Machtige Haspengouwsche paarden
met versierde staarten
Een nie
VAN DEN NACHT
IN DEN MORGEN
De Schildknaap van Casfricum
De soldaat die Jezus kruisigde
PIK
De legende van
Bevel in het hartje van Kempen
Paaschfeest en
folklore in het
Vlaamsche land
J
MARIA GORETTI
Voor de jeugd
die eigenlijk geen schildknaap was
'n Goede Week-
novelle
J
Beteeken
volks-, t
Door de oori
Een en eindt
de organisal
i
PAC. 6
NIEUW NOORDHOLLANDSCH DAGBLAD Zaterdag 5 April 1947
(Vcm onzen Belgischen correspondent)
WANNEER ook het Paaschfeest valt, voor het Vlaamsche land
beteekent het de eenige en officieele start van de Lente.
Want, of het dien dag stortregent, hagelt, of de zon blaakt, de
Vlaamsche boer stopt zijn dikke jas in de kleerkast en haalt zijn
nieuw pak te voorschijn. Zoo is hij voor de gelegenheid „op zijn
Paaschbest" gekleed. Zijn vrouw en kinderen ook hebben ge
spaard om voor dien feestdag der feestdagen fonkelnieuw voor
den dag te komen. Straks, na de Hoogmis vertrekt de heele
familie naar de stad. Dat is, in de eerste plaats 'n traditie waarvan
men in Vlaanderen geen afstand doet. Op geen anderen dag
van het jaar ontmoet men te Brussel, te Antwerpen of te Gent
zooveel menschen van het platteland als op dien Paaschdag.
In de hoofdstad bewonderen zij de Groote Markt, in Antwerpen
heeft men zelden zooveel bezoekers in den Dierentuin en in Gent
wemelt het van volk in het Gravenkasteel of op de bloemen
tentoonstellingen.
V..
FN W1AT doen de stadslui? En-
kele snobs hebben er reeds wat
geld voor over om naar de zee te
trekken, waar zij echter nog ver
plicht worden, warm ingepakt op
den dijk te wandelen. In een knus
hotelletje van de Ardennen vinden
ook enkelen gelegenheid om er een
rustig week-end door te brengen.
De meesten echter houden het bij
ernstige familiebezoeken, welke
sinds Kerstmis en Nieuwjaar niet
meer plaats hadden. Het heele ge
beuren bepaalt zich echter niet tot
dit eenvoudige week-end. Reeds
op Palmenzondag begint de Paasch-
stemming in het Vlaamsche land.
Voor de meeste kinderen begint
dan het schoolverlof. De ouders
hebben om zoo te zeggen ditmaal
geen last van overdreven lawaai of
kattekwaad, want het jeugdig
volkje leeft stil in blijde verwach
ting naar de „klokken van Rome"
die vertrokken zijn en den Zater
dag voor Paschen met plechtigen
„Bim, Bam, Beieren" zullen weer-
keeren. Op Witten Donderdag kent
men nog onderscheidene merk
waardige gebruiken in ons land. De
boeren beweren dat op dezen dag
verzamelde kruiden bijzonder heil
zaam zijn. Zij* bezitten groote ge
neeskracht. Sommige daarvan wor
den dan ook als beschermende
middelen tegen blikseminslag
(want de Aprilsche grillen zijn op
komst) opgehangen. Klavertjes van
vjer gevonden voor Paschen, ver
drijven alle toovermiddelen en als
men op Witten Donderdag kleede.
ren te luchten hangt, dan zullen er
geen motten en vlooien in komen!
Zelfs in de steden zijn de oude
gebruiken niet heelemaal verdwe
nen. Te Antwerpen b.v. worden
jaarlijks op Witten Donderdag de
behoeftige ouderlingen verzameld
rond een welgedekte Pelgrimstafel,
terwijl de volgende dag, op Goe
den Vrijdag dus, elk rechtgeaard
Antwerpenaar zes uren veil heeft
om de vertooning van „Parsival"
in de Koninklijke Vlaamsche Ope
ra bij te wonen.
LIET EIGENLIJKE Paaschfeest
wordt in onze Vlaamsche ge
westen op verschillende wijzen ge
vierd en bijna elke stad of dorp
heeft hiervoor speciale gewoonten,
waarvan de meeste wel verdwenen
zijn, doch welke men in oude ar
chieven en gedenkschriften nog kan
terugvinden. Een diep ingewortel
de folkloristische Paaschgewoonte
wordt echter nog in eere gehouden
te Hakendover (bij Tienen). Op
tweeden Paaschdag, bij de jaarlijk-
sche Kermis, trekken duizenden
menschen uit het Hageland daar
heen om de processie bij te wonen,
welke na de H Hoogmis haar om
gang doet, dwars door de velden
enlandouwen. De stoet wordt ge
volgd door landbouwers, gezeten
op de machtige, Haspengouwsche
paarden, waarvan de staarten met
keurige linten versierd zijn. De
ommegang slentert in alle vredig
heid doorheen het jonge groen.
Midden het akkerland knielen allen
neer en onder den zegen van de
begeleidende priesters, wordt er
vroom gebeden voor het gelukken
van den komenden oogst. Onnoo-
dig te zeggen dat er bij dezen
tocht, door zooveel duizenden
landbouwers gevolgd, wel een en
andere schade wordt aangericht.
Maar de boeren-eigenaars verzet
ten er zich niet eens tegen, want
zij zijn van meening dat, hoe meer
hun landouwen de sporen dragen
van de bedevaarders, hoe meer hun
akkers met weelderigen oogst zul
len gezegend worden.
TE BEVEL, in het hartje van de
Kempen, gaat het er al even
druk toe bij de processie en de
Markt van Kruiskensberg. Temid
den der heide verheft een kleine
heuvel zijn ronden rug. Op den top
staat een steenen kapel, geschraagd
door twee stevige arduinen pijlers.
Voor die kapel klimt een reusach
tig ijzeren kruis de hoogte in en op
zware vierkanten balken hangt een
menschengroote Christus. De ver
eering van dit Kruisbeeld op Goe
den Vrijdag dagteekent reeds uit
het jaar 1260. De legende vertelt
dat aldaar een schaapsherder bezig
was, zijn schapen te weiden. Sedert
langen tijd was hij door een zware
koorts aangetast en vond geen mid
del om deze kwaal te genezen. Hij
bad vurig tot God; in de hevigheid
zijner pijnen wiesch hij zich met
het water dat daar uit een fontein
opborrelde. en genas. Uit dank.
baarheid richtte hij er een reus
achtig Christusbeeld op, dat later,
toen het versleten was, door de
zorgen en giften van de inwonen-
den en vreemde bezoekers, hersteld
werd. Deze legende leeft nog voort
onder de kempenaren. Van uren in
het rond komen op Goeden Vrijdag
bedevaartgangers naar den Kruis
kensberg afgezakt. Zij schuiven
eerst vroom eerbiedig de kapel
binnen en gaan dan aan het H.
Kruis bidden, ter afzwering van
alle zenuwziekten. Nadat een pa
ter Kapucien een prediking in de
open lucht heeft gehouden, stapt
het heele gezelschap naar de Markt
die weldra krioelt van de menigte.
Het is een uitzonderlijke drukke
dag voor de heide, die anders zoo
verlaten is.
Ofschoon de Paaschstemming
feitelijk duurt tot Beloken Paschen
moeten wij zeggen dat na tweeden
Paaschdag weinig of geen kenmer
kende feestelijkheden plaatsgrijpen.
Want eens dat de boer weer thuis
is van zijn uitstap, gaat het nieuwe
pak terug de kast in, tot een van
zijn kinderen trouwt of zijn Com
munie doet. Hij zet zich onverpoosd
aan het werk op het veld. De Len
te is immers daar! Paschen heeft
het verkondigd.
M. t.
(Uit het schetsboek
van een verpleegster)
^iE ZAALDEUR kraakt. Het ge-
luid van naderende voelstap-
pen doet mij opschrikken. Plot
seling staat de eerste verpleegster
voor mij; het is tijd voor de
tweede ronde. Mijn beenen zijn
zwaar van vermoeienis en als ik
opsta, stool ik onhandig tegen het
tafeltje van de wachten, waaraan
ik heb zitten lezen, het schuift
met een doffe bons tegen den
muur. Als in trance volg ik de
statige figuur van zuster Reine-
ma, van het eene bed naar het
andere. Met een korte klik tikt
mijn hak legen een drempel, ver
der is er het zachte geritsel van^
onze gesteven schorten. Bij het
bed van van Zoelen blijven wij
wat langer staan. Slaapt hij of
heeft hij slechts de oogen geslo
ten, om ons en zichzelf te sugge-
reeren dat het weer eens beter
met hem gaat? Ik weet het niet,
zooals ik zooveel niet weet van
wat er op mijn afdeeling gebeurt.
Wie kan het innerlijk van zijn
medemenseh ooit peilen? Als ik
daaraan denk, overvalt mij wel
eens een gevoel van moedeloos
heid. Waarvoor werk ik eigen
lijk?
De bewegingen van zuster Rei-
nema wekken mij uit mijn over
peinzingen, bij 't bed van George
Mulder is zij druk bezig, ze wenkt
mij. Zijn wond bloedt weer en
wij leggen samen een nieuw druk
verband aan Over een paar mi-,
nuten zal ik nog eens komen kij
ken. Dan loop ik met het bebloede
laken naar het waschhok. Ik ril
als de wit-roode lap onder het
deksel verdwijnt. Er zijn momen
ten waarop ik geen bloed kan
zien. Huiverend keer ik weer naar
zaal terug, onderweg loop ik even
de keuken binnen en drink een
kop koffie. Als ik daarna den
hoek van de gang omsla, loop ik
in mijn haast bijna tegen dokter
de Rover op.
„Zoo, blondje, ook in de wacht?"
is zijn quasi-belangstellende vraag
Ik probeer vernietigend te kijken,
doch het gaat mij niet goed af,
ik voel dat ik mij belachelijk aan
stel en het bloed stijgt mij naar
het hoofd. Met moeite komt het
er uit: „Dat ziet u todh?"
Waarom moet die man altijd
zoo plagen en juist als je het 't
minst kunt verdragen? Doch hij
hoort mij al niet meer, ik kan de
deur van zij.n kamer aan het eind
van de gang nog juist hooren
dichtslaan.
Als mijn werk gedaan is, loop
ik nog even naar het bed van
George Mulder, om te zien of het
verband nog goed zit. Hij ligt
wakker en ik praat nog even met
hem. Het doet mij goed een men-
schelijk geluid te hooren in de
nachtelijke stille, die mij iederen
keer weer opnieuw een gevoel
van beklemming geeft.
Zoo verloopt de nacht treite
rend langzaam naar den morgen.
Al vroeg beginnen wij met het
wasschen der patiënten en als ik
om acht uur afgelost wordt, staat
de zon al een eind boven den
horizon. Ik val vermoeid op mijn
bed neer en tracht een oogen
blik te slapen, maar als ik zoo
een tijdje tegen het plafond heb
liggen staren, geef ik het op. De
zon schijnt door de nog kale hoo
rnen in mijn kamer en het wordt
er behagelijk warm. Ik voel lust
om naar buiten te gaan en de
frissche voorjaarslucht in te
ademen.
Bij den portier schuif ik met
welbehagen het luikje voor mijn
naam en denk: Nu ben ik er niet
meer. Met mijn handen diep in
de zakken van mijn mantel stap
ik dë zes treden van de stoep af;
hoe vaak heb ik ze al niet geteld?
Voor het huis van den direc
teur spelen kinderen, ze roepen
mij aan en ik wuif met de hand
ten groet. Bij de tramhalte staat
de bloemverkooper temidden van
een fel geel vlak, het zijn narcis
sen, voorjaarsbloemen.
En terwijl ik den langen weg
naar de stad insla, adem ik met
volle tuigen de lentelucht in. Het
stemt mij rustig en tevreden zoo
geheel alleen over den weg te
loopen. De weeïge carbolluaht
Patrones der verloofden
Onder de zaligen, die de
volgende maand met de ge
bruikelijke plechtigheden in
de St. Pieter te Rome tot de
eer der allaren zullen wor
den verheven, bevindt zich
een Italiaansch meisje, dat
op 12-jarigen leeftijd reeds
haar deugd bedreigd zag en
haar leven moest geven om
haar reinheid te kunnen be
waren. Haar tragische dood
doet sterk denken aan dien
van de hoogvereerde H. Ag
nes, die onder soortgelijke
omstandigheden den dood
vond. Beiden hebben hun
deugd moeten verdedigen
tegen bruut geweld en het
getuigt van een groote in
nerlijke kracht, dat zij den
dood verkozen boven lijfs
behoud onder omstandig-
heden, die zij heel hun leven
I betreurd zouden moeten
hebben.
Maria Goretti was van
eenvoudige familie, haar
ouders werkten op den akker om
het brood voor het gezin te ver
dienen en zij zelf werkte al vroeg,
op den leeftijd dat andere kinde
ren nog spelen, in het huishouden.
Tijdens de afwezigheid van haar
familie wilde Alessandro Sere-
nelli gebruik maken het meisje
te verleiden. Toen zij niet toegaf
dreigde hij haar te zullen ver
moorden en nadat bleek, dat zij
ook nu niet aan zijn verlangens
zou voldoen, doodde hij haar met
messteken. Nog een dag heeft het
heldhaftige kind geleefd en zij
stierf, nadat zij haar moordenaar
vergiffenis had geschonken. Haar
gebed voor de bekeering van haar
beul werd verhoord. Thans dient
hij in een der talrijke in Italië
gelegen Capucijnerkloosters. In
h.et proces der zaligverklaring
van zijn slachtoffer heeft hij haar
met groote liefde verdedigd en
zoo zijn schuld tegenover het on
schuldige meisje goed gemaakt.
Het Italiaansche volk, gevoelig
voor heldendaden, vooral als het
een eerezaak betreft, koestert
groote vereering voor Maria Go
retti. Reeds vele gebedsverhoo-
ringen worden aan haar toege
schreven. De Italiaansche jeugd
vooral trekt het voorbeeld van
Maria Goretti en de verloofden
hebben haar tot patrones geko
zen. In dezen tijd, waarin deugd
en reinheid in sommige kringen
veelal een ouderwelsch vooroor
deel genoemd worden, mogen wij
hopen, dat de voorspraak van
Maria Goretti velen tot een hel
derder inzicht in deze zaken zal
brengen.
waait uit mijn haren en ver
moeidheid voel ik niet meer. Voor
het eerst in deze laatste tien da
gen realiseer ik het mij dat het
morgen Paschen is. En mijn eer
ste daad is als ik de spoortunnel
een half uur later passeer om een
kaartje te koopen naar Utrecht.
Want morgen ben ik vrij en mor
gen is het Paschen, en morgen,
morgen ben ik thuis.
Als ik om half een aan de wach-
tentafel verschijn om te gaan eten
steek ik juichend mijn spoorkaar
tje in de hoogte .en roep tegen de
collega's: morgen ga ik naar huis,
morgen is het Pasohen!
louise.
HEER GOZZOWIJN zat in dë
groote zaal van zijn kasteel ie
Castricum een beetje te soezen. Hij
had eerst in een van zijn oude kost
bare boeken gelezen, die de wijze
monniken van Egmond voor hem
geschreven hadden, maar daarna
was hij zoetjes in slaap gevallen,
't Was in de eerste warme Mei
dagen. Een der vensters stond' open
en de zoele lentelucht dreef de zaal
in, terwijl je de vogels in koor
hoorde zingen in de hooge boomen
voor het kasteel.
Gozzowijn droomde van vroegere
dagen, toen hij nog een jong stout,
moedig ridder was en met de an
dere heerén van Holland onder 's-
Graven banier ten strijde toog te
gen de wilde Friezen. Nu was hij
een oude grijsaard geworden, die
het zwaard niet meer hanteeren kon
en stilletjes thuis bleef; boeken las,
'n wandelingetje in den tuin maok.
te en luisterde naar de mooie lie
deren die zijn eenige dochter, de
lieve Tetta, 's avonds bij den haard
voor hem zong. Zijn weerbare
mannen had hij afgedankt en hij
leefde hier alleen met zijn dochter
en een paar trouwe bedienden. En
dan was zijn schildknaap er ook
nog, dien had hij niet willen mis
sen. Opeens werd er buiten op het
voorplein op een hoorn geblazen,
de klank drong als een schelle
kreet de zaal binnen en heer Goz
zowijn werd met een schrjJk wak
ker. Wat had' dit nu te beteeke-
„Zat heer Gozewijn wat te
soezen"
nen? Hij liep naar het venster,
keek naar buiten en daar stond
Rienk IJfs, de Winkelaer, een ru
wen woes.en Fries, gekleed als
een ridder, met 'n paar gewapende
kornuiten bij hem.
„Wat wilt gij?" riep heer Gozzo
wijn.
„Niets meer of minder dan uw
dochter Tetta tot mijn bruid!"
schreeuwde de Winkelaer terug,
„en zoo ge haar niet geeft, dan
neem ik uw huis in en drijf u naar
buiten! Dan kunt ge als een bede
laar gaan zwerven lans 'sHeeren
wegen
„Gij onbeschofte vent!" riep heer
Gozzowijn boos uit. „Wat denlkt ge
wel? Mijn dochter Tetta zou uw
bruid worden? Dat nimmer! Zij is
van edele bloede en nooit geef ik
heur hand aan een dorper, gelijk
gij zij!"
„Dat zullen wij nog eens zien,
oude blaaskaak!" riep de Fries te.
rug. „Ik geef u een korte bedenk
tijd en daarna zult ge mij uw
dochter tot echtgenoote schenken,
of ik heet geen Rienk IJfs meer!"
Gozzowijn sloot het venster en
spoedde zich naar de kiemenade
(het vrouwenvertrek) waar zijn
dochter met een gezelschapsjuffer
te spinnen zat. Natuurlijk had zij
ook al gehoord wat er gaande was.
„Wat moet ik toch beginnen, lie
ve kind?" klaagde haar vader,
„die Fries is sterk en staat bekend
als een slecht wreed mensch die
voor niets terugdeinstWij
hebben geen bescherming meer, ik
ben oud en zwak geworden
Wat moeten we toch doen.
„Den moed niet verliezen, vader!"
zei Tetta flink, „en bidden om uit.
Jongelui.
In dit nummer voor Paschen
beginnen we met de eerste bij
drage voor de jeugdrubriek, die
voortaan weer geregeld zal te-
rugkeeren. Voor vandaag een
mooi historisch romantisch ver
haal met mooie teekeningen;
zoo zullen er meer komen en ge
leidelijk aan zullen we de ieugd-
afdeeling met verschillende ru
briekjes uitbreiden.
komst! Onze Lieve Heer en de
Lieve Vrouwe zullen ons wel hel
pen
Samen gingen zij naar den slot
kapel en knielden er voor het klei
ne altaar neer. Toen ze opstonden
en weer in den gang kwamen, stond'
daar de schildknaap op vader en
dochter te wachten.
„Mijn heer!" sprak hij, „sta mij
toe u in dezen nood te helpen.
Twee jaar geleden hebt gij mij op
genomen in uw huis.... Laat mij
nu mijn dank betalen. Vindt ge
goed-, dat ik naar buiten ga en dien
leelijken beer het zwijgen opleg?"
„Gij zijt te jongzuchtte
Gozzowijn, „hij is veel sterker dan
gij, hij zal u zeker verslaan
„Laat mij het nochtans beproe
ven!" hernam de schildknaap
weer, „ik vrees hem heelemaal
niet."
„Och," zuchtte Tetta, „het zou
mij zooveel leed doen als hij u
neervelde.Neen, neen, ga niet.
Dan wil ik nog liever aan zijn
eisch voldoen."
Teen begon de oude ridder te
schreien: „De bruid van zulk een
gevaarlijk wreed menschGij
weet niet wat ge daar zegt, lief
kind
„Ik ga!" sprak de schildknaap
besist. „Laat mij uw wapenrusting
aantrekken, uw helm opzetten en
leen mij uw eigen zwaard'
Geen andere uitkomst ziende,
knikte heer Gozzowijn toestem
mend.
„Joechei!" riep de schildknaap,
„wij zullen dien Frieschen boer
eens het zwijgen opleggen! Geloof
mij vrij, geen tweede keer komt hij
u met zulk een vermetel verzoek
lastig vallen!"
Snel liep hij naar de wapen
kamer ,trok het harnas aan, zette
de helm met den vederbos op en
gespte het groote zwaard van heer
Gozzowijn aan. Toen trad hij de
poort uit, het voorplein op.
„Wie eischt onze edele jonkvrou.
we Tetta tot zijn bruid?" riep hij
luide.
„Ik.... Rienk IJfs!" antwoordde
In de wapenrusting van zijn
heer
de Fries, „maar wat hebt gij daar
mede te doen, ventje van niets?"
„Dat zal ik u toonen!" riep de
schildknaap. „Maak dat ge weg
komt, of gij zult met het zwaard
van mijn heer kennis maken."
Toen werd Rienk IJfs verschrik,
kelijk kwaad, trok zijn zwaard en
zei tot de mannen die bij hem wa
ren: „Houdt u op een afstand en
laat mij begaan, ik zal die kwajon
gen eens moris leeren! Meteen
sprong hij op den schildknaap toe.
Men hoorde niets dan het kletteren
der zwaarden die vonken spoten
in den middagzon en het hijgen der
twee strijdende mannen.
Jonkvrouwe Tetta was intus-
schen weer in den kapel gegaan
om Onzer Vrouwe van Heioo te
Oesdom, hulp en bijstand1 te bid
den
Na eenige minuten hoorde men
een felle schreeuw en het breken
van staal; de deur vloog open en
daar stond de schildknaap bleek,
doodëlijk vermoeid en met bloed
bespat. „De Fries," sprak hij nauw
hoorbaar is verslagen! Jonkvrouwe
Tetta,uw gebeden hebben mij
geholpen. Onze Heer heeft mijn
arm gesterkt!"
Heer Gozzowijn weende weer,
maar nu van vreugde. „Och,"
sprak hij tot den schildknaap,
„waart gij slechts van edele bloe
de.... voorzeker gaf ik u Tetta
tot bruid! Al mijn goed en have
zoudt gij daarbij nog ontvangen!"
„Heer Gozzowijn!" zei de schild
knaap. „Hebt gij ooit naar mijn
naam gevraagd? Als zwerver
kwam ik hier aan uit den vreem
de, vermomd in het wambuis van
een boer, maar weet, dat ik Graaf
Arnouts' zoon ben, die twee jaren
geleden per ongeluk een ridder
versloeg en daarom wegvluchtte
van mijn vaders hof
En toen stonden heer Gozzowijn
en zijn dochter daar sprakeloos
van verbazing
Deze Noord-Hollandsche ver
teling heeft een mooi slot: Vol
vreugde gaf heer Gozzowijn van
Castricum zijn dochter Tetta aan
den jongen Graaf van Holland tot
een lieve bruid. De slc-tkapelaan
kwam uit Egmond en de bruiloft
werd met goede sier en groote vroo.
lijkheid gevierd!
BOEKBESPREKING I
Prijsvraag Boekenweek
1948
De Vereeniging ter Bevordering
van dë Belangen des Boekhandels
heeft voor de Boekenweek 1948
die van 28 Februari tot 6 Maart
wordt gehouden opnieuw een
prijsvraag uitgeschreven voor oen
novelle. Deze zal evenals dit jaar
anoniem verschijnen omdat we
derom een prijsvraag zal worden
uitgeschreven onder het publiek,
dat den naam van den auteur moet
raden.
Van de jury, welke zal bepalen
welke novelle als geschenk in de
Boekenweek 1948 zal worden uit
gereikt, maken deel uit: o.a. Em
my van Lokhorst, dr. Annie Ro
mein-Verschoor, Gebriël Smit en
Victor E, van Vriesland.
Glorie van het verleden
door H. J. Stavel; uitg. W. de
Haan N.V., Utrecht
Dit nogal vrij kostbare boek,
f7,90 betaalt men er voor, is eigen
lijk meer een bloemlezing dan een
geschiedkundig werk. De door den
schrijver een jaar of vijf geleden
in „Het Vaderland" gepubliceerde
artikelen over oude steden zijn
meerendeels min of meer korte
en vaak onvolledige schetjes uit de
geschiedenis van wat eens de glo
rie der Hollandsche stede!) was,
geschreven in een vlotten en fris-
schen stijl waaraan men dadelijk
den journalist herkent. Een aantal
foto's door den schrijver zelf ge
nomen toont des schrijvers goeden
smaak, ze voldoen in dit boek uit
stekend. Het blijkt dat hij met de
camera evengoed kan omigaan als
met de pen. Waar echter de belang
rijkste en oudste plaatsen niet in
dit werk vermeld staan een boek
dat te onvolledig is om te bevre-
d'igen. l. S.
Een kinderboek
Bij F, G. Kroonder te Bussum
verscheen een door den Bergen-
schen kunstschilder Jaap Min ge
ïllustreerd kinderverhaal „Bram
Ert en Dammie Hert", de avon
turen van twee vrienden, verteld
in versjes en plaatjes door Pinkie
en Duimelot. Het verhaaltje is op
rijm geschreven, hetgeen voor de
kinderen altijd prettig leest, ter
wijl de plaatjes simpel, doch fijn
geteekend zijn, zoodat zij zeker
tot de jeugd zullen spreken.
(Vervolg en slot)
VII
Nu is alles voorbij.
Als een gebroken man heeft
Malchus voor zijn centurio gestaan
en hij heeft het uitgesnikt, zooals
in doodsnood zichzelf eindelijk
alleen een man kan schreien, die
heeft hervonden.
De centurio heeft niets gezegd,
ook niet, toen de soldaat vertelde,
dat hij weg zou trekken van alles
om hem heen.
Toen zij hun laatste handdruk
hadden gewisseld, heeft de centurio
Malchus een hand over den schou
der gelegd en hem in de stilte van
het afscheid toegefluisterd: „Ga
met God".
Dat was het laatste en misschien
wel het beste voor beiden. De tijd,
die een oogenblik had stilgestaan
heeft zijn loop hervat. In luiden
jubel verrees uit het donkere graf
Jezus Christus en de leeuwerikken
in de bloeiende velden zijn in één
juichende lijn opgestegen, tot waar
de zon te schijnen hing en hebben
hoog boven de menschen hun
vreugde uitgezongen over de hoof
den der vele wachtenden.
De zon hing weer te schijnen
over Palestina en de leerlingen van
Jezus verzamelden zich bij elkaar
en wachtten de blijde mare van
Zijn komst.
door TON v. <L HOUTEN
Malchus, de zwerver van God
wacht in de schaduw van eenige
pilaren op zijn komst, hij weet dat
het oogenblik daar is, dat hij ver
heven zal worden ver boven zich
zelf uit en dat zijn oogen zullen
worden onttrokken aan alles wat
van de aarde is. Dan valt een mild
licht over zijn denkende gestalte
en als hij zijn oogen opheft staart
hij recht in de diepe warme oogen
van den Man, Die hij heeft ge
kruisigd.
Eindeloos goed zijn die oogen en
eindeloos diep. Malchus ziet dat
alles en zijn hart schreit van geluk,
omdat hij de genezing gaat vinden
van al zijn ellende en zijn mensche-
lijk heimwee.
Dan hoort hij: „Mijn zoon, kom
bij me".
Op dit oogenblik heeft Malchus
eens de dappere Romeinsche krijgs
man, jaren gewacht. En met een
snik werpt hij zich op den grond
en buigt zich diep voorover. Maar
hij voelt zich opgeheven en een
hand ligt zacht op zijn voorhoofd,
waar de schroeiende pijn verdwijnt
zooals eens in den hof van Olijven.
Zijn hart juicht om dit oogenblik
en dankbaar heft hij zijn hoofd
waar de liefde hem tegemoetstraalt.
De tijd heeft zijn loop hervat.
Malchus zwerft van land tot
land en 's avonds als de zon is
weggezakt achter den einder ligt
hij in het stof en bidt. Want dit uur
is voor hem het moeilijkste van
den dag. In zijn ooren klinken dan
de echo's van de hamerslagen, die
eens klonken op Calvarië. Hij voelt
het bloed vloeien over zijn vingers
en de palmen van zijn hand gloeien
van de randen, die de hamer er in
gedrukt hebben.
Als een bloeiende roos liggen die
handpalmen naar den hemel ge-
dat kan. die de liefde gedronken
keerd en Malchus bidt, zooals hij
heeft uit de oogen van Jezus
Christus.
Zijn heimwee 'is in de loop der
jaren veranderd van dezen Man,
die hij eens heeft gegeeseld en Die
hij eens met wilde, doordringende
slagen vasthechtte aan Zijn doods
bed. Maar Malchus, de zwerver
weet dat zijn tijd gekomen is, hij
voelt het dagelijks in zijn moede
lichaam en hij voelt het in zijn hart
dat soms ophoudt met kloppen,
zooals eens op dien berg, waar zijn
leven veranderd is.
En iederen avond bidt Malchus
met een vermorzeld hart om verge
ving. De jaren zijn niet mild voor
hem geweest, landen en volkeren
heeft hij ontmoet en overal heeft
hij, in zijn handen de bloeiende
roos van de hamerranden, verteld
van Christus goedheid en grenze-
looze liefde. Hij isSgeloofd, maar hij
is ook uitgejouwd, men heeft hem
gemarteld en opgesloten en ook
hij heeft de harde slagen van de
beulen op zijn rug voelen branden.
Maar zijn hart klaagt nimmer
Het leek soms, wanneer de beu
len hem zoo sloegen of zijn lichaam
werd opgeheven in een zeldzaam
licht en in zijn ooren hoorde hij
dan de milde stem: „Mijn zoon,
kom bij Me".
En dan konden de beulen slaan
en dan kon het volk hem, den zon
derlingen zwerver, uitjouwen en
met steenen gooien, Malchus ver
volgde verheugd zijn weg en steeds
weer hief hij zijn gloeiende hand
palmen naar den hemel en verkon
digde Gods liefde en barmhartig
heid. Zoo is Malchus de groote zoe
ker geworden, die steeds verder
trekt over de aarde, en die telkens
opnieuw probeert de rust te vin
den. Deze aarde wordt hem lang
zaam maar zeker te klein, om zijn
heimwee te stillen, het verlangen
dat soms in vreemde golven door
zijn hoofd kan slaan en dat hem
weer verder doet trekken de zon
tegemoet, of de koude der bergstre
ken in.
En overal is hij op zoek naar die
milde oogen, die hem hebben ge
grepen op het beslissende oogen
blik van zijn leven, toen de wan
hoop bijna bezit had genomen van
zijn lichaam en zijn ziel.
Rust, tenminste lichamelijk,
vindt hij nu en dan in een stille hut
ergens op een verlaten vlakte,
soms ook in de drukte van een
stad, waar verscholen de eerste
Christenen hun godsdienstoefenin
gen houden. Maar het is altijd voor
een of twee dagen, dan wordt zijn
lichaam weer opgejaagd, andere
gebieden tegemoet, omdat een
stem in hem telkens weer oegint te
spreken en hem aanspoort verder
te zoeken.
Eindelijk is Jeruzalem weer in
zicht gekomen.
Malchus huivert, wanneer hij al
het bekende om zich heen ziet, de
heuvels, waar hij zijn wanhoop
uitgalmde en de luchten, die zijn
klagen gehoord hebben, toen hij
den Godmensch had vastgenageld
aan het kruis.
Nu wandelt hij weer door de
straten van de stad. Ze liggen stil
onder de volle zwaarte van een
warme zomerzon, hier en daar spe
len de kinderen nog, maar als ze
den man zien met zijn grijzen baard
en verwarde haren staan ze stil en
lachen een beetje.
Hij komt langs de plaats, waar
de tempel stond en hij wandelt
langs de steile weggetjes, waar
Christus Zijn kruis droeg. Hij wan
delt niet meer, hij pelgrimeert.
Misschien is hij de eerste die er den
Kruisweg bidt.
Nog meent hij de bloedsporen te
zien op de verweerde steenen en
onder den boog, waar Veronica
stond, blijft hij in gepeins verzon
ken. Zijn lichaam is doodëlijk ver
moeid en hijgend steunt hij zich te
gen den pilaar.
Maar de weg is nog niet ten einde
en langs de stoffige straten gaat
Malchus verder, een oude afge
leefde man, met de zorg en de
angst van een geheele aarde in zijn
hart.
Hij bidt, het is meer een stamelen
van een ziel, die weet, dat de ver
geving gekomen is.
En hoog boven hem jubelen de
leeuwerikken in de hel-blauwe
lucht, die de stad, de olijfberg en
den berg van Calvarie overkoepelt.
Maar nog hooger verheffen zich
eenige Engelen van hun troon en
wachten op het teeken, dat de Al
lerhoogste hen geven zal.
Malchus strompelt verder en
wanneer hij bij de derde val van
Christus gekomen is, zakt hij voor
over in het stof en bevend kust hij
den grond, die den Heiland droeg.
Maar nóg is de weg niet ten einde
én smeekend om de laatste krach
ten gaat hij hijgend weer verder.
Hij, de eerste pelgrim naar den
berg van het heil. Totdat hij ten
slotte is aangekomen boven op den
top, waar hij eens met doordrin
gende slagen een zachte hand heeft
vastgeklonken aan den balk en
waar hij voeten heeft geslagen, die
de menschen achterna gingen, om
wel te doen aan allen, die het noo-
dig hadden.
Snikkend ligt hij languit gestrekt
en vraagt vergiffenis, vraagt barm
hartigheid voor dezen wreeden
dag in zijn vroeger leven.
Maar dan hoort hij ten laatste
een milde stem, die als muziek in
zijn ooren blijft hangen: „Mijn
zoon, kom bij Me".
Op het teeken van den Aller-
hoogsten zijn twee Engelen afge
daald en hebben zich opgesteld
naast het afgetobde lichaam van
Malchus, die eens het adelaarstee-
ken droeg voor de legers uit, die
heeft gezongen met de donkere
meisjes in Hispania en die in de
wouden van Germania jaagde op
wilde zwijnen. En ze spreiden hun
vleugels uit. om een schaduw te
zijn voor die oogen, die zooveel
leed hebben gedragen en zooveel
tranen vergoten
Eenvoudige herders vonden later
het lichaam van een oude man bo
ven op den top van Calvarie, ze
namen het lijk mee en begroeven
het ergens, waar niemand meer
naar toetrok. Zelfs in den dood
deed dit lichaam in groote een
zaamheid nog boete voor de vele
slagen, die waren neergekomen op
het Goddelijke wezen. Maar Mal
chus, de zoeker naar het groote on-
verlangen naar de oogen die hem
eens hadden aangekeken, vond ein-
bekende, de zwerver, bezeten van
delijk rust na een zwaren tocht
door het bittere leven.
lijksche Volks!
De cijfers van 193
vens, die beschikt
zijn zij thans volko
in meer dan ooit 1
juist mogelijk te ki
raai zich bij de w<
het voorstel der r
uit te stellen, doel
worden geteld naa
De noodzakelijkhi
volkstelling spreekt
De uitkomsten hebb
kenis voor tal van vi
zeer verschillend ge
voor de statistiek vi
bevolking een nieuv
niet langer worden
hoog tijd, dat men
de balans opmaakt
tale oorlogsverliezen,
Verder dient de
onzer bevolking opi
den vastgesteld, ter
marktanalyse, distri
ken, aanvoer van j<
arbeidsproces, enz.
levensverzekeringsm
niet langer voortbc
thans in gebruik zijn
maar moeten nieuwe
tafejs worden bereke
Van niet minder
vragen omtrent hel
die een inzicht zal g«
dige economische
■oi ze samenleving u
misbaar. Zoowei vo
nusch onderzoek in
als voor de ecorom
door middel van het
van het Centraal
voor de ruimtelijke c
wordt behartigd do<
dienst voor het N:
terwijl hierbij de be!
provinciale Planoloj
en de Economisch
Instituten niet over
gen worden gezien,
schen tal van gemei
detailleerde gegeven*
voor wijken en buu
opstelling van een s
hoeve van het u
Gok het Rijksarbeid
gewestelijke arbeidi
door het momenteel
recente gegevens zei
hun werkzaamhede
Vraagstukken betref:
ling van arbeiders i
ning in de plaatse
aan arbeidskrachter
naar behooren wore
zoolang elke kwanti
slag voor de beoorc
feitelijke situatie on
Daarnaast zal diti
volkstelling een spei
worden gekoppeld. O
van deze telling spr<
zelf. Bij het bijzonde
brek aan woningen i
zicht in de beschik
voorraad en de beu
woning, inwoning,
onmisbaar voor de
en de opstelling de
bouwplannen, zoome
volgen woningpoli
door een algemeene
te stellen, waar de
hoefte aan nieuw!
Cok de ruimtelijke
middel van plaatsi
dingsplannen, stree
het nationale plan
van de uitkomsten
telling, naast die 1
volks- en beroepstel!
Tenslotte dient n<
de beteekenis van
combinatie der bij el
te verzamelen gegei
krijgen de gegevens
roep him bijzondere
neer zij in verband
bracht met die over
tijd, burgerlijke staa
e.d. Hetzelfde geldt
gen en de samenstel!
wonende gezinnen,
tijd en burgerlijken
PU
65. Mijnhe
hals en goi
wilde hij
om zijn te
te trakteer
daar niets
om het te
laas op de