en A. Groszmann. En tot de voorgangers van Einstein moet men vooral onze landgenoot H. A. Lorentz rekenen. Men kan zelfs de vraag stellen, wie het meeste aan de Relativiteitstheorie heeft gedaan, met name aan de speciale Relativiteitstheorie, Lorentz of Einstein. „Is Einstein de man, die het beeld bijtelt,, beitelt) of slechts de man, die wat Lorentz gebijteld gebeiteld) heeft, onthult? Mijns inziens ligt de waarheid in het midden, ter wijl men in nagenoeg alle boeken en verhande lingen over de Relativiteitstheorie hem geheel als het eerste ziet voorgesteld, waardoor het bij telen beitelen) van Lorentz niet hoog genoeg wordt gewaardeerd. Ik zeg dit niet, om aan de grootheid van Einstein als physicus afbreuk te doen Maar dat neemt niet weg, dat ik eraan hecht met nadruk te verklaren, dat de verdienste de natuur kunde met de speciale Relativiteitstheorie ver rijkt te hebben, in de eerste en grootste plaats aan Lorentz toekomt". (J. D. v. d. Waals, Di Relativiteitstheorie, Haarlem 1923, p. 93 vlg. Zo groot, zo belangrijk en zo beroemd als zijn zoon Johann is deze vader Johann, die 150 jaar geleden op 14 Maart te Wenen geboren werd, wel niet geworden; het overgrote deel van zijn 150 walsen is momenteel zelfs vrijwel vergeten, al zullen de titels „Brusseler Spitzen", „Eisenbahn- walzer", „Pilger am Rheim", „Paris", „Londoner Saison" en „Schwedische Lieder" tot deze of gene toch wel iets zeggen. Zij het dan, dat er toch wel veel meer is uitgegaan van de overvloed der wer ken van diens grote zoon. Nochtans geldt Joh. Strausz Sr. als de typische vertegenwoordiger van het oude „Wien, du, Stadt meiner Tratime", waarvan men destijds zo graag zong: „lm Prater blüh'n wieder die Baüme". En ongetwijfeld blijft deze violist, componist en strijkje „geiger" een historische figuur in de wereldmuziekgeschiedenis. Onvergankelijk blijkt en blijft althans zijn alom bekende „Radetzkymars" en gedurende tientallen Met zijn walsen en zijn viool veroverde hij pl.m. 125 jaren geleden heel de door hem bereisde wereld, d.w.z. Berlijn, Amsterdam, Brussel en Parijs. In laatstgenoemde metropool speelde hij voor de Burgerkoning en werd hij bewonderd door muziekautoriteiten als Auber en Berlioz. Ook in Londen kwam hij en hij mocht er de schone en jonge koningin Victoria ten dans voeren. Hij was aldus Richard Wagner een „Nervendamon", die het laaiende, wervelende en zelfs demonische in de walsmuziek gebracht heeft. Johann Strausz Sr. was het, die in bovenstaande uitspraken geschetst wordt. In vergelijking met de min of meer conservatieve melodieënschrijver Lanner deed hij zich in de muziekwereld van die dagen gelden als een revolutions nair rhythmicus. In zijn composities had hij zich kennelijk tot taak gesteld, de dansende paren tot laaiende levensvreugde op te voeren. Vit de dagen, toe men in velerlei krin gen, maar vooral in Frankrijk en Oosten njk, nog gevoel had voor de galante uitin gen der romantiek in het muzikale amuse mentsleven: de be- oefening van de wals. Naar Frans voorbeeld fntwikkelde zich n.l. "i de tweede helft der 19e eeuw te een eigen Wenen operette genre, dat een bijzon der cachet lcrceg door de veelvoudig daarin voorkomende wals. van jaren hebben zijn „Lorelei-Rheinklange", evenals zijn „Elektrische Punken", zomede zijn „Bajaderen- en Krönungswalzer" naam en faam gehouden. Strausz Sr. schreef overigens niet minder dan 152 walsen, 25 galops, 6 cotillons en contredansen, 32 quadrilles, 13 polka's en 18 marsen. Een res pectabele lijst, inderdaad. Doch Landler, zijn voorganger op het gebied der ontspanningsmuziekcompositie en -beoefening, had ook al niet minder dan 200 werken op zijn oeuvre-lijst staan, terwijl de jong gestorven Schu bert zelfs meer dan 300 „Deutse Tanze" aan de wereld heeft geschonken. AMUSEMENTSMUZIEK VAN GROTE VAKMENSEN Al deze en dergelijke werken werden weliswaar gecategoriseerd onder het hoofd: „amuse mentsmuziek", maar niemand die smaak en bevoegdheid tot oordelen bezit heeft er ooit aan willen denken, in deze karakteraanduiding iets minderwaardigs te zien, zoals van vele zoge naamde muziekprodueten der twintigste eeuw toch eigenlijk wel gezegd zou kunnen worden. De muziek van de Strauszen, alsmede van hun tijd- en streekgenoten, mag men, zonder reserve, goede muziek noemen; en daarbij dient ook be dacht te worden, dat de hier bedoelde werken zelfs bij de meer „ernstige" vakgenoten in boog aanzien hebben gestaan. Meermalen toch werd in de amusementsmuziek van Strausz en andere toonaangevende fignren uit de mooie jaren van het Europese muziekcentrum dat Wenen was inspiratie geput voor het componeren van gro tere en zelfs serieus-gestemde werken. In dit verband zou terloops nog herinnerd mogen worden aan het feit, dat ook de grote, on aantastbare Mozart van tijd tot tijd met veel ambitie amusementsmuziek geschreven heeft: „Musique pour faire plaisir", zoals de heden daagse Nederlandse componist H. Strategier het simpel-weg omschrijft. En ook Claude Debussy, die zeker door niemand van goedkope allure zal ver dacht worden, heeft metterdaad aangetoond, dat muziek er niet allereerst is, om de mensen de zwaarte van het leven te doen voelen, doch veel eer om hen de zoetheid des levens te doen proe ven. De getourmenteerde Beethoven wilde ten slotte ook „angenehmere Töne anstimmen", en zelfs Brahms heeft zich niet te waardig gevoeld, om het „gaudeamus"-motief tot zijn recht te laten komen. Geen wonder dus, dat de walsmuziek van Joh. Strausz in een tijd, toen er gelukkig! nog gevoel was voor romantiek en levenskunst, het dagelijks recept is kunnen worden voor zóvele milieus, waar de zogenaamde „Bratlgeiger" uit Linz en andere plaatsen der verder verwijderde omgeving van Wenen hun vaardigheid, ais uitvoerend muzi kant, kwamen demonstreren. SPELEND, MAAR NIET ZONDER STRIJD Spelend heeft Joh. Strausz Sr. „het vak" geleerd, zoals men dit pleegt te zeggen, maar hg Is er werkelijk niet zonder strijd in mogen gaan. Zijn vader n.l., eigenaar van een bier- en dans- lokaal (destijds een staande en gangbare uitdruk king) heeft er zich aanvankelijk tegen verzet, dat hij van de muziek zou gaan leven; weliswaar niet uit principiële overwegingen, doch uit nood, om dat er kortweg gezegd geen geld was, om het zó begaafde kind te laten studeren. De jon gen moest dus gaan werken en zijn ouders deden hem, zij het dan met bloedend hart, bij een boek binder in de leer. Het bloed echter kroop ook toen en daar, waar het niet gaan kon en de jonge Jo hann zag kans, om in het geheim het vioolspel aan te leren en er zelfs enige bekwaamheid in te verkrijgen. Toen hij het daarin tot een bepaalde hoogte had gebracht, kreeg hij behoefte, om de vlucht te nemen, hetgeen geschiedde. In het dorpje Döbling echter gelegen bij Wenen liep hij in de val, d.w.z. in de armen van een kunstvriend; deze bracht hem naar zijn ouders terug, doch hij greep ook meteen de gelegenheid aan, hen te bepraten, teneinde hun zoon toch muziek te laten studeren. En dat geschiedde. Onder leiding van een zekere Polyschanski werden spoedig zulke vorderingen gemaakt, dat Johann in strijkkwartetten en orkesten kon gaan medewerken. In het trio van Lanner en de gebroeders Drochanek, hetwelk te Wenen om streeks 1819 grote opgang maakte, kreeg de 15- jarige Strausz, als leerling van Seyfried en Jansa, zijn eerste engagement van betekenis, als altist, zodat, met zijn medewerking, een kwartet ge vormd kon worden. En toen, in 1825, Lanners kwartet zelfs tot een orkest was uitgebreid, kreeg Strausz daarin de betrekking van concertmeester en directeur. In hetzelfde jaar stelde hy echter zelf al een orkest samen, waarmee hij concerten gaf: een gerede gelegenheid en ongezochte kans, om ook eigen composities te laten horen. En overal waar hij, met zijn orkest, optrad, was de toeloop groot. Zijn eerste walsen titelde hy naar het lokaal,, waarin hij zijn uitvoeringen gaf: „Taüberl-Wal- zer"; zijn roem begon zich nochtans pas te ver breiden, toen in 1827 zijn „Kettenbrüeken-Wal- zer" was uitgevoerd en het publiek hem op één lijn ging stellen met Lanner, die voor hem lange tijd en onbetwist, de geliefde walsencomponist geweest was. VELE REIZEN Van 1830 tot 1836 gaf Joh. Strausz zyn concerten in het lokaal „Zum Spert"; in 1834 was hij inmid dels kapelmeester geworden van eer. regiment der Burgerwacht; in 1835 werd hij dirigent voor de hofbals te Wenen; en in 1836 kon hy zijn grote reizen gaan maken. Reeds in 1838 echter was hy weer terug in We nen. Zijn eerste optreden aldaar werd een evene ment. In 1840 dirigeerde hy er zyn eerste concert in de Augarten. Het sncces was verzekerd en het werd inderdaad groots. Hy bleek de populaire musicus in en van Wenen te zyn, niet het minst, doordat hij in zyn concerten vooral de spe cifiek „Weense" dans, met zyn tintelende warmte en „einschmeichelnde Anmat", verbreidde. VOOR HET LAATST Tweemaal in zijn leven heeft vader Strausz, als reizend kunstenaar, een bezoek aan Engeland ge bracht. De tweede maal, na 'n groot aantal reizen door Duitsland, werd echter ook de laatste maal. Hy maakte er toenweliswaar op grandioze manier furore, doch vatte er ook een ernstige koude, welke hem noopte, zyn tournée af te breken en terug te keren naar de zo geliefde stad, waar hy glorievolle jaren had mogen beleven, als een man van grote allure. Deze terugkeer naar Wenen werd het begin van zijn laatste verblijf aldaar, tevens ook van de slotperiode uit zijn leven. Ook dit kunstenaarsleven heeft niet lang mogen duren. In 1804 zag Joh. Strausz het eerste licht, in 1849, toen hij 45 jaren amper vol gemaakt had, sloot hij zijn ogen voor het aardse licht. Hy stierf op 25 September van laatstgenoemd jaar. De muzikale wereld zag zich een waardevolle fi guur ontvallen, de muziek-geschiedenis telde een niet te vergeten figuur meer. Sindsdien kwamen er meer en zelfs grotere Strausz-en in en uit Oostenrijk. Niet allen waren zij rechtstreekse familiebeden van deze Johann, maar hem komt toch de eer toe, de rij der groten geopend te hebben. Bij de kerkelijke plechtigheden ten uitgeleide van diens stoffelijk overschot werd de „Requiem" gezongen door de Wiener Mannergesangverein, met medewerking van het eigen orkest en een viertal opera-zangers, zoals in die dagen en in het Weens milieu als een normaal gebruik gold. J. Wilbrink. x M

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noordhollands Dagblad : dagblad voor Alkmaar en omgeving | 1954 | | pagina 7