Een speurtocht naar status en lotgevallen van 250.000 vermisten en naamlozen Opnieuw touwtrekken om Seretse Khama Boekhouder vergokte 14.000 gulden Gunstige perspectieven voor dit weekeinde Nieuwe aanval op de Kerk in Tsjecho-Slowakije TOEWIJDING EN GEDULD ONGEWISHEID VERANDERT IN ZEKERHEID Het informatiewerk van het Rode Kruis uiterst tijdrovende nauwgezette arbeid Buitenlands overzicht van zijn baas ZATERDAG 30 UN I 1951 PAGINA 5 Een ieder weet wel, dat het aantal vermiste Nederlanders aan het eind van de oorlog zeer groot was. Over liet gehele terrein van zijn werkzaamheid heeft het In formatiebureau van het Neder- landsche Roode Kruis in 1948 en 1949 tezamen 24720 onderzoeken kunnen beëindigen, waarbij de oplossing, zoals wel te begrijpen valt, in zeer vele gevallen slechts kon zijn het vaststellen van plaats en datum van overlijden, al of niet gepaard gaande met het vin den en localiseren van een graf. Aan het verkrijgen van die op lossingen werd in vele gevallen medegewerkt door de Missie tot Opsporing van Vermiste Perso nen, welke o.m. door het afnemen van verhoren van getuigen lotgenoten van vermisten de nodige bewijzen ter vaststelling van het lot van deze laatsten bij bracht. Enige cijfers over op 1 Januari 1950 nog niet opgeloste gevallen worden hieronder gegeven, waar bij duidelijkheidshalve nog eens wordt herhaald, dat kan worden aangenomen, dat het overgrote deel van deze vermisten wel over leden zal zijn, dat echter plaats en datum van overlijden nog niet konden worden vastgesteld. Vermist zijn nog: te werk gestelden 541 ex-politieke gevangenen 1004 joden 17678 krijgsgevangenen Ned. mili tairen 18 Nederl. in Duitse dienst.2658 in Indonesië (voorzover al hier gegevens aanwezig.3842 Bovendien liggen in Neder landse bodem nog 15794 onbeken de militairen begraven, wier iden titeit, zo mogelijk, moet worden vastgesteld, zijn er 5409 aanvra gen uit het buitenland naar in Nederland vermiste militairen van vreemde nationaliteit, terwijl nog 222 aanvragen in behandeling zijn van gevallen, welke niet on der boven vermelde categorieën kunnen worden gerangschikt. Het lot der Joodse vermisten. Daar is dan het onderzoek naar het lot der Joodse vermisten. Het lijkt een farce, lugubere scherts, ten aanzien van deze afdeling over opsporing te spre ken. Daarvan getuigt de aanblik van het ruime lokaal, waarin de afdeling J gevestigd is, met koude werkelijkheid. Tafel na tafel draagt bakken, dozijnen in tal. En deze zakken zijn gevuld met meer dan honderdduizend karto- theekkaarten. Zij bevatten al, wat men aan wetenswaardigs kon in winnen nopens het lot van 108.000 mannen, vrouwen en kinderen, die van Westerbork, Vught, Amersfoort of elders uit naar het Oosten werden gevoerd en van wie 104.000 nooit meer zullen te rugkeren. De vraag ligt voor de hand, of men daar in het Informatie bureau stuk voor stuk heeft kun nen nagaan, hoe het wedervaren is geweest van dit afgrijselijk groot aantal gedeporteerden, of men van iedere man, iedere vrouw, ieder kind nauwkeurig kan zeggen, waar en wanneer het slachtoffer is overleden. Het klinkt wonderlijk, maar over het algemeen kan de vraag in bevestigende zin worden be antwoord. Want enerzijds be schikt het bureau over een in drukwekkende hoeveelheid doeu- mentatie-materiaal, waardoor men zo goed als volledig in staat is vast te stellen, uit welk kamp de gedeporteerde Nederlands grond gebied heeft verlaten en tevens op welke datum dit feit zich vol trok. Men beschikt als het ware over een burgerlijke stand van Joodse gedeporteerden, opge bouwd in de jaren der bezetting en derhalve nog maar al te dik wijls vatbaar voor het gladscha ven van oneffenheden. Ten aan zien van het vaststellen van het feit: deportatie, heeft men der halve slechts met normale moei lijkheden te kampen. De moeilijkheden beginnen pas goed, wanneer men tot de titel van de originele transportlijsten: „Judentransport aus den Nieder- landen" genaderd is. Want alle wijsheid houdt dan op. Het is dan aan de medewerkers om hun talenten te tonen. Immers, waar zijn deze 118 transporten heen gegaan, waar is iedere inzittende van de transportwagens terecht gekomen? Wanneer en in welk van de meer dan honderd Ar- beits-, Erholungs-, Vernichtungs- en Zwangslager werden de slacht offers vergast, neergeknuppeld, verhongerd weggesmeten? Wan neer en in welk gebied ontvingen zij tijdens de vreselijke evacuatie marsen het schot in de nek? De andere zijde. Nochtans is het Informatiebureau in staat verklaringen van over lijden bij hoeveelheden van tien duizenden af te geven, wier in houd niet wordt betwist, doch integendeel koers en richting geeft aan autoriteiten op onder scheiden gebied. Men heeft zich sedert de bevrijding door een oceaan van moeilijkheden moeten heenwerken om dit resultaat te bereiken. Er is dus wel degelijk sprake van opsporing, ofschoon naar verhouding van de massa slechts van enkelen kan worden gezegd, waar hun gebeente rust. Van de anderen kan slechts wor den medegedeeld, waar en wan neer zij zijn overleden. Tot dit resultaat is men geko men, doordat van ieder transport de hoofdlijnen werden gevolgd, de zijtakken gezocht, totdat men per individu kon gaan determi neren. Het zij voldoende te zeggen, dat het Informatiebureau, op circa 17.000 vermisten na, thans welom schreven inlichtingen kan geven over het lot van de Joodse gede porteerden. Ten aanzien van dit restant staat het vast, dat te enigertijd zekerheid zal bestaan. Welstandsberichten voor het Verre Oosten. Dan is daar het werk der ver De directeur van het Informatiebureau van het Nederlandsche Roode Kruis, de heer J. van de Vosse, heeft enige opstellen ge schreven over het werk van zijn bureau, die hij heeft uitgegeven in de brochure „Om het lot van 250.000 vermisten". Hij geeft hierin een overzicht van het nasporingswerk, dat het Informatie bureau van het Roode Kruis op verschillend gebied verricht en van de verrassingen en de problemen waarmee men tijdens dit dikwijls minutieuze en moeizaam vorderende werk te maken krijgt. Aan deze brochure ontlenen wij de gegevens die in dit artikel zijn verwerkt. zending van welstandsberichten naar personen in het Verre Oos ten, onmiddellijk na de capitu latie van Japan op 15 Augustus 1945. Ook hier is een enorm en een uiterst moeilijk werk verricht. Door dit initiatief heeft het Ne derlandse Rode Kruis op grote schaal contact tot stand gebracht tussen familieleden in Nederland en verwanten in het Verre Oos ten, toen elke andere mogelijk heid nog was uitgesloten. Het lot van vermiste gevangenen in concen tratiekampen en gevan genissen. Bijzondere aandacht had en heeft nog steeds de opsporing, resp. het vaststellen van het uit eindelijk lot, van naar concen tratiekampen en gevangenissen gedeporteerde Nederlanders. Ook onder de tot deze categorie be horende vermisten zijn zeer veel slachtoffers gevallen en van velen van hen was aanvankelijk het lot niet bekend. Verscheidene wegen werden ingeslagen om de gewenste gege vens te verkrijgen. Aanvankelijk werden opsporingsverzoeken gebaseerd op de weinige gege vens, welke achtergebleven ver wanten toen konden verstrekken in handen gesteld van inciden teel naar Duitsland vertrekkende opsporingsteams; korte tijd later en ondanks de gebrekkige verbindingen in die tijd ook naar inmiddels in werking getre den geallieerde en UNRRA- opsporingsbureau's. Daarnaast werd getracht van teruggekeerde lotgenoten gegevens te verkrijgen, eensdeels door rechtstreeks schrif telijk of mondeling contact, ander deels ook door publicatie van ge gevens over vermisten in het gratis verspreide maandblad Appèl. In het algemeen werd aan verzoeken tot lotgenoten gericht zeer bereidwillig gevolg gegeven, al waren noodzakelijkerwijze vele antwoorden ook niet terzake die nende. Belangrijk was ook, dat een vrij groot aantal op die wijze ingekomen gegevens met terstond bruikbaar was, maar eerst veel later (ten dele zelfs pas nu en over enige tijd nog waarde kreeg, b.v. omdat niet de juiste naam van een overleden makker, maar slechts een roepnaam of een be schrijving van 's mans signale ment kon worden verstrekt. Ook kwamen successievelijk gegevens massaal op het bureau aan, doordat de resten van kamp administraties, ondanks de ver doorgevoerde vernietiging in de laatste weken van de oorlog, wa ren gevonden en daaruit uittrek sels of daarvan fotocopieën waren vervaardigd. Voorzover akten van overlijden waren opgemaakt, werden op grond van door de geallieerde be zetting uitgevaardigde instructies ook uittreksels daaruit ontvan gen. Van vele kampen en gevange nissen echter was geen stukje ad- ipinistratie overgebleven en daar moest steeds uit andere bronnen worden geput. Nimmer geregis treerd en derhalve ook uit geen enkele administratie terug te vin den, waren de overledenen tij dens de beruchte evacuatiemarsen, ook dodenmarsen genoemd. Successievelijk werd nu over gegaan tot reconstructie van het lot van alle Nederlanders per kamp en/of transport. Het was n.l. nodig gebleken ook de terug gekeerden en de als overleden geregistreerden in deze recon structie te betrekken. Dat deze reconstructie in haar geheel een ingewikkelde en met vele moeilijkheden gepaard gaan de geschiedenis is, laat zich zon der meer begrijpen, wanneer men bedenkt dat naar een bepaald kamp gedeporteerden, niet zelden naar andere kampen werden door gezonden. Niettemin werd en wordt deze minutieuze en lang durige arbeid geregeld met resul taat bekroond. Vermisten in Oost-Europa Bij het Informatiebureau van het Nederlandsche Roode Kruis worden vele aanvragen ontvan gen om inlichtingen aangaande personen, van wie vast staat, dat zij in Sovjet-Russische gevangen schap verkeren, dan wel van wie bekend is, of slechts vermoed wordt, dat zij in de oorlog in de U.S.S.R. of in door dat land ge controleerd gebied vertoefd heb ben en sindsdien vermist worden. Het onderzoek is al deze ge vallen vergt lange tijd. Voorzover is gebleken, dat Nederlanders (in het algemeen personen, die in de oorlog in Duitse dienst waren al is een enkele uitzondering op deze regel bekend thans in de U.S.S.R. gevangen zijn, wor den de namen en kampadressen dezer mensen, op verzoek van de betreffende autoriteiten, ter be schikking gesteld tot het doen van stappen langs diplomatieke weg. In sommige gevallen is het mogelijk over vermisten der bo ven vermelde categorieën gege vens te verkrijgen door navraag te doen bij buitenlandse opspo- ringsbureau's en militaire regis- tratiebureau's of bij teruggekeer de kameraden of lotgenoten, ook voorzover die thans in Duitsland of elders mochten verblijven. Zo wordt in elk geval afzonderlijk bij de daarvoor m aanmerking ko mende buitenlandse instanties ge- informeerd. Tevens wordt naar mogelijkheden gezocht, om bij particulieren navraag te doen. Er bestaan zelfs twee bureau's (een in Duitsland en een in Oosten rijk), welke zich hebben belast met de stelselmatige ondervraging tot dat doel van uit Sovjet-Rus sisch gebied teruggekeerden. Deze bureau's zien echter alleen dan kans de nodige contacten tot stand te brengen, wanneer van de gezochte het laatste veldpost nummer bekend is. Over dit veldpostnummer dient ook het Informatiebureau derhalve te worden ingelicht door aanvragers, indien zij dat tenminste weten of te weten kunnen komen. Bovendien wordt aan ieder, die kennis krijgt van de terugkeer van een krijgsgevangene uit de U.S.S.R. c.a. dringend verzocht diens adres onverwijld aan het Informatiebureau van het Neder landsche Roode Kruis op te geven. Aan de verwanten van aan het Oostelijk front verdwenen bloed verwanten mag geen ongegronde illusie op hoopvolle verwachting worden gegeven. Van de meesten zal thans wel nimmer meer iets gehoord worden. Toch zijn bij het Informatie bureau enkele weinige ge vallen bekend, waarin door fami lie hier te lande plotseling na jaren uit de U.S.S.R. bericht werd ontvangen over een reeds lang verloren gewaand familielid. Ook in een dergelijk geval is het drin gend gewenst van het ontvangen bericht terstond aan dit bureau mededeling te doen. Niet alleen, dat de autoriteiten dan kunnen worden ingelicht, ook kan kennis neming van het bericht van be lang zijn voor het onderzoek in andere gevallen. Vermiste tewerkgestelden Het onderzoek naar vermiste tewerkgestelden heeft zijn spe ciale moeilijkheden. Deze afdeling van het Informatiebureau heeft vooral zeer te kampen gehad met het euvel, dat aanvragers hun aanvraag niet introkken, nadat zij zelf contact hadden gekregen met vermiste. Daardoor is in duizen den gevallen overbodige ar beid verricht. Van 1 Januari 1948 tot 1 Ja nuari 1950 werd, voor wat betreft de hier besproken categorie van vermisten, in 2582 gevallen hun lot vastgesteld. Het aantal nog in behandeling zijnde opsporings- aanvragen bedraagt voor de ca tegorie te werk gestelden op laatstgenoemde datum nog slechts 541. De gravendienst. Dan is daar het probleem van de niet-geïdentificeerde gesneu velden. Ook de identificatie van de onbekende begravenen is het terrein waarop zich de activiteit van het Informatiebureau uit strekt. Ook hier doen zich vele en velerlei moeilijkheden voor. Zoals bekend, is voor de in Ne derland begraven Duitse militai ren 'n centraal Duitssoldatenkerk- hof in aanleg in IJsselsteijn bij Venray in de Peel. Successievelijk worden door de Dienst Identifica tie en Berging van het Ministerie van Oorlog de overal in ons land verspreid liggende graven naar deze centrale begraafplaats over gebracht. Van die gelegenheid wordt natuurlijk ook gebruik ge maakt, om de over elk graf be kende gegevens na te gaan en te vergelijken, terwijl van elke op graving en overbrenging een rap port wordt opgemaakt, dat o.m. opgave bevat van nog gevonden signalementsgegevens en even tuele voorwerpen. Aan de hand daarvan vindt bij het Informatie bureau nog voortdurend identifi catie plaats van tot nu als „onbe kend" begravenen. Nog lang zal het duren, voordat het tijdstip is bereikt, na hetwelk geen onbekenden meer terecht gebracht zullen kunnen worden. Tot dat tijdstip tracht het Infor- matiebureau mede te werken, om zoveel mogelijk nabestaanden ze kerheid te doen krijgen over het lot en de laatste rustplaats van een verdwenen familielid. Maar ook, als dat eenmaal voorbij zal zijn, dan nog zullen vele duizenden soldaten van aller lei landaard als „onbekend" in vreemde bodem rusten. Probleem der Naams verbastering. Reeds in het Verslag over de werkzaamheden van het Informa tiebureau van 1939 tot en met 1947 is op meer dan éen plaats gewag gemaakt van de vele extra werkzaamheden, voortdurend ver bonden aan het ontcijferen van namen, die in verminkte vorm ter kennis van het bureau kwa men en ook nu nog komen. Da gelijks kunnen de medewerkers hun krachten beproeven op deze materie. Deze naamsverbasteringen, die door allerlei oorzaken kunnen zijn ontstaan, stellen de speurders voor schier onoplosbare proble men. Wie op een lijst ziet staan A. Cohen, moet al weten dat de naam Acohen bestaat, anders zal hij de man die hij zoekt nimmer kunnen identificeren. Wil men andere voorbeelden: Bastiaan van Pelt werd verbasterd tot Felt von Bass en de Nederlander Krings werd vermeld als Crauks. Ten Hengel werd Zeuhaugh en Johan nes L. M. Zandbergen (Johnny) werd verminkt tot Zonizerkler- ken. Dergelijke verbasteringen zijn er geen tientallen maar dui zenden. Kinderen Zonder Ouders - Ouders zonder kinderen! „ChilcL-tracing". De naam, voor dit onderdeel van het werk van het Informatie bureau gebruikt, dekt feitelijk niet geheel alle werkzaamheden. Ze is internationaal gebruikelijk geworden en een erkend begrip, waardoor niemand er meer aan denkt om de omschrijving duide lijker of uitgebreider te maken. Want wat is het geval? Niet alleen worden kinderen opge spoord, maar het kan ook gebeu ren dat een kind, ergens zonder ouders aangetroffen, noopt tot het opsporen van de ouders. Ook dit opsporen van ouders, feitelijk 'n component van het in de naam Een stukgeschoten telefoon paal met bossen in elkaar verwarde draden, hier en daar een puinhoop; 'n straat beeld in Seoel, de hoofdstad van Zuid-Korea. Dit alles her innert het oude Koreaanse moedertje op de voorgrond aan een jaar verbitterde strijd in Korea. Inmiddels wordt door de Verenigde Naties het Sovjet-Russisch voorstel tot het staken der vijandelijkhe den in Korea overwogen. uitgedrukte werk, is onder „child- tracing" begrepen. Het gehele probleem der zoek geraakte kinderen (en der kinde ren zonder ouders) is in Duits land ontstellend groot. Vele dui zenden kinderen, vooral uit Oost- Europese gebieden, werden op allerlei wijzen aan de ouders onttrokken en doelbewust bij Duitsers ondergebracht. Ook wist men dat er tegen het einde van de oorlog nog vele kinderen in Duitsland waren van met het Duitse regiem sympathiserende ouders. Van al deze kinderen kon in het algemeen aangenomen worden, dat ze niet waren vergast of op andere wijze omgebracht, zoals geschiedde met die tien duizenden Joodse kleine kinderen die tezamen met hun moeder wer den gedeporteerd. Voor Nederland had het child- tracing probleem daarom nimmer die omvang, die het voor sommige Oost-Europese landen ook nu nog heeft. Toch kwamen ook hier nog vele honderden gevallen in be handeling en heel vaak met gun stig resultaat. Het werk was zeker niet gemakkelijk, mede doordat in de meeste gevallen de schei ding tussen ouders en kinderen had plaats gevonden, toen deze laatsten nog zeer klein waren. Daardoor was het bijna steeds on mogelijk van de kinderen zelf goede inlichtingen te krijgen. Velen van hen spraken hun moe dertaal zelfs in t geheel niet of zeer gebrekkig. Tot 1 Januari 1950 werden 163 kinderen door het Nederlandsche Roode Kruis gerepatrieerd, ter wijl er 46, naar wie eveneens een onderzoek plaats vond, op andere wijze repatrieerden. 198 kinderen kwamen niet voor repatriëring in aanmerking, waarvan 70 alleen al op grond van hun nationaliteit. Voordat de repatriëring kon plaats hebben, overleden twee kinderen, in twee gevallen kon nog geen spoor van ouders of familie worden gevonden, terwijl in nog 13 gevallen onderzo'ek naar de mogelijkheid van repa triëring gaande is. Tenslotte wachtten op boven genoemde datum 10 kinderen het moment af, nu de administratieve bescheiden, daardoor nodig, alle aanwezig zijn. Want zonder be paalde papieren krijgt ook het Rode Kruis zo maar geen kind uit Duitsland mede. Brieven, brieven, lawines van brieven. Duizenden en nog eens duizen den brieven uit alle delen van de wereld hebben de laatste jaren ons Informatiebureau bereikt. Het grootste deel bevatte naast vraag over krijgsgevangenen goe deren- en levensmiddelenzendin gen, correspondentie-formulieren e.d., vragen om inlichtingen over verwanten en bekenden, met wie in of tengevolge van de oorlog het contact verloren was gegaan. Tienduizenden briefschrijvers konden geholpen worden aan het door hen gevraagde contact. An dere tienduizenden moesten in hun aanvraag teleurgesteld wor den, omdat contact niet meer te herstellen bleek: gezochte was inmiddels overleden. Plaats en datum van overlijden, plaats van begraven konden in zeer vele ge vallen volledig worden medege deeld. Zelfs werden meer dan twintigduizend overlijdensakten en meer dan twaalfduizend nala tenschappen ter beschikking ge steld van belanghebbenden. De dagelijkse stroom brieven met aanvragen vermindert slechts langzamerhand. Er zijn zoveel duizenden contacten verloren ge gaan, er zijn bovendien zoveel belangen gemoeid met mogelijk herstel van zekerheid over een overlijden, dat ook nu, vier en een half jaar na het eindigen van de oorlog, bij het Informatiebu reau nog vele brieven met vragen blijven binnenkomen. Daarbij wordt niet steeds naar geheel onbekende gevallen ge vraagd, immprs naar een bepaald persoon kan soms van drie, vier of meer zijden zelfs een vraag binnenkomen. Ook de grote hoe veelheden ingekomen en zorgvul dig geclassificeerde en bewerkte documenten bevatten reeds in vele gevallen de gegeven, waar naar gevraagd wordt. Met het is wel tekenend, dat in het eerste halfjaar van 1949 nog werden ge teld 5286 aanvragen naar perso nen, over wie na de bevrijding nog nimmer tevoren informaties werden ingewonnen, en in het tweede halfjaar nog 4107. Het totaal aantal door het In formatiebureau sinds 1939 ontvan gen brieven wordt geschat op ruim 2 millioen. Juiste cijfers zijn niet meer beschikbaar, doordat de archieven uit de oorlogstijd op 3 Maart 1945 door bombardement werden vernietigd. In 1949 kwa men nog 58.732 brieven binnen. Het aantal verzonden brieven in dat jaar bedraagt zelfs nog 84.999. De overeenkomstige cijfers voor 1948 waren resp. 92.586 en 133.462. (Van onze correspondent) LONDEN De gezichten waren dezer dagen in het Lagerhuis grimmig en de redevoeringen bij tijd en wijle verbeten. Toch ging het debat niet over Engelands zomerzorg no. 1, de olievelden "in Iran, noch over de vredesduif welke Jakob Malik tot ieders verrassing in New York heeft opgelaten. Attlee, Churchill, Davies, Bevan en anderen spraken ditmaal over Tshekedi Khama, eens stamhoofd van de Bamangwato-negers in Beetsjoeanaland, die vorig jaar tegelijk met zijn neef Seretse en diens blanke vrouw Ruth door de Britse regering verbannen werd. De geschiedenis is bij alle zor gen die de Britten hebben een goede story gebleven. Seretse trouwde in de jaren dat hij vooi zjjn opleiding in Groot Brittannië verbleef de Londense typiste Ruth en werd toen op aanstoken van Tshekedi van het recht om over de Bamangwatostam te regeren beroofd Het eind van het liedje was echter dat de Britse regering zowel oom Tshekedi als neef Seretse het verblijf binnen het stamgebied ontzegde. Menige Brit heeft Attlee en de Labourrege- ring dit besluit kwalijk genomen, wat in het parlement duidelijk tot uiting kwam. Het was vooral de leider van de kleine liberale partij, Clement Daveis, die opkwam voor de be langen van Tshekedi Khama. Hij wierp minister Gordon-Walker (van de gemenebestbetrekkingen) die voor het kabinet in de voor ste linie streed, voor de voeten dat de bekwame neger 23 jaar lang op uitstekende wijze zijn stam bestuurd had en dat zelfs wijlen veldmaarschalk Smuts zich in zeer gunstige zin over deze Tshekedi heeft uitgelaten. De stemming in het Lagerhuis was niet best. Het is een openbaar geheim dat ook vele labouraan- hangers de manier waarop Tshe kedi en Seretse behandeld zijn, allesbehalve fraai vinden. Aneurin Bevan b.v. liet niet na minister Gordon-Walker die bovendien enkele malen de beste tactische voortzetting van zijn partij miste, het vuur aan de schenen te leg gen. En alleen de befaamde la- bourpartij discipline kon tenslotte Attlee van de nederlaag redden. Op naar de „Kgotla" Clement Davies' motie had tot doel om door middel van gerech telijk onderzoek een einde te ma ken aan de ballingschap van Tshekedi Khama, de steun van Churchill met zijn hecht conser vatief blok kon echter niet ver hinderen dat Attlee en Gordon- Walker met 300 tegen 279 stem men het offensief doorstonden. Labour had een andere oplossing, de Bamang Wato negers zullen opgeroepen worden voor een nieuwe stamvergadering (Kgotla) in hun hoofdstad Serowe. Daar moet dan maar worden uitge maakt of de stam al dan niet accoord kan gaan met de terug keer van Tshekedi naar zijn va derland. Enkele Lagerhuisleden zullen deze Kgotla kunnen bij wonen om te controleren of er geen bedrog in het spel is. Dit laatste is geen overbodige weelde, want vele Britten gelo ven dat er onder Bamangwato's door een kleine minderheid tegen Tshekedi en Seretse gestookt is zonder dat de Britse overheid in Afrika dit spelletje doorzien heeft Tevreden was de oppositie om be grijpelijke redenen echter ook na deze toezeggingen niet. Waarschijnlijk ook Tshekedi niet, die vanaf de publieke tri bune zelf volgde, wat Engelands politici over hem te zeggen had den. Hij zal zich zeker hebben afgevraagd, waarom minister Gordon-Walker bij het uiten van zijn vrees tegen een staatsgreep van Tshekedi niet voorgesteld heeft neef Seretse met Ruth dan maar in Serowe op de troon te zetten. Want Tshekedi en Seretse hebben hun familieruzie bijgelegd en het moet nog bewezen worden dat de Bamangwato's Seretse met zijn blanke vrouw niet willen terugzien. Zelfs voor een neger is de politiek van Zijne Majesteits regering wel eens raadselachtig. De afgelopen week begon met een hoopgevend bericht in zake vredesmogelükheden in Korea, maar deze ontspanning werd al vrij spoedig te niet gedaan door de ernstige ontwikkeling in het Engels-Perzische geschil, waar van de Amerikaanse Minister v. Buitenlandse Zaken Acheson j.l. Woensdag verklaarde, dat de lei ten hier snel voerden naar een ramp, waarbij hij zo goed als geen lichtpunten meer zag. Nu echter op het einde van deze week is de internationale toe stand, ook wat de Perzische aan gelegenheid betreft, wel iets ontspannen, doordat volgens de berichten sinds Vrijdagmorgen wel blijkt, dat de heren in Tetie- ran inzien, dat zij met hun hals starrige houding te ver zijn ge gaan en al iets aan het inbinden zijn. Het bewijs daarvoor is niet alleen de beslissing van de Per zische regering om de z.g. sabo- tagewet zonder enige verdere te- genconcessie van de zijde van het Engelse personeel in te trekken, maar ook de beslissing om als nog een afgevaardigde te zenden naar het Int. Hof van Justitie te 's Gravenhage, dat vanmorgen begonnen is met de behandeling van de door Engeland tegen Per- zië ingediende klacht. Aanvan kelijk weigerde de Perzische re gering elke deelname aan deze procedure onder bet motief, dat men het Haagse Hof in deze als niet bevoegd erkende om in deze, wat men noemde nationale Per zische kwestie, op te treden. De heren in Teheran vergaten ech ter, dat de kwestie van bevoegd heid een beslissing is, welke ook tot de competentie van het Hof behoort en het niet aangaat, dat een der betrokken 2 partijen in dit belangrijke geschil optreedt als rechter in eigen zaak. Een dergelijke houding zou een flagrante schending zijn van de internationale rechtsbeginselen, welke ook Perzië als bindend heeft aanvaard. Dat men de onjuistheid van deze aanvankelijk aangenomen houding nu heeft ingezien, is een bewijs, dat het koele verstand ook in Teheran weer terrein wint. En dit verschijnsel is zeker van grote betekenis, temeer waar ook Engeland zeker deze zaak niet onnodig op de spits wil drijven. Al zijn dan ook zeker de moei- liikheden in Perzië nog niet op gelost en al kan men zelfs mis schien nog niet van enige ont spanning spreken, de mogelijkhe den voor een koel beraad zijn zeker groter geworden. En dit is ongetwijfeld weer een lichtpuntje dat minister Acheson van de week niet meer zag. Wat de vrede in Korea betreft, de vredeskansen zijn hier sinds gistermorgen niet onaanzienlijk gestegen, doordat bleek, dat het optimisme van de Amerikaanse ambassadeur Kirk toch nog wel op iets meer gegrond was, dan alleen de vriendelijke woorden, welke Gromyko tot hem gespro ken heeft. De Russische onder minister heeft nl. Admiraal Kirk geadviseerd voor de volgende stap om tot een vrede te komen, dat de militaire bevelvoerende commandant van de verbonden troepen in Korea, Generaal Ridgway tot de Noord-Koreaanse commandant een verzoek zou doen voor een wapenstilstand en dat over de voorwaarden, waar op die gesloten zal worden, door beide militaire bevelhebbers overeenstemming moet worden bereikt; formeel is dit natuurlijk de juiste weg en de normale methode, maar de beslissende vraag is hier, zullen de Russen voldoende druk oefenen op de Chinese en Koreaanse comman danten om hierbij geen voor waarden te stellen, noch politieke noch militaire, welke voor de commandant van de verbonden troepen onaannemelijk zijn. Is 't Rusland werkelijk oprecht me nens met het vredesvoorstel van Malik, dan hebben de Russen ze ker voldoende invloed deze mis lukking van de wapenstilstand te voorkomen. Want noch Noord- Korea noch China kunnen de oorlog voortzetten tegen de wil van Rusland. Is Malik's suggestie echter alleen een propaganda stunt geweest, dan kan Rusland zich gemakkelijk verschuilen achter de onwil van de Noord- Koreanen om generaal Ridgway's voorstellen af te wijzen. Intussen hebben de Ver. Naties wel heel duidelijk bewezen, dat zij ern stig op de Russische suggestie willen ingaan. Onmiddellijk na 't binnenkomen van Kirk's ant woord hebben de 16 landen, die in Korea tegen de communisten vechten, President Truman vol macht gegeven instructies voor deze wapenstilstand aan de op perbevelhebber voor de troepen in Korea te geven, juist om geen tijd te verliezen, want wanneer men eerst bijeen zou komen, en deze dan gezamenlijk zou vast stellen, zouden er minstens enige dagen mee heengaan. President Truman heeft deze instructies onmiddellijk vastgesteld en door geseind naar Tokio en daar heeft Generaal Ridgway ze terstond aan de commandant der Noord- Koreaanse legers doorgegeven. Wat deze instructies precies in houden is natuurlijk nog niet be kend gemaakt, maar gisteravond werd uit Lake Succes gemeld, dat daar een zeer optimistische stem ming heerst en men van mening was, dat waarschijnlijk heden de wapenstilstand een feit zou zijn. En dit optimisme was gebaseerd op de instructies, welke de Ame rikaanse regering gistermiddag aan Generaal Ridgway heeft ter hand gesteld. Uit dit alles zou men dus wel kunnen opmaken, dat Admiraal Kirk van de Russische minister Gromyko de verzekering heeft ontvangen, dat wanneer met het uitvaardigen van deze instructies niet werd getalmd en deze geen onoverkomenlijke eisen voor de communisten inhielden, Rusland ze zou steunen. Met vertrouwen wachten we dus even het verloop van zaken af. Maar het ziet er naar uit, dat 't komende weekeinde de nog enkele dagen geleden zo dreigen de internationale spanning in be langrijke mate ontspannen zal en de beangstigde mensheid weer iets ruimer kan ademen. WENEN (AP) In diploma tieke kringen in Wenen wordt gezegd, dat de Tsjechische rege ring een nieuwe stap heeft gedaan om de Katholieke Kerk in Tsje- choslowakije van het Vaticaan los te maken. Men citeerde een be richt van het Tsjechische Nieuws Agentschap, waarin mededeling werd gedaan van de oprichting van een „Nationaal vredescomite van Rooms Katholieke priesters". Aan het hoofd van het comité dat waarschijnlijk is samenge steld uit vertegenwoordigers van de lagere geestelijkheid staat Joseph Plojhar, de communisti sche minister van gezondheid. Plojhar is een priester, die door het Vaticaan wegens zijn com munistische activiteit is geëxcom municeerd. De westelijke woordvoerders zeiden, dat dit comité veel weg heeft van het comité, dat onlangs in Hongarije is opgericht. Het Hongaarse comité werd gevormd kort voordat Aartsbis schop Josef Groesz, die op het ogenbik berecht wordt, gear resteerd werd. Het heeft met de Hongaarse regering onderhandelingen ge voerd ter verkrijging yan hogere staatssubsidie voor de priesters en hoopt klaarblijkelijk in de plaats te treden van het Epicopaat en de kerk te maken tot een spreek buis van het Kremlin, aldus Westelijke woordvoerders. Het Hongaarse comité bestaat eveneens uit vertegenwoordigers van de lagere geestelijkheid. Het Tsjechische agentschap be richtte, dat het nationale comité was opgericht tijdens een bij eenkomst van „vertegenwoordi gers van alle Rooms Katholieke diocesen van de republiek". De vicaris generaal van het diocees Praag, dr. Antonin Steh- lik, die sinds de arrestatie van aartsbisschop Beran als primaat van de Tsjechische kerk optreedt, zou o.m. op de bijeenkomst aan wezig zjjn geweest. „Met vreugde kan worden be kend gemaakt", aldus het Tsje chische bericht, „dat de gehele geestelijkheid uit de Tsjechische zowel als de Slowaakse distric ten, deelgenomen heeft aan de volkscampagne voor een vredes- pact" In westeljjke kringen wordt gezegd, dat ér in Tsjechslowakije een zelfde druk op de geestelijk heid wordt uitgeoefend om zich te onderwerpen aan de politiek van Moskou als in Hongarije. ROTTERDAM Bij het Ne derlandse kantoor van „United States Lines Operations Incorp," te Rotterdam verdween in de pe riode van October 1950 tot en met Maart 1951 een bedrag van f 14-082, dat bestemd was voor het uitbetalen van lonen, belas ting pn sociale lasten. Verdacht van verduistering van dit geld stond gistermiddag voor de Rotterdamse rechtbank terecht de 37-jarige boekhouder H. J. N. uit Rotterdam, die 't ontstane te kort onder meer zou hebben aan gevuld met f 9000, die hij uit een geldkistje van dit bedrijf zou heb ben gehaald. Verdachte vertelde f 6000 per jaar als salaris te hebben geno ten. Met spelen had hij geld ver loren en nadat hij zjjn eigen geld had verspeeld, was hij aan het geld van de zaak begonnen. Hij gaf toe, dat op die manier 't totale tekort ongeveer f 14000 zou hebben bedragen. De Officier van Justitie, Dr. M. S. van Oosten, merkte op. dat verdachte het slachtoffer van de speelduivel is geworden en dat hij voornamelijk de speelholen in Den Haag bezocht. De officier eiste tegen hem een gevangenis straf van anderhalf jaar met af trek. Mr. K.W. Zieleman, verdachte's raadsman, die deze zaak diep tra gisch noemde, wees erop, dat zijn cliënt gunstig door zijn werkge ver was beoordeeld. PI. meende, dat de man van een geestelijke dwang moest worden genezen en hii drong aan on een voorwaarde lijke veroordeling. Uitspraak over veertien dagen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuw Noordhollandsch Dagblad : voor Alkmaar en omgeving | 1951 | | pagina 5