Maar het leverde behoorlijk meer op
dan aardappelen- of bieten rooien
Chef van Militair Gezag schreef
ministers de wet voor
Ministeriële crises waren niet
bepaald uit de mode
Meer dan honderdduizend arrestanten
geborgen achter prikkeldraad
VLUCHT IN DE NACHT
Arresteren is óók een vak
't Spijt van Heuven Goedhart nóg
M erf ris u\n mond
en geniet van
de gezonde,
vertolkende.
Generaal Kruis was niet bang
Maar de generaal kon niet
gemist worden
vracen over atoom
onderzoek
graanbeurs rotterdam
UIT DE LONDENSE TIJD
Tweemaal telde het kabinet
geen katholieke leden
door E. J. Rath
PAGINA 4
DINSDAG 5 JUNI 1951
In en vcm onze eerste publicaties over het onlangs verschenen Rapport van de Parlementaire
Enquete Commissie schreven wij over de omvang en de willekeur der arrestaties. Wij vervol
ger. hier het bedoelde artikel met enige verfrissende bijzonderheden over die roerige dagen
kort na de bevryding. Mr. B. I. A. A. Ter Veer is er volgens zijn verklaring van overtuigd, dat
het Militair Gezag het niet had kunnen stellen zonder de Binnenlandse Strijdkrachten. In Nov.
1945 waren er ongeveer 106.000 politieke delinquenten gevangen gezet De gezuiverde politie
alléén kon het niet aan wat er te doen en te verwerken was.
Naar de heer Van Heuven Goedhart verklaarde, was bij de
stoottroepen een der beste Gestapo-spionnen in dienst genomen,
namelijk Lindemans, alias King-Kong. De geschiedenis van de
arrestatie van landgenoten is een zaak, waarvan de heer Van
Heuven Goedhart tot op de huidige dag nog verdriet heeft. In
Reusel had men, naar Generaal Kruis hem had verteld, 1300
mensen opgepakt, van wie naar zijn ruwe schatting 40 pet
zonder enige grond. In een sigarenfabriekje, waar deze mensen
waren ondergebracht, had de generaal in een paar margarine1
kistjes enige babys aangetroffen, die men gemakshalve maar
had meegenomen, omdat de ouders geen kans zagen de kin
dertjes te verzorgen.
Toen hij dit vernam was de
heer van Heuven Goedhart zo
kwaad geworden, dat hij, en dat
is volgens hem de enige keer ge
weest, een klap op de ministers
tafel heeft gegeven. Hij wasin
Londen een machteloos man, het
lukte hem niet naar het bevrijde
gebied te gaan, hoewel hij dit
herhaaldelijk had geëist. Men is
maar verder gegaan met dat
arresteren vanwege de stoottroe
pen en de mededelingen, die de
heer van Heuven Goedhart daar
over nog vóór zijn vertrek naar
het Zuiden van Nederland kreeg,
waren volgens hem eenvoudig
allerverschrikkelijkst. Arresteren
is ook nog een vak. Het is maar
niet een kwestie van iemand in
zijn kraag pakken en hem mee
nemen. Arresteren, zoals volgens
de heer van Heuven Goedhart de
jongens van de stoottroepen dat
deden, ging als volgt: Men ging
met z'n vieren of vijven in over
alls en met een stengun naar een
huis en vroeg, of mijnheer thuis
was. Als mijnheer thuis was, dan
namen ze hem mee. Toen hij nog
minister van Justitie was, heeft
hij een bezoek aan het kamp te
Vught gebracht en daar talrijke
mensen gesproken, te wier aan
zien geen stukken aanwezig wa
ren, er was niets, zelfs geen
identiteitsbewijs.
Bij de B.S.
In Oisterwijk werden de aard
appelen niet gerooid en ook de
bieten niet, want bij de Binnen
landse Strijdkrachten kreeg men
twintig gulden in de week en een
warme kachel en Canadese blik
jes en daarom zeiden al die jon
gelui, dat gaat leuk, wij doen
niets meer. Volgens de burge
meester van genoemde gemeente
waren er van 168 B.S.-ers in die
plaats slechts acht, die wat in
het verzet hebben betekend.
De heer van Heuven Goedhart
is in tal van wachtlokalen van de
B.S. geweest en daar kon men
vinden valide, jonge Nederlanders
die daar allemaal om een enorme
tafel zaten met de benen er
boven op. Als hij daar dan als
minister van Justitie binnenkwam
vroegen zij: „Wat mot je?" En
dan zei hij: „Ik ben de minister
van Justitie en ik wou wil eens
even met jullie praten". En dan
bleven zij met hun benen op de
tafel zitten en dan zeiden zij:
„Zeg het maar".
Het waren aardige jongens, die
nooit hebben geweten wat orde
en tucht waren, dat hebben zij
trouwens in die vijf jaren van
Duitse bezetting ook niet kunnen
leren. Hij heeft er steeds op ge
hamerd, dat er gewerkt en niet
gelanterfant moest worden onder
het motto: nu zijn wij hier het
leger van de Prins. Alles werd
maar op de Prins gegooid. De
heer van Heuven Goedhart heeft
zijn ontslag als minister van Jus
titie aan niets anders te danken
dan aan de arrestatiepolitiek in
het Zuiden. In een rapport, dat
de heer Gerbrandy voor de Ko
ningin heeft gemaakt over een
reis door het bevrijde gebied,
moet o.a. een verhaal staan, dat
O.D. Oranjedieven betekent. De
B.S. gapten volgens Mr. van
Heuven Goedhart wat ze nodig
hadden en dat was natuurlijk
onbehoorlijk. Hij wil de B.S. niet
over één kam scheren.
De heer van Heuven Goedhart
Advertentie
••"vi'Müt!
is voor de P.E.C. breeduit gaan
zitten en heeft gezorgd voor „lees
bare kopij", maar de kranten
man, die dit stuk van het verslag
van de P.E.C. bewerkt, is ge
noodzaakt zelfs aan de spraak
waterval van de heer van Heuven
Goedhart een behoorlijke bedding
te bezorgen. De lezer, die „sterke
verhalen" ambieert, zij minzaam
naar dit gedeelte van het verslag
van de P.E.C. verwezen. Hij kan
er iets naar zijn gading vinden.
De heer van Heuven Goedhart
zegt de dingen op de man af en
daarom viel een interview, dat
uitdrukkelijk voor de Amerikaan
se pers was bestemd, in verkeerde
aarde, toen het twee dagen daar
na in het „Eindhovensch Dag
blad" van 20 December 1944 ver
scheen. Over dit interview was
men in de kringen van de ille
galiteit woedend, daar deze er
niet zonder kleerscheuren af
kwam.
De generaal.
Volgens de heer van Heuven
Goedhart heeft generaal Kruis in
allerlei zaken gespeeld wat de
illegaliteit graag wilde, dat hij
spelen zou. Daarmee had gene
raal Kruis die prettige positie
van met de illegaliteit te kunnen
gaan staan tegenover de Regering.
Dat heeft de generaal volgens de
heer van Heuven Goedhart altijd
gedaan. Volgens hem was de
generaal een zwakke figuur.
De heer van Heuven Goedhart
heeft, naar hij verklaarde, van
meet af aan met de heer Speyart
van Woerden in een zeer moei
lijke positie gezeten. De heer
Speyart van Woerden verdiende
alle waardering voor de houding,
welke hij in de oorlogsjaren had
aangenomen en voor de grote toe
wijding en ijver, waarmee hij
direct na de bevrijding het werk,
dat tot zijn ambtsbevoegdheid be
hoorde, weer heeft opgevat. Hij
stond echter bekend als een man
met een sterk autocratische zin,
ongeneigd om iemand, wie het
ook zij, in zijn bevoegdheidskring
toe te laten. Men had bij hem
altijd sterk het gevoel, dat men
tegen een muur sprak.
In het rapport, door de Minis
ter-President, Mr. Gerbrandy, op
gemaakt na zijn reis door het be
vrijde gebied, komt met betrek
king tot het vraagstuk van de
arrestatiebevoegdheid de volgen
de veelzeggende passage voor:
„Deze zeer willekeurig samen
gestelde troepen, bestaande uit
enthousiaste, doch onervaren jon
gelieden, zijn op grote schaal
eigenmachtig aan het arresteren
gegaan met het gevolg, dat naast
de N.S.B.-ers en collaborateurs
ook honderden onschuldigen nu
reeds vele weken gevangen zitten
onder ondraaglijke onhygiënische
en immorele omstandigheden. Dat
zulke dingen in de eerste dagen
na de bevrijding plaats vonden,
is begrijpelijk en was veelal on
vermijdelijk; dat het echter nog
steeds voortgang vindt en zelfs
van hogerhand gesanctionneerd
wordt, schept een toestand van
rechtsonzekerheid, die in strijd is
met de meest elementaire eisen
van rechtsstaat, welke de bevol
king na de bevrijding terug ver
wachtte".
Tenslotte is de commissie uit
de afgelegde verklaringen geble
ken, dat met betrekking tot de
arrestaties in het nog te bevrij
den gebied, noch door de Rege
ring, noch door de chef staf Mili
tair Gezag is overwogen, of wel
licht voor dit gebied niet een re
geling had moeten worden ge
maakt, waarbij met minder ar
restaties werd volstaan voor het
geval bij de bevrijding daarvan
tevens de oorlog zou zijn geëin
digd. Daardoor is het probleem
van de politieke delinquenten uit
gegroeid tot een dusdanige om
vang, dat Overheid en volk hier
bij in de eerste jaren na de be
vrijding voor welhaast onoplos
bare problemen werd gesteld.
Generaal Kruis, die van 1941 tot Maart 1946 chef van Militair
Gezag was, heeft te Londen reeds betoogd, dat het Militair Ge
zag een spons is en dat men die spons moet laten volzuigen
met al wat er aan critiek bestaat en aan vuil te gooien is.
De regering moet zich daarmee niet bemoeien, want zodra zij
zichzelf met de zaak inlaat, krijgt zij zelf die moeilijkheden. Deze
passage uit het verslag van de parlementaire enquêtecommissie
typeert het standpunt van generaal Kruis, die vooral na .de
bevrijding van het Zuiden in het najaar van 1944 met de rege
ring ontelbare conflicten heeft gehad met ministers, die van
Londen uit naar het vaderland wilden terugkeren. De moeilijk
heden bereikten een dramatisch hoogtepunt op 12 November
1944, toen in de ministerraad een brief werd voorgeleden van
generaal Kruis.
EK&Urir Z'.
In deze brief maakte generaal
Kruis in acht punten zijn bezwa
ren tegen de pogingen van de
ministers om naar het bevrijde
Zuiden te gaan, bekend. Hij wees
er op dat het gevaar niet denk
beeldig was dat het departemen
tale werk, dat de teruggekeerde
ministers ter hand zouden gaan
nemen, de taak van het Militair
Gezag zouden doorkruisen. De
generaal liet de ministers weten
dat „tegenwoordige kabinet zich
in Nederland niet in een grote
populariteit verheugt. De meest
voorkomend ehouding is een van
grote onverschilligheid. Ik meen
overtuigd te kunnen zijn dat
maatregelen, genomen door het
Militair Gezag beter zullen wor
den geaccepteerd dan die, welke
afkomstig zijn van de ministers.
Ik meen dat deze factor in bij
zondere mate spreekt in het thans
bevrijde katholieke Zuiden".
Generaal Kruis wees de minis
ters er verder op dat zij zonder
departementen, wonend in het
glazen huisje van een provincie
stad het centrum van belangstel
ling en critiek zouden worden en
hij concludeerde dat permanente
vestiging van vijf ministers in
Nederland hoogst ongewenste ge
volgen zou hebben.
Deze brief werd de knuppel in
het hoenderhok. Alle ministers
waren verbolgen op de generaal,
die zulk een toon tegen hen had
aangeslagen. Het schrijven werd
zelfs voor minister Burger aan
leiding een brief te schrijven na
mens 4 collega's, waarin te ken
nen werd gegeven dat generaal
Kruis niet langer acceptabel was.
Van een ontslag kwam echter
niets. De minister van Oorlog, de
heer Lidth de Jeude heeft het
niet doorgezet, omdat de heer
Kruis in de eerste plaats de man
was, die voortreffelijk op de
hoogte was en in de tweede plaats
met het Allied high Command
op zeer goede voet stond. Boven
dien was generaal Kruis naar
Londen geroepen, waar hij zijn
verontschuldigingen zou hebben
aangeboden.
Maar over de excuses van de
generaal lag, zoals uit de ver
horen van de enquêtecommissie
blijkt, toch ook weer een waas
van geheimzinnigheid. Het ge
rucht ging dat de generaal dit
schriftelijk zou hebben gedaan,
maar niemand kon dit gerucht
bevestigen. De minister-president
zou hem echter wel „op het matje
hebben geroepen". De heer van
Heuven Goedhart heeft er tijdens
zijn verhoor op gewezen, dat de
heer Gerbrandy in een gezelschap
van vijf ministers, waar generaal
Kruis niet bij is, zich bijzonder
sterk kan maken om een gene
raal de oren te wassen. Wat de
heer van Heuven Goedhart er
echter van gehoord heeft, is dat
het een erg vriendelijk gesprek
is geweest, versierd met een glas
port of sherry.
De generaal was allerminst uit
het veld geslagen want hij schreef
begin Januari 1945 aan de minis
ter-president: „Indien het in de
bedoeling van de Raad van Mi
nisters ligt om als voorwaarde
van mijn handhaving als chef staf
Militair Gezag een verklaring van
loyaliteit aan de regering te vra
gen, dan moet ik vaststellen, dat
ik niet bereid ben een dergelijke
verklaring af te leggen". Hij be
riep er zich op dat hij reeds als
officier de eed van trouw had
afgelegd.
Meerdere malen had generaal
Kruis met zijn portefeuille ge
rammeld, maar op 12 Februari
meer persisteerde bij zijn her
haaldelijk voornemen om ontslag
te nemén.
Weinig vreugde
De parlementaire enquêtecom
missie heeft uit al de voor haar
afgelegde verklaringen de indruk
gekregen dat generaal Kruis met
weinig vreugde de ministers
kwartiermakers naar het bevrijde
Zuiden heeft zien gaan. De komst
van deze ministers te Oisterwijk
werd aanleiding tot een grote
reeks van moeilijkheden tussen
de ministers en generaal Kruis.
De ministers konden vrijwel niets
doen. Hun werk werd vrijwel on
mogelijk gemaakt door de om
standigheden en door de geringe
medewerking van de zijde van
het M.G. Zij resideerden in het
hotel „Bosch en Ven" te Oister
wijk en waren daar practisch van
alle ambtelijke hulp verstoken.
Hun departementen te Londen
waren ontvolkt, doordat vele
ambtenaren naar het M.G. waren
overgegaan. Het,,M.G. zetelde te
Brussel en de functionarissen
daarvan waren niet ter beschik
king van de ministers. De minis
ter van Binnenlandse Zaken heeft
gepoogd hierin te voorzien door
te 's-Hertogenbosch een eigen
bureau te formeren, hetgeen weer
tot wrijving met M.G. leidde. De
minister van Sociale Zaken slaag
de er zelfs niet in zulk een bureau
tot stand te brengen.
Het feit dat de ministers in
Oisterwijk verbleven en de chef
staf in Brussel zetelde, werkte de
moeilijkheden natuurlijk in de
hand. Dat het gehele centrale ap
paraat van het M.G. te Brussel
vertoefde moet, naar de mening
van de commissie, ook uit andere
hoofde als hoogst onwenselijk
worden beschouwd; de commissie
moet echter constateren, dat van
de zijde van de ministers in Ne
derland weinig pogingen zijn ge
daan om overleg met Brussel te
voeren. Een andere kwestie is
echter of als de in Nederland
vertoevende ministers pogingen
zouden hebben gedaan om met
Brussel contact op te nemen, ge-
Van Schiphol vertrok Maandagmorgen een extra vliegtuig
met 22 Nederlandse Landbouwdeskundigen naar Birmingham.
Zij zullen een bezoek brengen aan de Ferguson Educatieschool
ter bestudering van het speciale Ferguson landbouwsysteem
en tevens aan het Festival of Britain. Het gezelschap kort
voor het vertrek.
's-GRAVENHAGE. Het lid
van de Tweede Kamer de heer
Goedhart- (Arb.) heeft aan de mi
nister van Buitenlandse Zaken de
volgende vragen schriftelijk ge
steld.
1. Is het juist, dat de reis van
de kernphysicus prof. dr. C. J.
Bakker naar Argentinië in op
dracht van de regering gemaakt
werd?
2. Acht de minister het ge
wenst, dat er op het gebied van
het atoomonderzoek samenwer
king en uitwisseling van gegevens
tussen Nederland en Argentinië
tot stand komt, terwijl het hui
dige Argentijnse regime zich af
zijdig houdt van politiek-militaire
samenwerking mét de mogendhe
den van Noord-Amerika en West-
Europa?
ROTTERDAM, 4 Juni. Binnen
landse granen (officieuze note
ringen per 100 kg franco Rotter
dam), stemming kalm. Tarwe
naar kwaliteit 24.5025.25; zo-
mergerst f3738.50; haver 37
39; rogge 35.2536. Peulvruch
ten: groene erwten met iets meer
vraag f3543; schokkers f4053;
bruine bonen f3047.
Een homogeen team is Nederlands kabinet in oorlogstijd vrijwel
nimmer geweest. Wel stonden, nadat prof. Gerbrandy op de
voorzitterszetel had plaats genomen, alle leden van de minister
raad pal in hun verzet tegen de vijand, die Nederland knechtte,
doch persoonlijke tegenstellingen bleven op den duur niet uit.
Ze werden aangescherpt door zakelijke geschillen en waar
Gerbrandy zelf niet altijd met de juiste tact wist op te treden,
verschenen er regelmatig ministeriële crisissen. In het bezette
vaderland vroeg men zich ondertussen vaak met bevreemding
af, waarom Dijxhoorn, Weiter, Steenberghe, Kersten, Van Ange1
ren en Boeyen in Londen op zulk een ongunstig tijdstip hun por
tefeuilles pakten.
1945, toen hij een scherpe brief neraal Kruis daaraan loyale me-
van de ministerraad had ontvan- dewerking, zou hebben verleend,
gen, deelde hij mede dat hij niet1 De commissie heeft met groot
Reeds in de Septemberdagen
van 1940 liepen er in Londen
personen rond, die in Churchill
met zijn oorlogskabinet het goe
de voorbeeld zagen en op grond
daarvan Gerbrandy met een
kleine kern ministers groter vol
macht wensten te geven dan de
overige leden van de minister
raad. Prol Gerbrandy is ook
wel eens onder de bekoring van
zulk een opvatting gekomen en
probeerde eenmaal. Zomer 1941,
de theorie in de practiik om te
zettén. Het mislukte echter door
het verzet der overige ministers
en waarschijnlijk terecht. Het is
immers nog de vraag of het Ne
derlandse bestel er zich voor
leende, om een copie te worden
van Churchill's geniale scheppin
gen.
De eerste die na De Geer de
regeringsboot verliet, was Dijx
hoorn, de minister van justitie.
Buitenstaanders soms met sanc
tie van hoge instanties bemoei
den zich met zaken welke tot
Dijxhoorn's competentie behoor
den, zodat de minister op de duur
zijn positie ondermijnd zag. Het
feit dat Gerbrandy dit proces eer
bevorderde dan remde, maakte
de zaak nog erger. Het ontslag
van de heer Dijxhoorn wierp
weer de positie van de minister
president op als een punt van
geschil, doch ook ditmaal trok
ken constitutionele bezwaren
leedwezen de ontwikkeling van
de crisis tussen de ministers en
het M.G. moeten constateren. Zij
kan de moeilijkheden niet anders
kwalificeren als een hoogst ern
stige gezagscrisis. Zulk een crisis
tussen de hoogste organen van
het staatsgezag ten tijde van de
overgang van bezetting naar be
vrijding, waarbij rekening gehou
den moest worden met de moge
lijkheid van revolutionnaire situa
ties, kon de ergste gevolgen met
zich gebracht hebben. Generaal
Kruis treft hierin, naar de me
ning van de commissie grote
schuld. Uit zijn in de loop van
jaren gebleken houding spreekt
een mentaliteit, die de commissie
ten sterkste afkeurt.
De commissie moet hier echter
onmiddellijk aantoevoegen dat
haar inziens de regering in deze
nog groter schuld treft. Immers
het was haar taak geweest om het
hoofd van het bureau Militair
Gezag terstond in duidelijke be
woordingen kenbaar te maken
(Zie vervolg pag. 5).
tegen een „Churchill in het
klein" aan het langste eind.
Te weinig teamgeest
Het ontbrak de ministerpresi
dent wel eens teveel aan team
geest; duidelijk kwam. dit aan
het licht bij de crisis Welter-
Steenberghe, De concrete aan
leiding tot dit ontslag was een
radiorede in October 1941 welke
Gerbrandy zonder voorkennis
van de andere ministers hield en
waarin Nederland de raad kreeg
de steden aan de oevers van de
Maas inclusief Rotterdam maar
te ontruimen omdat de R.A.F. de
Luftwaffe antwoord zou gaan
geven. Belangrijker dan deze lei
ding was echter het „oud zeer"
dat er tussen Gerbrandy en zijn
beide katholieke ministers was.
Daarom is de parlementaire en
quete commissie dan ook tot het
standpunt gekomen dat het wel
licht beter ware geweest, als de
heren na het incident van de
radio-rede niet zo snel tot hun
besluit gekomen waren.
Het bleef nu enkele jaren in
de ministerraad uiterlijk althans,
vrij rustig. Het kabinet was aan
gevuld met de heren Kerstens,
van Mook, van Angeren, van de
Broek, Lith de Jeude, en Admi
raal Fürstner. Twee katholieken,
de heren van Angeren en Ker
stens zorgden er aldus voor dat
het katholieke element in de re
gering vertegenwoordigd bleef.
Merkwaardigerwijze waren zii
ook de hoofdpersonen in de cri
sis van voorjaar 1944.
„Het zat hem in Gerbrandy"
verklaarde ex-minister Kerstens,
„op wie men niet aankon. Daar
door ontstond een gevoel van on
behagen dat wij bijna allemaal
op de duur kregen." De crisis
was ditmaal nog erger omdat
Gerbrandy zijn ministers geen
ontslag liet nemen maar hen min
of meer „bij deurwaarders ex
ploit" aan de dijk zette.
Er was bepaalde critiek op het
scheepvaartbeleid van de heer
Kerstens, terwijl deze bovendien
tijdens een Unrra-conferentie te
Atlantic City Nederlands mate
riële positie te gunstig zou heb
ben voorgesteld. Enkele minis
ters vonden op grond van een en
ander het beleid van de heer
Kerstens als ministers van
scheepvaart en economische za
ken te zwak. Een bevinding wel
ke de parlementaire enquête
commissie over het algemeen niet
kan delen.
Ook hier rijst de vraag of Ger
brandy de knoop op de juiste
wijze heeft doorgehakt, temeer
omdat hij, nog voor het ontslag
in de ministerraad behandeld
was, reeds poolshoogte had geno
men bij de reders-directeur De
Booy als eventueel bewindvoer
der voor scheepvaart.
Een onaangename consequen
tie was verder dat minister van
Angeren, die reeds lang verbol
gen was omdat zijn politiebeslui-
ten maar niet gefiatteerd wer
den, volgde. Het geval Kerstens
gaf bij hem de doorslag en hoe
wel niet alle grieven van de heer
van Angeren achteraf op reali
teit bleken te berusten, was het
in Juni 1944 toch maar weer een
feit: het kabinet Gerbrandy,
weldra gecompleteerd door de
heren Burger en van Heuven
Goedhart, telde geen katholieke
ministers meer.
Een luis in mijn pels
Volgens oud-minister van
Heuven Goedhart moet de minis
terpresident hem in een tele
foongesprek over minister Bur
ger die toen juist ontslagen
was gezegd hebben: „Je weet:
die man was toch al een luis in
mijn pels", Waarmee de voorzit
ter van de Ministerraad maar
gezegd wilde hebben, dat het ver
lies van minister Burger hem
bepaald niet verdroot. De aan
leiding tot de nieuwe crisis. Ja
nuari 1945, was, dat minister
Burger bij een bezoek aan zijn
zieke moeder in Brabant, van de
gelegenheid gebruik had ge
maakt om zonder permissie van
Gerbrandy voor Radio Eindho
ven te spreken en daarbij op
merkelijke dingen te vertellen
over de zuivering en het Militair
Gezag. „Het gaat niet om hen
die een fout gemaakt hebben,
doch om hen die fout geweest
zijn" moet de minister bij die ge
legenheid hebben verteld.
Twee dingen vond de minister
president onbehoorlijk: dat een
minister zonder meer radio-
speeches ging houden en dat hij
daarbij dan theorieën verkon
digde, welke lijnrecht in strijd
waren met opvattingen, welke
hij, Gerbrandy, vijf jaren lang
Bezet Nederland had voorgehou
den. Over het algemeen waren
de ministers in Londen 't met de
ministerpresident wel eens. dat
hun collega Burger op het matje
geroepen moest worden, doch
Gerbrandy deed dit wel heel erg
op de manier van een Perzische
despoot.
Bovendien is ook naar de me
ning van de grootst mogelijke
meerderheid van de parlemen
taire enquete commissie de rede
van de beer Burger in zoverre
gelukkig geweest, dat in de tijd
van het Ardennen-offensief be
vrijd Nederland bemerken kon
dat niet alle ministers het land
weer verlaten hadden.
De manier waarop Gerbrandy
Burger ontslagen heeft, vindt de
commissie beneden alle peil.
Waarschijnlijk speelt hier inder
daad het gevoel van „die luis in
Gerbrandy's pels" wel een beetje
mee.
Gevolg van de crisis was ech
ter dat ook de twee socialisten
Albarda en van den Tempel
beiden Gerbrandy vanaf de eer
ste oorlogsdagen trouw be-
dankten__voor hun ministerschap.
Feitelijk beschouwd bad de
minister-president daarmee het
graf voor zijn eigen eerste kabi
net Gerbrandy gegraven.
FEUILLETON
42) Er stond iets binnen-in
gegraveerd, geen datum, maar
enkel de voornaam „Mary".
Ik dacht aan het portret op de
andere slaapkamer. „Zeker een
erfstuk, de trouwring van haar
moeder of haar grootmoeder",
veronderstelde ik.
Mijn geweten had me nog vrij
wel met rust gelaten, maar in
deze kamer voelde ik me een
dwarskijker; daarom verwijderde
ik me na een korte inspectie.
Toen ik naar de andere vleugel
was teruggekeerd en weer in het
kantoor kwam, of de studeer
kamer, of hoe de eigenaar het
wenste te noemen, merkte ik, dat
ik zonder erg de gouden ring had
meegenomen. Ik dacht: ik zal
hem straks even terugbrengen,
voor ik naar beneden en het huis
uit ga; ik stopte de ring in mijn
zak en ging in de leunstoel tegen
over het bureau zitten.
Ik begon mijn balans op te
maken. Mijn speurtocht had me
weinig geleerd, niets eigenlijk,
dat me voor 't moment van be
lang leek. Niets was ik te weten
gekomen over Vinton of over
Mary, niets gaf ook maar een
schijn van antwoord op de vraag,
waarom die twee zoveel belang
in mijn zaken stelden. Kortom,
mijn probleem was nog even
duister. Er was zelfs een nieuw
probleem bijgekomen: wie waren
Purvis en Lazarro?
Terwijl ik zo voor me uit zat
te staren, in een verwarde mijme
ring over de gebeurtenissen van
de dag en de nacht, viel mijn blik
op een voorwerp op een der on
derste planken, links van de
haard, waar die warboel van ge
reedschap en stenen lag. In 't
eerst keek ik er vrijwel wezenloos
naar, zag ik er niets bijzonders
in, maar ik bleef er naar kijken,
en toen boog ik me plotseling met
enige schrik voorover. Het was
een kleine tas, of een grote por
tefeuille, een lakleren map om
papieren in te bergen.
Vinton had 't over zo'n tasje
gehad. Hij was boven gekomen
om er naar te zoeken, maar had
het niet gevonden. Was het dit?
Met denken kwam ik er niet
achter. Ik liep snel naar de plank
en keerde met de map naar het
bureau terug.
Het ding was op slot, zag ik,
maar er lag een metalen brief
opener op het bureau. Het kostte
me geen moeite, daarmee het
nietige slootje open te wippen.
Er bleken inderdaad papieren in
te zitten; ik haalde ze er uit en
legde ze naast elkaar op tafel.
Het eerste, dat ik in mijn handen
nam, was een envelop met een
adres er op. De naam was „Robert
Vinton" precies; dit tasje had
de lange kerel dus gezocht. On
der de naam stond het adres van
een der meest bekende hotels te
Washington.
Ik achtte me gerechtigd, de
brief uit de open envelop te ha
len en door te zien. Hij bevatte
niets van belang niets van be
lang voor mij ten minste. Het was
een schrijven van een zaak te
New York en ging over een paar
bestelde artikelen, die me niet
interesseerden. Er waren nog een
aantal brieven van dezelfde aard
en een paar dienstregelingen van
spoorlijnen, en een bulletin van
het octrooibureau, van vrij jonge
datum nog. Allemaal dingen, waar
ik niets aan had.
Eindelijk had ik weer een brief
in handen, die aan Vinton ge
adresseerd was, met een forse
mannenhand. De envelop was niet
van postzegel of poststempel
voorzien, de brief was dus hoogst
waarschijnlijk door een kruier of
zo iemand aan Vinton's hotel be
zorgd. Ik vouwde het velletje
postpapier open.
Er stonden slechts enkele re
gels op, maar de inhoud verbaas
de me zo, dat ik met open mond
de brief herlas. Plotseling viel er
op de gebeurtenissen van de laat
ste vierentwintig uren een helder
licht. Ik las dit:
Lazarro wordt ongeduldig en
ik ook. Als we niet spoedig re
sultaten bereiken, zullen zijn
cliënten andere middelen be
proeven. Demonstratie moet
binnen tien dagen plaats vin
den. Zie zo gauw mogelijk te
weten te komen, waar het kóm
pas van Mansfield is, dan kun
nen we verdere maatregelen
nemen. Houd me op de hoogte.
Purvis".
Nu ik de oplossing van de
puzzle voor me had Eggen, be
greep ik niet, dat ik het niet eer
der had gevonden. Mijn vlieger
kompas was mijn enige geheim!
Dat was natuurlijk het voorwerp
van al die geheimzinnigheid, dat
gespeur, dat krijgertje en ver
stoppertje spelen!
Er waren twee dingen, die me
zo lange tijd in Washington had
den opgehouden; het ene was
mijn kompas, het andere Jean-
nette Fenwick. Het kompas noem
ik het eerst, wijl het in tijdsorde
nummer één was geweest, maar
de laatste tijd had Jeannette de
eerste plaats ingenomen, zozeer,
dat ik aan het kompas haast niet
meer dacht, hoewel ik naar de
hoofdstad was gekomen om te
zien, of ik er belangstelling voor
kon vinden bij de regering.
Ik ben civiel-ingenieur van
mijn vak. Voor mijn liefhebberij
houd ik me bezig met uitvindin
gen. Mijn plezier in techniek,
speciaal in vliegtuigen, is van
mijn jongensjaren tot heden blij
ven voortbestaan ik ben zelfs
eens een eindje op weg geweest,
om vlieger te worden, maar ik
heb het nooit ver gebracht in de
kunst, want ik was toen nog erg
jong, en mijn ouders hadden be
zwaar tegen de gevaarlijke onder
neming, dus slaagde ik er alleen
in, een paar malen mee te komen
met een bevriende piloot.
(Wordt vervolgd.)