Wanneer is Chrisius geboren
De uitbeelding van Kerstgebeuren
Weihnachts-
Oratorium
DE BAZUIN
bestaat veertig jaar
IN WELK JAAR
EN OP WELKE DAG?
Evangelisten
en
Profeten
melden
het
niet
De visioenen
van de H. Birgitta van Zv/eden
waren daarop van grote invloed
Johann Sebastian Bach's
Vier elementen:
het Kind, de Moeder, de pastorale
wake, Engelenluister
EEN ZEER VERDIENSTELIJK BLAD VOOR DE GELOOFSVERKONDIGING
Eens: „In roomse margarine en andere
apologetische artikelen
PAGINA 2
KERSTNUMMER 1951
Die Christelijke tijdrekening werd in 531 te Rome samen
gesteld door Dionysius, bijgenaamd de Kleine, een beroemd
canonist uit Klein-Azië. In zijn tijd bestonden er verschillende
tijdrekeningen, waarvan de Romeinse en de vroeg-Christelijke
hier van betekenis zijn. De Romeinse ,,ab urbe condita'' begon
met de stichting van Rome en toen Dionysius aan het bereke
nen ging, waren er 1285 jaren verlopen sjnds de stad aan de
Tiber werd gesticht. De vroeg-Christelijke heette ook wel Dio-
cletiaanse jaartelling, of ,,aera Martyrum". Deze vangt aan
met het eerste regeringsjaar van keizer Diocleianus, op wiens
naam de tiende en meest verschrikkelijke kerkvervolging staat.
Volgens de aera Martyrum schreef men toen het jaar 247.
Dionysius kwam tot de conclusie, dat Christus was geboren in
754 der Romeinse jaartelling, en dat Diocletianus begon te
regeren in 938
ZO ZEKER ALS WE ZIJN over de plaats,
waar Onze Heer Jezus Christus werd geboren,
zo onzéker zijn we over het wannéér van
deze allerbelangrijkste gebeurtenis in de ge
schiedenis der mensheid. Profeten en Evange
listen hebben ons nadrukkelijk gezegd, dat
Bethlehem van Juda was uitverkoren als de
geboorteplaats des Heren, maar niemand heeft
er aan gedacht om datum en jaar te vermel
den. Er zijn dus twee vragen te stellen: in
welk jaar werd Christus geboren en op welke
dag in dat jaar?
Oppervlakkig bezien, lijkt het antwoord op
de eerste vraag heel eenvoudig: in het eerste
jaar van onze Christelijke jaartelling, dus in
het jaar één. Maar is dat jaar één ook het ge
boortejaar des Heren? Daar gaat het nu juist
om vrijwel alle geleerden zijn het er over
eens dat het niet zo is. En dat Christus enkele
jaren vóór het begin der Christelijke tijdreke
ning in het stalletje van Bethlehem is geboren.
Een eenvoudige optelsom (938
—754) of 284 -(- 247 gaf 531 voor
het jaar waarin hij deze bereke
ning maakte. Of nóg eenvoudiger:
1285754 gaf hetzelfde getal.
Men leefde toen dus in het jaar
531 sinds Christus' geboorte. Deze
nieuwe tijdrekening werd niet
aanstonds algemeen overgeno-
men, eerst Paus Gregorius de
Grote en de beroemde Benedic-
tijnse missionarissen St. Augus-
ti'nus van Canterbury, St. Willi-
brord en St. Bortifatius hebben
ze over Germaans Europa en
weldra in het gehele Westen doen
aanvaarden. Dionysius schijnt
echter niet juist gerekend te heb
ben.
Volgens de Evangelist Lucas
was Christus ongeveer 30 jaar
oud, toen Hij Zijn openbaar le
ven begon en het optreden van
Joannes de Doper kort daarvoor,
staat aangegeven als „In het 15de
regeringsjaar van keizer Tibe
rius", zoals te lezen staat in de
aanhef van het Evangelie van de
4de Zondag van de Advent. Dit
jaar nu loopt van 19 Augustus
28 tot 18 Augustus 29 van onze
tijdrekening of misschien nóg een
jaar eerder. Want Tiberius werd
in 765 a.u.c. (11 of 12) medekei
zer van Augustus en in 767 (13
of 14) alleenheerser. Dan moet
Christus geboren zijn minstens
4 jaar vóór het begin onzer jaar
telling. De critische lezer zal op
merken dat er nóg een tijdsaan
duiding in de H. Schrift staat,
denk aan het Evangelie der
Nachtmis op Kerstmis. Daarin
wordt gesproken over een volks
telling door keizer Augustus ge
boden. Dit maakt het nóg moeilij
ker, want er zijn méér volkstel
lingen gehouden tijdens zijn re
gering. Ook de naam Quirinius,
landvoogd van Syrië, helpt ons
niet verder. Volgens gegevens uit
de profane historie, ook vermeld
in de aantekeningen bij de nieu
we uitgave der H. Schrift, is
Quirinius landvoogd geworden
in het jaar zes onzer jaartelling
en begon in zeven met een volks
telling. Deze is zeer berucht ge
worden om de opstand der Jo
den, die er door veroorzaakt
werd. Hoe erg die was lezen we
in de Handelingen der Apostelen,
wanneer Gamaliel de Hoge Raad
waarschuwt om geen onberaden
maatregelen te nemen tegen de
Apostelen. „In de dagen der
volkstelling stond Judas de Ga-
lileër op en sleepte een grote
menigte mee", zegt hij (Hande
lingen 5:37).
Deze volkstelling heeft St. Lu
cas wel niet bedoeld, maar een
andere die jaren te voren plaats
had. Bijbelgeleerden komen ook
hierbij tot de conclusie, dat ze
viel tussen de jaren 4—6 vóór
onze jaartelling. De nieuwe Spec-
trum-uigtave der H. Schrift geeft
dan ook: „Deze volkstelling had
plaats, éér Quirinius landvoogd
van Syrië was".
Volgens Ramsay was Quintiuus
Varus toen burgerlijk bestuurder
van Syrië en Quirinius militair
bevelhebber, eerst later werd hij
landvoogd. Ook Flavius Josephus
zegt dat Quirinius in het jaar
759 ab urbe condita dus in 5
of 6 onzer jaartelling dit ambt
aanvaardde.
Op welke datum?
De werkelijke geboortedatum
is volkomen onbekend. Clemens
van Alexandrië, levend in het
begin der derde eeuw, zegt dat
enigen niet alleen het jaar, maar
zelfs de datum van Christus' ge
boorte bepalen willen, hij ergert
zich daarover en noemt het „te
grote nieuwsgierigheid". Wel
geeft hij enige data aan, waarop
de geboorte werd herdacht: Egyp
te had 20 of 21 Mei gekozen, an
dere streken 10 Januari, weer
andere 19 of 20 April.
In de 4de eeuw vierde de Kerk
te Jeruzalem op 6 Januari de
Verschijning of Epiphanie van de
Godheid op aarde. Men herdacht
dan een drievoudige openbaring:
die van de geboorte, van het
doopsel in de Jordaan en van het
eerste wonder op de bruiloft te
Cana.
Nergens wordt 25 December
vernoemd, zodat het moeilijk aan
te nemen is, dat dit de echte ge
boortedatum zou zijn. En als St.
Joannes Chrysostomus in zijn
kerstrede, in 386 te Antiochië ge
houden, zegt dat 25 December in
het Westen van het begin af als
datum der geboorte bekend was,
bedoelt hij enkel duidelijk te
maken dat het feest van 25 De
cember reeds lang te Rome was
gevierd vóór het in Antiochië
werd ingevoerd. Want de Wester
se Kerk heeft tussen 250 en 336
25 December gekozen om dan de
geboorte des Heren te vieren.
In die tijd werd het Romeinse
heidendom sterk be-invloed door
Oosterse religies, vooral de Zon-
neverering drong in alle kringen
door. De „Sol invictus" zag men
afgebeeld op de standaarden en
vaandels der legioenen, op de
tempels zelfs van andere goden
en een speciaal heiligdom met
eigen priestercollege voor de
zonnedienst is in deze jaren ge
bouwd. De zon bracht licht,
warmte en leven, de zon was 'n
zichtbare godheid, wanneer ze
verdween kwamen duisternis,
koude en dood. Rond 20 Decem
ber scheen de zon te sterven, zó
zwak was haar licht en zo kort
haar schijningsduur. En dan
volgde de ommekeer, de zonne
wende (Natalis Invicti). Daarte
genover plaatste de Kerk haar
zonnewendefeest, de komst des
Heren. Naast de „Sol invictus"
van het heidendom stelde zij de
„Sol justitiae", door de profeten
aangekondigd. Zij vierde de
komst van het „Eeuwig Licht"
dat voor ons in Bethlehem is op
gegaan. Heel de oudchristelijke
literatuur spreekt over dit sym
bool, de liturgie van Advent en
Kerstmis is vol met teksten over
het ware Licht dat onze duister
nissen verlicht. Binnen enkele
decennia was 25 December voor
het volk niet enkel het feest van
het Licht, maar eenvoudig de ge-
boqrtedag des Heren, zonder
meer. Nog even komt het Licht-
motief naar voren bij de Kerk
vaders, maar dan heeft de Mid
deleeuwse symboliek geheel an
dere verklaringen gegeven. De
meest bekende is deze: God
schiep de wereld in de lente en
de eerste scheppingsdag was 20
21 Maart, de mens volgde op
2526 Maart en precies op deze
dag, één of meer jaren later,
volgde de zondeval en de Belofte
van de Verlosser. Op deze dag
25 Maart, werd vierduizend jaren
later de Boodschap aan Maria
gebracht, zodat de Geboorte op
25 December moest vallen. Toen
is een nieuwe tijd begonnen, zo
dat in Karolingse tijden het jaar
met Kerstmis aanving. Eeuwen
lang was 25 December ook
Nieuwjaarsdag, eerst na 1200
werd de Paasstijl algemeen in
gevoerd. Het bisdom Luik bleef
trouw aan de Kerststijl tot in
het midden der 16e eeuw, toen
1 Januari voorgeschreven werd.
Het vrome verlangen naar een
intieme omgang met de mens
Jezus Christus, ontstond in de
Kerk in de twaalfde eeuw, vooral
onder de invloed van de Heilige
Abt van Clairveaux, Bernardus.
De mensheid van Christus werd
door de gelovigen niet langer
enkel en alleen als het instrument
onzer verlossing erkend, maar
ook als een openbaring van al de
volmaaktheden Gods. Een natuur
lijk gevolg hiervan was, dat men
tót de kribbe begon te naderen
met het verlangen, de lessen van
Bethlehem te verstaan. „De Zoon
van God wordt een hulpeloos
kindeke", meent Sint Bernardus,
.,om aldus aan de mensen des te
beminnelijker voor te komen". En
als de Serafijn van Assisië aan
zijn broeders en het volk de ver
hevenheid van de armoede wil
leren, roept hij hen ter viering
van het kerstfeest samen bij een
kribbe met hooi er in en een le
vende os en ezel er naast. De
Bernardijnse en Franciscaanse
vroomheid trachten de diepe zin
te vatten van het kerstgebeuren.
Het verhaal over de geboorte
te Bethlehem, zoals we dat ken
nen uit de „Legenda aurea" van
Jacob van Voragine, uit de „Me-
ditationes Vitae Jesu" van een
Italiaans Minderbroeder en uit
het „Vita Jesu Christi" van Lu-
dolf van Saksen alle werken
uit de 13de eeuw heeft onmis
kenbaar een heel ander karakter
dan de vertelling van Mattheus.
Niet, dat thans verdichtsels plaats
maken voor werkelijke historie,
eer het tegendeel is waar. Maar
er waart een andere geest door
deze vertellingen. Een tot dan
geheel ongekende lieftalligheid
kleurt het gebeuren. Als de
Heilige Familie zich gedwongen
ziet in een stal te overnachten, is
de timmerman Jozef onmiddellijk
in de weer cm de tochtgaten te
dichten, hij zoekt hooi en stro
LANGE TIJD, door vele eeuwen heen, is in de verschillende
vormen van de beeldende kunst het Kerstgebeuren getrouw
weergegeven, zoals het in het pseudo-Mattheus-evangelie
wordt verhaald, zonder dat men zich verder in het Kerstge
heim verdiepte. Hoe dit tot in de twaalfde eeuw duurde, en
hoe later de Openbaringen van de H. Birgitta van Zweden
in de veertiende eeuw hun invloed op de kunst van het
Geboortefeest hebben gehad, vonden wij interessant beschre
ven in een artikel van A. J. M. Rottier, in het tijdschrift „Het
land van Sint Olav", gewijd aan het culturele en godsdien
stige leven in Noorwegen. Aan dit artikel ontlenen wij hier
enige bijzonderheden.
zoon. Over hetgeen in de geze
gende nacht te Bethlehem was
geschied, sprak herhaaldelijk tot
haar de Moeder des Heren. Eens
in de Kerstnacht mocht zij in
een mystieke vewoering hetzelfde
ervaren als Maria had gevoeld,
toen zij haar Goddelijk Kind ter
wereld bracht. En wanneer zij
aan het einde van haar leven te
Bethlehem in de Grot der Ge
boorte nederknielt, voltrekt zich
voor haar ogen, dat de Zoon van
God ter wereld komt.
bijeen, opdat Moeder en Kind
zacht zullen rusten. Nauwelijks
is de Heiland geboren en ligt Hij
als een schreiend wicht in de
kribbe neder, of de koren der
engelen dólen ieder volgens zijn
rang, de een na de ander, naar
de garde om bij de Heer Jezus
hun opwachting te maken, en de
herders lopen toe, en de os en de
ezel. als hadden ze verstand ge
kregen, vallen op de knieën bij
de kribbe, ze raken het hooi niet
aan, maar steken de koppen
bijeen om met hun adem het ver
kleumde kindje te verwarmen.
Zonder moeite zijn tientallen der
gelijke fijne trekjes aan te halen
die alle getuigen, dat de geboorte
te Bethlehem het voorwerp is ge
worden van gestadige liefdevolle
overweging.
Beleerd door deze geschriften,
wordt ook het werk van schil
ders, boekverluchters en beeld
houwers thans rijker aan gevoel,
de Geboorte die thans wordt voor
gesteld is zij niet langer enkel een
getrouw verhaal van wat eens te
Bethlehem zou gebeurd zijn, maar
„een dankbaar loflied voor Gods
liefde".
Toch kreeg eerst in de 14e eeuw het
kerkstgebeuren de uitbeelding die voor
alle volgende eeuwen in hoofdzaak zou
worden aanvaard. In die veelbewogen
tijd leefde de begenadigde zienster uit
het hoge Noorden Birgitta Birgers-
dochter, weduwe van Ulf Gudmars-
De openbaringen van de
Heilige Birgitta van Zweden
werden door haar biechtva
ders opgetekend en behoor
den aan het einde van de
14de eeuw tot de meest ge
lezen geschriften in de Wes
terse Kerk. Nergens in Beth
lehem was een nachtverblijf
te vinden, toen de tijd dat
Onze Heer geboren zou wor
den was gekomen. Daarom
gingen Maria en Jozef een
grot binnen. Zij was 'n aller
schoonst Maagdeke, gehuld
in een witte mantel en in
een fijn geweven onderkleed.
Hij was een eerbiedwaardige
oude man, die een os en een
ezel met zich voerde. De die
ren bond hij aan een kribbe.
Na nog een brandende fak
kel aan de muur te hebben be
vestigd, ging hij uit, want per
soonlijk wilde hij niet bij de grote
gebeurtenis aanwezig zijn. Als zij
de windselen te voorschijn heeft
gehaald, knielt de Maagd neder
en begint te bidden. Op de knieën
zit ze, de handen geheven, de
ogen hemelwaarts gericht, heel
haar wezen in hemelse vervoering
opgetogen. Terwijl ze zo bidt en
in verrukking zich als van de
aarde verheft, brengt ze haar
Zoon ter wereld, van wie een
licht uitschijnt zo wonderbaar
helder, dat de zonnestralen er
niet bij vergeleken kunnen wor
den. Naakt en blank ligt Gods
Zoon op de Grond.
Nog nooit was de ontzagwek
kende verhevenheid van de ge
boorte te Bethlehem en tegelijk
haar vertederende lieftalligheid
zo diep doorvoeld als in de Open
baringen van de Heilige Birgitta.
Verschillende bijkomstigheden
zijn niet nieuw, hoewel deze fei
ten thans met veel gevoeliger
toets worden geschilderd dan ooit
te voren. Maar het grote verheve
ne voltrekt zich op een wijze,
zoals tot dan toe niemand zich
dit had ingedacht. Al wat herin
neren kan aan het natuurlijk ver
loop van het ter wereld komen
van een kind, blijft achterwege,
het gebeuren is omhoog geheven
in een bovennatuurlijke sfeer
waar God zijn oppermacht over
de gestelde wetten openbaart. Te
gelijkertijd heeft echter dit tafe
reel iets zo diep menselijks dat
het tot tranen kan vertederen.
Gelijktijdig met de verbreiding
van Birgitta's geschriften veran
derden de kerstvoorstellingen in
de beeldende kunst. Of dit uit
sluitend aan het wereldkundig
worden van Birgitta's geschriften
moet worden toegeschreven, is
een omstreden vraag onder de
kunsthistorici. Dat de invloed van
Birgitta's visioenen op de kunst
in ieder geval zeer groot is ge
weest valt niet te betwijfelen.
De eeuwen door bleef de kunst
aan Birgitta's openbaringen haar
verhevenste en tederste kerstmo
tieven ontlenen; eerst bewust,
nadien omdat men zich het ge
beuren te Bethlehem niet anders
meer kon voorstellen. Tot in
onze tijd worden de hoofdfiguren
van het kerststalletje uitgebeeld
in de houding, waarin de Heilige
Birgitta van Zweden ze bij de
kribbe aanschouwde.
BACH
IDEE VAN VRÉDE
IN DE KERSTTIJD worden in de muziek, welke men in
radio, concertzalen en kerken hoort, steeds weer opnieuw
verschillende thema's hoorbaar, welke beurtelings een
accent krijgen en waardoor vele geslachten in bewogenheid
zijn gekomen: het Kind, dat een begin is; de bereidheid
van de Moeder, de pastorale wake in de nacht, de luister
der Engelen. In dit alles hebben godsdienst en muziek
elkander altijd wel heel dicht benaderd.
Als de pauken, waarmede Bach's eerste cantate van het
zgn. Weihnachtsoratorium inzet, haar vijf slagen hebben
gegeven hoe heel anders weer dan bij de inzet van
Beethoven's vioolconcert begint er een vreugde in ons
te leven van geheel eigen herkomst. Het is niet de blijdschap
om een persoonlijke overwinning, doch de vreugde om een
boodschap, een verkondiging, tijding uit een gans andere
wereld. En toch, wat is, als men althans de uiterlijke
gedaante dezer boodschap nagaat, de wording hiervan
eenvoudig, ja bijna nuchter geweest. „Komponiert anno 1734
in fünfzigste Jahre des Verfassers" schreef de zoon Emma
nuel boven de partituur, welke thans in de Staatsbibliotheek
te Berlijn berust en uit deze nadere verklaring spreekt
geen waardering, geen éloge: het is slechts de zakelijke
aanduiding van een bibliothecaris. En zoals deze inlichting
is feitelijk alles, wat er rondom dit zesdelige werk ge
schied is.
Wij 'noemen het „Weihnachtsoratorium"; titel, welke
leidt op een dwaalspoor, waarvoor in feite Johann Sebastian
zelve verantwoordelijk is. Want er is geen sprake van een
oratorium; men heeft slechts te maken met zes cantaten,
namelijk voor elk der drie Kerstdagen, voor Nieuwjaar,
voor de Zondag van Nieuwjaar en Driekoningen. Zij zijn
allerminst bedoeld voor de concertzaal, doch geschreven
voor kerkelijk gebruik, passend in de liturgie der Evange
lische Kirche: zoals Bach, in dienst van deze Kerk, honder
den cantaten componeerde, in opdracht en met geen andere
bedoeling de gelovigen te stichten enzijn dagelijks
brood te verdienen.
En hoe zakelijk is de Leipziger Kantor hierbij te werk
gegaan. Albert Schweitzer, de grote Bachkenner, weet hem
bij deze arbeid op de voet te volgen. Het plan tot het
samenstellen van deze cantatenreeks scheen reeds in 1733
vast te staan. Het was de tijd, dat Johann Sebastian sollici
teerde naar de titel van Saksisch-Poolse hofcomponist en
dit streven door enkele gelegenheidscomposities enige bij
zondere nadruk wenste te geven. Nuchter en berekenend
als hij was, meende hij deze werken „Wahl des Herkules"
en „Dramma per Musica der Königin zu Ehren" ook voor
andere, in dit geval voor vrome doeleinden te kunnen
benutten: het zou niet de eerste en niet de laatste maal
zijn, dat in oorsprong profane muziek haar definitieve glorie
in het Kerkgebouw zou beleven!
Aan de hoorder zij het overgelaten de fragmenten op
te sporen, welke zo'n bijzonder origine hebben: wij rele
veerden slechts dit feit om de lezer te confronteren met dé
werkelijke Bach, „de dubbele Bach", zo hij wil....
De muziek, zoals deze voor ons ligt, bestaat, als de
meeste cantates van de meester uit koren, aria's, recita
tieven: Koren, waarin de gevoelens en reacties der gemeen
schap tot uitdrukking worden gebracht; aria's, waarin het
medeleven aan de mysterieuze gebeurtenissen van de
enkeling wordt weergegeven; recitatieven, het verhaal be
vattend, waarvoor St. Lucas het materiaal leverde. En het
is de tenorstem, aan wie de rol van Evangelist wordt opge
dragen. Waarmede het vocale element echter nog niet
uitgeput is. Want in de koralen vindt de componist een
geheel eigen wijze om de gemeente aan het Kerstgebeuren
te doen deelnemen, en in de keuze dezer koralen put hij,
wellicht uit overwegingen van utilitaire en psychologische
aard, uit bekende melodieën. Zo wordt voor het advents-
gezang „Hoe zal ik U ontvangen" de wijs van het beroemde
„O hoofd vol bloed en wonden" benut.
Wij schreven hierboven over de pastorale als integre
rend bestanddeel van de Kerstmuziek: bestaat er een
schoner pastorale dan die, welke Bach schreef aangeduid
met de naam „Sinfonia" als inleiding tot de tweede cantate,
waarin na afsluiting van de lichtelijk zwaarmoedige en
angstige adventsgedachten een bovenaards licht de muziek
schijnt te doorstralen?
De „bereidheid der Moeder", ze is aan dit feest van
engelen en herders voorafgegaan en tot expressie gebracht
in die wonderbaar-schone koraal:
„Ach, mein herzliebes Jesulein!
„Mach dir ein rein sanft Bettelein,
„Zu ruh'n in meines Herzens Schrein,
„Dass ich nimmer vergesse dein."
Zo ziet men in dit Kerstoratorium de traditionele com
ponenten, waaraan Bach in grtistiek en religieus opzicht
een nieuwe, lichtende gestalte gaf. Voor ons vormen zij,
steeds weer opnieuw, de belangrijke bestanddelen van dit
werk, dat in deze tijden, in deze dagen beluisterd wordt
door een ieder, die in het „Et in terra pax hominibus"
meer ziet dan een wens om veiligstelling van het eigen
direct-stoffelijk bestaan. Want bij Johann Sebastian Bach
gaat het om geheel andere zekerheden, men luistere slechts
naar de slotkoraal van de zesde laatste cantate,
waarmede het Nieuwe jaar wordt ingezet:
„Nun seid ihr wohl gerochen
„An eurer Feinde Schar,
,Denne Christus hat zerbrochen
„Was euch zuwider war.
„Tod, Teufel, Sund und Holle
„Sind ganz und gar geschwacht
„Bei Gott hat seine Stelle
„Das Mensliche Geslecht."
Het was vorige maand veertig jaar geleden, dat te Amsterdam voor
het eerst verscheen het Katholieke Advertentie-blad „De Reclame-
aan de geloofsverschillen tussen
Katholiek en Protestant. Het be
sef begon door te breken, dat be
ter begrip en waardering voor de
Katholieken in de Reclame-Bazui hield ervan elkander wederzijds f,^t'eV~i„waren'i. e5
ging publiceren. Andere mede- de oren te wassen. Vooral de ge- nn 'J
werkers waren: Willem Nieuwen- noemde kapelaan van Dorp die ÏL£ omV*
huis, Pater Th. Bensdorp C s.s.R. wekelijks de socialisten onder verstandhouding mpt SU'rf
en de Capucijnen Cajetanus, Qui- handen nam in zijn rubriek „Uit kenden te komen u
rinus en Fabianus. den rooden hoek," betitelde de van ™ter OtTn drnee dEKE??8
Het blad was in de twintiger gedachtengang van de tegenstan- 3 oe in
r ar» rtdomn 1 -. hot. w^,«l - - j
act k/jLc*vA w czo j.±j. vic iwiinigui t l t
Bazuin" (voor de City). Het werd in een oplage van 6.000 exempla- 'aren een volkomen eigentijdse Van
niet geringe mate bij.
exempia- j-v" toenmaals grootste zotternij,
ren gratis bezorgd bij de Katholieke gezinnen van de voornaamste representant tan ae toenmaals M takelde elkander af nr. oer,
parochies van Amsterdam. Tegenover de neutrale advertentiebladen, Katholieken^mancipatiestrijd der manierj dje vandaag de grootste
dje onder het mom van neutraliteit vaak zogenaamde „anti-Roomse" ergernis zou geven.
lectuur boden, wilde dit nieuwe orgaan een mogelijkheid scheppen De in „De Bazuin" gepubliceer-
van gratis adverteren in Katholiek verband, terwijl van de over- - geurtle met alles wat
en een „humoristische schets door Frans"
Zoals Noctua Catholica in „De roomse margarine en andere
Groene" het in 1912 uitdrukte, apologetische artikelen."
werden in de Reclame-Bazuin De abonnementsprijs was aan-
„met zeldzame virtuositeit hoog- vankelijk nihil, maar toen de
missen gecombineerd met Solo- geldzorgen begonnen te kwellen,
margarine, liefdadigheidspredika- werd een abonnementsgeld gehe-
ties met de heerlijke kaas van ven van 7 cent per maand.
Luijrink (voor de Vasten), de Nadat het blad door de heer B.
Amstelbode met kglfhersens enz." Th. de Wolf was opgericht kreeg
De heer Hendrik Schutjes, re- het een belangrijke medewerker
dacteur van „De Dageraad," om- in kapelaan P. van Dorp, die des-
Czvll Vflnl- 1-, 1 a J p«D 4 i v. m 4 Trs m 1I J n..i:i.
Bijzonder karakter.
Op 30 September 1941 ontving
„De Bazuin" een schrijven van
1 de vprbaipn hewecmr, rïci-, dio het R'jksfoureau voor de gravi-
Rooms" was en de eerste jaar- jaren vrijwel allegop de stereotfep sche .industrie, waarin werd me-
terugkerende zolderkamertjes, bij
1 hetziekbed van hun op de tocht
i liggende mannen schreiend wach-
duren, voordat „De Bazuin" weer
blijvende plaatsruimte werd gebruik gemaakt voor een opgave der gangen zlin dan Sok ^n merk- laren, vr«W^1 alls°P de stereotiep degedeeld. dat' voor de uitgave na
kerkelijke diensten, wat politiek, een hoofdartikel, een feuilleton waardige'getuigenis voor de min vaS mfn Jht 1 &ctober d a v- ëeen papier meer
of meer gloriedronken mentaü- ijagendp mannPn schremnd wach beschikbaar zou worden gesteld,
teit, waarin men tijdens die jaren Sn op d«riich ?et 20U t0t, het einde van 1947
rl« pmonniniHo Holnofiln teil up uci moment, UdL aeze ZICH Hnrpn vnnrHat Dn Ro,,, n" moor
sfesemi1vanPatitonbee\voo^telHSg8en i^jk«nhun laatste zucht zuil
gestoken kon worden en sindsdien
is het blad wekelijks met acht pa
gina's blijven verschijnen.
Na 1922 kwam er evenwel een Het is thans vooral gericht op
verschuiving in de mentaliteit van de zorg voor bekeerlingen, nieuw-
het blad. De naam werd gewij- bekeerden en anderen, die belang
zigd in „De Bazuin" en onder lei- stellen in het Katholieke geloof.
In rlp haren 5.ing van p.astoor. D. H. Perquin De redactie is in handen van de
O.P. werd uitvoerig aandacht be- Paters Dominicanen en gevestigd
Tegen de opponenten zwaaide steed aan de steeds verontrusten- aan de Driehuizerweg 145 te Nij-
rvw onr.onrn/.f./j i r-, „„«.In,, rlnw PP 11 41 1„i:..
kwamen vooral neer op een waar
dering van „rooms kunstgenot on
der leiding van de grote Roomse
acteur, wijlen de heer C. C. van
Schoonhoven.
schreef t blad als dienende „voor tijds zijn conferenties voor niet- men onbevreesd zijn rapier. Men der socialistische woelingen en megen.