Machtige Haspengouwsche paarden met versierde staarten Een nie VAN DEN NACHT IN DEN MORGEN De Schildknaap van Casfricum De soldaat die Jezus kruisigde PIK De legende van Bevel in het hartje van Kempen Paaschfeest en folklore in het Vlaamsche land J MARIA GORETTI Voor de jeugd die eigenlijk geen schildknaap was 'n Goede Week- novelle J Beteeken volks-, t Door de oori Een en eindt de organisal i PAC. 6 NIEUW NOORDHOLLANDSCH DAGBLAD Zaterdag 5 April 1947 (Vcm onzen Belgischen correspondent) WANNEER ook het Paaschfeest valt, voor het Vlaamsche land beteekent het de eenige en officieele start van de Lente. Want, of het dien dag stortregent, hagelt, of de zon blaakt, de Vlaamsche boer stopt zijn dikke jas in de kleerkast en haalt zijn nieuw pak te voorschijn. Zoo is hij voor de gelegenheid „op zijn Paaschbest" gekleed. Zijn vrouw en kinderen ook hebben ge spaard om voor dien feestdag der feestdagen fonkelnieuw voor den dag te komen. Straks, na de Hoogmis vertrekt de heele familie naar de stad. Dat is, in de eerste plaats 'n traditie waarvan men in Vlaanderen geen afstand doet. Op geen anderen dag van het jaar ontmoet men te Brussel, te Antwerpen of te Gent zooveel menschen van het platteland als op dien Paaschdag. In de hoofdstad bewonderen zij de Groote Markt, in Antwerpen heeft men zelden zooveel bezoekers in den Dierentuin en in Gent wemelt het van volk in het Gravenkasteel of op de bloemen tentoonstellingen. V.. FN W1AT doen de stadslui? En- kele snobs hebben er reeds wat geld voor over om naar de zee te trekken, waar zij echter nog ver plicht worden, warm ingepakt op den dijk te wandelen. In een knus hotelletje van de Ardennen vinden ook enkelen gelegenheid om er een rustig week-end door te brengen. De meesten echter houden het bij ernstige familiebezoeken, welke sinds Kerstmis en Nieuwjaar niet meer plaats hadden. Het heele ge beuren bepaalt zich echter niet tot dit eenvoudige week-end. Reeds op Palmenzondag begint de Paasch- stemming in het Vlaamsche land. Voor de meeste kinderen begint dan het schoolverlof. De ouders hebben om zoo te zeggen ditmaal geen last van overdreven lawaai of kattekwaad, want het jeugdig volkje leeft stil in blijde verwach ting naar de „klokken van Rome" die vertrokken zijn en den Zater dag voor Paschen met plechtigen „Bim, Bam, Beieren" zullen weer- keeren. Op Witten Donderdag kent men nog onderscheidene merk waardige gebruiken in ons land. De boeren beweren dat op dezen dag verzamelde kruiden bijzonder heil zaam zijn. Zij* bezitten groote ge neeskracht. Sommige daarvan wor den dan ook als beschermende middelen tegen blikseminslag (want de Aprilsche grillen zijn op komst) opgehangen. Klavertjes van vjer gevonden voor Paschen, ver drijven alle toovermiddelen en als men op Witten Donderdag kleede. ren te luchten hangt, dan zullen er geen motten en vlooien in komen! Zelfs in de steden zijn de oude gebruiken niet heelemaal verdwe nen. Te Antwerpen b.v. worden jaarlijks op Witten Donderdag de behoeftige ouderlingen verzameld rond een welgedekte Pelgrimstafel, terwijl de volgende dag, op Goe den Vrijdag dus, elk rechtgeaard Antwerpenaar zes uren veil heeft om de vertooning van „Parsival" in de Koninklijke Vlaamsche Ope ra bij te wonen. LIET EIGENLIJKE Paaschfeest wordt in onze Vlaamsche ge westen op verschillende wijzen ge vierd en bijna elke stad of dorp heeft hiervoor speciale gewoonten, waarvan de meeste wel verdwenen zijn, doch welke men in oude ar chieven en gedenkschriften nog kan terugvinden. Een diep ingewortel de folkloristische Paaschgewoonte wordt echter nog in eere gehouden te Hakendover (bij Tienen). Op tweeden Paaschdag, bij de jaarlijk- sche Kermis, trekken duizenden menschen uit het Hageland daar heen om de processie bij te wonen, welke na de H Hoogmis haar om gang doet, dwars door de velden enlandouwen. De stoet wordt ge volgd door landbouwers, gezeten op de machtige, Haspengouwsche paarden, waarvan de staarten met keurige linten versierd zijn. De ommegang slentert in alle vredig heid doorheen het jonge groen. Midden het akkerland knielen allen neer en onder den zegen van de begeleidende priesters, wordt er vroom gebeden voor het gelukken van den komenden oogst. Onnoo- dig te zeggen dat er bij dezen tocht, door zooveel duizenden landbouwers gevolgd, wel een en andere schade wordt aangericht. Maar de boeren-eigenaars verzet ten er zich niet eens tegen, want zij zijn van meening dat, hoe meer hun landouwen de sporen dragen van de bedevaarders, hoe meer hun akkers met weelderigen oogst zul len gezegend worden. TE BEVEL, in het hartje van de Kempen, gaat het er al even druk toe bij de processie en de Markt van Kruiskensberg. Temid den der heide verheft een kleine heuvel zijn ronden rug. Op den top staat een steenen kapel, geschraagd door twee stevige arduinen pijlers. Voor die kapel klimt een reusach tig ijzeren kruis de hoogte in en op zware vierkanten balken hangt een menschengroote Christus. De ver eering van dit Kruisbeeld op Goe den Vrijdag dagteekent reeds uit het jaar 1260. De legende vertelt dat aldaar een schaapsherder bezig was, zijn schapen te weiden. Sedert langen tijd was hij door een zware koorts aangetast en vond geen mid del om deze kwaal te genezen. Hij bad vurig tot God; in de hevigheid zijner pijnen wiesch hij zich met het water dat daar uit een fontein opborrelde. en genas. Uit dank. baarheid richtte hij er een reus achtig Christusbeeld op, dat later, toen het versleten was, door de zorgen en giften van de inwonen- den en vreemde bezoekers, hersteld werd. Deze legende leeft nog voort onder de kempenaren. Van uren in het rond komen op Goeden Vrijdag bedevaartgangers naar den Kruis kensberg afgezakt. Zij schuiven eerst vroom eerbiedig de kapel binnen en gaan dan aan het H. Kruis bidden, ter afzwering van alle zenuwziekten. Nadat een pa ter Kapucien een prediking in de open lucht heeft gehouden, stapt het heele gezelschap naar de Markt die weldra krioelt van de menigte. Het is een uitzonderlijke drukke dag voor de heide, die anders zoo verlaten is. Ofschoon de Paaschstemming feitelijk duurt tot Beloken Paschen moeten wij zeggen dat na tweeden Paaschdag weinig of geen kenmer kende feestelijkheden plaatsgrijpen. Want eens dat de boer weer thuis is van zijn uitstap, gaat het nieuwe pak terug de kast in, tot een van zijn kinderen trouwt of zijn Com munie doet. Hij zet zich onverpoosd aan het werk op het veld. De Len te is immers daar! Paschen heeft het verkondigd. M. t. (Uit het schetsboek van een verpleegster) ^iE ZAALDEUR kraakt. Het ge- luid van naderende voelstap- pen doet mij opschrikken. Plot seling staat de eerste verpleegster voor mij; het is tijd voor de tweede ronde. Mijn beenen zijn zwaar van vermoeienis en als ik opsta, stool ik onhandig tegen het tafeltje van de wachten, waaraan ik heb zitten lezen, het schuift met een doffe bons tegen den muur. Als in trance volg ik de statige figuur van zuster Reine- ma, van het eene bed naar het andere. Met een korte klik tikt mijn hak legen een drempel, ver der is er het zachte geritsel van^ onze gesteven schorten. Bij het bed van van Zoelen blijven wij wat langer staan. Slaapt hij of heeft hij slechts de oogen geslo ten, om ons en zichzelf te sugge- reeren dat het weer eens beter met hem gaat? Ik weet het niet, zooals ik zooveel niet weet van wat er op mijn afdeeling gebeurt. Wie kan het innerlijk van zijn medemenseh ooit peilen? Als ik daaraan denk, overvalt mij wel eens een gevoel van moedeloos heid. Waarvoor werk ik eigen lijk? De bewegingen van zuster Rei- nema wekken mij uit mijn over peinzingen, bij 't bed van George Mulder is zij druk bezig, ze wenkt mij. Zijn wond bloedt weer en wij leggen samen een nieuw druk verband aan Over een paar mi-, nuten zal ik nog eens komen kij ken. Dan loop ik met het bebloede laken naar het waschhok. Ik ril als de wit-roode lap onder het deksel verdwijnt. Er zijn momen ten waarop ik geen bloed kan zien. Huiverend keer ik weer naar zaal terug, onderweg loop ik even de keuken binnen en drink een kop koffie. Als ik daarna den hoek van de gang omsla, loop ik in mijn haast bijna tegen dokter de Rover op. „Zoo, blondje, ook in de wacht?" is zijn quasi-belangstellende vraag Ik probeer vernietigend te kijken, doch het gaat mij niet goed af, ik voel dat ik mij belachelijk aan stel en het bloed stijgt mij naar het hoofd. Met moeite komt het er uit: „Dat ziet u todh?" Waarom moet die man altijd zoo plagen en juist als je het 't minst kunt verdragen? Doch hij hoort mij al niet meer, ik kan de deur van zij.n kamer aan het eind van de gang nog juist hooren dichtslaan. Als mijn werk gedaan is, loop ik nog even naar het bed van George Mulder, om te zien of het verband nog goed zit. Hij ligt wakker en ik praat nog even met hem. Het doet mij goed een men- schelijk geluid te hooren in de nachtelijke stille, die mij iederen keer weer opnieuw een gevoel van beklemming geeft. Zoo verloopt de nacht treite rend langzaam naar den morgen. Al vroeg beginnen wij met het wasschen der patiënten en als ik om acht uur afgelost wordt, staat de zon al een eind boven den horizon. Ik val vermoeid op mijn bed neer en tracht een oogen blik te slapen, maar als ik zoo een tijdje tegen het plafond heb liggen staren, geef ik het op. De zon schijnt door de nog kale hoo rnen in mijn kamer en het wordt er behagelijk warm. Ik voel lust om naar buiten te gaan en de frissche voorjaarslucht in te ademen. Bij den portier schuif ik met welbehagen het luikje voor mijn naam en denk: Nu ben ik er niet meer. Met mijn handen diep in de zakken van mijn mantel stap ik dë zes treden van de stoep af; hoe vaak heb ik ze al niet geteld? Voor het huis van den direc teur spelen kinderen, ze roepen mij aan en ik wuif met de hand ten groet. Bij de tramhalte staat de bloemverkooper temidden van een fel geel vlak, het zijn narcis sen, voorjaarsbloemen. En terwijl ik den langen weg naar de stad insla, adem ik met volle tuigen de lentelucht in. Het stemt mij rustig en tevreden zoo geheel alleen over den weg te loopen. De weeïge carbolluaht Patrones der verloofden Onder de zaligen, die de volgende maand met de ge bruikelijke plechtigheden in de St. Pieter te Rome tot de eer der allaren zullen wor den verheven, bevindt zich een Italiaansch meisje, dat op 12-jarigen leeftijd reeds haar deugd bedreigd zag en haar leven moest geven om haar reinheid te kunnen be waren. Haar tragische dood doet sterk denken aan dien van de hoogvereerde H. Ag nes, die onder soortgelijke omstandigheden den dood vond. Beiden hebben hun deugd moeten verdedigen tegen bruut geweld en het getuigt van een groote in nerlijke kracht, dat zij den dood verkozen boven lijfs behoud onder omstandig- heden, die zij heel hun leven I betreurd zouden moeten hebben. Maria Goretti was van eenvoudige familie, haar ouders werkten op den akker om het brood voor het gezin te ver dienen en zij zelf werkte al vroeg, op den leeftijd dat andere kinde ren nog spelen, in het huishouden. Tijdens de afwezigheid van haar familie wilde Alessandro Sere- nelli gebruik maken het meisje te verleiden. Toen zij niet toegaf dreigde hij haar te zullen ver moorden en nadat bleek, dat zij ook nu niet aan zijn verlangens zou voldoen, doodde hij haar met messteken. Nog een dag heeft het heldhaftige kind geleefd en zij stierf, nadat zij haar moordenaar vergiffenis had geschonken. Haar gebed voor de bekeering van haar beul werd verhoord. Thans dient hij in een der talrijke in Italië gelegen Capucijnerkloosters. In h.et proces der zaligverklaring van zijn slachtoffer heeft hij haar met groote liefde verdedigd en zoo zijn schuld tegenover het on schuldige meisje goed gemaakt. Het Italiaansche volk, gevoelig voor heldendaden, vooral als het een eerezaak betreft, koestert groote vereering voor Maria Go retti. Reeds vele gebedsverhoo- ringen worden aan haar toege schreven. De Italiaansche jeugd vooral trekt het voorbeeld van Maria Goretti en de verloofden hebben haar tot patrones geko zen. In dezen tijd, waarin deugd en reinheid in sommige kringen veelal een ouderwelsch vooroor deel genoemd worden, mogen wij hopen, dat de voorspraak van Maria Goretti velen tot een hel derder inzicht in deze zaken zal brengen. waait uit mijn haren en ver moeidheid voel ik niet meer. Voor het eerst in deze laatste tien da gen realiseer ik het mij dat het morgen Paschen is. En mijn eer ste daad is als ik de spoortunnel een half uur later passeer om een kaartje te koopen naar Utrecht. Want morgen ben ik vrij en mor gen is het Paschen, en morgen, morgen ben ik thuis. Als ik om half een aan de wach- tentafel verschijn om te gaan eten steek ik juichend mijn spoorkaar tje in de hoogte .en roep tegen de collega's: morgen ga ik naar huis, morgen is het Pasohen! louise. HEER GOZZOWIJN zat in dë groote zaal van zijn kasteel ie Castricum een beetje te soezen. Hij had eerst in een van zijn oude kost bare boeken gelezen, die de wijze monniken van Egmond voor hem geschreven hadden, maar daarna was hij zoetjes in slaap gevallen, 't Was in de eerste warme Mei dagen. Een der vensters stond' open en de zoele lentelucht dreef de zaal in, terwijl je de vogels in koor hoorde zingen in de hooge boomen voor het kasteel. Gozzowijn droomde van vroegere dagen, toen hij nog een jong stout, moedig ridder was en met de an dere heerén van Holland onder 's- Graven banier ten strijde toog te gen de wilde Friezen. Nu was hij een oude grijsaard geworden, die het zwaard niet meer hanteeren kon en stilletjes thuis bleef; boeken las, 'n wandelingetje in den tuin maok. te en luisterde naar de mooie lie deren die zijn eenige dochter, de lieve Tetta, 's avonds bij den haard voor hem zong. Zijn weerbare mannen had hij afgedankt en hij leefde hier alleen met zijn dochter en een paar trouwe bedienden. En dan was zijn schildknaap er ook nog, dien had hij niet willen mis sen. Opeens werd er buiten op het voorplein op een hoorn geblazen, de klank drong als een schelle kreet de zaal binnen en heer Goz zowijn werd met een schrjJk wak ker. Wat had' dit nu te beteeke- „Zat heer Gozewijn wat te soezen" nen? Hij liep naar het venster, keek naar buiten en daar stond Rienk IJfs, de Winkelaer, een ru wen woes.en Fries, gekleed als een ridder, met 'n paar gewapende kornuiten bij hem. „Wat wilt gij?" riep heer Gozzo wijn. „Niets meer of minder dan uw dochter Tetta tot mijn bruid!" schreeuwde de Winkelaer terug, „en zoo ge haar niet geeft, dan neem ik uw huis in en drijf u naar buiten! Dan kunt ge als een bede laar gaan zwerven lans 'sHeeren wegen „Gij onbeschofte vent!" riep heer Gozzowijn boos uit. „Wat denlkt ge wel? Mijn dochter Tetta zou uw bruid worden? Dat nimmer! Zij is van edele bloede en nooit geef ik heur hand aan een dorper, gelijk gij zij!" „Dat zullen wij nog eens zien, oude blaaskaak!" riep de Fries te. rug. „Ik geef u een korte bedenk tijd en daarna zult ge mij uw dochter tot echtgenoote schenken, of ik heet geen Rienk IJfs meer!" Gozzowijn sloot het venster en spoedde zich naar de kiemenade (het vrouwenvertrek) waar zijn dochter met een gezelschapsjuffer te spinnen zat. Natuurlijk had zij ook al gehoord wat er gaande was. „Wat moet ik toch beginnen, lie ve kind?" klaagde haar vader, „die Fries is sterk en staat bekend als een slecht wreed mensch die voor niets terugdeinstWij hebben geen bescherming meer, ik ben oud en zwak geworden Wat moeten we toch doen. „Den moed niet verliezen, vader!" zei Tetta flink, „en bidden om uit. Jongelui. In dit nummer voor Paschen beginnen we met de eerste bij drage voor de jeugdrubriek, die voortaan weer geregeld zal te- rugkeeren. Voor vandaag een mooi historisch romantisch ver haal met mooie teekeningen; zoo zullen er meer komen en ge leidelijk aan zullen we de ieugd- afdeeling met verschillende ru briekjes uitbreiden. komst! Onze Lieve Heer en de Lieve Vrouwe zullen ons wel hel pen Samen gingen zij naar den slot kapel en knielden er voor het klei ne altaar neer. Toen ze opstonden en weer in den gang kwamen, stond' daar de schildknaap op vader en dochter te wachten. „Mijn heer!" sprak hij, „sta mij toe u in dezen nood te helpen. Twee jaar geleden hebt gij mij op genomen in uw huis.... Laat mij nu mijn dank betalen. Vindt ge goed-, dat ik naar buiten ga en dien leelijken beer het zwijgen opleg?" „Gij zijt te jongzuchtte Gozzowijn, „hij is veel sterker dan gij, hij zal u zeker verslaan „Laat mij het nochtans beproe ven!" hernam de schildknaap weer, „ik vrees hem heelemaal niet." „Och," zuchtte Tetta, „het zou mij zooveel leed doen als hij u neervelde.Neen, neen, ga niet. Dan wil ik nog liever aan zijn eisch voldoen." Teen begon de oude ridder te schreien: „De bruid van zulk een gevaarlijk wreed menschGij weet niet wat ge daar zegt, lief kind „Ik ga!" sprak de schildknaap besist. „Laat mij uw wapenrusting aantrekken, uw helm opzetten en leen mij uw eigen zwaard' Geen andere uitkomst ziende, knikte heer Gozzowijn toestem mend. „Joechei!" riep de schildknaap, „wij zullen dien Frieschen boer eens het zwijgen opleggen! Geloof mij vrij, geen tweede keer komt hij u met zulk een vermetel verzoek lastig vallen!" Snel liep hij naar de wapen kamer ,trok het harnas aan, zette de helm met den vederbos op en gespte het groote zwaard van heer Gozzowijn aan. Toen trad hij de poort uit, het voorplein op. „Wie eischt onze edele jonkvrou. we Tetta tot zijn bruid?" riep hij luide. „Ik.... Rienk IJfs!" antwoordde In de wapenrusting van zijn heer de Fries, „maar wat hebt gij daar mede te doen, ventje van niets?" „Dat zal ik u toonen!" riep de schildknaap. „Maak dat ge weg komt, of gij zult met het zwaard van mijn heer kennis maken." Toen werd Rienk IJfs verschrik, kelijk kwaad, trok zijn zwaard en zei tot de mannen die bij hem wa ren: „Houdt u op een afstand en laat mij begaan, ik zal die kwajon gen eens moris leeren! Meteen sprong hij op den schildknaap toe. Men hoorde niets dan het kletteren der zwaarden die vonken spoten in den middagzon en het hijgen der twee strijdende mannen. Jonkvrouwe Tetta was intus- schen weer in den kapel gegaan om Onzer Vrouwe van Heioo te Oesdom, hulp en bijstand1 te bid den Na eenige minuten hoorde men een felle schreeuw en het breken van staal; de deur vloog open en daar stond de schildknaap bleek, doodëlijk vermoeid en met bloed bespat. „De Fries," sprak hij nauw hoorbaar is verslagen! Jonkvrouwe Tetta,uw gebeden hebben mij geholpen. Onze Heer heeft mijn arm gesterkt!" Heer Gozzowijn weende weer, maar nu van vreugde. „Och," sprak hij tot den schildknaap, „waart gij slechts van edele bloe de.... voorzeker gaf ik u Tetta tot bruid! Al mijn goed en have zoudt gij daarbij nog ontvangen!" „Heer Gozzowijn!" zei de schild knaap. „Hebt gij ooit naar mijn naam gevraagd? Als zwerver kwam ik hier aan uit den vreem de, vermomd in het wambuis van een boer, maar weet, dat ik Graaf Arnouts' zoon ben, die twee jaren geleden per ongeluk een ridder versloeg en daarom wegvluchtte van mijn vaders hof En toen stonden heer Gozzowijn en zijn dochter daar sprakeloos van verbazing Deze Noord-Hollandsche ver teling heeft een mooi slot: Vol vreugde gaf heer Gozzowijn van Castricum zijn dochter Tetta aan den jongen Graaf van Holland tot een lieve bruid. De slc-tkapelaan kwam uit Egmond en de bruiloft werd met goede sier en groote vroo. lijkheid gevierd! BOEKBESPREKING I Prijsvraag Boekenweek 1948 De Vereeniging ter Bevordering van dë Belangen des Boekhandels heeft voor de Boekenweek 1948 die van 28 Februari tot 6 Maart wordt gehouden opnieuw een prijsvraag uitgeschreven voor oen novelle. Deze zal evenals dit jaar anoniem verschijnen omdat we derom een prijsvraag zal worden uitgeschreven onder het publiek, dat den naam van den auteur moet raden. Van de jury, welke zal bepalen welke novelle als geschenk in de Boekenweek 1948 zal worden uit gereikt, maken deel uit: o.a. Em my van Lokhorst, dr. Annie Ro mein-Verschoor, Gebriël Smit en Victor E, van Vriesland. Glorie van het verleden door H. J. Stavel; uitg. W. de Haan N.V., Utrecht Dit nogal vrij kostbare boek, f7,90 betaalt men er voor, is eigen lijk meer een bloemlezing dan een geschiedkundig werk. De door den schrijver een jaar of vijf geleden in „Het Vaderland" gepubliceerde artikelen over oude steden zijn meerendeels min of meer korte en vaak onvolledige schetjes uit de geschiedenis van wat eens de glo rie der Hollandsche stede!) was, geschreven in een vlotten en fris- schen stijl waaraan men dadelijk den journalist herkent. Een aantal foto's door den schrijver zelf ge nomen toont des schrijvers goeden smaak, ze voldoen in dit boek uit stekend. Het blijkt dat hij met de camera evengoed kan omigaan als met de pen. Waar echter de belang rijkste en oudste plaatsen niet in dit werk vermeld staan een boek dat te onvolledig is om te bevre- d'igen. l. S. Een kinderboek Bij F, G. Kroonder te Bussum verscheen een door den Bergen- schen kunstschilder Jaap Min ge ïllustreerd kinderverhaal „Bram Ert en Dammie Hert", de avon turen van twee vrienden, verteld in versjes en plaatjes door Pinkie en Duimelot. Het verhaaltje is op rijm geschreven, hetgeen voor de kinderen altijd prettig leest, ter wijl de plaatjes simpel, doch fijn geteekend zijn, zoodat zij zeker tot de jeugd zullen spreken. (Vervolg en slot) VII Nu is alles voorbij. Als een gebroken man heeft Malchus voor zijn centurio gestaan en hij heeft het uitgesnikt, zooals in doodsnood zichzelf eindelijk alleen een man kan schreien, die heeft hervonden. De centurio heeft niets gezegd, ook niet, toen de soldaat vertelde, dat hij weg zou trekken van alles om hem heen. Toen zij hun laatste handdruk hadden gewisseld, heeft de centurio Malchus een hand over den schou der gelegd en hem in de stilte van het afscheid toegefluisterd: „Ga met God". Dat was het laatste en misschien wel het beste voor beiden. De tijd, die een oogenblik had stilgestaan heeft zijn loop hervat. In luiden jubel verrees uit het donkere graf Jezus Christus en de leeuwerikken in de bloeiende velden zijn in één juichende lijn opgestegen, tot waar de zon te schijnen hing en hebben hoog boven de menschen hun vreugde uitgezongen over de hoof den der vele wachtenden. De zon hing weer te schijnen over Palestina en de leerlingen van Jezus verzamelden zich bij elkaar en wachtten de blijde mare van Zijn komst. door TON v. <L HOUTEN Malchus, de zwerver van God wacht in de schaduw van eenige pilaren op zijn komst, hij weet dat het oogenblik daar is, dat hij ver heven zal worden ver boven zich zelf uit en dat zijn oogen zullen worden onttrokken aan alles wat van de aarde is. Dan valt een mild licht over zijn denkende gestalte en als hij zijn oogen opheft staart hij recht in de diepe warme oogen van den Man, Die hij heeft ge kruisigd. Eindeloos goed zijn die oogen en eindeloos diep. Malchus ziet dat alles en zijn hart schreit van geluk, omdat hij de genezing gaat vinden van al zijn ellende en zijn mensche- lijk heimwee. Dan hoort hij: „Mijn zoon, kom bij me". Op dit oogenblik heeft Malchus eens de dappere Romeinsche krijgs man, jaren gewacht. En met een snik werpt hij zich op den grond en buigt zich diep voorover. Maar hij voelt zich opgeheven en een hand ligt zacht op zijn voorhoofd, waar de schroeiende pijn verdwijnt zooals eens in den hof van Olijven. Zijn hart juicht om dit oogenblik en dankbaar heft hij zijn hoofd waar de liefde hem tegemoetstraalt. De tijd heeft zijn loop hervat. Malchus zwerft van land tot land en 's avonds als de zon is weggezakt achter den einder ligt hij in het stof en bidt. Want dit uur is voor hem het moeilijkste van den dag. In zijn ooren klinken dan de echo's van de hamerslagen, die eens klonken op Calvarië. Hij voelt het bloed vloeien over zijn vingers en de palmen van zijn hand gloeien van de randen, die de hamer er in gedrukt hebben. Als een bloeiende roos liggen die handpalmen naar den hemel ge- dat kan. die de liefde gedronken keerd en Malchus bidt, zooals hij heeft uit de oogen van Jezus Christus. Zijn heimwee 'is in de loop der jaren veranderd van dezen Man, die hij eens heeft gegeeseld en Die hij eens met wilde, doordringende slagen vasthechtte aan Zijn doods bed. Maar Malchus, de zwerver weet dat zijn tijd gekomen is, hij voelt het dagelijks in zijn moede lichaam en hij voelt het in zijn hart dat soms ophoudt met kloppen, zooals eens op dien berg, waar zijn leven veranderd is. En iederen avond bidt Malchus met een vermorzeld hart om verge ving. De jaren zijn niet mild voor hem geweest, landen en volkeren heeft hij ontmoet en overal heeft hij, in zijn handen de bloeiende roos van de hamerranden, verteld van Christus goedheid en grenze- looze liefde. Hij isSgeloofd, maar hij is ook uitgejouwd, men heeft hem gemarteld en opgesloten en ook hij heeft de harde slagen van de beulen op zijn rug voelen branden. Maar zijn hart klaagt nimmer Het leek soms, wanneer de beu len hem zoo sloegen of zijn lichaam werd opgeheven in een zeldzaam licht en in zijn ooren hoorde hij dan de milde stem: „Mijn zoon, kom bij Me". En dan konden de beulen slaan en dan kon het volk hem, den zon derlingen zwerver, uitjouwen en met steenen gooien, Malchus ver volgde verheugd zijn weg en steeds weer hief hij zijn gloeiende hand palmen naar den hemel en verkon digde Gods liefde en barmhartig heid. Zoo is Malchus de groote zoe ker geworden, die steeds verder trekt over de aarde, en die telkens opnieuw probeert de rust te vin den. Deze aarde wordt hem lang zaam maar zeker te klein, om zijn heimwee te stillen, het verlangen dat soms in vreemde golven door zijn hoofd kan slaan en dat hem weer verder doet trekken de zon tegemoet, of de koude der bergstre ken in. En overal is hij op zoek naar die milde oogen, die hem hebben ge grepen op het beslissende oogen blik van zijn leven, toen de wan hoop bijna bezit had genomen van zijn lichaam en zijn ziel. Rust, tenminste lichamelijk, vindt hij nu en dan in een stille hut ergens op een verlaten vlakte, soms ook in de drukte van een stad, waar verscholen de eerste Christenen hun godsdienstoefenin gen houden. Maar het is altijd voor een of twee dagen, dan wordt zijn lichaam weer opgejaagd, andere gebieden tegemoet, omdat een stem in hem telkens weer oegint te spreken en hem aanspoort verder te zoeken. Eindelijk is Jeruzalem weer in zicht gekomen. Malchus huivert, wanneer hij al het bekende om zich heen ziet, de heuvels, waar hij zijn wanhoop uitgalmde en de luchten, die zijn klagen gehoord hebben, toen hij den Godmensch had vastgenageld aan het kruis. Nu wandelt hij weer door de straten van de stad. Ze liggen stil onder de volle zwaarte van een warme zomerzon, hier en daar spe len de kinderen nog, maar als ze den man zien met zijn grijzen baard en verwarde haren staan ze stil en lachen een beetje. Hij komt langs de plaats, waar de tempel stond en hij wandelt langs de steile weggetjes, waar Christus Zijn kruis droeg. Hij wan delt niet meer, hij pelgrimeert. Misschien is hij de eerste die er den Kruisweg bidt. Nog meent hij de bloedsporen te zien op de verweerde steenen en onder den boog, waar Veronica stond, blijft hij in gepeins verzon ken. Zijn lichaam is doodëlijk ver moeid en hijgend steunt hij zich te gen den pilaar. Maar de weg is nog niet ten einde en langs de stoffige straten gaat Malchus verder, een oude afge leefde man, met de zorg en de angst van een geheele aarde in zijn hart. Hij bidt, het is meer een stamelen van een ziel, die weet, dat de ver geving gekomen is. En hoog boven hem jubelen de leeuwerikken in de hel-blauwe lucht, die de stad, de olijfberg en den berg van Calvarie overkoepelt. Maar nog hooger verheffen zich eenige Engelen van hun troon en wachten op het teeken, dat de Al lerhoogste hen geven zal. Malchus strompelt verder en wanneer hij bij de derde val van Christus gekomen is, zakt hij voor over in het stof en bevend kust hij den grond, die den Heiland droeg. Maar nóg is de weg niet ten einde én smeekend om de laatste krach ten gaat hij hijgend weer verder. Hij, de eerste pelgrim naar den berg van het heil. Totdat hij ten slotte is aangekomen boven op den top, waar hij eens met doordrin gende slagen een zachte hand heeft vastgeklonken aan den balk en waar hij voeten heeft geslagen, die de menschen achterna gingen, om wel te doen aan allen, die het noo- dig hadden. Snikkend ligt hij languit gestrekt en vraagt vergiffenis, vraagt barm hartigheid voor dezen wreeden dag in zijn vroeger leven. Maar dan hoort hij ten laatste een milde stem, die als muziek in zijn ooren blijft hangen: „Mijn zoon, kom bij Me". Op het teeken van den Aller- hoogsten zijn twee Engelen afge daald en hebben zich opgesteld naast het afgetobde lichaam van Malchus, die eens het adelaarstee- ken droeg voor de legers uit, die heeft gezongen met de donkere meisjes in Hispania en die in de wouden van Germania jaagde op wilde zwijnen. En ze spreiden hun vleugels uit. om een schaduw te zijn voor die oogen, die zooveel leed hebben gedragen en zooveel tranen vergoten Eenvoudige herders vonden later het lichaam van een oude man bo ven op den top van Calvarie, ze namen het lijk mee en begroeven het ergens, waar niemand meer naar toetrok. Zelfs in den dood deed dit lichaam in groote een zaamheid nog boete voor de vele slagen, die waren neergekomen op het Goddelijke wezen. Maar Mal chus, de zoeker naar het groote on- verlangen naar de oogen die hem eens hadden aangekeken, vond ein- bekende, de zwerver, bezeten van delijk rust na een zwaren tocht door het bittere leven. lijksche Volks! De cijfers van 193 vens, die beschikt zijn zij thans volko in meer dan ooit 1 juist mogelijk te ki raai zich bij de w< het voorstel der r uit te stellen, doel worden geteld naa De noodzakelijkhi volkstelling spreekt De uitkomsten hebb kenis voor tal van vi zeer verschillend ge voor de statistiek vi bevolking een nieuv niet langer worden hoog tijd, dat men de balans opmaakt tale oorlogsverliezen, Verder dient de onzer bevolking opi den vastgesteld, ter marktanalyse, distri ken, aanvoer van j< arbeidsproces, enz. levensverzekeringsm niet langer voortbc thans in gebruik zijn maar moeten nieuwe tafejs worden bereke Van niet minder vragen omtrent hel die een inzicht zal g« dige economische ■oi ze samenleving u misbaar. Zoowei vo nusch onderzoek in als voor de ecorom door middel van het van het Centraal voor de ruimtelijke c wordt behartigd do< dienst voor het N: terwijl hierbij de be! provinciale Planoloj en de Economisch Instituten niet over gen worden gezien, schen tal van gemei detailleerde gegeven* voor wijken en buu opstelling van een s hoeve van het u Gok het Rijksarbeid gewestelijke arbeidi door het momenteel recente gegevens zei hun werkzaamhede Vraagstukken betref: ling van arbeiders i ning in de plaatse aan arbeidskrachter naar behooren wore zoolang elke kwanti slag voor de beoorc feitelijke situatie on Daarnaast zal diti volkstelling een spei worden gekoppeld. O van deze telling spr< zelf. Bij het bijzonde brek aan woningen i zicht in de beschik voorraad en de beu woning, inwoning, onmisbaar voor de en de opstelling de bouwplannen, zoome volgen woningpoli door een algemeene te stellen, waar de hoefte aan nieuw! Cok de ruimtelijke middel van plaatsi dingsplannen, stree het nationale plan van de uitkomsten telling, naast die 1 volks- en beroepstel! Tenslotte dient n< de beteekenis van combinatie der bij el te verzamelen gegei krijgen de gegevens roep him bijzondere neer zij in verband bracht met die over tijd, burgerlijke staa e.d. Hetzelfde geldt gen en de samenstel! wonende gezinnen, tijd en burgerlijken PU 65. Mijnhe hals en goi wilde hij om zijn te te trakteer daar niets om het te laas op de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuw Noordhollandsch Dagblad : voor Alkmaar en omgeving | 1947 | | pagina 6