Maar het leverde behoorlijk meer op dan aardappelen- of bieten rooien Chef van Militair Gezag schreef ministers de wet voor Ministeriële crises waren niet bepaald uit de mode Meer dan honderdduizend arrestanten geborgen achter prikkeldraad VLUCHT IN DE NACHT Arresteren is óók een vak 't Spijt van Heuven Goedhart nóg M erf ris u\n mond en geniet van de gezonde, vertolkende. Generaal Kruis was niet bang Maar de generaal kon niet gemist worden vracen over atoom onderzoek graanbeurs rotterdam UIT DE LONDENSE TIJD Tweemaal telde het kabinet geen katholieke leden door E. J. Rath PAGINA 4 DINSDAG 5 JUNI 1951 In en vcm onze eerste publicaties over het onlangs verschenen Rapport van de Parlementaire Enquete Commissie schreven wij over de omvang en de willekeur der arrestaties. Wij vervol ger. hier het bedoelde artikel met enige verfrissende bijzonderheden over die roerige dagen kort na de bevryding. Mr. B. I. A. A. Ter Veer is er volgens zijn verklaring van overtuigd, dat het Militair Gezag het niet had kunnen stellen zonder de Binnenlandse Strijdkrachten. In Nov. 1945 waren er ongeveer 106.000 politieke delinquenten gevangen gezet De gezuiverde politie alléén kon het niet aan wat er te doen en te verwerken was. Naar de heer Van Heuven Goedhart verklaarde, was bij de stoottroepen een der beste Gestapo-spionnen in dienst genomen, namelijk Lindemans, alias King-Kong. De geschiedenis van de arrestatie van landgenoten is een zaak, waarvan de heer Van Heuven Goedhart tot op de huidige dag nog verdriet heeft. In Reusel had men, naar Generaal Kruis hem had verteld, 1300 mensen opgepakt, van wie naar zijn ruwe schatting 40 pet zonder enige grond. In een sigarenfabriekje, waar deze mensen waren ondergebracht, had de generaal in een paar margarine1 kistjes enige babys aangetroffen, die men gemakshalve maar had meegenomen, omdat de ouders geen kans zagen de kin dertjes te verzorgen. Toen hij dit vernam was de heer van Heuven Goedhart zo kwaad geworden, dat hij, en dat is volgens hem de enige keer ge weest, een klap op de ministers tafel heeft gegeven. Hij wasin Londen een machteloos man, het lukte hem niet naar het bevrijde gebied te gaan, hoewel hij dit herhaaldelijk had geëist. Men is maar verder gegaan met dat arresteren vanwege de stoottroe pen en de mededelingen, die de heer van Heuven Goedhart daar over nog vóór zijn vertrek naar het Zuiden van Nederland kreeg, waren volgens hem eenvoudig allerverschrikkelijkst. Arresteren is ook nog een vak. Het is maar niet een kwestie van iemand in zijn kraag pakken en hem mee nemen. Arresteren, zoals volgens de heer van Heuven Goedhart de jongens van de stoottroepen dat deden, ging als volgt: Men ging met z'n vieren of vijven in over alls en met een stengun naar een huis en vroeg, of mijnheer thuis was. Als mijnheer thuis was, dan namen ze hem mee. Toen hij nog minister van Justitie was, heeft hij een bezoek aan het kamp te Vught gebracht en daar talrijke mensen gesproken, te wier aan zien geen stukken aanwezig wa ren, er was niets, zelfs geen identiteitsbewijs. Bij de B.S. In Oisterwijk werden de aard appelen niet gerooid en ook de bieten niet, want bij de Binnen landse Strijdkrachten kreeg men twintig gulden in de week en een warme kachel en Canadese blik jes en daarom zeiden al die jon gelui, dat gaat leuk, wij doen niets meer. Volgens de burge meester van genoemde gemeente waren er van 168 B.S.-ers in die plaats slechts acht, die wat in het verzet hebben betekend. De heer van Heuven Goedhart is in tal van wachtlokalen van de B.S. geweest en daar kon men vinden valide, jonge Nederlanders die daar allemaal om een enorme tafel zaten met de benen er boven op. Als hij daar dan als minister van Justitie binnenkwam vroegen zij: „Wat mot je?" En dan zei hij: „Ik ben de minister van Justitie en ik wou wil eens even met jullie praten". En dan bleven zij met hun benen op de tafel zitten en dan zeiden zij: „Zeg het maar". Het waren aardige jongens, die nooit hebben geweten wat orde en tucht waren, dat hebben zij trouwens in die vijf jaren van Duitse bezetting ook niet kunnen leren. Hij heeft er steeds op ge hamerd, dat er gewerkt en niet gelanterfant moest worden onder het motto: nu zijn wij hier het leger van de Prins. Alles werd maar op de Prins gegooid. De heer van Heuven Goedhart heeft zijn ontslag als minister van Jus titie aan niets anders te danken dan aan de arrestatiepolitiek in het Zuiden. In een rapport, dat de heer Gerbrandy voor de Ko ningin heeft gemaakt over een reis door het bevrijde gebied, moet o.a. een verhaal staan, dat O.D. Oranjedieven betekent. De B.S. gapten volgens Mr. van Heuven Goedhart wat ze nodig hadden en dat was natuurlijk onbehoorlijk. Hij wil de B.S. niet over één kam scheren. De heer van Heuven Goedhart Advertentie ••"vi'Müt! is voor de P.E.C. breeduit gaan zitten en heeft gezorgd voor „lees bare kopij", maar de kranten man, die dit stuk van het verslag van de P.E.C. bewerkt, is ge noodzaakt zelfs aan de spraak waterval van de heer van Heuven Goedhart een behoorlijke bedding te bezorgen. De lezer, die „sterke verhalen" ambieert, zij minzaam naar dit gedeelte van het verslag van de P.E.C. verwezen. Hij kan er iets naar zijn gading vinden. De heer van Heuven Goedhart zegt de dingen op de man af en daarom viel een interview, dat uitdrukkelijk voor de Amerikaan se pers was bestemd, in verkeerde aarde, toen het twee dagen daar na in het „Eindhovensch Dag blad" van 20 December 1944 ver scheen. Over dit interview was men in de kringen van de ille galiteit woedend, daar deze er niet zonder kleerscheuren af kwam. De generaal. Volgens de heer van Heuven Goedhart heeft generaal Kruis in allerlei zaken gespeeld wat de illegaliteit graag wilde, dat hij spelen zou. Daarmee had gene raal Kruis die prettige positie van met de illegaliteit te kunnen gaan staan tegenover de Regering. Dat heeft de generaal volgens de heer van Heuven Goedhart altijd gedaan. Volgens hem was de generaal een zwakke figuur. De heer van Heuven Goedhart heeft, naar hij verklaarde, van meet af aan met de heer Speyart van Woerden in een zeer moei lijke positie gezeten. De heer Speyart van Woerden verdiende alle waardering voor de houding, welke hij in de oorlogsjaren had aangenomen en voor de grote toe wijding en ijver, waarmee hij direct na de bevrijding het werk, dat tot zijn ambtsbevoegdheid be hoorde, weer heeft opgevat. Hij stond echter bekend als een man met een sterk autocratische zin, ongeneigd om iemand, wie het ook zij, in zijn bevoegdheidskring toe te laten. Men had bij hem altijd sterk het gevoel, dat men tegen een muur sprak. In het rapport, door de Minis ter-President, Mr. Gerbrandy, op gemaakt na zijn reis door het be vrijde gebied, komt met betrek king tot het vraagstuk van de arrestatiebevoegdheid de volgen de veelzeggende passage voor: „Deze zeer willekeurig samen gestelde troepen, bestaande uit enthousiaste, doch onervaren jon gelieden, zijn op grote schaal eigenmachtig aan het arresteren gegaan met het gevolg, dat naast de N.S.B.-ers en collaborateurs ook honderden onschuldigen nu reeds vele weken gevangen zitten onder ondraaglijke onhygiënische en immorele omstandigheden. Dat zulke dingen in de eerste dagen na de bevrijding plaats vonden, is begrijpelijk en was veelal on vermijdelijk; dat het echter nog steeds voortgang vindt en zelfs van hogerhand gesanctionneerd wordt, schept een toestand van rechtsonzekerheid, die in strijd is met de meest elementaire eisen van rechtsstaat, welke de bevol king na de bevrijding terug ver wachtte". Tenslotte is de commissie uit de afgelegde verklaringen geble ken, dat met betrekking tot de arrestaties in het nog te bevrij den gebied, noch door de Rege ring, noch door de chef staf Mili tair Gezag is overwogen, of wel licht voor dit gebied niet een re geling had moeten worden ge maakt, waarbij met minder ar restaties werd volstaan voor het geval bij de bevrijding daarvan tevens de oorlog zou zijn geëin digd. Daardoor is het probleem van de politieke delinquenten uit gegroeid tot een dusdanige om vang, dat Overheid en volk hier bij in de eerste jaren na de be vrijding voor welhaast onoplos bare problemen werd gesteld. Generaal Kruis, die van 1941 tot Maart 1946 chef van Militair Gezag was, heeft te Londen reeds betoogd, dat het Militair Ge zag een spons is en dat men die spons moet laten volzuigen met al wat er aan critiek bestaat en aan vuil te gooien is. De regering moet zich daarmee niet bemoeien, want zodra zij zichzelf met de zaak inlaat, krijgt zij zelf die moeilijkheden. Deze passage uit het verslag van de parlementaire enquêtecommissie typeert het standpunt van generaal Kruis, die vooral na .de bevrijding van het Zuiden in het najaar van 1944 met de rege ring ontelbare conflicten heeft gehad met ministers, die van Londen uit naar het vaderland wilden terugkeren. De moeilijk heden bereikten een dramatisch hoogtepunt op 12 November 1944, toen in de ministerraad een brief werd voorgeleden van generaal Kruis. EK&Urir Z'. In deze brief maakte generaal Kruis in acht punten zijn bezwa ren tegen de pogingen van de ministers om naar het bevrijde Zuiden te gaan, bekend. Hij wees er op dat het gevaar niet denk beeldig was dat het departemen tale werk, dat de teruggekeerde ministers ter hand zouden gaan nemen, de taak van het Militair Gezag zouden doorkruisen. De generaal liet de ministers weten dat „tegenwoordige kabinet zich in Nederland niet in een grote populariteit verheugt. De meest voorkomend ehouding is een van grote onverschilligheid. Ik meen overtuigd te kunnen zijn dat maatregelen, genomen door het Militair Gezag beter zullen wor den geaccepteerd dan die, welke afkomstig zijn van de ministers. Ik meen dat deze factor in bij zondere mate spreekt in het thans bevrijde katholieke Zuiden". Generaal Kruis wees de minis ters er verder op dat zij zonder departementen, wonend in het glazen huisje van een provincie stad het centrum van belangstel ling en critiek zouden worden en hij concludeerde dat permanente vestiging van vijf ministers in Nederland hoogst ongewenste ge volgen zou hebben. Deze brief werd de knuppel in het hoenderhok. Alle ministers waren verbolgen op de generaal, die zulk een toon tegen hen had aangeslagen. Het schrijven werd zelfs voor minister Burger aan leiding een brief te schrijven na mens 4 collega's, waarin te ken nen werd gegeven dat generaal Kruis niet langer acceptabel was. Van een ontslag kwam echter niets. De minister van Oorlog, de heer Lidth de Jeude heeft het niet doorgezet, omdat de heer Kruis in de eerste plaats de man was, die voortreffelijk op de hoogte was en in de tweede plaats met het Allied high Command op zeer goede voet stond. Boven dien was generaal Kruis naar Londen geroepen, waar hij zijn verontschuldigingen zou hebben aangeboden. Maar over de excuses van de generaal lag, zoals uit de ver horen van de enquêtecommissie blijkt, toch ook weer een waas van geheimzinnigheid. Het ge rucht ging dat de generaal dit schriftelijk zou hebben gedaan, maar niemand kon dit gerucht bevestigen. De minister-president zou hem echter wel „op het matje hebben geroepen". De heer van Heuven Goedhart heeft er tijdens zijn verhoor op gewezen, dat de heer Gerbrandy in een gezelschap van vijf ministers, waar generaal Kruis niet bij is, zich bijzonder sterk kan maken om een gene raal de oren te wassen. Wat de heer van Heuven Goedhart er echter van gehoord heeft, is dat het een erg vriendelijk gesprek is geweest, versierd met een glas port of sherry. De generaal was allerminst uit het veld geslagen want hij schreef begin Januari 1945 aan de minis ter-president: „Indien het in de bedoeling van de Raad van Mi nisters ligt om als voorwaarde van mijn handhaving als chef staf Militair Gezag een verklaring van loyaliteit aan de regering te vra gen, dan moet ik vaststellen, dat ik niet bereid ben een dergelijke verklaring af te leggen". Hij be riep er zich op dat hij reeds als officier de eed van trouw had afgelegd. Meerdere malen had generaal Kruis met zijn portefeuille ge rammeld, maar op 12 Februari meer persisteerde bij zijn her haaldelijk voornemen om ontslag te nemén. Weinig vreugde De parlementaire enquêtecom missie heeft uit al de voor haar afgelegde verklaringen de indruk gekregen dat generaal Kruis met weinig vreugde de ministers kwartiermakers naar het bevrijde Zuiden heeft zien gaan. De komst van deze ministers te Oisterwijk werd aanleiding tot een grote reeks van moeilijkheden tussen de ministers en generaal Kruis. De ministers konden vrijwel niets doen. Hun werk werd vrijwel on mogelijk gemaakt door de om standigheden en door de geringe medewerking van de zijde van het M.G. Zij resideerden in het hotel „Bosch en Ven" te Oister wijk en waren daar practisch van alle ambtelijke hulp verstoken. Hun departementen te Londen waren ontvolkt, doordat vele ambtenaren naar het M.G. waren overgegaan. Het,,M.G. zetelde te Brussel en de functionarissen daarvan waren niet ter beschik king van de ministers. De minis ter van Binnenlandse Zaken heeft gepoogd hierin te voorzien door te 's-Hertogenbosch een eigen bureau te formeren, hetgeen weer tot wrijving met M.G. leidde. De minister van Sociale Zaken slaag de er zelfs niet in zulk een bureau tot stand te brengen. Het feit dat de ministers in Oisterwijk verbleven en de chef staf in Brussel zetelde, werkte de moeilijkheden natuurlijk in de hand. Dat het gehele centrale ap paraat van het M.G. te Brussel vertoefde moet, naar de mening van de commissie, ook uit andere hoofde als hoogst onwenselijk worden beschouwd; de commissie moet echter constateren, dat van de zijde van de ministers in Ne derland weinig pogingen zijn ge daan om overleg met Brussel te voeren. Een andere kwestie is echter of als de in Nederland vertoevende ministers pogingen zouden hebben gedaan om met Brussel contact op te nemen, ge- Van Schiphol vertrok Maandagmorgen een extra vliegtuig met 22 Nederlandse Landbouwdeskundigen naar Birmingham. Zij zullen een bezoek brengen aan de Ferguson Educatieschool ter bestudering van het speciale Ferguson landbouwsysteem en tevens aan het Festival of Britain. Het gezelschap kort voor het vertrek. 's-GRAVENHAGE. Het lid van de Tweede Kamer de heer Goedhart- (Arb.) heeft aan de mi nister van Buitenlandse Zaken de volgende vragen schriftelijk ge steld. 1. Is het juist, dat de reis van de kernphysicus prof. dr. C. J. Bakker naar Argentinië in op dracht van de regering gemaakt werd? 2. Acht de minister het ge wenst, dat er op het gebied van het atoomonderzoek samenwer king en uitwisseling van gegevens tussen Nederland en Argentinië tot stand komt, terwijl het hui dige Argentijnse regime zich af zijdig houdt van politiek-militaire samenwerking mét de mogendhe den van Noord-Amerika en West- Europa? ROTTERDAM, 4 Juni. Binnen landse granen (officieuze note ringen per 100 kg franco Rotter dam), stemming kalm. Tarwe naar kwaliteit 24.5025.25; zo- mergerst f3738.50; haver 37 39; rogge 35.2536. Peulvruch ten: groene erwten met iets meer vraag f3543; schokkers f4053; bruine bonen f3047. Een homogeen team is Nederlands kabinet in oorlogstijd vrijwel nimmer geweest. Wel stonden, nadat prof. Gerbrandy op de voorzitterszetel had plaats genomen, alle leden van de minister raad pal in hun verzet tegen de vijand, die Nederland knechtte, doch persoonlijke tegenstellingen bleven op den duur niet uit. Ze werden aangescherpt door zakelijke geschillen en waar Gerbrandy zelf niet altijd met de juiste tact wist op te treden, verschenen er regelmatig ministeriële crisissen. In het bezette vaderland vroeg men zich ondertussen vaak met bevreemding af, waarom Dijxhoorn, Weiter, Steenberghe, Kersten, Van Ange1 ren en Boeyen in Londen op zulk een ongunstig tijdstip hun por tefeuilles pakten. 1945, toen hij een scherpe brief neraal Kruis daaraan loyale me- van de ministerraad had ontvan- dewerking, zou hebben verleend, gen, deelde hij mede dat hij niet1 De commissie heeft met groot Reeds in de Septemberdagen van 1940 liepen er in Londen personen rond, die in Churchill met zijn oorlogskabinet het goe de voorbeeld zagen en op grond daarvan Gerbrandy met een kleine kern ministers groter vol macht wensten te geven dan de overige leden van de minister raad. Prol Gerbrandy is ook wel eens onder de bekoring van zulk een opvatting gekomen en probeerde eenmaal. Zomer 1941, de theorie in de practiik om te zettén. Het mislukte echter door het verzet der overige ministers en waarschijnlijk terecht. Het is immers nog de vraag of het Ne derlandse bestel er zich voor leende, om een copie te worden van Churchill's geniale scheppin gen. De eerste die na De Geer de regeringsboot verliet, was Dijx hoorn, de minister van justitie. Buitenstaanders soms met sanc tie van hoge instanties bemoei den zich met zaken welke tot Dijxhoorn's competentie behoor den, zodat de minister op de duur zijn positie ondermijnd zag. Het feit dat Gerbrandy dit proces eer bevorderde dan remde, maakte de zaak nog erger. Het ontslag van de heer Dijxhoorn wierp weer de positie van de minister president op als een punt van geschil, doch ook ditmaal trok ken constitutionele bezwaren leedwezen de ontwikkeling van de crisis tussen de ministers en het M.G. moeten constateren. Zij kan de moeilijkheden niet anders kwalificeren als een hoogst ern stige gezagscrisis. Zulk een crisis tussen de hoogste organen van het staatsgezag ten tijde van de overgang van bezetting naar be vrijding, waarbij rekening gehou den moest worden met de moge lijkheid van revolutionnaire situa ties, kon de ergste gevolgen met zich gebracht hebben. Generaal Kruis treft hierin, naar de me ning van de commissie grote schuld. Uit zijn in de loop van jaren gebleken houding spreekt een mentaliteit, die de commissie ten sterkste afkeurt. De commissie moet hier echter onmiddellijk aantoevoegen dat haar inziens de regering in deze nog groter schuld treft. Immers het was haar taak geweest om het hoofd van het bureau Militair Gezag terstond in duidelijke be woordingen kenbaar te maken (Zie vervolg pag. 5). tegen een „Churchill in het klein" aan het langste eind. Te weinig teamgeest Het ontbrak de ministerpresi dent wel eens teveel aan team geest; duidelijk kwam. dit aan het licht bij de crisis Welter- Steenberghe, De concrete aan leiding tot dit ontslag was een radiorede in October 1941 welke Gerbrandy zonder voorkennis van de andere ministers hield en waarin Nederland de raad kreeg de steden aan de oevers van de Maas inclusief Rotterdam maar te ontruimen omdat de R.A.F. de Luftwaffe antwoord zou gaan geven. Belangrijker dan deze lei ding was echter het „oud zeer" dat er tussen Gerbrandy en zijn beide katholieke ministers was. Daarom is de parlementaire en quete commissie dan ook tot het standpunt gekomen dat het wel licht beter ware geweest, als de heren na het incident van de radio-rede niet zo snel tot hun besluit gekomen waren. Het bleef nu enkele jaren in de ministerraad uiterlijk althans, vrij rustig. Het kabinet was aan gevuld met de heren Kerstens, van Mook, van Angeren, van de Broek, Lith de Jeude, en Admi raal Fürstner. Twee katholieken, de heren van Angeren en Ker stens zorgden er aldus voor dat het katholieke element in de re gering vertegenwoordigd bleef. Merkwaardigerwijze waren zii ook de hoofdpersonen in de cri sis van voorjaar 1944. „Het zat hem in Gerbrandy" verklaarde ex-minister Kerstens, „op wie men niet aankon. Daar door ontstond een gevoel van on behagen dat wij bijna allemaal op de duur kregen." De crisis was ditmaal nog erger omdat Gerbrandy zijn ministers geen ontslag liet nemen maar hen min of meer „bij deurwaarders ex ploit" aan de dijk zette. Er was bepaalde critiek op het scheepvaartbeleid van de heer Kerstens, terwijl deze bovendien tijdens een Unrra-conferentie te Atlantic City Nederlands mate riële positie te gunstig zou heb ben voorgesteld. Enkele minis ters vonden op grond van een en ander het beleid van de heer Kerstens als ministers van scheepvaart en economische za ken te zwak. Een bevinding wel ke de parlementaire enquête commissie over het algemeen niet kan delen. Ook hier rijst de vraag of Ger brandy de knoop op de juiste wijze heeft doorgehakt, temeer omdat hij, nog voor het ontslag in de ministerraad behandeld was, reeds poolshoogte had geno men bij de reders-directeur De Booy als eventueel bewindvoer der voor scheepvaart. Een onaangename consequen tie was verder dat minister van Angeren, die reeds lang verbol gen was omdat zijn politiebeslui- ten maar niet gefiatteerd wer den, volgde. Het geval Kerstens gaf bij hem de doorslag en hoe wel niet alle grieven van de heer van Angeren achteraf op reali teit bleken te berusten, was het in Juni 1944 toch maar weer een feit: het kabinet Gerbrandy, weldra gecompleteerd door de heren Burger en van Heuven Goedhart, telde geen katholieke ministers meer. Een luis in mijn pels Volgens oud-minister van Heuven Goedhart moet de minis terpresident hem in een tele foongesprek over minister Bur ger die toen juist ontslagen was gezegd hebben: „Je weet: die man was toch al een luis in mijn pels", Waarmee de voorzit ter van de Ministerraad maar gezegd wilde hebben, dat het ver lies van minister Burger hem bepaald niet verdroot. De aan leiding tot de nieuwe crisis. Ja nuari 1945, was, dat minister Burger bij een bezoek aan zijn zieke moeder in Brabant, van de gelegenheid gebruik had ge maakt om zonder permissie van Gerbrandy voor Radio Eindho ven te spreken en daarbij op merkelijke dingen te vertellen over de zuivering en het Militair Gezag. „Het gaat niet om hen die een fout gemaakt hebben, doch om hen die fout geweest zijn" moet de minister bij die ge legenheid hebben verteld. Twee dingen vond de minister president onbehoorlijk: dat een minister zonder meer radio- speeches ging houden en dat hij daarbij dan theorieën verkon digde, welke lijnrecht in strijd waren met opvattingen, welke hij, Gerbrandy, vijf jaren lang Bezet Nederland had voorgehou den. Over het algemeen waren de ministers in Londen 't met de ministerpresident wel eens. dat hun collega Burger op het matje geroepen moest worden, doch Gerbrandy deed dit wel heel erg op de manier van een Perzische despoot. Bovendien is ook naar de me ning van de grootst mogelijke meerderheid van de parlemen taire enquete commissie de rede van de beer Burger in zoverre gelukkig geweest, dat in de tijd van het Ardennen-offensief be vrijd Nederland bemerken kon dat niet alle ministers het land weer verlaten hadden. De manier waarop Gerbrandy Burger ontslagen heeft, vindt de commissie beneden alle peil. Waarschijnlijk speelt hier inder daad het gevoel van „die luis in Gerbrandy's pels" wel een beetje mee. Gevolg van de crisis was ech ter dat ook de twee socialisten Albarda en van den Tempel beiden Gerbrandy vanaf de eer ste oorlogsdagen trouw be- dankten__voor hun ministerschap. Feitelijk beschouwd bad de minister-president daarmee het graf voor zijn eigen eerste kabi net Gerbrandy gegraven. FEUILLETON 42) Er stond iets binnen-in gegraveerd, geen datum, maar enkel de voornaam „Mary". Ik dacht aan het portret op de andere slaapkamer. „Zeker een erfstuk, de trouwring van haar moeder of haar grootmoeder", veronderstelde ik. Mijn geweten had me nog vrij wel met rust gelaten, maar in deze kamer voelde ik me een dwarskijker; daarom verwijderde ik me na een korte inspectie. Toen ik naar de andere vleugel was teruggekeerd en weer in het kantoor kwam, of de studeer kamer, of hoe de eigenaar het wenste te noemen, merkte ik, dat ik zonder erg de gouden ring had meegenomen. Ik dacht: ik zal hem straks even terugbrengen, voor ik naar beneden en het huis uit ga; ik stopte de ring in mijn zak en ging in de leunstoel tegen over het bureau zitten. Ik begon mijn balans op te maken. Mijn speurtocht had me weinig geleerd, niets eigenlijk, dat me voor 't moment van be lang leek. Niets was ik te weten gekomen over Vinton of over Mary, niets gaf ook maar een schijn van antwoord op de vraag, waarom die twee zoveel belang in mijn zaken stelden. Kortom, mijn probleem was nog even duister. Er was zelfs een nieuw probleem bijgekomen: wie waren Purvis en Lazarro? Terwijl ik zo voor me uit zat te staren, in een verwarde mijme ring over de gebeurtenissen van de dag en de nacht, viel mijn blik op een voorwerp op een der on derste planken, links van de haard, waar die warboel van ge reedschap en stenen lag. In 't eerst keek ik er vrijwel wezenloos naar, zag ik er niets bijzonders in, maar ik bleef er naar kijken, en toen boog ik me plotseling met enige schrik voorover. Het was een kleine tas, of een grote por tefeuille, een lakleren map om papieren in te bergen. Vinton had 't over zo'n tasje gehad. Hij was boven gekomen om er naar te zoeken, maar had het niet gevonden. Was het dit? Met denken kwam ik er niet achter. Ik liep snel naar de plank en keerde met de map naar het bureau terug. Het ding was op slot, zag ik, maar er lag een metalen brief opener op het bureau. Het kostte me geen moeite, daarmee het nietige slootje open te wippen. Er bleken inderdaad papieren in te zitten; ik haalde ze er uit en legde ze naast elkaar op tafel. Het eerste, dat ik in mijn handen nam, was een envelop met een adres er op. De naam was „Robert Vinton" precies; dit tasje had de lange kerel dus gezocht. On der de naam stond het adres van een der meest bekende hotels te Washington. Ik achtte me gerechtigd, de brief uit de open envelop te ha len en door te zien. Hij bevatte niets van belang niets van be lang voor mij ten minste. Het was een schrijven van een zaak te New York en ging over een paar bestelde artikelen, die me niet interesseerden. Er waren nog een aantal brieven van dezelfde aard en een paar dienstregelingen van spoorlijnen, en een bulletin van het octrooibureau, van vrij jonge datum nog. Allemaal dingen, waar ik niets aan had. Eindelijk had ik weer een brief in handen, die aan Vinton ge adresseerd was, met een forse mannenhand. De envelop was niet van postzegel of poststempel voorzien, de brief was dus hoogst waarschijnlijk door een kruier of zo iemand aan Vinton's hotel be zorgd. Ik vouwde het velletje postpapier open. Er stonden slechts enkele re gels op, maar de inhoud verbaas de me zo, dat ik met open mond de brief herlas. Plotseling viel er op de gebeurtenissen van de laat ste vierentwintig uren een helder licht. Ik las dit: Lazarro wordt ongeduldig en ik ook. Als we niet spoedig re sultaten bereiken, zullen zijn cliënten andere middelen be proeven. Demonstratie moet binnen tien dagen plaats vin den. Zie zo gauw mogelijk te weten te komen, waar het kóm pas van Mansfield is, dan kun nen we verdere maatregelen nemen. Houd me op de hoogte. Purvis". Nu ik de oplossing van de puzzle voor me had Eggen, be greep ik niet, dat ik het niet eer der had gevonden. Mijn vlieger kompas was mijn enige geheim! Dat was natuurlijk het voorwerp van al die geheimzinnigheid, dat gespeur, dat krijgertje en ver stoppertje spelen! Er waren twee dingen, die me zo lange tijd in Washington had den opgehouden; het ene was mijn kompas, het andere Jean- nette Fenwick. Het kompas noem ik het eerst, wijl het in tijdsorde nummer één was geweest, maar de laatste tijd had Jeannette de eerste plaats ingenomen, zozeer, dat ik aan het kompas haast niet meer dacht, hoewel ik naar de hoofdstad was gekomen om te zien, of ik er belangstelling voor kon vinden bij de regering. Ik ben civiel-ingenieur van mijn vak. Voor mijn liefhebberij houd ik me bezig met uitvindin gen. Mijn plezier in techniek, speciaal in vliegtuigen, is van mijn jongensjaren tot heden blij ven voortbestaan ik ben zelfs eens een eindje op weg geweest, om vlieger te worden, maar ik heb het nooit ver gebracht in de kunst, want ik was toen nog erg jong, en mijn ouders hadden be zwaar tegen de gevaarlijke onder neming, dus slaagde ik er alleen in, een paar malen mee te komen met een bevriende piloot. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuw Noordhollandsch Dagblad : voor Alkmaar en omgeving | 1951 | | pagina 4