DE VREDESBOODSCHAP VAN PIUS XII
R
eeds voor
de dertiende maal
staat de genade van de
eeuwige Hogepriester
Ons toeom bij het
wederkeren van het
Hoogfeest van Kerst
mis van deze verheven
Stoel af de gehele Ka
tholieke wereld toe te
sprekenElk jaar
biedt dit zo liefderijke
feest Ons de gelegen
heid, om tot alle gelo
vigen der wereld Onze
vaderlijke groet uit te
spreken, in het diepe
bewustzijn van de ge
heimzinnige banddie
aan de voet der kribbe
van de pasgeboren
Heiland de door
Christus verlosten on
derling verenigt in het
geloof, in de hoop en
in de liefde
Een duidelijk woord over de bijdrage
van de Kerk tot de zaak van de vrede
Het redmiddel voor de mensheid bestaat in
de volmaakte christelijke orde in de wereld
„De Kerk biedt Haar goede diensten
aan om een dreigend conflict tussen
de volkeren te voorkomen"
ZATERDAG 29 DECEMBER 1951
Terwijl zoveel aardse instellingen ineen storten en zovele vergankelijke programma's falen,
houdt de Geest van God zijn Bruid, de Kerk, staa ide, vervult haar met een volheid van
leven, met de kracht van een onophoudelijk zich vernieuwende jeugd, wier uitingen steeds
helderder haar bovennatuurlijke karakter toneneen onuitsprekelijke troost voor alle gelovigen
en een onoplosbaar raadsel voor de vijanden van het geloof. En toch, hoezeer Wij er Ons
ook over verheugen, dat Wij Ons bij gelegenheid van dit Kerstfeest verbonden weten met
de gelovigen van alle werelddelen, en ook met al degenen, die met ons in het geloof aan
God verenigd zijn de harde werkelijkheid van het huidig ogenblik werpt over de blijde
herdenking van dit feest de droeve schaduw van wolken, die nog dreigend over de wereld
hangen.
Wij weten zeer goed, met welk een innige voldoening en met welk
een onvoorwaardelijke volgzaamheid Onze toegewijde kinderen steeds
luisteren naar de stem van de gemeenschappelijke Vader; doch het
is Ons evenzeer bekend, met welk een gespannen verlangen zij van
Hem opnienw een woord verwachten over het grote vraagstuk van
de vrede, dat de harten onrustig doet slaan, een duidelijk en
concreet woord in het bijzonder over de bijdrage van de Kerk
tot de zaak van de vrede zelf; dat wil zeggen: waarin die bijdrage
niet kan bestaan; waarin zij kan en moet bestaan en waarin zij
werkelijk bestaat Moge de hemelse Vader, Die bij de geboorte van
Zijn goddelijke Zoon de kore der engelen zond, om te zingen van
de vrede op aarde, Zijn geest mededelen aan Onze woorden.
I.
Waarin kan dus de bijdrage
der Kerk aan de zaak van de
vrede niet bestaan?
Veronderstelde politieke
neutraliteit van de Kerk
De huidige stand van zaken
eist van Ons een openhartig en
oprecht oordeel aangaande de
feiten. Deze feiten hebben zich
echter dermate toegespitst, dat
Wij gedwongen worden de wereld
verscheurd te zien in twee tegen
overgestelde kampen, de mens
heid zelf verdeeld te zien in twee
zó scherp gescheiden groepen, dat
zij er bezwaarlijk toe geneigd zijn
om aan wie dan ook of hoe dan
ook de vrijheid te laten, tussen de
tegenover elkaar staande partijen
een houding van politieke neutra
liteit te handhaven.
Welnu, degenen, die ten onrech
te de Kerk beschouwen als een
of andere aardse macht of als een
soort wereldrijk, worden er ge
makkelijk toe gebracht om ook
van Haar evenals van anderen te
eisen, dat Zij van Haar neutrali
teit afstapt, en dat Zij Zich defi
nitief ten gunste van den ene of
andere partij uitspreekt. Bij de
Kerk kan er echter geen sprake
van zijn een politieke neutraliteit
prijs te geven, om de eenvoudige
reden, dat Zij Zich nooit in dienst
kan stellen van zuiver politieke
belangen.
Men denke echter ook niet, dat
dit een louter spel van woorden
en begrippen is. Een elementair
inzicht in de grondslag, waarop
de Kerk als gemeenschap rust, is
voldoende om Ons zonder verdere
toelichting te begrijpen. De god
delijke Verlosser heeft de Kerk
gesticht met het doel, om door
middel van Haar aan de mens
heid Zijn Waarheid en Zijn Ge
nade mede te delen tot aan het
einde der tijden. De Kerk is Zijn
„Mystiek Lichaam". Zij behoort
geheel aan Christus en Christus
tan God (VgL 1 Cor., 3—23).
Staatslieden en soms zelfs ker
kelijke personen, die de Bruid
van Christus zouden willen ma
ken tot hun bondgenote of tot
werktuig voor hun nationale of
internationale politieke combina
ties, zouden het wezen zelf der
Kerk schenden, zouden schade
toebrengen aan het leven
dat Haar eigen is; in één woord
zij zouden Haar omlaag halen
naar hetzelfde terrein, waarop de
conflicten over tijdelijke belan
gen worden uitgevochten. Dat is
en blijft waar, ook indien dit om
in zich wettige doeleinden en be
langen zou geschieden.
Wie, derhalve, de Kerk zou
willen losmaken van Haar ver
onderstelde neutraliteit, of in de
kwestie van de vrede druk op
Haar zou willen uitoefenen, of
Haar recht zou willen besnoeien
om vrij te bepalen of, wanneer
en hoe Zij in de verschillende
conflicten partij zou willen kie
zen, hij zou Haar medewerking
aan het werk van de vrede niet
vergemakkelijken, omdat een
dergelijk partijkiezen van de
kant der Kerk ook in politieke
aangelegenheden, nooit louter
politiek kan zijn, maar steeds
moet plaats hebben „sub specie
aeternitatis", in het licht der
goddelijke wet, van haar woor
den, haar waarden en haar
normen. Het komt niet zel
den voor, dat men zuiver
aardse machten en instellin
gen him neutraliteit ziet ver
laten, om zich vandaag bij het
ene en morgen wellicht bij het
andere kamp te voegen. Dit is 'n
spel van combinaties, dat men
verklaren kan door het onophou
delijk heen en weer deinen van
de tijdelijke belangen. Doch de
Kerk houdt zich ver van derge
lijke veranderlijke combinaties.
Indien Zij een oordeel uitspreekt,
betekent dit niet, dat Zij een tot
dan toe bewaarde neutraliteit
prijsgeeft, want God is nooit
neutraal in het verloop van de
geschiedenis tegenover de men
selijke dingen, en daarom kan
Zijn Kerk het evenmin zijn. In
dien Zij spreekt, doet Zij dit
krachtens Haar goddelijke, door
God gewilde zending. Indien Zij
spreekt en oordeelt over de pro
blemen van de dag, dan doet Zij
dit in het heldere bewustzijn,
dat Zij door de kracht van de
heilige Geest, reeds nu een oor
deel uitspreekt, dat aan het ein
de der tijden door Haar Heer en
Hoofd, de Rechter van het heelal,
zal worden bevestigd en be
krachtigd.
Zodanig is de eigen en boven
menselijke functie der Kerk met
betrekking tot de politiek. Wat
betekent, dat die holle frase over
een neutraliteit, waaraan de
Kerk zou moeten verzaken?
De Kerk oordeelt niet
volgens uitsluitend poli
tieke normen
Anderen daarentegen, wensen
de neutraliteit van de Kerk in 't
belang van de vrede. Maar ook
zij hebben geen juist idee van de
plaats, die de Kerk in de loop
van de grote wereldgebeurtenis
sen inneemt.
Zij kan niet afdalen uit de
hoge, bovennatuurlijke sfeer, die
geen politieke neutraliteit kent,
in de zin, waarin dit begrip
van toepassing is op de aardse
mogendheden hetgeen echter
niet uitsluit, maar juist verdiept,
het aandeel, dat Zij inneemt in
de angstige zorg en kommer van
Haar leden, die over het ene zo
wel als over het andere kamp
verdeeld zijn, en de bange be
zorgdheid, die Zij ondervindt
door het contrast van meningen
en verlangens onder Haar eigen
kinderen. De Kerk kan er niet
toe komen, om te oordelen vol
gens uitsluitend politieke nor
men; Zij kan de belangen van de
godsdienst niet binden aan richt
lijnen, die door zuiver aardse
doelstellingen worden bepaald;
Zij kan zich niet blootstellen aan
hét gevaar, dat men met reden
zou kunnen twijfelen aan Haar
godsdienstig karakter; Zfj kan
niet vergeten, zelfs niet voor één
ogenblik, dat Haar hoedanigheid
van vertegenwoordigster van
God op aarde Haar met toestaat
onverschillig te blijven ook niet
voor één ogenblik, tegenover het
„goed" en „kwaad" in menselijke
dingen. Indien dat van Haar ge
vraagd werd, zou Zij het moeten
weigeren, en de gelovigen, zowel
van de ene als van de andere
zijde, zouden in de kracht van de
bovennatuurlijke deugden van
geloof en hoop, zulk een houding
moeten begrijpen en waarderen.
II.
En waarin bestaat nu de
bijdrage, die de Kerk kan
en moet geven aan de
zaak van de vrede?
Immers, indien die bijdrage niet
een uitsluitend politieke kan zijn;
indien de Kerk Haar normale
plaats en Haar wezenlijke zen
ding niet daar heeft, waar de
staten, vrienden, tegenstanders en
neutralen elkaar onophoudelijk
ontmoeten, elk met zijn eigen
ideeën en met zijn eigen concrete
politieke strevingen; hoedanig zal
dan Haar bijdrage voor de vrede
moeten zijn? Hoedanig zal dan de
juridische titel, de bijzondere aard
van die bijdrage wezen?
De juridische titel en
aard van de vrede
brengende zending van
de Kerk.
Welke is Haar juridische titel?
Ziet, nergens zult gij deze zo dui
delijk en als het ware zo tastbaar
vinden dan bij de kribbe van
Bethlehem. Het Kindje, dat daar
ligt, is de Eeuwige Zoon van God,
en Zijn Naam is „Princeps Pacis",
Vredevorst. Vorst en Grondlegger
van de vrede, dat is het kenmerk
van de Heiland en Verlosser van
geheel het menselijk geslacht. Het
is zijn verheven, goddelijke zen
ding, de vrede te vestigen tussen
ieder mens afzonderlek en God,
tussen de mensen onderling en
tussen de volken.
Doch die zending en die vredes
wil komen niet voort uit de klein
moedigheid of zwakheid, die
slechts in staat zijn om tegenover
kwaad en kwaadwilligen berus
ting en geduld te stellen. In de
tevredenheid van het Kindje van
Bethlehem is alles verborgen
majesteit en ingehouden kracht,
die alleen door de Liefde op de
achtergrond wordt gehouden, ten
einde aan de harten der mensen
het vermogen te schenken om de
vrede te doen ontkiemen en te
bewaren en om hun de kracht te
geven alles te overwinnen en te
verdrijven wat haar veiligheid in
gevaar zou kunnen brengen.
Maar de goddelijke Verlosser
is ook het Onzichtbaar Hoofd der
Kerk; en bijgevolg blijft Zijn zen
ding van vrede bestaan en gelden
in de Kerk. Het terugkerende
Kerstfeest verlevendigt in Haar
elk jaar opnieuw het innige be
wustzijn van Haar rechtstitel om
bij te dragen tot het werk van
de vrede, een unieke titel, die al
het aardse ver te boven gaat en
onmiddellijk uit God voortvloeit,
een wezenlijk bestanddeel ook
van Haar natuur en haar Haar
godsdienstige macht.
Ook dit jaar knielt de Kerk
neer vóór de kribbe en aanvaardt
van het goddelijk Kind de zen
ding van de Vredevorst. In Zijn
nabijheid ademt Zij de atmosfeer
van de ware menselijkheid, ware
menselijkheid in de volle zin van
het woord, want het is de mense
lijkheid zelf van God, Haar
Schepper, Haar Verlosser en
Haar Vernieuwer. De ogen vol
liefde gericht op het gelaat van
de oneindig beminnelijke Vorst
des vredes, voelt Zij de klop van
Zijn hart, dat de liefde, die alle
mensen omhelst, verkondigt en
zij wordt ontstoken door een
brandende ijver voor de vrede
brengende zending van Haar
Heer en Hoofd, Die ook Haar
zending is.
In de Kerk, en vooral in de
Pausen van Rome, Haar zichtbare
Bestuurders, heeft zich het be
wustzijn van die vredesopdracht
steeds levend en met een doel
treffende werkdadigheid geopen
baard; daarom heeft Onze grote
Voorganger, Leo XIII, zo terecht
die vredebrengende werkzaam
heid der Pausen in de herinne
ring der volkeren teruggeroepen,
toen Hjj in 1899, op de vooravond
van de eerste Vredes-Conferentie,
deze woorden sprak: „En wat hen
dreef (n.l. de herders van Rome)
was het bewustzijn van een aller-
verhevenste taak, was de drang
van een geestelijk vaderschap, dat
verbroedering en redding brengt".
(Toespraak tot het H. College van
Kardinalen, 11 April 1899). En
Ook heden geldt hetzelfde, zoals
Wij reeds hebben gezegd.
Wanneer echter de Kerk en
Haar Opperste Herder zich van
de zoete, vredige en hartverwar
mende intimiteit met het Kindje
van Bethlehem uit, wenden tot
de wereld, die ver van Christus
leeft, dan voelen Zij Zich als het
ware aangeraakt door een ijskou
de luchtstroom. Die wereld
spreekt over niets anders dan over
vrede, maar zij heeft de vrede
niet; zij eist voor zich alle moge
lijke en onmogelijke rechtstitels
op om vrede te stichten, maar zij
kent of erkent niet die vrede
brengende zending, die onmiddel
lijk uit God voortvloeit: de vre
destaak van het godsdienstige
gezag der Kerk.
Arme kortzichtigen, wier bei
perkt gezichtsveld zich niet ver
der uitstrekt, dan tot de contro
leerbare mogelijkheden van het
huidige ogenblik, niet verder dan
tot de cijfers van het militair en
economisch potentieel! Hoe zou
den zij zich het geringste idee
kunnen vormen van het gewicht
en het belang van het godsdien
stige gezag, waar het gaat om de
oplossing van het vredespro-
bleem? Hoe zouden zij, opper
vlakkige geesten, die niet in staat
zijn de waarde en de scheppende
kracht van het Christendom in
al zijn waarheid en omvang te
zien, hoe zouden zij erin kunnen
slagen, om hun twijfel en min
achting tegenover de vredebren
gende macht der Kerk af te
leggen?
Maar de anderen en God
eeve. dat zii de meerderheid ziin
zullen, min of meer bewust
gaan inzien, dat de tragische
toestand van verwarring, waarin
de moderne wereld zich bevindt,
iuist verergerd is. doordat men
aan het godsdienstig gezag der
Kerk de voorwaarden ontneemt,
die voor een krachtdadige actie
ter beveiliging van de vrede on
ontbeerlijk zijn.
Het is de geloofsafval van niet
weinigen, die tot dit haast on-
verdraeeliike uiterste heeft ge
dreven. En men zou kunnen zeg
gen. dat God on deze misdadige
verwiidering van Christus heeft
geantwoord met de gesel van
een voortdurende bedreiging van
de vrede en van de beklemmende
vrees voor de oorlog.
Even onvergelijkelijk als haar
rechtstitel voor het werk van de
vrede, is ook de waarde der bij
drage, die de Kerk tot dit vre
deswerk verleent.
Betrekkingen van de
Kerk met de staten
De Kerk is geen politieke, maar
een godsdienstige gemeenschap;
dat verhindert Haar evenwel niet
om met de staten niet alleen
uitwendige, maar ook inwendige
betrekkingen, zelfs betrekkingen
van levensbelang, te onderhou
den. De Kerk is immers door
Christus gesticht als een zicht
bare gemeenschap, en als zodanig
ontmoet Zij de staten op het
zelfde terrein, omringt Zij met
Haar zorg dezelfde mensen, en
gebruikt Zij op veelvuldige wij
zen en onder verschillende op
zichten dezelfde goederen en
dezelfde instellingen.
Bij deze uitwendige betrek
kingen, die als het ware natuur
lijkerwijze voortvloeien uit de
menselijke samenleving, voegen
zich nog andere, van mwendige
aard en van levensbelang, die
hun beginsel en oorsprong heb
ben in de Persoon van Jezus
Christus, als Hoofd van de Kerk.
Immers doordat Gods Zoon Mens
werd, een werkelijke mens werd,
trad Hij in een nieuwe, waarlijk
levende verhouding met het so
ciale lichaam der menselijkheid
én met het menselijke geslacht:
in de eenheid van het ganse
geslacht, die de gelijke persoon
lijke waardigheid inhoudt van
alle mensen, en in de veelheid
van de bijzondere gemeenschap
pen, van die vooral, welke in de
boezem van die eenheid nood
zakelijk zijn, om de uitwendige
orde en de juiste organisatie te
verzekeren, of die deze althans
een grotere natuurlijke vol
maaktheid geven.
De gemeenschap der
staten
Tot die gemeenschap behoren
op de eerste plaats het gezin, de
staat en ook de gemeenschap
der staten, daar het algemeen
welzijn, hetwelk het wezenlijk
doel van elk hunner uitmaakt,
niet kan bestaan noch begrepen
kan worden zonder hun intren-
sieke band met de eenheid van
het menselijk geslacht. Onder dit
opzicht is de onverbreekbare
vereniging van de staten onder
ling een natuurlijk vereiste, een
feitelijkheid, die zich aan hen
nade op het verstand en op de
wil van de burgers en van hun
bestuurders, opdat zij de doel
einden, die door de Schepper
voor alle gebieden der mense
lijke samenleving zijn vastge
legd, zouden begrijpen en na
streven, opdat zij er zich op
zouden toeleggen om de samen
werking der enkelingen en der
volkeren op die doeleinden te
richten, en opdat zij binnende
staten en onderling de sociale
rechtvaardigheid en liefde zou
den beoefenen?
Indien de mensheid, door zich
te richten naar de goddelijke
wil dat zekere redmiddel zal
aanwenden, hetwelk bestaat in
de volmaakte Christelijke orde
in de wereld, dan zal zij spoedig
zien, dat de mogelijkheid gaat
verdwijnen van zelfs een recht
vaardige oorlog, die geen enkele
bestaansreden meer zal hebben
van het ogenblik af, waarop de
activiteit van de gemeenschap
der staten als een echte vredes-
ordening zal zijn verzekerd.
III.
Welke is de pracHsche bijdrage
die de Kerk geeft aan de zaak
van de vrede?
De Christelijke orde:
grondslag en waarborg
van vrede.
Deze laatste woorden tonen
overduidelijk aan, hoe Wij over
dit probleem denken. Ook van
daag, zoals reeds andere keren,
zien Wij Ons genoodzaakt vóór
het stalletje van de goddelijke
Vorst des Vredes te verklaren:
de wereld is wel ver verwijderd
van die door God in Christus
gewilde orde, die een waarach
tige, duurzame vrede verzekert.
Men zal wellicht zeggen, dat het
in dit geval geen zin had om de
grote lijnen van die orde te
schetsen en daarin de fundamen
tele bijdrage te plaatsen van de
Kerk aan het werk van de vrede.
Men zal Ons verwijten, dat Wij
op deze wijze slechts voedsel
geven aan het cynisme der scep
tici en de ontmoediging van de
vrienden van de vrede nog ver
ergeren, indien immers die vrede
slechts kan worden verdedigd
door opnieuw de eeuwige waar
den van de mens en van de
mensheid te erkennen. Men zal
Ons tenslotte verwijten, dat Wij
in feite hun gelijk geven, die in
de „gewapende vrede" het laat
ste en beslissende woord willen
zien van het vredesprobleem,
dus een oplossing, die de eco
nomische krachten der volkeren
neerdrukt en een te grote be
lasting is voor hun zenuwen.
Desondanks achten Wij het
onontbeerlijk de blik te richten
op de Christelijke orde, die he
den door al te velen uit het oog
wordt verloren, tenminste in
dien men de kern wil zien van
het probleem, zoals het zich
thans voordoet, tenminste, in
dien mer» zich niet alleen theo
retisch maar ook practisch re
kenschap wil geven van de bij
drage, die allen, en op de eerste
plaats de Kerk. werkelijk kun
nen geven, ook in ongunstige
omstandigheden en ondanks de
sceptici en de pessimisten.
Vóór alles zal die blik iedere
onpartijdige toeschouwer ervan
overtuigen, dat op dit ogenblik
de kern van het vredesprobleem
in de geestelijke orde ligt er»
opdringt en waaraan zii zich, zij
het ook nu en dan aarzelend,
onderwerpen als aan de stem
van de natuur, terwijl zii zich
bovendien inspannen om aan
hun eenheid een duurzame, uit
wendige regeling, een organisatie
te geven.
De staat en de gemeenschap
der staten met haar organisatie
zijn dus krachtens hun natuur,
volgens de sociale aard van de
mens, en ondanks alle schaduw
zijden zoals blijkt uit de erva
ring der geschiedenis, vormen
van eenheid en van orde onder
de mensen. Zij zijn noodzakelijk
voor het menselijke leven en
werken mee aan zijn vervolma
king. Hun begrip zelf drukt uit:
de rust in de orde, die „tran-
quilitas ordinis", zoals de H.
Augustinus de vrede definieert;
zij zijn essentieel een vredes-
ordening.
Jezus Christus, Vorst van de
vrede en met Hem de Kerk,
waarin Hij voortleeft is met
hen, in zoverre Zij op de vrede
geordend zijn, in een nieuwe,
intieme betrekking getreden,
waardoor Hij hun leven verheft
en hen bevestigt. Dit is de grond,
slag van de buitengewone bij
drage, die de Kerk krachtens
haar natuur aan de vrede geeft,
d.w.z.: wanneer Haar bestaan en
Haar werkzaamheid onder de
mensen die plaats innemen, die
hun toekomt.
En hoe wordt dit alles verwe
zenlijkt, tenzij door de voortdu
rende. verlichtende en vérstrek
kende invloed van Christus' ge-
bestaat in een tekortkoming of
gebrek van geestelijke aard. Al
te schaars is in de hedendaagse
wereld het diep-ChristeHike in
zicht, al te weinig in aantal zijn
de ware en volmaakte Ghriste-
nen. Op deze wijze zijn het de
mensen zelf, die aan de verwe
zenlijking der door God gewilde
orde hinderpalen in de weg
stellen.
Iedereen behoort van dit gees
telijk karakter, dat onafschei
delijk met het oorlogsgevaar is
verbonden, overtuigd te zijn
Deze overtuiging bij te brengen
is op de eerste plaats taak der
Kerk, en is heden tevens haar
eerste bijdrage tot de vrede.
Moderne wapens
Ook Wij en wel meer dan
wie anders ook betreuren de
monsterachtige wreedheid der
moderne wapenen. Wij betreuren
ze en houden niet oP te bidden,
dat zii nooit zullen mogen wor
den aangewend. Maar is het van
de andere kant niet een vorm
van practisch materialisme, van
oppervlakkige sentimentaliteit,
qm in het probleem van de vrede
alleen of hoofdzakelijk het be
staan en de bedreiging van die
wapenen te beschouwen, terwijl
men er zich niet over bekom
mert, dat de Christelijke orde,
die de echte waarborg is voor de
vrede, ontbreekt?
Vandaar naast de andere
redenen het verschil en de
vaagheid der meningen omtrent
de vraag of de moderne oorlog
geoorloofd is of niet; vandaar
eveneens de illusie van staats
lieden, die teveel rekenen op
het bestaro of op het verdwe
nen van die wapenen. De schrik,
die zij inboezemen, begint op de
lange duur zijn uitwerking te
verliezen. zoals elke andere
schrikwekkende oorzaak dat zal
doen: minstens zou die schrik
niet voldoende zijn, om in geval
van nood, het uitbreken van een
oorlog te beteugelen, vooral
daar, waar de gevoelens der
burgers bij de beslissingen hun
ner regeringen niet voldoende
gewicht in de schaal leggen.
De ontwapening
Van de andere kant, de ont
wapening, of de wederzijdse ge
lijktijdige vermindering der be
wapening, steeds door Ons ge
wenst en met aandrang ge
vraagd, is een weinig solide
waarborg voor een duurzame
vrede, indien zij niet gepaard
1 gaat met de afschaffing der wa
pens van de haat, vande heb
zucht en van het buitensporig
verlangen naar prestige. Met
andere woorden: wie het vraag
stuk van de vrede al te nauw
verbindt met dat van de stoffe
lijke wapenen begaat de vergis
sing, dat hij het allervoornaam
ste geestelijke aspect van elk
oorlogsgevaar over het hoofd
ziet. Zijn blik reikt niet verder
dan de cijfers en is bovendien
noodzakelijkerwijs beperkt tot
het ogenblik, waarop het conflict
dreigt uit te breken. Hij moge
nog zozeer vriend van de vrede
zijn, hii zal toch steeds te laat
komen om hem te redden.
Indien men werkelijk de oor-
I log wil verhinderen, dan moet
I men in de eerste plaats trachten
hulp te bieden aan de geeste
lijke bloedarmoede der volke
ren en aan hun gebrek aan be-
j sef van hun eigen verantwoorde
lijkheid tegenover God en de
mensen, als gevolg van het ont-
I breken van de Christelijke orde,
die alleen de vrede vermag vei
lig te stellen. Daarop is thans de
krachtsinspanning der Kerk ge
richt.
Orde van vrijheid
Doch zii stoot hier op een bij
zondere moeilijkheid, die te wij
ten is aan de structuur van de
hedendaagse sociale toestanden:
haar aansporing ten gunste van
de Christelijke orde. i,n zoverre
deze de voornaamste factor is
voor het herstel van de vrede,
is tegelijkertijd een prikkel om
de juiste opvatting te vestigen
over de ware vrijheid. Immers,
goed beschouwd, is de Christe
lijke orde als een ordening des
vredes essentieel een orde van
vrijheid. Zij bestaat in de soli
daire samenwerking van vrije
mensen er» vrije volkeren aan de
progressieve verwezenlijking
op alle levensgebieden van de
doeleinden, die God voor de
mensheid heeft vastgesteld. Nu
is het echter een droevig feit.
dat men tegenwoordig de ware
vrijheid niet meer waardeert of
niét meer bezit. In deze omstan
digheden is de menselijke sa
menleving als vredesordening.
inwendig verzwakt er» bloed
loos, uitwendig elk ogenblik aan
gevaar blootgesteld.
Diegenen b.v.. die op econo
misch en sociaal gebied alles,
ook de leiding en de zekerheid
van bun bestaan, zouden willen
afschuiven op de gemeenschap:
of die heden hun enig dagelijks,
geestelijk voedsel steeds minder
van zichzelf verwachten
d.w.z.: van hun eigen overtui
ging en kennis en steeds
meer, reeds daarop ingesteld,
van de pers, van de radio, van
de bioscoop, van de televisie:
boe zouden zij nog enig begrip
kunnen hebben van de ware
vrijheid, hoe zouden zii haar
nog kunnen hoogachten en ver
langen, indien zii geen plaats
meer beeft in hun leven?
Zij zijn toch nog slechts rade
ren in de verschillende sociale
organismen; geen vrije mensen
meer. in staat om een deel van
de verantwoordelijkheid voor
het openbare leven op zich te
nemen en te aanvaarden. Daar
om. indien zii vandaag uitroe
pen: Nooit meer oorlog!, hoe zou
men dan vertrouwen in hen
kunnen hebben? Het is immers
niet hun eigen stem; het is de
naamloze stem van de sociale
groep, waaraan zij zich zien uit
geleverd. Dat is de treurige toe
stand, die ook de Kerk ernstig
belemmert in Haar krachtige
pogingen om de vrede te her
stellen, in Haar herhaalde roep
om de ware menselijke vrijheid
te beseffen, die volgens de
Christelijke opvatting een on
misbaar element is van de so
ciale orde, beschouwd als orga
nisatie van vrede. Tevergeefs
zou zii haar oproep telkens her
halen tot mensen, die dat besef
missen, en nog nuttelozer zou
het zijn die oproep te richten tot
een gemeenschap, die louter een
automatische machine is gewor
den.
Zo is de maar al te wijd ver
spreide zwakheid van een we
reld, die zich graag met nadruk
noemt „de vrije wereld". Zij be
driegt zich of kent zich zelf niet:
want in de ware vrijheid is haar
kracht niet gelegen. Het is een
nieuw gevaar, dat de vrede be
dreigt en dat openlijk dient te
worden gesignaleerd in het licht
van de Christelijke sociale orde.
Bij niet weinige invloedrijke
mensen van de zogenaamde
„vrije wereld" komt daaruit
eveneens een afkeer voort tegen
de Kerk. omdat Zfj op hinder
lijke wijze aanspoort tot iets.
dat men niet heeft, maar dat
men beweert te. bezitten en dat
m«en. door een vreemde verdraai
ing van begrippen, ten onrechte
in de Kerk juist ontkent: Wij
bedoelen de hoogachting en de
eerbied voor de onvervalste vrij
heid.
(Vervolg op pag.