Klein epos van Godsvertrouwen •- I EEN NACHTIN DE BERBER G m J7 V De ziel van Vol end am TESTAMENT VAN GESTORVEN KUNSTENARES Vondel in het Frans u ISAAC HOORDE, ZAG VEEL.. EN WAS VERRUKT w op w,g b.i. -jf.jflya'asnf PAG. 12 NIEUW NOORDHOLLANDS DAGBLAD - Vrijdag 24 December 1948 Volendam: voor de meesten, die het zagen, er over hoorden of er over lazen, slechts een uiterlijk begrip. Voor slechts weinigen, de bevoorrechten, die in nader contact kwamen met de bevolking, een monument van zielegrootheid. Tot die bevoorrechten be- hoorde eens de schilderes, Frieda Rutgers van der Loeff— Mielziner, die onlangs op 71-jarige leeftijd is overleden. Een groot deel van haar picturale oeuvre ontstond in Volendam, waar zij n vijftien jaar geleden een veel- en graaggeziene figuur zij het een klein figuurtje was, waar zij onder de eenvoudige bevolking vele vrienden telde. Vrienden voor het leven, die haar bezochten gedurende haar acht-maanden-lange ziekbed, die ook stonden aan haar graf in Bergen, dot schuil ging onder een schat van najaarsbloemen. iPiM VOLENDAMMER MEISJE VOLENDAMMER JONGEN De pas in Bergen gestorven en begraven schilderes Frieda Rut gers Van der Loeff-Mielziner, die veel in Volendam schilderde en er zich vele vrienden maakte, schreef kort voor haar dood nog op haar ziekbed een artikei, waaraan wij enkele van de voor- naamste passages hierbij afdruk- ken. De illustraties zijn reproduc- ties van door haar vervaardigde schilderijen. HET WERK DER CULTURELE ATTACHE'S BOEKBESPREKING 'M WAT ZAL DE TOEKOMST BRENGEN? N BETHLEHEM lagen de herdertjes in de Wondere Nacht, op de Veluwe hoedt boer Kramer, die in zorgen zit over zijn beesten, schapen onder de Hollandse lucht. Een kerstdroom bij een kudde schapen, die wel enige fantasie vereist. De schapen op de Veluw- se heide zijn een grote bezienswaardig- heid, die men met man en macht, o.a. door de hulp van een comite, dat gelden inzamelt, in stand wil houden. Men hoopt zelfs op subsidie van regeringszijde. Want, zo verzekerde boer Kramer aan een van onze medewerkers, een Veluwe- schaap is een ander dan een gewoon schaap en het zou jammer zijn, als dat ras uitsterven zou. Dat gevaar bestaat, maar per slot van rekening vallen de Veluwe-exemplaren toch onder de Stich- ting voor het behoud van Natuurmonu- menten. T. v. d. BERG De zielegrootheid van de Volen- dammers had op deze met-katho- lieke vrouw van de wereid zo'n diepe indruk gemaakt, dat zij nog enkele weken voor haar dood op haar ziekbed een artikei schreef voor ons blad over wat zij noemde „De ziel van Volendam". Wij ontlenen daaraan het vol- gende: „Ik zat weer eens op mijn ate lier in Hotel Van Diepen, aan de haven te schilderen, mijn Volen- dammers kwamen daar voor mij poseren. Het was in de maanden van het drukke vreemdelingenver- keer. A1 dagen lang was mijn rust gestoord door het onatgebroken setik op een schrijfmachine in de Kamer naast mij. Daar zat een Amerikaan, die in opdracht van zijn Regering een boek over We- derland schreef en daarbij Volen dam natuurlijk niet kon oversiaan. Ik had hem nog niet ontmoet, doch enkele dagen later had hij de waardin te kennen gegeven, dat hij, voor hij vertrok, mij graag nog even zou willen spreken. Het was een keurige en welopgevoede jongeman, intelligent en beschei- den; hij boezemde direct vertrou- wen in. ..Mevrouw, zei hij het is uw schuld, dat ik alles, wat ik hier sinds maanden heb uitgewerkt radicaal fout vind. Toen ik gister, voor het eerst in de tentoonstel- lingszaal beneden uw voiencamse schilderijen zag, werd ik getrollen door iets, wat ik in Volendam nog niet had opgemerkt: de innerlijke rijkdom van de mensen hier. Ik ga nu naar Parijs, maar over enige weken kom ik terug en dan begin ik opnieuw met Volendam". Deze Amerikaan had, als zoveie anderen, alleen op het uiterlijke gelet, op zijn stoere bevolking in haar artistiek costume, die in zul- ke kleine speelgoedhuisjes woont. Maar de echte Voiendammer nad hij niet ontmoet. Zeals ik w61 het voorrecht had. In geen plaats ter wereid heb ik zoveel geleerd, wat innerlijke waar- de heeft, als van dit kleine volkje. Volendam is een dorp van circa 5000 katholieken van het ailerbes- te soort, die hun geloof beleven, al mogen zij, zoals alle volken, die dicht bij de zee wonen, uiterlijk wat ruw schijnen. De Voiendammer heeft 'n 'sterk Godsvertrouwen en vindt steun in zijn rijke geloof. Bij de groot- ste misere, die over hem komt, zegt h\j: dit heeft God ons ge- stuurd; het is wel vreselijk, maar het zal wel goed voor ons zijn. En daarom gaat het leven der Vo- lendammers even opgewekt ver- der en bljjven zij een tevreden volkje. In hun huizen en hun dagelijkse leven kan men de echte Voiendam mer leren kennen. 'n Klein voor- beeld. if Ik had het portret geschiiderd van een nogal rijke Voiendammer. Hij had een pracht vrouw, en een dozijn mooie, gezonde kinderen, och ook een kind dat ongelukkig was. Daar ik hem beloofd had, het ge- zin eens te bezoeken, ging ik er eens onverwachts heen. De huisdeur staat in Volendam altijd voor een ieder open en vol blijde verwach- ting ging ik naar binnen. Het eer- ste wat ik zag, was zo iets ontzet- tends, dat het mij m'n hele leven is bijgebleven. Op de grond kroop een wezen, dat meer weg had van een dier dan van een mens; het was een meisje van 14 jaar, het jongste kind uit het gezin. Ik was er zo bang van, dat ik weg wilde iopen; maar toen kwam juist de huisheer binnen, vrolijk en opgewekt als al tijd. Toen ik de opmerking maakte, dat d^t arme kind toch veel beter op zijn plaats was in een of ander gesticht, kreeg ik ten antwoord; Oh, mevrouw, dan begrijpt U er niets van; dit is onze jongste lieveling, wij houden van haar het meest en wij vinden het heerlijk om haar te verwennen. God heeft ons dit on- gelukkige kind gegeven, om ons op de proef te stellen, of wij wel al ons ahdere geluk van de vele en gezonde, mooie kinderen hebben verdiend. Zolang iemand van ons leeft, zal zij nooit in een gesticht gaan, waar men haar toch nooit echt lief kan hebben. Diep be- schaamd vertrok ik. Een bekend type in het dorp was destijds een 14-jarig meisje uit een ander gezin; zij was geheel veriamo en bewoog zich voort in een roi- stoel. Zij had zich door zelfstudie de kennis van de Engelse taal eigen gemaakt, zo, dat zij die perfect sprak en verstond. Toen zij pas ver- lamd was, kreeg zij eens bezoek van Pierpont Morgan, een lid van de bekende Amerikaanse millio- nairsfamilie. Deze was z6 getroffen door het lijden van het meisje, dat hij de dokter ontbood en hem vroeg wat hij kon doen, om het meisje te genezen. „Niets", zei de dokter; er is geen kans op genezing, maar een goed bed en extra voeding zal haar lijden verlichten. Het goede bed kwam er en vanaf die dag werd ook uit een der grote hotels elke dag het lekkerste eten gebracht. Totdat Pierpont Morgan met de Lusitania verdronk en het meisje nooit meer iets van de familie Morgan hoorde. Maar haar familie was niet arm en zorgde ook uitstekend voor het on- gelukkige kind. In het vreemdelingenseizoen staan de Voiendammer huisjes gastvrij open en zo kwam eens een gids met een gezelschap Amerikanen in het huisje, waar dit meisje in haar roi- stoel zat. Een Amerikaanse dame, niet ver- moedend, dat het meisje de Engel se taal verstond, veroorloofde zich de opmerking, dat het toch vreselijk was. om zo'n ongelukkig kind altijd in de kamer te hebben. ToT grote ontsteltenis verzocht het meisje daarop in perfect Engels de gids met zijn gezelschap de kamer te verlaten, die zo zei ze wel voor een ieder open stond, maar niet voor onbeschaafde mensen. Haar zuster schreef mij eens, toen zij gehoord had, dat mijn moeder uit Duitsland moest vluchten, dat zij haar gaarne in haar huis wilde opnemen, waar de logeerkamer tot hare beschikking stond; maar er was 6en voorwaarde aan verbonden, zij wilde geen enkele vergoeding, want waar voor tien personen eten was, was dit er ook nog wel voor de elfde. Dit was naastenliefde op zijn mooist, zoals men die in Vo lendam zoveel aantreft.' Zo zou ik nog tal van voorbeel- den kunnen aanhalen van de in nerlijke waarde van dit volk van Volendam, dat daar leeft in zijn bescheiden huisjes met een geluk en tevredenheid, die velen van ons die denken zoveel meer nodig te hebben, om gelukkig te zijn, be- schaamd zouden doen staan. Volendam, een dorp van merk- waardige schoonheid; moge deze nooit veranderen en mogen de mensen, die er wonen, hun groot- heid van ziel behouden; want daardoor juist gaat er van Volen dam zo'n grote bekoring uit". DE BELANGSTELLING voor Ne- derland, zowel wat de cultuur als het maatschappelijk leven be- treft is zeer groot in Engeland, ver- klaarde onze culturele attache in Londen, Dr. Jane de Jongh, deze week op een persconferentie op het Ministerie van O. K. en W. Er wor- den geregeld vragen gesteld door kinderen van zes jaar tot universi- teitsprofessoren toe. Het door Prof. Dr. de Leeuw destijds ingestelde in- stituut van culturele attache's kan een grote goodwill aankweken. Dit geschiedt vaak nog beter in de pro- vincie dan in Londen zelf. Dr. de Jongh vertelde hoe ze in Lincoln, waar nog een Nederlandse traditie leeft, zeer goede resultaten bereik- te. Op initiatief van de Dean van Lincoln wordt daar een preekstoel vervaardigd voor Oosterbeek. Er zal een kleine tentoonstelling komen, die later naar Pieter Marisberg en nog naar zes andere Zuid-Afrikaanse plaatsen zal gaan. Er zullen ook Ne derlandse concerten worden gehou- den. Ook in Cambridge, waar Dr. de Jongh trachtte een gelegenheid te scheppen voor Nederlandse stu- denten, was de belangstelling groot. Het is jammer, dat door het con- servafisme van het impressariaat de gelegenheid voor Nederlandse kun- stenaars om op te treden nog zeer gering is. Nel Oosterhout had in Londen groot succes met de Krijt- cirkel, maar zij trad op voor Allied Circle, een besloten kring. In Parijs, verklaarde R. F. de Roos, onze culturele attache, is de belangstelling minder dan in Enge land, maar toch is ze ook hier veel groter dan voor de oorlog en in de provincie is men doorgaans zeer er- kentelijk voor Nederlandse manifes- taties. De uitwisseling is hier reeds beter, omdat het culturele accoord reeds langer bestaat dan met Enge land. Hij releveerde de Vincent' van Gogh-tentoonstelling, die binnen drie weken meer dan 100.000 bezoe- kers trok, de tentoonstelling van Nederlandse Kunstnijverheid, van de Hollandse Aquarellistenkring en de Wederopbouwtentoonstelling. Hij wees op het optreden van Laurence Bogtman, Theo Orloff, Cor de Groot, Frans Vroons en de uitvoering over de radio van Willem Pijper's derde symphonie. Zeer belangrijk achtte hij ook de instelling aan de Sor- bonne van het Lectoraat in Neder landse Taal en beschavingsgeschie- denis. Hij sprak ook over de con- tacten tussen hoogleraren en hij be- treurde het. dat in Nederlandse wetenschappelijke kringen nog te weinig bekendheid of belangstelling bestaat voor het instituut van Cul turele attache's. Ook voor de Neder landse litteratuur wordt getracht belangstelling te wekken. Hij wees op het buitengewoon interessant werk van de heer Jan Stals uit Roermond, die Vondel voortreffelijk in het Frans vertaalde en door een toelage der regering in Frankrijk zijn werk kan voortzetten. Hij ver taalde ook het Wilhelmus van Nas- sauwen, dat op een Nederlandse avond in het Hotel de Rouwen door het Oratoire de Louvre gezongen werd. Dr. Jane de Jongh verklaarde ten slotte nog, dat het Belgisch Huis in Londen wellicht open zal komen voor de Beneluxlanden. Daardoor zou het mogelijk zijn ook in Londen nog intensiever te werken en een juister begrip van ons land en volk in Engeland ingang te doen vinden. Het jaar van de late Nacht - mis. Kerstnovelle door Luc van Hoek. Uitgave: Paul Brand, Bussum. Een eenvoudig, maar pakkend geschreven Kerstvertelling, waarin verhaald wordt hoe Christus, die in de Kerstnacht geboren werd tot heil van alle mensen, zelfs de hulp van een verstokte zondaar niet ver- smaadt om een mensenziel te red den. Het verhaal speelt in de streek tussen Diest en Aarschot, in de tijden dat daar de bossen van Tienhoven en de wegen naar de Kempen nog onveilig werden gemaakt door ro vers en draait om twee, bijzonder goed getypeerde figuren, de rover- kapitein van Audenaerde en zijn luitenant de Jonker, die wel op een zeer bijzondere wijze Kerstmis vier- de. Een verhaal, dat zich uitste kend leent om voorgelezen te wor den rond de Kerstdagen. NARDUS werkte hij de kastelein van de„Donkere Wolk". Voor weinig geld en veel slaag, want de kastelein was een kwelgeest en een wreedaard, die hem in zijn woede sloeg en schopte. Maar in de gelag- kamer werd hij geprezen om zijn goedheid voor „Gekke Nardus", de idioot, die niets kon en die niemand wilde. En de kastelein voelde zich dan een goed mens, een weldoener, die onderdak gaf aan een hulpeloze gek. Maar Nardus was niet idioot. Zeker, als hij probeerde te spre ken, kwam er uit zijn mond slechts zware adem en ongearticuleerd ge- luid en de kinderen lachten er om, als zij hem uitscholden en naar hem gooiden, en ook de ouderen kenden hem slechts als „Gekke Nardus", de dorpsidioot. Maar niemand kon zo goed met paarden omgaan als hij. De vogels hielden van Nardus en pikten het graan uit zijn grote hand. En de bijen zoemden rustig verder als hij met zijn blote arm een honinggraat uit de korf haalde, of zij nestelden zich in zijn borstelig haar. Nardus sliep boven de stal, in het harde stro. .j>4 Diep kon hij er zich in verbergen, zijn ogen stijf gesloten. Want nooit keek hij in de nacht. Hij was er bang van en hij zag niet graag in de duisternis van zijn bedompt ver- blijf. Uren lang wachtte hij met ge sloten ogen op de slaap en dan renden al zijn zorgen en verlangens als op hoi geslagen paarden door zijn arme hoofd: de afschuwelijke behandeling door zijn baas, die hij haatte boven alles, de bittere spot van de kinderen, die hem uitschol den en naar hem gooiden. En zo overvol vulden deze ge- voelens de leegte van zijn eenzaam- heid, dat zij hem soms misselijk maakten en dan weer dol woedend. Razend rukte en scheurde hij dan met zijn grote sterke handen aan de balken, wetend, dat hij nooit zou verlost worden van de vrees en de hoop en de verlangens, die hem achtervolgden en opjoegen als een hulpeloos dier. Zo komt de slaap in een rode trillende verblinding van de haat. Die nacht stond er slechts een ster aan de hemel, eenzaam en helder, „het oog van God zelf", dacht Nar dus en hij klom op de zolder. Spoe- dig wiegden de welbekende gelui- den hem in een lichte sluimering: het ademen van de dieren in de stal beneden hem, het rinkelen van drinkglazen, het schaterlachen uit de herberg eti het kloppen van zijn eigen hart tegen de wanden van been en spieren, die het omring- den Plotseling het geluid vah een worsteling, het slaan van een deur en het gestamp van zware voeten. Dan de gehate stem van de kaste lein: „Ik heb geen kamer, is is hier geen plaats". Nardus lag in het stro, zijn ogen stijf gesloten, de handen angstig saamgeknepen. Hij hoorde fluisteren in de stal beneden hem, murmelen .dan een zucht. Nardus sliep. Hij droomde van pijn en ook van vreugde en hij hoorde zingen in de nacht.... Hij werd gewekt door de eerste stralen van de morgenzon, die sprankelend in duizend vonkjes sprongen in zijn ogen. Dan stond hij voor het zolderraam en keek naar de wereid beneden hem. Daar zag Nardus het wonder- lijke schouwspel, dat hem zijn hele leven zou bijblijven en waaraan hij zou denken bij zijn sterven. Een gigantische mensenmassa stroomde op hem toe, kilometers en kilometers, over velden en wegen, zover hij kijken kon, mensen, steeds mensen. De straten vol, de wereid vol, een eindeloze mensenkaravaan van honderdduizenden, honderddui- zenden. Er waren bakkers met broden, boeren met kuikens en vrouwen met manden eieren. De kinderen plukten de wilde bloemen van het veld en maakten er bouquetten van. De oude visser van het dorp droeg een mand vol verse vis, zijn vangst van deze nacht. Hij was ongescho- ren en zijn handen waren teer- zwart, van de nieuwe netten, die hij had gekocht bij de kastelein. Zijn vrouW was er ook bij en zij hielp hem met zijn vracht. Onder- het raam zag Nardus vreemdelin- gen, herders met hun schapen, grijs en vuil van een verre reis. Ook waren er drie vreemdelingen, man- nen in mantels van bonte zijde en fluweel, zoals Nardus nog nooit had gezien. Ze droegen kostbare kistjes, waarvan ze de inhoud voor de stal op de grond legden. Nardus hoorde de heldere klank en zag de wondere glans van kostbaar metaal. Gemengd met de vertrouwde stalreuk en de vieze mestlucht, drong in zijn neus een ongekende geur. Zo droegen alien hun geschenken in deze vreemde tocht, behalve Blinde Hannes. Hij kwam hand in hand met zijn zoon, steunend op zijn stok en bracht zijn enige bezit; hij offerde zichzelf, zijn mismaakt lichaam en zijn blinde ogen. Nardus zag hoe alien keken naar iets in de stal beneden hem, maar hij zag het niet. Hij staarde slechts in die duizenden schitterende ogen, en verdronk zich in het geluk, dat er uit straalde. Toen brak de harde schors van haat en vrees en bitterheid, die hem jarenlang had omkneld, zijn hart was vrij! Tranen biggelden langs zijn wan- gen en hij wist niet waarom De banden van zijn tong waren ver- broken, en hij kon spreken, voor het eerst van zijn leven, en hij hoorde zich keer op keer woorden zeggen, die hij zelf nauwelijks be- greep: „Vader, vergeef me, ik wist niet wat ik deedik wist niet wat ik deed". Toen ging de deur van de her berg open. Daar stond de kastelein, klaar om te schelden op de rust- verstoorders. Maar toen hij de ge schenken zag werd hij vriende- lijker, misschien rijke klanten Maar Nardus flitste als een pijl de ladder af, voorbij het vee, voor- bij de mensen, die tot in de stal waren gedrongen, zelfs voorbij de herders en koningen, zich met ge- weld een weg banend door de men- selijke muur. Hij viel voor de voeten van de kastelein, voor de voeten, die hem zo dikwijls hadden ge- schopt en gestampt, en hij zei: „Baas, vergeef mijn haat". De kastelein keek naar de stal en de zorg en moeheid der jaren vielen van zijn rug, zoals die gevallen waren van millioenen ruggen, eeuw na eeuw. Herbergier en idioot, baas en knecht, stonden zij aan zij, hun ogen gericht op de stal De ochtendzon kleurde de deuren en muren zo rood als bloed, de schaduwen van de zolderbalken tekenden een kruis over de ver- molmde kribbe En er was vrede in hun harten (Vrij naar het Engels.) De avond had langza- merhand plaats gemaakt voor de koude nacht. Het was in het midden van het laatste jaargetij en in Palestina. Niet ver b'uiten Bethle hem liggen kleine groep- jes herders voor hun ronde vcivlci tenten, de houtvuren ondertussen is het stil ge branden fel. Het is voor - - - - de warmte en tegen de wilde dieren, die op een afstand gehouden moeten worden. De schapen zijn bij elkaar gedromd, ze hebben bij het uitademen witte snorren door de warme asem in de koude hun kleren wapperen in de wind.... het is een fantastisch gezicht. De en- gelen zijn hoger in de lucht gestegen, hun gezang blijft doorgaan met steeds in dezelfde melodie. die won- ruwe herder Baltus draait af. Alles is in rust, zich wrevefig om. Maar heerlijke rust. Het is een derlijk schoon is gecom- de vader van Isaac vraagt vredige stemming, die over poneerd. het land voelbaar is. De §rot aangekomen lichten in Bethlehem zijn vinden ze werkelijk een worden in de kring der gedoofd. Verder ziet men )onSe vrouw en een man herders, ze drinken zwarte vaag het glooiende heu- J*16' ,een baard. Tussen koffie om wakker te blij- velland. Maar dan komt er Pn,ln. i?11} ven een wind opgestoken, die kindje in een .kribbe. Het twee mensen het geluid heeft als getok- ven ,Nu die gingen van huis tot huis kel op een bas. lucht, af en toe klinkt hun stuurd. De vrouw zag wit, huilt onophoudelijk, zeker van de kou. De vrouw en vroegen bij iedereen En ^ineens scheurt de {,eunt' me*' haarte£el? om een plaatsje, maar hemel open. Isaac schrikt he muur.^de jrnoeheid Jigt ge- op. Alles is verlicht. En- werden steeds door geblaat. Bij de herders wordt door enkelen op de blokfluit gespeeld, ande ren praten zachtjes met op haar gelaat. maar blij- geien"!wenken'"heen "en heid spreekt uit. haar ogen, een vredige glimlach om de man had kapot gelopen weer met grote banderoj- ®en vreaig voeten, zijn schoenriemen len in hun midden, waar- a^r P10".. zagen rood van het geron- op in sierlijke letters j- j °e- staat: „Gloria in excelsis moedigend toe waarop ze - schuchter verder komen en bij de kribbe blijven staan. Baltus, de ruwe herder, heeft tranen in nen bloed. Ik had echt elkaar. In de verte ziet medelijden met die twee Deo", „Eer aan God in de Hoge", welke woorden zij in meerstemmig koor zin gen: „Maria, God zal ons gen. Isaac is naar zijn va- T helpen vooral wanneer der gegaan en staat met zWn 0Sen- Isaac staat mj men de lichten van Beth- mensen en ik hoor nog de lehem.nog vender het man tegen de vrouw zeg- glooiende heuvelland, dui- - - - - - delijk is dit alles te zien door de heldere nacht. j^et Kindje zal komen.... Isaac, de oudste zoon van we zujien maar naar die de aanvoerder der herders aangewezen grot gaaq, het j^au ten "■•sa - - ligt rustig by het lmkse ;s toch beter dan onder de stilletjes aangevleugeld en n?an'°P zljn groepje en praat honderd t>i0te hemel". En ze zijn zegt met zachte stem tot s open mond van verbazing toe te zien* Dan komt er een Engel zijn vader en ziet naar die lieve vrouw en haar kind je, maar kijkt ook naar de uit over de gezelligheid, verder gegaan, het kleine die momenteel heerst in landweggetje af naar de Bethlehem. Er zijn men- grot van de herder Judas, sen, die slangen alles laten u weet wel, de vader van herders: „Wees maar De herd" zijn er stil doen wat zij willen door hun fluit en hun ogen. En Isaac gaat verder: .Baltus?" vraagt hij, „weet die kleine hummel van vijf jaar'' n1et"bang,°' w'anHk "kom van geworden dit was ook zo mooi, zo heel mooi en dan dat heerlijke zangkoor boven de grot, prachtig was het allemaal. Het met een boodschap, waar- over alien, die hier wonen blij zullen zijn, want de Verlosser is in een grot bij de stad van David (Beth lehem) geboren. Hij is in doeken gewikkeld en ligt De herders zijn ingedom- je wat ik ook nog gezien meld. Ook Isaac gaat er heb? „Nu?" zegt Baltus, beter voor liggen en al in een kribbe". Als bij een eeI1 tXPP de oudsten met gauw slaapt hij vast, dro- ingeving roept Isaac uit: mend van een jonge vrouw „Nee, maar vader, dat zijn op een ezel, geleid door vast die twee mensen in een bromstem. „Een jonge vrouw op een ezel, geleid ligt ook vlak bij Bethle hem". door een man met een een oude man met een blonde baard, hij leek wel blonde baard. een klein beetje op de De hemel schijnt te be- herbergier van de Jeruza- trekken, het wordt stiller, lemweg". „J6, zeur toch steeds stiller. Het silhouet _Q niet zo, er zijn zoveel jon- van de enige waker wordt tus bromt wat binnens- ge vrouwen, ezels en man- kleiner en kleiner, al maar monds. Snel lopen ze In nen met baarden" en de kleiner.... Ijet vuur zakt de richting van de grot. kleine kindje is ingesla- pen. Dan vraagt Maria aan de herders: „Willen jullie nu gaan, de kleine slaapt, morgen mogen jullie te rug komen hoor". Wan neer de herders bij hun vaai' uic 0 w cc incriiocii xiz i. i e i de grot van Judas en die rug gekomen, laat Isaac zich met een zucht voor Direct zijn de herders Z1J" ta.nt neervallen en ben er verrukt over".

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuw Noordhollandsch Dagblad : voor Alkmaar en omgeving | 1948 | | pagina 12