PAUL SUARD, een Christen-piloot
Geeft een Paaslam
voor Oostpriesterhulp
"f |i|p,
JÉÉS8P
isMF i V'yt m
1 #i* 1
Sgjö i
P IKi L ii'-tii
Het wondere spel van Christus' Verrijzenis
Lunrtert yan
Qtrisii
bijenwas tot paaskaars
Paasvertelling door Harry Poll
Weidt Mijne Lammeren
M l fe» *401
Ontroerende volksgebruiken in
de zestiende eeuw
Edel handwerk
Sssst:
br
PAGINA 8
ZATERDAG 24 MAART 1951
jlT is de zielsgeschiedenis van de Franse vliegenier Jean Paul Suard, „Ie diable ange-
lique", zoals hij tijdens de jongste oorlog in Franse luchtvaartkringen genoemd werd.
„Le diable", omdat Jean Paul tot een der meest onverschrokken piloten behoorde, die het
Franse volk in zijn heroieke strijd „pour la patrie" vermocht voort te brengen, en
„angelique", omdat Jean Paul bij al zijn verbluffende heldendaden, zijn roemruchte, inter
nationale reputatie als geniaal bestuurder van het snelste jachtvliegtuig, een doodgewone,
eerlijke jongen bleef, een trouwhartige vent van karakter, waar je steeds op aan kon. Van
Jean Paul wordt gezegd, dat hij de laatste jager was, die- bij een vijandelijke aanval in
de lucht bleef, de laatste piloot, die beschermend bleef cirkelen rond het door hem
geëscorteerde vliegtuig. Jean Paul had een legendarische roep als „le balayeur", de veger,
die alle vijandelijke gespuis uit het luchtruim wegbezemde. Maar ook wordt van hem verteld
dat hij geen avond of geen nacht zou overslaan, waarop hij niet neerknielde voor zijn
krib en de handen kinderlijk vouwde tot gebed. Hij droeg het ideaal in zich het vader
landse heroïsme te verenigen met christelijke fierheid, zijn militaire offervaardigheid met
katholieke overgave. Dit ideaal maakte hem tot een kerel uit één stuk, een pracht-vent,
die de vriend van al zijn collega's was en de trots van het strijdend Frankrijk.
De luchtvaart had van jongsaf
reeds een magische aantrek
kingskracht op hem uitgeoefend.
Als kleine jongen zweefde zijn
ideaal tussen abbé in een arme,
Parijse volkswijk en vliegenier
hoog in de lucht. De loop der ge
beurtenissen had hem thans de
vervulling van het laatste ge
bracht.
Hij had aanvankelijk zijn gym
nasium afgemaakt en studeerde
daarna verder de Franse taal en
letteren. Daartussendoor volgde
hij colleges in wijsbegeerte en
geschiedenis. Hij verwierf spe
lenderwijs, verwoed sportman als
hij was, zijn doctoraal in de let
teren.
Daarnaast had hij tijdens een
grote nationale wedstrijd het in
ternationaal snelheidsrecord wa
tervliegtuig op zijn naam ge
bracht: 82ft K.M. per uur, tussen
twee spelletjes bridge in. Met
andere prominenten der Franse
vliegwereld had JeamPaul in '38,
hij was toen 19 jaar, - 'n non-
stop-vlucht gemaakt ParijsNew
YorkSan FranciscoShanghai.
Bij het rotsgebergte waren ze
in een cycloon geraakt. Met z'n
drieën hadden ze moeten sprin
gen. Van twee was de parachute
niet opengegaan. Bij Jean Paul
wel. Twee waren te pletter ge
vallen öp de rotsen van de
Rockey Mountains. Jean Paul was
er heelhuids afgekomen.
„All depends upon luck", had
den de Amerikaanse bladen toen
geschreven.
Toen de oorlog uitbrak, werd
hij bij de jagers ingedeeld. Als
een havik was hij meermalen
aangevallen op de toen overmach
tige „Luftwaffe"; in de zomer van
1940 was hij een der laatsten die,
na een hopeloze afweerstrijd, zijn
in brand geschoten kist op Franse
bodem deed landen.
Frankrijks capitulatie volgde;
Jean Paul ging in de „maquis" en
had als „le diable" hartstochtelijk
aandeel in het verzet. Hij werd
tweemaal gegrepen en wist twee
maal te ontkomen. Toen week hij
uit naar Engeland, na eerst zijn
moeder, de weduwe Suard, op
een dorp bij Parijs in veiligheid
te hebben gebracht.
Twee dagen na zijn aankomst
in Engeland zat hij weer met de
andere jagers in de lucht en
escorteerde de lange-afstand-bom-
menwerpers. Voortjagend tussen
hemel en aarde ,in een nachtelijk
uur op weg ter bestrijding van de
overweldiger van zijn vaderland,
ter bestrijding ook van een bar
baars stelsel, kon hem vaak een
eenzaamheidsgevoel overvallen.
Dan kwam dat verlangen in hem
op te breken met dit afschuwe
lijke leven, dit mensontheiligend
bestaan en terug te keren naar
Frankrijk, naar dat kleine dorp
bij Parijs, waar moeder woonde
en voor hem bad. Hoe kon hij
heimwee hebben met haar die
prachtige tocht naar de Lieve
Vrouw van La Salette te maken,
gelijk hij dat als kind zo vele
malen gedaan had. La Salette, een
oase van stilte en heiligheid op
de bergen, waar Maria eenmaal
aan eenvoudige herderskinderen
verschenen was. Hij hoorde die
verrukkelijke litanie van Loretto
melodieus in zijn oren naklinken:
„Mère sans tache, Mère aimable,
Vierde fidéle, Rose mystique, Mai-
son d'or, Etoile du matin, Secours
des chrétiensReine de la
paix"
Zó kon Jean Paul, de christen
piloot, mijmeren, terwijl hij,
meestal in nachtelijk duister,
voortjakkerde hoog boven de
aarde.
En hoewel hij vol overgave zijn
vaderlandse plicht vervulde, hoe
wel hij weer een der eerste pilo
ten was die na de invasie in
Normandië zijn vliegtuig neer
zette op de bevrijde Franse bodem
was hij toch gelukkig als 'n kind
toen ten slotte door Duitsland's
capitulatie het einde van de vre
selijke oorlog daar was. Hij had
zijn taak volbracht „pour la pa
trie". Franse, Amerikaanse en
Engelse onderscheidingen waren
hem ten deel gevallen, maar hij
wilde dit verachtelijke krijgsbe
drijf maar liefst zo spoedig mo
gelijk vergeten, weer die een
voudige katholieke jongen wor
den bij moeder thuis, daar in dat
stille dorpje.
Zich bezinnen op het leven en
al zijn hoge waarden; een nuttig
mens worden, een bouwer aan
de Franse beschaving in katho
lieke geest.
„En wat ga je nu beginnen,
Jean Paul?"
„Och, ik weet het nog niet,
moesje. Misschien studeren, mis
schien ietsanders"
Zij keek hem van ter zijde aan;
haar blonde, frisse jongen, met
zijn intelligente kop.
„Wat is dat: „iets anders"?" in
formeerde zij.
Jean Paul rende door een
bocht; zij wiegden beiden heen
en weer. Hij wilde iets zeggen.
Hun ogen ontmoetten eikaar, heel
even. Toen glimlachte Jean. Paul.
En zijn moeder ook. Zij begreep
haar jongen door en door. Want
moeders kijken dóór de ogen
recht in het zieleleven van hun
kind.
Ze hadden 'm gevraagd om deel
te nemen aan een groot mili
tair vliegfeest, dat op Paas-Zater-
dag gegeven zou worden op het
Parijse vliegveld.
Het was bedoeld als ouverture
voor het grandiose nationale be
vrijdingsfeest dat a.s. zomer weer
door geheel Frankrijk gevierd zou
worden. Natuurlijk moest dan
Parijs aan de spits staan; vandaar
maar vast als voorproef dit lente
festijn.
Alle onderdelen der militaire
luchtmacht zouden uitkomen; het
werd een grootse demonstratie
van Frankrijks kunnen.
Hier mocht hij, Jean Paul, de
gevierde piloot van Frankrijk,
toch zeker niet aan ontbreken.
Jean Paul haalde de schouders
op. Waarom moest dit vliegfestijn,
deze uiting van rasechte Franse
panache, nu juist in de Goede
Week plaats vinden?
O, ze hadden hun woorden
klaar. Waarom? Wel, aan de
christelijke opstandingsgedachte
wilde men de triomfale resurrec
tie van „la patrie immortelle",
van het onsterfelijke Frankrijk
verbinden. Paas-Zaterdag zou
daardoor voor het Franse volk
symbolisch ook van nationale be
tekenis worden.
En juichend van geestdri'
den de organiserende autoriteiten
weg toen Jean Paul tenslotte zijn
toestemmend antwoord gegeven
had. Wat een boffer dat ze hem
voor deelneming hadden kunnen
winnen! Nu was het succes ver
zekerd; Frankrijk zou uitlopen:
het Parijse vliegveld en de om
liggende complexen zouden te
klein zijn om de vele honderd
duizenden te kunnen bevatten.
„Vive Jean Paul! Vive la France!"
Maar in de tuin van zijn dorps
woning zat Jean Paul ih een rie
ten leunstoel en overdacht soe
zend een plan. Een stoutmoedig
plan, met een verrassende cli
max. Natuurlijk zou hij met „een
kist" de lucht inschieten, nog wel
met een sky-writer,,naar hij zich
voornam, om zodoende zijn aan
deel bij te dragen in Frankrijks
eer en roem.
Maar ze wilden dit feest toch
een symbolisch karakter geven
en het maken tot een machtige
belijdenis voor het Franse volk,
voor de gehele wereld?.... Wel
nu, hij zou daar op zijn wijze
aan medewerken, als katholiek
vliegenier.
Juist in deze „Semaine Sainte",
deze Goede Week.
Zoals vroeger ieder jaar, ging
hij ook nu in 't begin der Goede
Week met moeder naar de Notre
Dame in Paris, waar ditmaal de
beroemde kanselredenaar, de Je-
zuïtenpater Michel Riquet, de
Lijdensmeditaties hield.
'Parijs en... la Semaine Sainte!
Op Witte Donderdag hield Jean
Paul met moeder z'n Paascommu
nie; Goede Vrijdag baden zij sa
men in de Notre Dame „le chemin
de la eroix", de H. Kruisweg.
En toen hij met haar op Paas-
Zaterdag naar het vliegveld reed,
dwars door een opstroppende me
nigte van auto's en mensen heen,
bekende zij hem zachtjes:
,Ik heb toch maar extra voor
je gebeden, jongen. Wees voor
zichtig, Jean Paul!"
Hij zei: „Dit zal de laatste keer
worden, moesje", en hij keek ern
stig in haar verbaasde ogen.
Het Parijse vliegveld leek een
roerige bijeenkorf, waaruit elk
ogenblik een machtige zwerm kon
opstijgen. Wat een auto's op de
overvolle parkeerterreinen; wat
een aangrenzende complexen. En
boven dit kleurige, bewegelijke
schouwspel welfde zich een stra-
lend-blauwe hemel: de smetteloos
blauwe hemel van Paas-Zaterdag.
Jean Paul stond temidden van
zijn collega's. Wat mochten z'm
alle graag die hartelijke, sportieve
vent, een degelijke kerel zonder
eigendunk.
Op de eretribune zag hij in de
verte z'n moesje zitten. Hij trok
haar naar zich toe met z'n verre
kijker en wuifde dan hartelijk.
Zij zag hem en wuifde terug.
Persfotografen en filmopera
teurs deden hun best; Jean Paul
had al de nodige keren moeten
poseren.
De directeur ener Franse film-
maatschapij kwam nog even bij
hem aanlopen.
„Denk erom, m'sieur Suard:
„Lurrfaxfilm", anders niets".
Die filmmagnaat had hem op
het laatste nippertje namelijk een
voordelig contract aangeboden.
Jean Paul hoefde dan maar even
met z'n sky-writer de lucht in te
gaan, om aan Frankrijks blauwe
hemel te schrijven: „LUMAX-
FILM".
En dan zou hij ze weer ver
diend hebben: vijfhonderd dui
zend francs. De filmmagnaat
drong vriendelijk buigend ander
maal aan.
Ja, 't zou wel in orde komen,
dacht Jean Paul.
Wat gen humbug van zo'n film
directeur om te menen dat die
smetteloze, stralende hemel van
Paas-Zaterdag zich voor film
reclame leende. Nee, dan had
Jean Paul een andere creatie be
dacht
Motoren begonnen te ronken;
het vliegfeest ving aan. De de
monstratie van Frankrijks macht
en kunnen, met als hoogste cli
max: „Jean Paul Suard, le diable
angelique", zoals met schreeu
wende letters op de affiches stond
aangekondigd.
Dat was het slotnummer, dé
adembeklemmende apothéose.
De diverse nummers slaagden
wonderwel; bewonderend ge
juich weerklonk uit duizenden
kelen. De vliegeniers stegen hoog
boven de gerekte hoofden. Het
werden stippen gelijk, fonkelend
in de zon. Dan werd daarginds
een kleinigheid losgelaten; even
later floepte de parachute open.
Zilverwit wat zo'n ding tegen de
strakke lucht. Tien, twintig para
chutisten volgden achter elkaar,
bengelend tussen hemel en aarde,
als was er geen risico bij.
De spiegelgevechten der mili
taire escadrille en het nummer-
zweefvliegen waren een verlusti
ging voor het oog.
De ballonvaart waaraan de kin
deren der hoogste officieren
mochten deelnemen, was een suc
ces voor ouders en kleinen. In
een reusachtig transportvliegtuig
ging daarna een heel muziekcorps,
onder het blazen van „de Marseil
laise" de lucht in.
Tegen vijf uur in de middag
kwam het slot, de clou van dit
nationale vliegfestijn: JEAN
PAUL SUARD.
De Franse filmmagnaat had
hem tegen dit uur per speciale
koerier nog eens een briefje laten
bezorgen:
„Denk aan Lumax-film.
500.000 fres."
Kun je net denken! Zo'n pracht
kans als nu kreeg Jean Paul nooit
meer voor de uitvoering van zijn
gedurfd plan.
Zó'n heldere zonnehemel en
zo'n volksmassa!
Snel stapte hij in zijn sky-writer;
motoren ronkten; hij zat al in de
ruimte.
Wat was het hier heerlijk in
deze geruchtloze, wijde eenzaam
heid, met niets dan de hemel om
je heen. En daar beneden: een
wriemeling van stippen, allemaal
mensjes, tuk op de dolste caprio
len van vliegkunst.
Belachelijk om daarin de hoog
ste waarde van je leven en je
vaderland te leggen.
Hoger steeg hij, nog hoger!
Paaszaterdag; alleluia; 't was toch
de allerlaatste keer!
Met het blote oog was hij bene
den nog nauwelijks te zien.
Die stip daar?
Ja, dat was Jean Paul, die met
een stralend gezicht in zijn stuur
stoel zat, als vloog hij recht naar
de hemel.
Een hemelbestormer!Een
vliegende Godsengel, ver van de
aarde verwijderd, zwevend in
eenzame gelukzaligheid.
Dan opeens.
In één lange, machtige streek
dook hij naar beneden. Aan de
hemel tekende zich een witte lijn.
Prachtig parallel daaraan trok hij
van onder een tweede witte lijn.
Twee strakke lijnen tegen het
goud en blauw van de wijde
Franse hemel: twee lijnen: de
lange balk van Christus' Kruis.
En daar overheen tekende hij de
dwarsbalk.
Voor de ogen der verbaasde
menigte daar beneden plaatste
Jean Paul Suard aan Frankrijks
hemel een enorm groot kruis.
„La croix du Christ" boven zijn
Franse vaderland.
Ontsteltenis en ontroering voer
door de zwijgende volksmassa.
Jean Paul tekende het triomfale
Christuskruis ten aanschouwe van
Parijs, van Frankrijk, ja van ge
heel de wereld.
En daaronder cirkelde hij in
goddelijk-dwaze overmoed:
„RESURREXIT, ALLELUIA"
In een grote boog kwam hij toen
omlaag, stapte uit en beschouw
de eerbiedig zijn werk.
Honderdduizenden ogen keken
hem verbaasd en bewonderend na
toen hij met zjjn moeder in de
wagen stapte en van het vlieg
veld snel wegreed.
Een maand later meldden de
Parijse bladen zijn intrede bij de
Benedictijnen van Solesmes
v.4
Cv#
Hierboven staat een Norbertij-
ner-pater, met een aantal lam
meren die niet van hém zijn. HM
zou graag willen dat ze wel van
hem waren, niet om er mee te
poseren als Goede Herder, óók
niet om er Joseph in Dothan mee
op te voeren, maar om ze bij
goede boeren onder te brengen,
die ze in hun wel laten lopen,
tot ze groot zijn. En dan? Dan
gaan ze de weg op van alle
vlees, en kan Oostpriesterhulp de
verjaagde Duitse priesters weer
wat méér en beter helpen bij hun
onmenselijk zware taak.
U weet toch, Oostpriesterhulp
ondersteunt immers de verdre
ven priesters uit het Oosten en
hun verjaagde kudde, en draagt
zorg voor een seminarie waar
honderden jongens, zélf verjaag
den, zich voorbereiden op een
hard en heilig priesterschap ach
ter het IJzeren Gordijn en over
al onder hun getroffen broeders
en zusters in Christus. En ten
slotte helpt Oostpriesterhulp met
haar omvangrijke kapelwagen-
werk bij de practische zielzorg in
de Duitse vluchtelingengebieden,
door genade en goederen te hel
pen uitdelen onder de allerarm
sten, die behalve hun godsdienst
Ik heb voor je gebeden, jongen",
zei z'n moeder door haar
vreugdetranen heen, toen hij op
een middag haar woning binnen
stapte.
„En ik voor U, moesje. Nee,
kijk me maar niet zo onderzoe
kend aan; ik ben dezelfde nog,
jouw Jean Paul"....
En hij trok een rozenkrans uit
z'n zak en hield haar die triom
fantelijk voor.
„Weet U nog waar U me die
gaf als jongen? In La Salette,
moesje en daar gaan we samen
weer heen".
Toen kuste zij haar ongerepte
jongen, dankbaar en schreiend.
En de volgende dag reeds reden
zij naar Onze Lieve Vrouw van
La Salette; Jean Paul bracht er
haar in z'n jeep heen. Ze bleven
een hele middag in Maria's hei
ligdom en baden samen, geknield
in de basiliek, hun rozenkrans
voor de Moeder Gods.
Zoals 't vroeger was. Waren er
wel jaren van scheiding geweest?
En op de terugweg, terwijl Jean
Paul z n jeép de vrije teugel liet,
zodat z'n moeder angstig waar
schuwde: „niet zo hard, jongen".,
vroeg zij hem:
De bekende Leidse predikant Caspar Coolhaes, die om zijn
vrijzinnige opvattingen door de Haarlemse Synode van 1582
was afgezet, had zich als distalateur in Amsterdam gevestigd.
Om klanten te winnen, maakte hij in het voorjaar van 1584 een
rondreis door de Noordelijke provinciën en vertoefde met het
Paasfeest in de stad Groningen, die nog geheel katholiek was.
Die viering van Christus' verrijzenis door een katholiek volk,
dat weliswaar de geloofsijver miste, maar toch het ontroerende
van het middeleeuwse geloofsleven had bewaard, trof hem
bijzonder en in zijn Comptoir Almanach stelde hij dan ook een
uitvoerig verslag op over deze Paasviering. Het is een getrouw
beeld van de markante wijze, waarop in de middeleeuwen de
blijde Paasboodschap aan de katholieken in deze Noordelijke
gewesten werd verkondigd.
De kerkmeesters van de hoofd
kerk van Groningen hadden
zo vertelt Coolhaes mensen
aangezocht om op de Paasdag in
toneel de verrijzenis uit te beel
den. Dit - was eigenlijk niets bij
zonders, want op de meeste plaat
sen werd dit gebeuren op tref
fende wijze in beeld gebracht.
Had de Kerk daar zelf geen aan
leiding toe gegeven door van haar
sequentia van de Paasmis een
levendige samenspraak te maken
tussen Maria en het gelovige
volk? En werden niet overal voor
de kerkdeuren in lekentoneel de
grootste gebeurtenissen uit Chris
tus' ieven uitgebeeld? Coolhaes
zelf, die uit Keulen kwam, had
het daar dikwijls gezien.
De kerk is vooreeborete.
Maar de manier waarop men
het hier organiseerde, was toch
wel iets bijzonders. In de ver
beelding van de mensen was in
dat spel de kerk het voorgeborg-
te van de hel. In de kerk zaten
dan al de gelovigen, „die onder
het gewelt des duivels ghevan-
gen zyn". Daar zat vooraan
was dat niet een van de heren
van het Kerkbestuur Abel, de
martelaar, die in het voorgeborgte
op Christus' verlossing moest
wachten; even verder zaten Adam
en Eva, een van de burgemees
ters met zijn vrouw, ja ieder had
een naam van een of andere aarts
kader of profeet. Achteraan, in
de linkerhoek, zaten schoolkinde
ren, die voor duivels moesten spe
len.
Christus komt.
Een van de priesters was nu
uitgezocht qm voor de verrezen
Heiland te spelen. Met enkele
van zijn medebroeders en wat
schoolkinderen kwam hij vanuit
een naburig klooster over het
plein naar de kerk, met een vaan
tje in zijn hand. Het was stil op
het' plein, want allen w^ren in
de kerk bijeen. Toen de Chris
tusspeler bij de kerk gekomen
was, kon hij niet naar binnen,
want alle deuren waren gesloten.
Hij maakte met zijn gezelschap
een rondgang om de kerk en
sloeg met zijn vaantje tegen de
hoofddeur, onder het aanheffen
van Psalm 24: „Opent uwe poor
ten."
De duivels komen in actie.
De duivels in de kerk zo
vertelt Coolhaes levendig „be-
gosten onmenschelick te razen
ende te baren en antwoorden met
leelicken ghemaeckten stemme,
vraghende: „Wie ist dese Ko
ning? Soo antwoordt die ghe-
maeckte Christus: Het is de Heere,
sterek ende machtich. Deze duy-
velen nu, als verschrocken zynde
van eenen sulcken coninck der
eeren, kryten, raesen ende tieren
hoe langer hoe meer." Maar zij
houden niet vol: na korte tijd
gaat de deur open en de Christus
speler komt met zijn gezelschap
naar binnen.
De uitbecldinv van de
Verrijzenis.
De duivels vluchten dan naar
alle kanten weg. De gelovigen,
die als geboeiden in het voorge
borgte de komst van de Christus
afwachten, staan van hun plaat
sen op en begroeten de priester
met enthousiaste Paasgezangen.
Coolhaes, die de starre, onper
soonlijke godsdienstoefeningen
van de nieuwe religie alleen maar
gewoon was, was verbaasd en hij
kon dit niet voldoende volgen.
„Er was daer in der kereken sulck
gherasen van 't singhen der papen
ende scholieren", zo vertelt hij,
„van 't speelen der orghelen, van
't roepen ende singhen beyde der
ouden ende jonghen vrouwen en
de manspersonen: Christus is op-
gestanden, van de marter alle,
des sullen wy alle vro zyn, Chris
tus wil onzer aller troost zyn.
Kyrie eleison."
De Paasseauentia tuit de
H. Mis) in toneel.
Pakkender ongetwijfeld was de
Uitbeelding van het verrijzenis-
geheim met behulp van de Paas-
sequentia. Deze viering bleef
binnen de kerk en vooral deze
uitbeeldingsvorm kwam in Noord-
Holland en Friesland, waar de
hervorming een einde gemaakt
had aan alle uiterlijke feestvie
ringen, in de 16e eeuw meer en
meer in zwang. In de kerkjes had
men bij het altaar een kleine
tent neergezet als uitbeelding van
het graf van Christus. Drie kin
deren met heldere stemmen, als
voorname vrouwen gekleed, kwa
men naar voren en zipgend gin
gen zij naar een misdienaar, die
voor specerijenkoopman speelde.
Zij kochten daar balsem en gin
gen naar de gesloten tent. Daar
in zaten twee kinderen in witte
klederen, die engelen moesten
uitbeelden. Deze twee zongen dan:
Wie zoekt gij? en als zij met hoge
stem antwoordden: Jezus van
Nazareth, dan ging de tent open
en de engelen kwamen naar bui
ten. „Hij is niet hier. Hij is ver
rezen", zo zongen zij dan, „ziet
de plaats waar men Hem heeft
neergelegd. Het volk zong dan
vol dankbaarheid „Te Deum Lau-
damus".
De Bracht van de kerken.
Niet alleen dit toneel, maar
ook de versiering van de kerken
maakte diepe indruk op de pro
testante Coolhaes. In de Paasver-
siering werd ook de Allerheilig
ste Maagd Maria als eerste ge
tuige van de Verrijzenis, zoals de
overlevering houdt, betrokken.
Vol liefde keek het gelovige volk
op naar de Moeder des Heren en
in de trant van de oude toneel
uitbeeldingen zong het de verhe
ven Maagd toe:
„Christus is opghestanden,
Koningin des Hemels,
verhoocht U Maria,
dien ghy hebt ontfangen
die is van den dooden
opghestangen!"
De protestant Coolhaes vindt
dit overdreven. Omdat hij niets
begreep van het verlangen van
de katholieken om dit Paasge-
heim zo goed mogelijk uit te
beelden, merkte hij daarover in
zijn verslag schamper op: „Wat
doet dit anders dan het jonge
volc deste meer aanlocken tot
hoverdy, pracht en prael ende
niet alleen de vrouwen, maer
oock de manslieden".
Paasommeeaneen.
In aansluiting op deze uitbun
dige viering worden ook nog even
de Paasommegangen van de
priesters genoemd. Nu Christus
van de doden is opgestaan moet
alles tot nieuw leven worden ge
wekt en daarom moet alles huis
en hof gezegend worden met het
nieuwe wijwater, wat op Paas
zaterdag plechtig gewijd is.De
priesters, die niet met hun om
megangen zijn klaargekomen,
gaan bij voorkeur hiermee ver
der, wanneer na de toneelvoor
stelling van de Paasmorgen de
stemming bij velen mild en goed
is. De gewezen predikant beseft
dat de gelovigen bij die gelegen
heid de priesters iets toestoppen
voor hun onderhoud en hij vindt
er niets afstotends in. „De pries-
teren loopen op dese dag", zo
schrijft hij in de Almanak, „om
met een quispel ende weywater,
om die spyse dranc ende ooch
die huyse te segenen den ghenen
die het begeren ende hun met
een stuck geldt danckbaer ver-
toonen." Hij noemt dat een goed
werk en prijst de gelovigen, die
zo voor hun priesters zorgen. On
deugend merkt hij op, dat ook
de koster niet stil zit. „Die cos-
ter loopt omheer van huys tot
huys om zyn paeseheyen", zo
vertelt hij, want een koster is
slim en zorgt ook binnen te zijn!
Jammer dat van al deze mooie
gebruiken, .die zo echt het Paas
feest konden laten leven onder
het gewone volk, niet veel meer
van over is dan een verminkte
Paasommegang van een priester
op Paaszaterdag en een koster,
die met een kar in de Paasweek
wijwater rondbrengt bij de ge
lovigen. Wij moeten echter door
de innerlijke beleving van het
mysterie van Christus' Verrijze
nis dezè uiterlijke viering uit de
16e eeuw trachten te overstem
men! B. V., pr.
CIJ HEBT ONS IN HET DOOPSEL
VERGIFFENIS GESCHONKEN.
Paas-Hymne
HERBOREN ZI|N WIJ IN DE DOOP
VONT MOGEN WIJ NU ÉÉN ZIJN
IN GELOVIGE GEZINDHEID EN IN
VROME HANDEL.
Gebed op Donderdag in de
Paasweek
en hun geloof in Jesus Christus
schier niets meer bezitten. Ook
op deze manier men weet:
heel vroeger bestonden de kerk-
schapen al! wil Oostpriester
hulp gelden inzamelen voor dit
werk waarvan de Kardinaal-
Aartsbisschop van Utrecht on
langs nog zeide: „Het werk, dat
de actie Oostpriesterhulp onder
nam, om de Nederlandse katho
lieken in staat te stellen, deze
priesters en hun gelovigen daad
werkelijk te helpen, had en
heeft Onze bijzondere instem
ming en aanbeveling."
Velen hebben reeds iets, som
migen zelfs reeds véél gedaan
voor dit werk, maar tóch durft
Oostpriesterhulp vandaag weer
vragen:
Geeft een Paaslam voor Oost
priesterhulp]
De boeren van de verschillen
de bisdommen hebben werkelijk
met elkander gewedijverd,, wie
zich het mildst zou betonen
voor Oostpriesterhulp. En na
deze onverwacht grote en werke
lijk ontroerende hulp, bleken die
zelfde boeren thans weer on
middellijk bereid om een seizoen
lang een schaap te weiden en
daarmee iets te doen voor hun
verdreven broeders en zusters,
onder wie immers ook zéér vele
boeren zijn die eenmaal zelf
baas op een hoeve thans het
genadebrood eten dat hun vaak
nog niet gegund is.
Een lam kost om ende bij vijf
tig gulden, en dat is waarlijk met
weinig. Maar wie echt wil kan
misschien alleen of met anderen
te zamen toch met moeite wel dit
bedrag bijeen brengen
Het gaat immers om de acht
en twintig honderd priesters die
onder de rugzak in het hardste
gareel van God lopen en die toch,
juist als wij allen mensen zijn
die het soms wel eens al te veel
wordt.
De priesters, de religieuzen,
monniken, broeders en fraters
zijn reeds voorgegaan. Zij heb
ben in de laatste week voor Pa
sen alléén reeds een zeer grote
kudde lammeren aan de Oost
priesterhulp geschonken. Oost
priesterhulp is een actie, die tot
nu toe in het bijzonder door God
gezegd is, en ook een actie, waar
bij met veel ijver en volharding
wordt gewerkt, en practisch geen
onkosten worden gemaakt, omdat
schier alles en door allen ter
liefde Gods geschiedt.
Daarom ook durft Wiro van
Aken, de Norbertijn die hier bo
ven met zijn lammeren staat, te
vertrouwen op het succes van
deze oproep, en is hij ervan over
tuigd dat God de schenkers ze
genen zal.
Voer uw goede voornemen
direct uit en stort uw bijdrage op
Giro Nr. 34348, ten name van
Actie Oostpriesterhulpv Hekel
laan 6, Den Bosch, met vermel
ding voor een Paaslam!
Er is geen kerkelijke plechtigheid denkbaar zonder het licht
van de waskaars, dat speels kan schitteren op de hoogtijdagen
en stil en opgetogen kan opvlammen in uren van bezinning en
herdenking. De waskaars is eigenlijk één met ons kerkelijk
leven sinds de wijding van deze stijlvolle lichtbron in de zesde
eeuw werd ingevoerd. De samenstelling uit zuivere bijenwas
is door verschillende decreten van de H. Congregatie der Riten
gewaarborgd en in de eredienst heeft de waskaars een veelal
zuiver omschreven plaats, die even belangrijk mag worden ge
acht als die der H. Vaten of liturgische gewaden.
Bij de kaarsenfaSrikanten,
waarvan er nog velen het oude
handwerk geenszins versmaden,
wordt onderscheid gemaakt tussen
de waskaarsen, die op het altaar
dienen te branden of die direct
een plaats in de eredienst inne
men, zoals de paaskaars, de drie-
armige kaars, de doopkaars en
de devotie-kaarsen, de offerkaar
sen die veelal van een andere
samenstelling zijn.
Vooral de eerste kaarsen maakt
men nog graag met de hand- en
de fabrikant, die er een eer in
stelt om met het product zijner
handen de kerkelijke eredienst
luister bij te zetten, heeft er
moeite en tijd voor over om met
de hoogtijdagen goed voor de dag
te komen.
Het kaarsenmakersvak is al
heel oud en stond in de tijden,
waarin nog geen gas en electrisch
licht de mens van dienst konden
zijn, in zeer hoog aanzien. Ook
vandaag de dag is het een vak,
dat veelal van vader op zoon
overgaat.
In de fabriek.
Toen wij dezer dagen een be
zoek brachten aan de kaarsen
fabriek van de Fa. Padberg te
Leiden, was de grootste drukte
eigenlijk al voorbij. De laatste
paaskaarsen stonden in kratten
en kisten vöor verzending gereed
en nog maar een enkele lag er
op de draai-tafel om te worden
afgewerkt.
Alle kaarsen voor liturgische
doeleinden worden hier met de
hand gemaakt. Dat geeft aan de
kaars het „leven", Hét marmer
motief, veroorzaakt door het kne
den van de zachte was, die de
handgevormde kaars een voor
naam cachet geeft. Dat mist men
bij de gedompelde kaarsen, de
z.g. „tonk"-kaarsen, die een egaal
voorkomen hebben
voor de waskaarsen echte bijen
was, afkomstig uit Brazilië, Por
tugal of het midden-Oosten, al
naar gelang er deviezen voor be
schikbaar zijn. Deze was komt in
gele tot donkergele platen aan en
wordt gebleekt. De ongebleekte
was gebruik? rrlen nog veel voor
kaarsen, die dienen moeten bij
rouwplechtigheden, op Goede
Vrijdag of in een Chapelle-arden-
te. De gebleekte was wordt tot
een 60 a 70 graden Celsius ver
warmd, zodat ze kneedbaar is, en
wordt dan met de hand rond
een katoenen pit gerold. Deze
katoenen pitten worden in een
speciale fabriek geweven en door
drenkt met een stof, die het tè
snel opbranden tegengaat.
De grotere kaarsen als doop-
kaarsen en naaskaarsen worden
in verschillende maten gemaakt,
al naar gelang de wens van de
afnemer.
Als de kaars klaar is, gaat hij
naar de decorateur, een kunst
schilder, die er een beschildering
in olieverf op aanbrengt. Tegen
woordig vindt men er enkele een
voudige versieringen en een paar
symbolen op als het kruis, de
Alpha en Omega of cu>
Deze handbeschildering is trou
wens iets van de laatste vijftien
of twintig jaar. Vroeger versierde
men b.v. de paaskaarsen met
strookjes gekleurde was. De ge
kleurde was is uit de kaarsen
makerij verdwenen, alleen voor
de Driekoningenkaars, in sommi
ge kerken nog gebruikt, wordt
nog donkere was verwerkt voor
de middelste kaars van de drie
tand, die de zwarte koning voor
moet stellen. Wij zagen nog en-
Zóals men weet gebruikt men kele van deze driekoningenkaar
sen in het magazijn liggen. Ook
de doopkaarsen hingen daar in
grote rekken, fraai beschilderd,
terwijl er ook nog z.g. Communie
kaarsen hingen, een artikel, dat
er volgens onze zegsman de laat
ste tijd uitgaat.
Seizoen-arbeid.
De drukste tijd voor de kaar
senfabrikant is niet de Kersttijd,
zoals men zou verwachten, maar
de tijd voor Maria Lichtmis. Dan
worden immers de kaarsen voor
kerkelijk gebruik gewijd en in
vele plaatsen wordt er een kaars
aan de kerkgangers gegeven. En
daar gaat heel wat materiaal in
zitten. Ook de Mei- en Juni
maanden geven de kaarsenmaker
handen vol werk.- De pakken de
votiekaarsen, die in serie worden
gemaakt door een rij katoenen
pitten, net zo lang in de zachte
was te dompelen, tot ze de ver
eiste dikte hebben bereikt, gaan
dan iedere dag de deur uit.
Een specialiteit van de Leidse
fabriek is voorts nog de fabri
catie van de processiekaarsen
voor O. L. Vrouw ter Nood te
Heiloo. En verder vinden de was
kaarsen hun weg door heel Ne
derland waar, naast de pastoors,
ook vele leken voor devotie-doel
einden een handgevormde was
kaars gebruiken.
En waar in zovele bedrijven
het zakelijke element tegenwoor
dig ook een woordje meespreekt,
vertelde ons de bedrijfsleider, de
heer de Heij met trots, dat de
Leidse waskaarsen ook in grote
getale naar Indonesië verscheept
worden. Waaruit men af kan lei
den, dat de kaarsenmakerij nog
een levende industrie is met vele
mogelijkheden. L.S.
Geheimzin
voorbij he
ge daar i
vei
We zagen e
over de moi
onder sneen
muur van i
de ruime i
gezelligheid
afgeschoten
monden; vi
van gevogel'
hadden bin
onlangs een
zonder zelf
Daar stoi
reigers en
zich driftig
Er moesten
en daar war
in allerlei
slobeenden,
en krak-eei
mertaling ei
eendje, alle
hier en da:
gend, ander
kant of dobl
dan duizend
schut, op hi
De pijpen
laten; de ja-
te meer aan
voorgaande,
keken in de
overal ronde
gen of op
zelfs pal voi
boerderij m
waren in eei
Want het
gonnen: hee
dijk één
waar zes te
ven de een<
ste waren g«
wel zo maa
boom, de kc
bij het gen
maar met oi
gierigheid e
met één oo|
kiertje.
Vele korv<
door de hals
zich een e<
hadden will
vleugelklepp
latend voor
bare prooi
ook hier de
Het mochl
heten dat w
jaar, het k(
nabij kondei
nu al evenz
zoenen meei
ling vroeg.
Van de 1<
zijn bedrijf
nis ons het b
van de wfji
veel misve
wegnemen,
bedrijf nood;
en afgeslote
kooien, mai
van vele ve
de feiten kli
sinistere pla
vuldige mo
schaadt.
In werk<
eendenkooi
den te mak«
daarmede d
gen.
Er zijn m:
burgers van
gehele leven
pijp- of vot
heten. Alleei
ook zij weg
leegvliegt to
waarop het
volwassen p
Daarnaast
wel drie-,
wild, maar 1
aan de kooi
deel overwi
voerd, voor
broedend ei
kostbaarste
zorgvuldig i
beschermd.
lijk voor he
laties met d<
ledig „wildi
de stal wor
de dagelijks
naar kooi,
kwartier vcx
en door een
richting is
avond een
ondergang.
Het zfjn
eenden waa
gedreven do