Een speurtocht naar status en lotgevallen
van 250.000 vermisten en naamlozen
Opnieuw touwtrekken
om Seretse Khama
Boekhouder vergokte
14.000 gulden
Gunstige perspectieven
voor dit weekeinde
Nieuwe aanval op de Kerk
in Tsjecho-Slowakije
TOEWIJDING EN GEDULD
ONGEWISHEID VERANDERT IN ZEKERHEID
Het informatiewerk
van het Rode Kruis
uiterst tijdrovende
nauwgezette arbeid
Buitenlands overzicht
van zijn baas
ZATERDAG 30 UN I 1951
PAGINA 5
Een ieder weet wel, dat het
aantal vermiste Nederlanders aan
het eind van de oorlog zeer groot
was. Over liet gehele terrein van
zijn werkzaamheid heeft het In
formatiebureau van het Neder-
landsche Roode Kruis in 1948 en
1949 tezamen 24720 onderzoeken
kunnen beëindigen, waarbij de
oplossing, zoals wel te begrijpen
valt, in zeer vele gevallen slechts
kon zijn het vaststellen van plaats
en datum van overlijden, al of
niet gepaard gaande met het vin
den en localiseren van een graf.
Aan het verkrijgen van die op
lossingen werd in vele gevallen
medegewerkt door de Missie tot
Opsporing van Vermiste Perso
nen, welke o.m. door het afnemen
van verhoren van getuigen
lotgenoten van vermisten de
nodige bewijzen ter vaststelling
van het lot van deze laatsten bij
bracht.
Enige cijfers over op 1 Januari
1950 nog niet opgeloste gevallen
worden hieronder gegeven, waar
bij duidelijkheidshalve nog eens
wordt herhaald, dat kan worden
aangenomen, dat het overgrote
deel van deze vermisten wel over
leden zal zijn, dat echter plaats
en datum van overlijden nog niet
konden worden vastgesteld.
Vermist zijn nog:
te werk gestelden 541
ex-politieke gevangenen 1004
joden 17678
krijgsgevangenen Ned. mili
tairen 18
Nederl. in Duitse dienst.2658
in Indonesië (voorzover al
hier gegevens aanwezig.3842
Bovendien liggen in Neder
landse bodem nog 15794 onbeken
de militairen begraven, wier iden
titeit, zo mogelijk, moet worden
vastgesteld, zijn er 5409 aanvra
gen uit het buitenland naar in
Nederland vermiste militairen
van vreemde nationaliteit, terwijl
nog 222 aanvragen in behandeling
zijn van gevallen, welke niet on
der boven vermelde categorieën
kunnen worden gerangschikt.
Het lot der Joodse
vermisten.
Daar is dan het onderzoek naar
het lot der Joodse vermisten.
Het lijkt een farce, lugubere
scherts, ten aanzien van deze
afdeling over opsporing te spre
ken. Daarvan getuigt de aanblik
van het ruime lokaal, waarin de
afdeling J gevestigd is, met koude
werkelijkheid. Tafel na tafel
draagt bakken, dozijnen in tal.
En deze zakken zijn gevuld met
meer dan honderdduizend karto-
theekkaarten. Zij bevatten al, wat
men aan wetenswaardigs kon in
winnen nopens het lot van 108.000
mannen, vrouwen en kinderen,
die van Westerbork, Vught,
Amersfoort of elders uit naar het
Oosten werden gevoerd en van
wie 104.000 nooit meer zullen te
rugkeren.
De vraag ligt voor de hand,
of men daar in het Informatie
bureau stuk voor stuk heeft kun
nen nagaan, hoe het wedervaren
is geweest van dit afgrijselijk
groot aantal gedeporteerden,
of men van iedere man, iedere
vrouw, ieder kind nauwkeurig
kan zeggen, waar en wanneer
het slachtoffer is overleden.
Het klinkt wonderlijk, maar
over het algemeen kan de vraag
in bevestigende zin worden be
antwoord. Want enerzijds be
schikt het bureau over een in
drukwekkende hoeveelheid doeu-
mentatie-materiaal, waardoor men
zo goed als volledig in staat is
vast te stellen, uit welk kamp de
gedeporteerde Nederlands grond
gebied heeft verlaten en tevens
op welke datum dit feit zich vol
trok. Men beschikt als het ware
over een burgerlijke stand van
Joodse gedeporteerden, opge
bouwd in de jaren der bezetting
en derhalve nog maar al te dik
wijls vatbaar voor het gladscha
ven van oneffenheden. Ten aan
zien van het vaststellen van het
feit: deportatie, heeft men der
halve slechts met normale moei
lijkheden te kampen.
De moeilijkheden beginnen pas
goed, wanneer men tot de titel
van de originele transportlijsten:
„Judentransport aus den Nieder-
landen" genaderd is. Want alle
wijsheid houdt dan op. Het is dan
aan de medewerkers om hun
talenten te tonen. Immers, waar
zijn deze 118 transporten heen
gegaan, waar is iedere inzittende
van de transportwagens terecht
gekomen? Wanneer en in welk
van de meer dan honderd Ar-
beits-, Erholungs-, Vernichtungs-
en Zwangslager werden de slacht
offers vergast, neergeknuppeld,
verhongerd weggesmeten? Wan
neer en in welk gebied ontvingen
zij tijdens de vreselijke evacuatie
marsen het schot in de nek?
De andere zijde.
Nochtans is het Informatiebureau
in staat verklaringen van over
lijden bij hoeveelheden van tien
duizenden af te geven, wier in
houd niet wordt betwist, doch
integendeel koers en richting
geeft aan autoriteiten op onder
scheiden gebied. Men heeft zich
sedert de bevrijding door een
oceaan van moeilijkheden moeten
heenwerken om dit resultaat te
bereiken. Er is dus wel degelijk
sprake van opsporing, ofschoon
naar verhouding van de massa
slechts van enkelen kan worden
gezegd, waar hun gebeente rust.
Van de anderen kan slechts wor
den medegedeeld, waar en wan
neer zij zijn overleden.
Tot dit resultaat is men geko
men, doordat van ieder transport
de hoofdlijnen werden gevolgd,
de zijtakken gezocht, totdat men
per individu kon gaan determi
neren.
Het zij voldoende te zeggen, dat
het Informatiebureau, op circa
17.000 vermisten na, thans welom
schreven inlichtingen kan geven
over het lot van de Joodse gede
porteerden. Ten aanzien van dit
restant staat het vast, dat te
enigertijd zekerheid zal bestaan.
Welstandsberichten voor
het Verre Oosten.
Dan is daar het werk der ver
De directeur van het Informatiebureau van het Nederlandsche
Roode Kruis, de heer J. van de Vosse, heeft enige opstellen ge
schreven over het werk van zijn bureau, die hij heeft uitgegeven
in de brochure „Om het lot van 250.000 vermisten". Hij geeft
hierin een overzicht van het nasporingswerk, dat het Informatie
bureau van het Roode Kruis op verschillend gebied verricht en
van de verrassingen en de problemen waarmee men tijdens dit
dikwijls minutieuze en moeizaam vorderende werk te maken
krijgt. Aan deze brochure ontlenen wij de gegevens die in dit
artikel zijn verwerkt.
zending van welstandsberichten
naar personen in het Verre Oos
ten, onmiddellijk na de capitu
latie van Japan op 15 Augustus
1945.
Ook hier is een enorm en een
uiterst moeilijk werk verricht.
Door dit initiatief heeft het Ne
derlandse Rode Kruis op grote
schaal contact tot stand gebracht
tussen familieleden in Nederland
en verwanten in het Verre Oos
ten, toen elke andere mogelijk
heid nog was uitgesloten.
Het lot van vermiste
gevangenen in concen
tratiekampen en gevan
genissen.
Bijzondere aandacht had en
heeft nog steeds de opsporing,
resp. het vaststellen van het uit
eindelijk lot, van naar concen
tratiekampen en gevangenissen
gedeporteerde Nederlanders. Ook
onder de tot deze categorie be
horende vermisten zijn zeer veel
slachtoffers gevallen en van velen
van hen was aanvankelijk het lot
niet bekend.
Verscheidene wegen werden
ingeslagen om de gewenste gege
vens te verkrijgen. Aanvankelijk
werden opsporingsverzoeken
gebaseerd op de weinige gege
vens, welke achtergebleven ver
wanten toen konden verstrekken
in handen gesteld van inciden
teel naar Duitsland vertrekkende
opsporingsteams; korte tijd later
en ondanks de gebrekkige
verbindingen in die tijd ook
naar inmiddels in werking getre
den geallieerde en UNRRA-
opsporingsbureau's. Daarnaast
werd getracht van teruggekeerde
lotgenoten gegevens te verkrijgen,
eensdeels door rechtstreeks schrif
telijk of mondeling contact, ander
deels ook door publicatie van ge
gevens over vermisten in het
gratis verspreide maandblad
Appèl. In het algemeen werd aan
verzoeken tot lotgenoten gericht
zeer bereidwillig gevolg gegeven,
al waren noodzakelijkerwijze vele
antwoorden ook niet terzake die
nende. Belangrijk was ook, dat
een vrij groot aantal op die wijze
ingekomen gegevens met terstond
bruikbaar was, maar eerst veel
later (ten dele zelfs pas nu en
over enige tijd nog waarde kreeg,
b.v. omdat niet de juiste naam
van een overleden makker, maar
slechts een roepnaam of een be
schrijving van 's mans signale
ment kon worden verstrekt.
Ook kwamen successievelijk
gegevens massaal op het bureau
aan, doordat de resten van kamp
administraties, ondanks de ver
doorgevoerde vernietiging in de
laatste weken van de oorlog, wa
ren gevonden en daaruit uittrek
sels of daarvan fotocopieën waren
vervaardigd.
Voorzover akten van overlijden
waren opgemaakt, werden op
grond van door de geallieerde be
zetting uitgevaardigde instructies
ook uittreksels daaruit ontvan
gen.
Van vele kampen en gevange
nissen echter was geen stukje ad-
ipinistratie overgebleven en daar
moest steeds uit andere bronnen
worden geput. Nimmer geregis
treerd en derhalve ook uit geen
enkele administratie terug te vin
den, waren de overledenen tij
dens de beruchte evacuatiemarsen,
ook dodenmarsen genoemd.
Successievelijk werd nu over
gegaan tot reconstructie van het
lot van alle Nederlanders per
kamp en/of transport. Het was
n.l. nodig gebleken ook de terug
gekeerden en de als overleden
geregistreerden in deze recon
structie te betrekken.
Dat deze reconstructie in haar
geheel een ingewikkelde en met
vele moeilijkheden gepaard gaan
de geschiedenis is, laat zich zon
der meer begrijpen, wanneer men
bedenkt dat naar een bepaald
kamp gedeporteerden, niet zelden
naar andere kampen werden door
gezonden. Niettemin werd en
wordt deze minutieuze en lang
durige arbeid geregeld met resul
taat bekroond.
Vermisten in Oost-Europa
Bij het Informatiebureau van
het Nederlandsche Roode Kruis
worden vele aanvragen ontvan
gen om inlichtingen aangaande
personen, van wie vast staat, dat
zij in Sovjet-Russische gevangen
schap verkeren, dan wel van wie
bekend is, of slechts vermoed
wordt, dat zij in de oorlog in de
U.S.S.R. of in door dat land ge
controleerd gebied vertoefd heb
ben en sindsdien vermist worden.
Het onderzoek is al deze ge
vallen vergt lange tijd. Voorzover
is gebleken, dat Nederlanders (in
het algemeen personen, die in de
oorlog in Duitse dienst waren
al is een enkele uitzondering op
deze regel bekend thans in
de U.S.S.R. gevangen zijn, wor
den de namen en kampadressen
dezer mensen, op verzoek van de
betreffende autoriteiten, ter be
schikking gesteld tot het doen
van stappen langs diplomatieke
weg.
In sommige gevallen is het
mogelijk over vermisten der bo
ven vermelde categorieën gege
vens te verkrijgen door navraag
te doen bij buitenlandse opspo-
ringsbureau's en militaire regis-
tratiebureau's of bij teruggekeer
de kameraden of lotgenoten, ook
voorzover die thans in Duitsland
of elders mochten verblijven. Zo
wordt in elk geval afzonderlijk
bij de daarvoor m aanmerking ko
mende buitenlandse instanties ge-
informeerd. Tevens wordt naar
mogelijkheden gezocht, om bij
particulieren navraag te doen. Er
bestaan zelfs twee bureau's (een
in Duitsland en een in Oosten
rijk), welke zich hebben belast
met de stelselmatige ondervraging
tot dat doel van uit Sovjet-Rus
sisch gebied teruggekeerden. Deze
bureau's zien echter alleen dan
kans de nodige contacten tot
stand te brengen, wanneer van
de gezochte het laatste veldpost
nummer bekend is. Over dit
veldpostnummer dient ook het
Informatiebureau derhalve te
worden ingelicht door aanvragers,
indien zij dat tenminste weten of
te weten kunnen komen.
Bovendien wordt aan ieder, die
kennis krijgt van de terugkeer
van een krijgsgevangene uit de
U.S.S.R. c.a. dringend verzocht
diens adres onverwijld aan het
Informatiebureau van het Neder
landsche Roode Kruis op te geven.
Aan de verwanten van aan het
Oostelijk front verdwenen bloed
verwanten mag geen ongegronde
illusie op hoopvolle verwachting
worden gegeven. Van de meesten
zal thans wel nimmer meer iets
gehoord worden.
Toch zijn bij het Informatie
bureau enkele weinige ge
vallen bekend, waarin door fami
lie hier te lande plotseling na
jaren uit de U.S.S.R. bericht werd
ontvangen over een reeds lang
verloren gewaand familielid. Ook
in een dergelijk geval is het drin
gend gewenst van het ontvangen
bericht terstond aan dit bureau
mededeling te doen. Niet alleen,
dat de autoriteiten dan kunnen
worden ingelicht, ook kan kennis
neming van het bericht van be
lang zijn voor het onderzoek in
andere gevallen.
Vermiste tewerkgestelden
Het onderzoek naar vermiste
tewerkgestelden heeft zijn spe
ciale moeilijkheden. Deze afdeling
van het Informatiebureau heeft
vooral zeer te kampen gehad met
het euvel, dat aanvragers hun
aanvraag niet introkken, nadat zij
zelf contact hadden gekregen met
vermiste. Daardoor is in duizen
den gevallen overbodige ar
beid verricht.
Van 1 Januari 1948 tot 1 Ja
nuari 1950 werd, voor wat betreft
de hier besproken categorie van
vermisten, in 2582 gevallen hun
lot vastgesteld. Het aantal nog in
behandeling zijnde opsporings-
aanvragen bedraagt voor de ca
tegorie te werk gestelden op
laatstgenoemde datum nog slechts
541.
De gravendienst.
Dan is daar het probleem van
de niet-geïdentificeerde gesneu
velden. Ook de identificatie van
de onbekende begravenen is het
terrein waarop zich de activiteit
van het Informatiebureau uit
strekt. Ook hier doen zich vele en
velerlei moeilijkheden voor.
Zoals bekend, is voor de in Ne
derland begraven Duitse militai
ren 'n centraal Duitssoldatenkerk-
hof in aanleg in IJsselsteijn bij
Venray in de Peel. Successievelijk
worden door de Dienst Identifica
tie en Berging van het Ministerie
van Oorlog de overal in ons land
verspreid liggende graven naar
deze centrale begraafplaats over
gebracht. Van die gelegenheid
wordt natuurlijk ook gebruik ge
maakt, om de over elk graf be
kende gegevens na te gaan en te
vergelijken, terwijl van elke op
graving en overbrenging een rap
port wordt opgemaakt, dat o.m.
opgave bevat van nog gevonden
signalementsgegevens en even
tuele voorwerpen. Aan de hand
daarvan vindt bij het Informatie
bureau nog voortdurend identifi
catie plaats van tot nu als „onbe
kend" begravenen.
Nog lang zal het duren, voordat
het tijdstip is bereikt, na hetwelk
geen onbekenden meer terecht
gebracht zullen kunnen worden.
Tot dat tijdstip tracht het Infor-
matiebureau mede te werken, om
zoveel mogelijk nabestaanden ze
kerheid te doen krijgen over het
lot en de laatste rustplaats van
een verdwenen familielid.
Maar ook, als dat eenmaal
voorbij zal zijn, dan nog zullen
vele duizenden soldaten van aller
lei landaard als „onbekend" in
vreemde bodem rusten.
Probleem der Naams
verbastering.
Reeds in het Verslag over de
werkzaamheden van het Informa
tiebureau van 1939 tot en met
1947 is op meer dan éen plaats
gewag gemaakt van de vele extra
werkzaamheden, voortdurend ver
bonden aan het ontcijferen van
namen, die in verminkte vorm
ter kennis van het bureau kwa
men en ook nu nog komen. Da
gelijks kunnen de medewerkers
hun krachten beproeven op deze
materie.
Deze naamsverbasteringen, die
door allerlei oorzaken kunnen
zijn ontstaan, stellen de speurders
voor schier onoplosbare proble
men. Wie op een lijst ziet staan
A. Cohen, moet al weten dat de
naam Acohen bestaat, anders zal
hij de man die hij zoekt nimmer
kunnen identificeren. Wil men
andere voorbeelden: Bastiaan van
Pelt werd verbasterd tot Felt von
Bass en de Nederlander Krings
werd vermeld als Crauks. Ten
Hengel werd Zeuhaugh en Johan
nes L. M. Zandbergen (Johnny)
werd verminkt tot Zonizerkler-
ken. Dergelijke verbasteringen
zijn er geen tientallen maar dui
zenden.
Kinderen Zonder Ouders -
Ouders zonder kinderen!
„ChilcL-tracing".
De naam, voor dit onderdeel
van het werk van het Informatie
bureau gebruikt, dekt feitelijk
niet geheel alle werkzaamheden.
Ze is internationaal gebruikelijk
geworden en een erkend begrip,
waardoor niemand er meer aan
denkt om de omschrijving duide
lijker of uitgebreider te maken.
Want wat is het geval? Niet
alleen worden kinderen opge
spoord, maar het kan ook gebeu
ren dat een kind, ergens zonder
ouders aangetroffen, noopt tot
het opsporen van de ouders. Ook
dit opsporen van ouders, feitelijk
'n component van het in de naam
Een stukgeschoten telefoon
paal met bossen in elkaar
verwarde draden, hier en
daar een puinhoop; 'n straat
beeld in Seoel, de hoofdstad
van Zuid-Korea. Dit alles her
innert het oude Koreaanse
moedertje op de voorgrond
aan een jaar verbitterde strijd
in Korea. Inmiddels wordt
door de Verenigde Naties het
Sovjet-Russisch voorstel tot
het staken der vijandelijkhe
den in Korea overwogen.
uitgedrukte werk, is onder „child-
tracing" begrepen.
Het gehele probleem der zoek
geraakte kinderen (en der kinde
ren zonder ouders) is in Duits
land ontstellend groot. Vele dui
zenden kinderen, vooral uit Oost-
Europese gebieden, werden op
allerlei wijzen aan de ouders
onttrokken en doelbewust bij
Duitsers ondergebracht. Ook wist
men dat er tegen het einde van
de oorlog nog vele kinderen in
Duitsland waren van met het
Duitse regiem sympathiserende
ouders. Van al deze kinderen kon
in het algemeen aangenomen
worden, dat ze niet waren vergast
of op andere wijze omgebracht,
zoals geschiedde met die tien
duizenden Joodse kleine kinderen
die tezamen met hun moeder wer
den gedeporteerd.
Voor Nederland had het child-
tracing probleem daarom nimmer
die omvang, die het voor sommige
Oost-Europese landen ook nu nog
heeft. Toch kwamen ook hier nog
vele honderden gevallen in be
handeling en heel vaak met gun
stig resultaat. Het werk was zeker
niet gemakkelijk, mede doordat
in de meeste gevallen de schei
ding tussen ouders en kinderen
had plaats gevonden, toen deze
laatsten nog zeer klein waren.
Daardoor was het bijna steeds on
mogelijk van de kinderen zelf
goede inlichtingen te krijgen.
Velen van hen spraken hun moe
dertaal zelfs in t geheel niet of
zeer gebrekkig.
Tot 1 Januari 1950 werden 163
kinderen door het Nederlandsche
Roode Kruis gerepatrieerd, ter
wijl er 46, naar wie eveneens een
onderzoek plaats vond, op andere
wijze repatrieerden. 198 kinderen
kwamen niet voor repatriëring in
aanmerking, waarvan 70 alleen
al op grond van hun nationaliteit.
Voordat de repatriëring kon
plaats hebben, overleden twee
kinderen, in twee gevallen kon
nog geen spoor van ouders of
familie worden gevonden, terwijl
in nog 13 gevallen onderzo'ek
naar de mogelijkheid van repa
triëring gaande is.
Tenslotte wachtten op boven
genoemde datum 10 kinderen het
moment af, nu de administratieve
bescheiden, daardoor nodig, alle
aanwezig zijn. Want zonder be
paalde papieren krijgt ook het
Rode Kruis zo maar geen kind
uit Duitsland mede.
Brieven, brieven, lawines
van brieven.
Duizenden en nog eens duizen
den brieven uit alle delen van de
wereld hebben de laatste jaren
ons Informatiebureau bereikt.
Het grootste deel bevatte naast
vraag over krijgsgevangenen goe
deren- en levensmiddelenzendin
gen, correspondentie-formulieren
e.d., vragen om inlichtingen over
verwanten en bekenden, met wie
in of tengevolge van de oorlog
het contact verloren was gegaan.
Tienduizenden briefschrijvers
konden geholpen worden aan het
door hen gevraagde contact. An
dere tienduizenden moesten in
hun aanvraag teleurgesteld wor
den, omdat contact niet meer te
herstellen bleek: gezochte was
inmiddels overleden. Plaats en
datum van overlijden, plaats van
begraven konden in zeer vele ge
vallen volledig worden medege
deeld. Zelfs werden meer dan
twintigduizend overlijdensakten
en meer dan twaalfduizend nala
tenschappen ter beschikking ge
steld van belanghebbenden.
De dagelijkse stroom brieven
met aanvragen vermindert slechts
langzamerhand. Er zijn zoveel
duizenden contacten verloren ge
gaan, er zijn bovendien zoveel
belangen gemoeid met mogelijk
herstel van zekerheid over een
overlijden, dat ook nu, vier en
een half jaar na het eindigen van
de oorlog, bij het Informatiebu
reau nog vele brieven met vragen
blijven binnenkomen.
Daarbij wordt niet steeds naar
geheel onbekende gevallen ge
vraagd, immprs naar een bepaald
persoon kan soms van drie, vier
of meer zijden zelfs een vraag
binnenkomen. Ook de grote hoe
veelheden ingekomen en zorgvul
dig geclassificeerde en bewerkte
documenten bevatten reeds in
vele gevallen de gegeven, waar
naar gevraagd wordt. Met het is
wel tekenend, dat in het eerste
halfjaar van 1949 nog werden ge
teld 5286 aanvragen naar perso
nen, over wie na de bevrijding
nog nimmer tevoren informaties
werden ingewonnen, en in het
tweede halfjaar nog 4107.
Het totaal aantal door het In
formatiebureau sinds 1939 ontvan
gen brieven wordt geschat op
ruim 2 millioen. Juiste cijfers zijn
niet meer beschikbaar, doordat de
archieven uit de oorlogstijd op 3
Maart 1945 door bombardement
werden vernietigd. In 1949 kwa
men nog 58.732 brieven binnen.
Het aantal verzonden brieven in
dat jaar bedraagt zelfs nog 84.999.
De overeenkomstige cijfers voor
1948 waren resp. 92.586 en 133.462.
(Van onze correspondent)
LONDEN De gezichten waren dezer dagen in het Lagerhuis
grimmig en de redevoeringen bij tijd en wijle verbeten. Toch
ging het debat niet over Engelands zomerzorg no. 1, de olievelden
"in Iran, noch over de vredesduif welke Jakob Malik tot ieders
verrassing in New York heeft opgelaten. Attlee, Churchill, Davies,
Bevan en anderen spraken ditmaal over Tshekedi Khama, eens
stamhoofd van de Bamangwato-negers in Beetsjoeanaland, die
vorig jaar tegelijk met zijn neef Seretse en diens blanke vrouw
Ruth door de Britse regering verbannen werd.
De geschiedenis is bij alle zor
gen die de Britten hebben een
goede story gebleven. Seretse
trouwde in de jaren dat hij vooi
zjjn opleiding in Groot Brittannië
verbleef de Londense typiste Ruth
en werd toen op aanstoken van
Tshekedi van het recht om over
de Bamangwatostam te regeren
beroofd Het eind van het liedje
was echter dat de Britse regering
zowel oom Tshekedi als neef
Seretse het verblijf binnen het
stamgebied ontzegde. Menige Brit
heeft Attlee en de Labourrege-
ring dit besluit kwalijk genomen,
wat in het parlement duidelijk
tot uiting kwam.
Het was vooral de leider van
de kleine liberale partij, Clement
Daveis, die opkwam voor de be
langen van Tshekedi Khama. Hij
wierp minister Gordon-Walker
(van de gemenebestbetrekkingen)
die voor het kabinet in de voor
ste linie streed, voor de voeten
dat de bekwame neger 23 jaar
lang op uitstekende wijze zijn
stam bestuurd had en dat zelfs
wijlen veldmaarschalk Smuts zich
in zeer gunstige zin over deze
Tshekedi heeft uitgelaten. De
stemming in het Lagerhuis was
niet best. Het is een openbaar
geheim dat ook vele labouraan-
hangers de manier waarop Tshe
kedi en Seretse behandeld zijn,
allesbehalve fraai vinden. Aneurin
Bevan b.v. liet niet na minister
Gordon-Walker die bovendien
enkele malen de beste tactische
voortzetting van zijn partij miste,
het vuur aan de schenen te leg
gen. En alleen de befaamde la-
bourpartij discipline kon tenslotte
Attlee van de nederlaag redden.
Op naar de „Kgotla"
Clement Davies' motie had tot
doel om door middel van gerech
telijk onderzoek een einde te ma
ken aan de ballingschap van
Tshekedi Khama, de steun van
Churchill met zijn hecht conser
vatief blok kon echter niet ver
hinderen dat Attlee en Gordon-
Walker met 300 tegen 279 stem
men het offensief doorstonden.
Labour had een andere oplossing,
de Bamang Wato negers zullen
opgeroepen worden voor een
nieuwe stamvergadering (Kgotla)
in hun hoofdstad Serowe. Daar
moet dan maar worden uitge
maakt of de stam al dan niet
accoord kan gaan met de terug
keer van Tshekedi naar zijn va
derland. Enkele Lagerhuisleden
zullen deze Kgotla kunnen bij
wonen om te controleren of er
geen bedrog in het spel is.
Dit laatste is geen overbodige
weelde, want vele Britten gelo
ven dat er onder Bamangwato's
door een kleine minderheid tegen
Tshekedi en Seretse gestookt is
zonder dat de Britse overheid in
Afrika dit spelletje doorzien heeft
Tevreden was de oppositie om be
grijpelijke redenen echter ook na
deze toezeggingen niet.
Waarschijnlijk ook Tshekedi
niet, die vanaf de publieke tri
bune zelf volgde, wat Engelands
politici over hem te zeggen had
den. Hij zal zich zeker hebben
afgevraagd, waarom minister
Gordon-Walker bij het uiten van
zijn vrees tegen een staatsgreep
van Tshekedi niet voorgesteld
heeft neef Seretse met Ruth dan
maar in Serowe op de troon te
zetten. Want Tshekedi en Seretse
hebben hun familieruzie bijgelegd
en het moet nog bewezen worden
dat de Bamangwato's Seretse met
zijn blanke vrouw niet willen
terugzien. Zelfs voor een neger
is de politiek van Zijne Majesteits
regering wel eens raadselachtig.
De afgelopen week begon met
een hoopgevend bericht in zake
vredesmogelükheden in Korea,
maar deze ontspanning werd al
vrij spoedig te niet gedaan door
de ernstige ontwikkeling in het
Engels-Perzische geschil, waar
van de Amerikaanse Minister v.
Buitenlandse Zaken Acheson j.l.
Woensdag verklaarde, dat de lei
ten hier snel voerden naar een
ramp, waarbij hij zo goed als
geen lichtpunten meer zag. Nu
echter op het einde van deze
week is de internationale toe
stand, ook wat de Perzische aan
gelegenheid betreft, wel iets
ontspannen, doordat volgens de
berichten sinds Vrijdagmorgen
wel blijkt, dat de heren in Tetie-
ran inzien, dat zij met hun hals
starrige houding te ver zijn ge
gaan en al iets aan het inbinden
zijn. Het bewijs daarvoor is niet
alleen de beslissing van de Per
zische regering om de z.g. sabo-
tagewet zonder enige verdere te-
genconcessie van de zijde van het
Engelse personeel in te trekken,
maar ook de beslissing om als
nog een afgevaardigde te zenden
naar het Int. Hof van Justitie te
's Gravenhage, dat vanmorgen
begonnen is met de behandeling
van de door Engeland tegen Per-
zië ingediende klacht. Aanvan
kelijk weigerde de Perzische re
gering elke deelname aan deze
procedure onder bet motief, dat
men het Haagse Hof in deze als
niet bevoegd erkende om in deze,
wat men noemde nationale Per
zische kwestie, op te treden. De
heren in Teheran vergaten ech
ter, dat de kwestie van bevoegd
heid een beslissing is, welke ook
tot de competentie van het Hof
behoort en het niet aangaat, dat
een der betrokken 2 partijen in
dit belangrijke geschil optreedt
als rechter in eigen zaak.
Een dergelijke houding zou een
flagrante schending zijn van de
internationale rechtsbeginselen,
welke ook Perzië als bindend
heeft aanvaard.
Dat men de onjuistheid van
deze aanvankelijk aangenomen
houding nu heeft ingezien, is een
bewijs, dat het koele verstand ook
in Teheran weer terrein wint.
En dit verschijnsel is zeker van
grote betekenis, temeer waar ook
Engeland zeker deze zaak niet
onnodig op de spits wil drijven.
Al zijn dan ook zeker de moei-
liikheden in Perzië nog niet op
gelost en al kan men zelfs mis
schien nog niet van enige ont
spanning spreken, de mogelijkhe
den voor een koel beraad zijn
zeker groter geworden. En dit is
ongetwijfeld weer een lichtpuntje
dat minister Acheson van de
week niet meer zag.
Wat de vrede in Korea betreft,
de vredeskansen zijn hier sinds
gistermorgen niet onaanzienlijk
gestegen, doordat bleek, dat het
optimisme van de Amerikaanse
ambassadeur Kirk toch nog wel
op iets meer gegrond was, dan
alleen de vriendelijke woorden,
welke Gromyko tot hem gespro
ken heeft. De Russische onder
minister heeft nl. Admiraal Kirk
geadviseerd voor de volgende
stap om tot een vrede te komen,
dat de militaire bevelvoerende
commandant van de verbonden
troepen in Korea, Generaal
Ridgway tot de Noord-Koreaanse
commandant een verzoek zou
doen voor een wapenstilstand en
dat over de voorwaarden, waar
op die gesloten zal worden, door
beide militaire bevelhebbers
overeenstemming moet worden
bereikt; formeel is dit natuurlijk
de juiste weg en de normale
methode, maar de beslissende
vraag is hier, zullen de Russen
voldoende druk oefenen op de
Chinese en Koreaanse comman
danten om hierbij geen voor
waarden te stellen, noch politieke
noch militaire, welke voor de
commandant van de verbonden
troepen onaannemelijk zijn. Is 't
Rusland werkelijk oprecht me
nens met het vredesvoorstel van
Malik, dan hebben de Russen ze
ker voldoende invloed deze mis
lukking van de wapenstilstand te
voorkomen. Want noch Noord-
Korea noch China kunnen de
oorlog voortzetten tegen de wil
van Rusland. Is Malik's suggestie
echter alleen een propaganda
stunt geweest, dan kan Rusland
zich gemakkelijk verschuilen
achter de onwil van de Noord-
Koreanen om generaal Ridgway's
voorstellen af te wijzen. Intussen
hebben de Ver. Naties wel heel
duidelijk bewezen, dat zij ern
stig op de Russische suggestie
willen ingaan. Onmiddellijk na 't
binnenkomen van Kirk's ant
woord hebben de 16 landen, die
in Korea tegen de communisten
vechten, President Truman vol
macht gegeven instructies voor
deze wapenstilstand aan de op
perbevelhebber voor de troepen
in Korea te geven, juist om geen
tijd te verliezen, want wanneer
men eerst bijeen zou komen, en
deze dan gezamenlijk zou vast
stellen, zouden er minstens enige
dagen mee heengaan. President
Truman heeft deze instructies
onmiddellijk vastgesteld en door
geseind naar Tokio en daar heeft
Generaal Ridgway ze terstond
aan de commandant der Noord-
Koreaanse legers doorgegeven.
Wat deze instructies precies in
houden is natuurlijk nog niet be
kend gemaakt, maar gisteravond
werd uit Lake Succes gemeld, dat
daar een zeer optimistische stem
ming heerst en men van mening
was, dat waarschijnlijk heden de
wapenstilstand een feit zou zijn.
En dit optimisme was gebaseerd
op de instructies, welke de Ame
rikaanse regering gistermiddag
aan Generaal Ridgway heeft ter
hand gesteld.
Uit dit alles zou men dus wel
kunnen opmaken, dat Admiraal
Kirk van de Russische minister
Gromyko de verzekering heeft
ontvangen, dat wanneer met het
uitvaardigen van deze instructies
niet werd getalmd en deze geen
onoverkomenlijke eisen voor de
communisten inhielden, Rusland
ze zou steunen.
Met vertrouwen wachten we
dus even het verloop van zaken
af. Maar het ziet er naar uit, dat
't komende weekeinde de nog
enkele dagen geleden zo dreigen
de internationale spanning in be
langrijke mate ontspannen zal en
de beangstigde mensheid weer
iets ruimer kan ademen.
WENEN (AP) In diploma
tieke kringen in Wenen wordt
gezegd, dat de Tsjechische rege
ring een nieuwe stap heeft gedaan
om de Katholieke Kerk in Tsje-
choslowakije van het Vaticaan los
te maken. Men citeerde een be
richt van het Tsjechische Nieuws
Agentschap, waarin mededeling
werd gedaan van de oprichting
van een „Nationaal vredescomite
van Rooms Katholieke priesters".
Aan het hoofd van het comité
dat waarschijnlijk is samenge
steld uit vertegenwoordigers van
de lagere geestelijkheid staat
Joseph Plojhar, de communisti
sche minister van gezondheid.
Plojhar is een priester, die door
het Vaticaan wegens zijn com
munistische activiteit is geëxcom
municeerd.
De westelijke woordvoerders
zeiden, dat dit comité veel weg
heeft van het comité, dat onlangs
in Hongarije is opgericht.
Het Hongaarse comité werd
gevormd kort voordat Aartsbis
schop Josef Groesz, die op het
ogenbik berecht wordt, gear
resteerd werd.
Het heeft met de Hongaarse
regering onderhandelingen ge
voerd ter verkrijging yan hogere
staatssubsidie voor de priesters en
hoopt klaarblijkelijk in de plaats
te treden van het Epicopaat en
de kerk te maken tot een spreek
buis van het Kremlin, aldus
Westelijke woordvoerders.
Het Hongaarse comité bestaat
eveneens uit vertegenwoordigers
van de lagere geestelijkheid.
Het Tsjechische agentschap be
richtte, dat het nationale comité
was opgericht tijdens een bij
eenkomst van „vertegenwoordi
gers van alle Rooms Katholieke
diocesen van de republiek".
De vicaris generaal van het
diocees Praag, dr. Antonin Steh-
lik, die sinds de arrestatie van
aartsbisschop Beran als primaat
van de Tsjechische kerk optreedt,
zou o.m. op de bijeenkomst aan
wezig zjjn geweest.
„Met vreugde kan worden be
kend gemaakt", aldus het Tsje
chische bericht, „dat de gehele
geestelijkheid uit de Tsjechische
zowel als de Slowaakse distric
ten, deelgenomen heeft aan de
volkscampagne voor een vredes-
pact"
In westeljjke kringen wordt
gezegd, dat ér in Tsjechslowakije
een zelfde druk op de geestelijk
heid wordt uitgeoefend om zich
te onderwerpen aan de politiek
van Moskou als in Hongarije.
ROTTERDAM Bij het Ne
derlandse kantoor van „United
States Lines Operations Incorp,"
te Rotterdam verdween in de pe
riode van October 1950 tot en
met Maart 1951 een bedrag van
f 14-082, dat bestemd was voor
het uitbetalen van lonen, belas
ting pn sociale lasten.
Verdacht van verduistering van
dit geld stond gistermiddag voor
de Rotterdamse rechtbank terecht
de 37-jarige boekhouder H. J. N.
uit Rotterdam, die 't ontstane te
kort onder meer zou hebben aan
gevuld met f 9000, die hij uit een
geldkistje van dit bedrijf zou heb
ben gehaald.
Verdachte vertelde f 6000 per
jaar als salaris te hebben geno
ten. Met spelen had hij geld ver
loren en nadat hij zjjn eigen geld
had verspeeld, was hij aan het
geld van de zaak begonnen.
Hij gaf toe, dat op die manier 't
totale tekort ongeveer f 14000
zou hebben bedragen.
De Officier van Justitie, Dr. M.
S. van Oosten, merkte op. dat
verdachte het slachtoffer van de
speelduivel is geworden en dat hij
voornamelijk de speelholen in
Den Haag bezocht. De officier
eiste tegen hem een gevangenis
straf van anderhalf jaar met af
trek.
Mr. K.W. Zieleman, verdachte's
raadsman, die deze zaak diep tra
gisch noemde, wees erop, dat zijn
cliënt gunstig door zijn werkge
ver was beoordeeld. PI. meende,
dat de man van een geestelijke
dwang moest worden genezen en
hii drong aan on een voorwaarde
lijke veroordeling.
Uitspraak over veertien dagen.