HET GROTE PAASLIED DER KERK
en DISMAS
ontmoeten elkaar
PA
TUSS
ACTIï
De Paaskaars,
het zinnebeeld van Hem,
die is het Licht der wereld
Paaslied
E
Wai wee! men
verder
van haar,
die waren
uitverkoren om
herauten te zijn
van het grootste
gebeuren
in de wereld
geschiedenis?
w//m//M/M/f///////////M//M//M////////wm/mm/////////m/m/M/wMwmm/w/////w/M//////////////////////////////////////M//////////////i
Zij spelên ook do hoofdrol
in een verhaal der oude kronieken
een loflied op de gerechtigheid en
de barmhartigheid des Heren op de Verrijzenisdag
-AGINA 2
ZATERDAG 12 APRIL 1952
DE DUISTERNIS, die bij de dood van Christus de wereld
omfloerste, was niet meer weggetrokken, zelfs niet toen de
zon weer aan de hemel verscheen. Daarom ontstaken de oude
Christenen geen licht in de nacht van Goede Vrijdag op
Zaterdag. En na de dag daalde opnieuw een nacht over de
aarde, de nacht waarin de basilieken volstroomden met ge
lovigen en doopleerlingen in afwachting van het grote
Paasgebeuren. Het was donker in de kerken en dan werd
plotseling een deur der basiliek geopend, een diaken in smet
teloos wit gewaad droeg een brandend licht naar binnen en
verdreef door het milde kaarslicht de sombere duisternis uit
de kerk. Hij plaatste de kaars op de Paaskandelaar, besteeg
het ambo en verkondigde in geestdriftige bewoordingen de lof
van het pas verrezen licht. Door dit eenvoudig symbool werd
het mysterie van de heilige Paasnacht treffend voorgesteld.
Christus de Verrezene is het
licht der wereld, dat was de in
houd van het loflied dat de dia
ken zong en nog steeds zingt als
het „Exultet" weerklinkt. Het is
het lied der verlossing dat de
Kerk reeds zovele eeuwen aan
heft, daarin bezingt zij de grote
daden van haar Verlosser, dan
is zij de bevrijde die haar Ridder
viert. Zij staat in het vroege
morgenuur, tussen nieuw vuur,
nieuw licht, nieuw wierook en js
gereed om nieuwe mensen in
haar gemeenschap op te nemen.
Dan zingt zij naar loflied op
Christus, die opstond, toen de
schone en toch onvolmaakte na
tuur juist weer haar kortstondige
lentebloei begon. En nog steeds
is de paaskaarswijding en het
„Exultet" een hoogtepunt in de
liturgie van de heilige Paasnacht.
De Christenen zagen in de
Paaskaars het zinnebeeld van Hem
„die is het ware Licht dat iedere
mens verlicht, die komt in deze
wereld" van Hem door wiens licht
de doopleerlingen werden ver
licht in het Doopsel en deelach
tig werden aan het geloof. Hij
was het grote Licht, hun kleine
vlam zouden ze van Hem ont
vangen. En Sint Anseltnus leert
ons, dat het blanke was de kaars
betekent: het allerreinste en heilig
lichaam van Christus, de pit in
het was verborgen beduidt de
ziel van Christus en de vlam ver
zinnebeeldt de Godheid en de
Verrijzenis van de Zaligmaker.
De Paaskaars wordt gewijd aan
de Evangeliezijde van het altaar,
waar zij ook blijft staan. Volgens
de leraars der Kerk betekent de
Evangeliezijde de woonplaats der
heidenen. Door de Joden ver
worpen, zond Christus zijn Apos
telen tot de heidense volkeren
om hun het licht van Geloof en
I N die tijd kochten Maria Magdalena en Maria van jacobtfs en Salome reukwerken om
Jezus te gaan balsemen. En zeer vroeg in de morgen op de eerste dag der week kwamen
zij bij het graf, toen de zon reeds was opgegaan." Zo begint het Evangelie van de eerste
Paasdag, waarin Sint Marcus verhaalt, hoe de vrome vrouwen het eerst de boodschap der
Verrijzenis ontvingen en de opdracht kregen de Opstanding van de Heer aan de Apostelen
te melden. Men kan niet zeggen, dat de vrouwen als getuigen van Jezus' verrijzenis erg
goed ontvangen werden de Apostelen hielden hun woorden voor beuzelpraat en geloofden
haar niet. Ook Maria Magdaler^, die komt zeggen dat zij de Heer gezien en gesproken heeft,
vindt evenmin geloof. En ook later, toen de Apostelen en heel de Kerk rotsvast en officieel
overtuigd waren van Jezus' verrijzenis, bleef de neiging bestaan om zich daarvoor niet te
beroepen op de getuigenissen der vrouwen. Waarschijnlijk werd deze houding der officiële
Kerk geïnspireerd door een weloverwogen voorzichtigheid, omdat men bij de Joden en af
godendienaars niet de schijn wilde wekken als had men al te lichtvaardig geloof geslagen
aan de beweringen van de vrouwen. Na het verhaal der Verrijzenis verdwijnen ook de namen
der vrome vrouwen uit de H. Schrift, ze worden niet meer afzonderlijk met name genoemd.
Trouwens, wat had er nog méér tot hun lof geschreven kunnen worden? Ze Waren uit
verkoren geweest om herauten te zijn van het grootste gebeuren in de wereldgeschiedenis,
de verkondigsters van het kernpunt der gehele Openbaring: ,,De Heer is waarlijk verrezen!
Waar de Schrift zwijgt, begint
de legende. Latere Christenge
slachten hebben geen vrede kun
nen nemen met de sobere mede
delingen in het Paasevangelie,
men wilde weten wat er van die
vrouwen geworden is. Uit apo
criefe geschriften als de Acta
Pilati, („evangelie van Nicode-
mus") en de Narratio Josephi
(over Jozef van Arimathea) voor
al werden de gegevens over de
heilige vrouwen naarstig bijeen
gegaard en de vrome fantasie
vulde die aan tot een schoon en
goedklinkend verhaal.
Maria Jacobi, zuster van de H.
Maagd, Maria Salome, Maria Mag-
dalena, Martha, Lazarus, Jozef
van Arimathea en de dienstmaagd
die soms Marcella, dan weer Sara
genoemd wordt, bleven na des
Heren Hemelvaart bij elkaar.
Maximinus, een der 72 leerlingen,
voegde zich bij hen en ze vorm
den te Bethanië een kleine Chris
tengemeenschap, die door vrome
gebeden en overvloedige mildda
digheid uitblonk. Ook Maria, de
Moeder des Heren, woonde enige
tijd te Bethanië, totdat zij haar
intrek nam bij de apostel Johan-
De Joden werden steeds meer
geërgerd en verontrust door de
grote invloed welke van het
Christelijk centrum te Bethanië
uitging en op aansporing van
Caiphas sloegen zij toe. De kleine
gemeenschap werd gevangen ge
nomen en naar Jeruzalem ge
bracht. De Hoge Raad, die geen
doodvonnis durfde vellen, veroor
deelde Jozef van Arimathea tot
levenslange opsluiting, voor de
anderen bedacht men een mid
del om hen, zonder doodvonnis,
toch van de aarde te doen ver
dwijnen. Ze werden naar Joppe,
de zeehaven, gebracht en daar
op een schip gezet, zonder zeil
of roer. Enige boten sleurden het
vaartuig een eind de zee op en
toen werd het aan zijn lot over
gelaten. De Joden waren over
tuigd dat de opvarenden spoedig
een graf in de golven zouden
vinden.
Maar de Heer zond hun een
engel en die bracht hen veilig
en behouden over de grote Mid
dellandse Zee en ze landden er
gens aan een der monden van
de Rhone in Zuid-Frankrijk, dicht
bij Marseille, dat toen de grote
Homeins-Gallische havenstad Mas-
silia was.
Waar zij geland moeten zijn,
ligt nu Saintes-Maries officieel
geheten „Les saintes Maries de
la Mer" „de Heilige Maria s
der Zee". Vandaar uit trokken ze
het schone Provence in en be
gonnen met het bekeringswerk
der Galliërs. Niet allen op de
zelfde wijze. Lazarus werd de
eerste bisschop van Massilia,
Maximinus van Aix; Maria Mag-
dalena trok zich terug in een
woeste grot bij Tarascon en heeft
daar in gebed en boete dertig ja
ren lang de zegen van God af
gesmeekt over het missiewerk
van Lazarus en Maximinus. De
twee andere Maria's en Marcella
(of Sara) bleven bij elkaar wonen
en leefden nabij de Rhdnemond
als eens te Bethanië, vroom en
milddadig. Na hun dood werden
ze te Saint Maries begraven en
de eeuwen door is men naar hijn
graf blijven pelgrimeren. Maria
Magdalena werd op een Paasdag,
tijdens de vervolging van Nero,
door de Heer zelf naar de hemel
gehaald. Haar lichaam Werd be
graven nabij de plaats die later
St. Maximin heette.
Jozef van Arimathea is na een
langdurige gevangenschap door de
Romeinen verlost en hij vertrok
naar het Westen. Volgens sommi
gen is ook hij naar de Provence
gegaan, maar vele anderen laten
Hem in Bretagne aankomen. Jozef
had de kelk van het Laatste
Avondmaal bij zich en later noem
de men die de heilige Graal, wel
ke het onderwerp is geworden
van talloze sagen en legenden.
De legende wordt „opgesierd"
Wat het verhaal over de drie
Maria's betreft, dit is in grote
lijnen zeer aannemelijk en waag
het niet het in twijfel te trekken
als een Provengaal het u vertelt.
Dan zijt ge meteen een kille ket
ter. Misschien zijn de heilige
vrouwen vrijwillig naar de Pro
vence gegaan, dat toen een der
bloeiendste Romeinse provincies
was. In de kuststeden woonden
vele Joden, die het daar uitste
kend naar hun zin hadden. De
legende is dan ook zéér oud en
moet ontstaan zijn in of vóór de
zesde eeuw, want Gregorius van
Tours kent haar al. In elk geval
was ze uitermate geschikt om de
godsdienstige trots der Franken,
die weldra het air aannamen van
Gods uitverkoren volk te zijn,
nog enkele graden te doen stij
gen. Frankrijk werd genoemd „de
oudste dochter der Kerk" en het
was, zeer passend dat 's Heren
beste vrienden in dit land een
toevluchtsoord hadden gezocht.
Aan deze „kern-legende" twij
felde dan ook niemand, maar in
de elfde en twaalfde eeuw werd
ze opgesierd met allerlei toe
voegingen die minder aanneme
lijk klinken. Dit gebeurde door
trouvères en troubadours, de rei
zende liedjeszangers die de over
heid zoveel ergernis en de bur
gerij zoveel vreugde hebben ver
schaft. Hun invloed was bijna on
begrensd en tegen een liedje van
hen kon een preek of geleerd ver
toog niet op. Velen dezer zangers
ontspoorden en werden van jolige
pretmakers gevaarlijke levensbe
dervers. Soms ging het anders
om, er zijn speellieden geweest,
die heiligen werden. Van St. Rei-
nier vertelt een Italiaans liedboek:
„Hij ging verkeerde wegen, was
muzikant geworden, zo kundig
als geen tweede. Toen zag hij on
der 't spelen Gods engel in de
straten. Hij moest zijn draailier
laten en volgde hem gerede."
(vgl. Hèlene Nolthenius Duecento
p. 217. v.).
Deze liedjeszangers hebben de
sobere heiligenlegenden door al
lerlei Wonderverhalen in te vlech
ten een joyeuse uitbreiding gege
ven en het volk geloofde hen
onvoorwaardelijk. Vooral St.
Maria Magdalena stond bij hen ip
de gunst ett rond 1000 ohtstohd
het verhaal, dat haar lichaam
door een monnik vele jaren ge
leden van St. Maximin naar Vé-
zelay in fiourgondië was overge
bracht. Er werd daar inderdaad
een geraamte gevonden, waarvan
niemahd de herkomst wist en irt
minder dan geen tijd is Vézelay
een beroemde bedevaartplaats ge
worden. De prachtige kathedraal
de Madeleine van Vézelay her
innert hog aan die eeuwen
heeft een reliekschrijn gehad die
het lijk van St. Maria Magdalena
heette te bevatten, maar de Huge
noten hebben in 1563 de Made
leine gebeeldstormd en het reliek
schrijn vernietigd.
Lang te voren echter was reeds
twijfel gekomen aan de echtheid,
het meest toen Slnigaglia in Italië
beweerde de overblijfselen van
Maria Magdalena te bezitten. St.
Maximin ih Provence en Vézelay
hielden vol dat zij de echte reli-
§uleën hadden en de Franciscaan
allmbene van Parma maakte de
scherpzinnige opmerking: „Het is
duidelijk dat. het lichaam van
één vrouw niet op drie plaatsen
tegelijk kan zijn". Een eeuw
of wat te voren sprak dat vol
strekt niet van zelf lichamen
van heiligen konden veel meer
dan gewone lichamen, aldus de
troubadours en die konden het
weten. Maar nu sloeg het nuch
tere woord van broeder Salim-
bene de twijfel voorgoed wakker.
Critische geesten bemoeiden zich
er mee en snoeiden de welig
bloeiende legendeboom tot alleen
de kern de stam zo men wil
overbleef.
Want aan de oude legende, die
uit de zesde eeuw of vroeger,
werd niet getwijfeld en deze is
de eeuwen door gebleven. Bij ons
heeft Vondel ze een plaats gege
ven in zijn „Brieven der Heilige
Maeghderi". Hij vertelt:
„Maria Magdalena, zuster van
Martha en Lazarus, van de Joden
gehaet, zworf, met haren broeder
en zuster, over zee naar Massilië;
van waer zij, om de toeloop des
volx te myden en voorts het over
schot des levens in gestrenger
boetvaerdig'heyt te slyten, zich
begaf in Provence op zekeren
bergh, van de zee gekabbelt (om
spoeld). Hier leet ze in een spe-
lonck, aenvechtingen van draken-
spoock en slangen, waervoor de
Aertsengel haer beschutte. Hier
wert ze gevoedt en gelaeft met
hemelse dauw, tot dat ze na dar-
tgh jaren levens in eenzaemheit,
ontfing het allerbeste deel, haer
van 't Orakel der waerheit be
looft".
Men ziet het, Vondel houdt zich
nauwgezet aan de oude legende
en ook in het daarop volgende
gedicht wijkt hij er niet van af.
Dat de lotgevallen der drie
Maria's zo de aandacht van alle
Christeneeuwen gespannen heb
ben gehouden is met te verwonde
ren. Elk jaar opnieuw wordt haar
lof gezongen op de meest plech
tige momenten die de Kerk kent.
Het evangelie van de Paasnacht
is volgens Mattheüs, en begint
met de aanhef, uit de oude Ves
pers van Paaszaterdagmorgen zo
goed bekend: „Vespere autem
sabbativenit Maria Magda
lena et altera Maria vidére sepul-
chrum." Na afloop van de sabbath
bij het aanbreken van de eerste
dag der week, gingen Maria Mag
dalena en de andere Maria(s) het
graf bezoeken. En hetzelfde
verhaal, nu in de woorden van
Marcus, wordt op Paaszondag in
alle kerken der Christenheid voor
gelezen.
Evangelie te brengen „Lumen
ad revelationem gentium"
Licht tot openbaring aan de hei
denen. Daar staat zij dan aan de
Evangeliekant als een nieuwe
vuurzuil, symbool van de verre
zen Heiland, die de Goede Tijding
aan het zondig mensdom bracht,
die ons verloste uit Satan's macht
en ons liefdevol leidt naar het
Beloofde Land.
De wijding geschiedt door de
diaken als verkondiger van Jezus'
Verrijzenis en heraut der Paas-
vreugde, hij zingt het grote lof
lied der Kerk. Zoals niet de apos
telen, maar de heilige vrouwen
de eerste verkondigers van de
glorievolle Opstanding waren, zo
is niet de priester, maar de min
dere in rang de diaken, de zanger
van het paaslied en verricht hij
de wijding.
De lof der kaars
Reeds op het einde der vierde
eeuw bestond deze plechtigheid
in de kerken van Noord-ftalië,
Gallië en Spanje en waarschijn
lijk ook in Noord-Afrika, want
Augustinus haalt verzen aan, die
hij zelf gemaakt heeft en „laus
oereï" heten „de lof der kaars".
Iri die tijd moest de diaken zelf
zijn „lof der kaars" het paaslied,
samenstellen. Hij was geheel vrij
in de manier waarop hij dit wilde
doen, als hij zich maar hield aan
enkele hoofdlijnen, die de bete
kenis der ceremonie duidelijk
maakten: „Het licht van de ver
rezen en verheerlijkte Christus
verlicht de duisternissen der
mensheid. De zegepraal van zo
groot een Koning moet de aanwe
zigen opwekken Otn God te dan
ken en Zyn blijvende bescher
ming in te roepen".
Maar niet iedere diaken was
een dichter en zo vroeg irt 384 de
diaken Praesidius van Piacenza
aan St. Hieronymus om voor hem
een praeconium pasehale (paas
lied) te willen opstellen. Het ant
woord viel niet mee, de beroemde
geleerde voelde er niets voor:
„De H. Schrift kent geen kaar
sen, maar olielampen en zelfs in
het Nieuwe Testament wordt niet
over kaarsen gesproken". Ditmaal
luisterde men niet naar zijn ver
maning „om afstand te doen van
die vreemde plechtigheid", want
de paaskaarswijding en het paas
lied werden geleidelijk aan door
alle kerken in het Westen over-
?cnomen en tijdens paus Zosimus
417) was deze plechtigheid ook
in Rome een onderdeel van de
Paasnachtliturgie geworden.
Het ..Exultet"
Honderd jajjen later schreef de
diaken Ennodius van Pavia twee
lofzangen ter ere der kaars, maar
hoe beroemd ze ook in hun tijd
waren, ze raakten vergeten toen
het „Exultet" algemeen bekend
werd.
Dit paaspraeconium, nog steeds
de lofzang der Westerse Kerk, is
niet in Rome ontstaan. Men vindt
de tekst het eerst in de sacra
mentaria en missalen uit Noord-
Italië en Gallië, later is het door
Aleuïn binnen de liturgie van de
>ausen gebracht. Wie de
„„...wo-w-er is, valt niet te zeg
gen; lange tijd werd het „Exul-
stad der pausen gebracl
samenstelt
tet" aan St. Augustinus toege
schreven, terwijl vooral In onze
tijd velen aan de grote bisschop
van Milaan, St. Ambrosius, den
ken.
In het gezang onderscheidt men
duidelijk drie delen: de inleiding,
de eigenlijke behandeling van het
thema en de slotgebeden. De in
leiding nodigt heel de schepping
uit om aan de paasjubel deel te
nemen, en bevat tevens een ver
zoek aan de omstanders om Gods
hulp te vragen opdat de diaken
waardig de lof der kaars moge
foözingöii»
In de eigenlijke lofzang hoort
men eerst een vergelijking tus
sen het Paasfeest der Oude en
dat der Nieuwe Wet. Dan wordt
Christus' lof gezongen oht de
Verlossing waardoor Hij alle helse
machten verdreef zoals het licht
der duisternis. En zóver gaat de
zanger dat hij verheerinkt „de
schuld" die h*j waarlijk nood
zakelijk" en. „gelukkig" noemt,
omdat zij verdiend heeft „zulk
een groot Verlosser te hebben".
Dan wordt de kaars zelf geof
ferd als een brandoffer, zinne
beeld van de Zaligmaker, door
de vijf wierookkorrels als hét
ware met de vijf glorieuze won
den getekend.
Het praeconium sluit met een
smeekgebed voor al de aanwezi
gen, voor de geestelijkheid, voor,
de Paüs en de Bisschop.
maker", zegt Mgr. Duchesne, „zo
is het begrijpelijk er de vijf won
den m aan te brengen en ze naar
hef voorbeeld van Jezus leerlln-
ten met reukwerken le balsemen,
fant de wierrookkoroels ver
beelden de specerijen, waarmee
Jozef van Arimathea en Nicode-
mus Jezus balsemden."
Lang vergeten is bet gebruik
om de Paaskaars in stukjes te
breken en aan de gelovigen uit
te delen. In de vroege Middel
eeuwen gebeurde dit bij de aan
vang der profetieën, de kaars
werd ontdaan van haar versie
ring, men verdeelde haar, de ge
lovigen waren er zuinig mee want
de stukjes dienden als voorbe
hoedmiddel tegen onweer en
brand. In andere kerken vond
men het zonde om de schone
kaars te vernielen, daarom wijd
de men andere kaarsen en ver
deelde die dan maar, terwijl de
Paaskaars gespaard werd.
En onze paaskaars, het zinne
beeld van de verrezen en verheer
lijkte Christus, het Licht zonder
avond dat allen is komen verlich
ten, blijft gedurende de volgende
veertig dagen branden. Eerst als
het evangelie van Hemelvaart is
zinnebeeld is van de Zalig- gelezen, wordt het licht gedoofd.
Veranderingen
In de loop der eeuwen is de
oude tekst tweemaal veranderd.
In bijna alle oude handschriften
bevat het Exultet ook een passa
ge die de lof der bijen verkon
digt, als brengers van het was,
maar dit gedeelte is door Paus
Pius V geschrapt.
De beroemde zinsnede: „O zon
de van Adam door Christus' dood
vernietigd, zeker ztft gij noodza
kelijk geweest, O gelukkige
schuld, die zo goed en zo groot
een Verlosser mocht vinden" ver
wekten opspraak en verzet om
de gedurfdheid dezer uitspraken.
In de tweede helft der 9de eeuw
liet men deze passage weg, al
leen in de Italiaanse sacramen
taria en missalen bleven ze be
houden. En Pi us V bh de herzie
ning van het Romeinse Missaal
heeft de passage In ere hersteld.
Oorspronkelijk was de paas
kaars reeds aangestoken als het
„Exultet" begon, sedert de 11de
eeuw gebeurt het tijdens de zang.
Ook het insteken van de vijf wie
rookkorrels is van vrij late da
tum. Toch is deze ceremonie be-
„Daar de Paaskaars
«rijpelijk
het zinm
Dit is de ochtend aller ochtenden het Licht,
het Lumen Christi, gulden Liefdesov er daad
scheen generaties in het zondig aangezicht,
verdrong het gloren van een prille dageraad.
Twee vrouwen naderen en zien in hun verdriet
noch vroege vogels, die zich langs onzichtb're treden
rftet zielsverrukte zang verheffen naar 't zenith;
noch dauw en bloemen langs de sporen van hun schreden.
Dan daalt in blanke gloed de schone jongeling
en glijdt een zonnestraal door het verlaten graf.
De wachtende Romein voelt plots een huivering
en trots en eerzucht, haat en onrecht vallen af.
Dit is de ochtend van Nieuw Leven: het begin
der tocht van rechtgeaarde volken naar hun Huis.
Alleluja! De Christus is verrezen! In
Zijn wonden glanst de overwinning van het Kruis!
J. v. d. K.
Men moét de vroomheid van een mens niet prijzen zolang hl) leeft en een slecht
mens niét verdoemen, zolang de genade des Heren voor hem dé hemelpoort kan
openen. Judas en Distnas zijn de eeuwen door heel gewone figuren geweest
in dit ondermaanse en ze spélen de hoofdrol in het oude verhaal opgetekend in
de kronieken, welke handelen over de gruwelen van de Hugenotenoorlogen in
het schone land van Béarn. Een verhaal niet doorweven met öpjubelende feest-
geluiden of vol lichtende horizonten, zoals.een Paasverhaal gemeenlijk pleegt
te zijn, maar hard en somber als de bergen in Béarn, ondertussen echter als een
loflied op de gerechtigheid en de barm hartigheid des Heren op de Verrijsenis-
dag. Toen Hij de wereldwijsheid en de schijnheiligheid der Farizeeërs te schan
de maakte en aan de boetende Maria Magdalena een voorsmaak gaf van het
paradijs, waar de goede moordenaar reeds was binnengetreden.
Het was op zeven April 1569, Dinsdags, in
de Paasweek, dat te Pau de terechtstelling
plaats had van drie priesters, door het Hu-
genootse stadsbestuur als volkstnisleiders
veroordeeld om aan de galg te worden ge
hangen, midden op het marktplein. Er was
minder belangstelling dan de ketterse over
heid had verwacht, de mensen hadden in
de laatste maanden al zoveel dergelijke to
nelen gezien en de kans bestond dat mis
schien morgen of overmorgen de katholie
ken weer de overhand zouden krijgen, want
de Hugenootse troepen waren bijna een
maand geleden bij Jarnac vernietigend ver
slagen en De Guise trok met zijn overwin
nende scharen snel Zuidwaarts. Onder deze
omstandigheden was het geraden de voor
zichtigheid in acht te nemen en vele Huge
noten zelfs hadden bezwaren gemaakt te
gen het gevelde doodvonnis. Daarbij was het
afschuwelijk slecht weer, zodat er maar
weinig publiek rond het schavot stond.
De kar met de veroordeelden reed aan,
zonder stoornis werd ze ontladen, want de
priesters hadden zich met vroomheid in hun
lot geschikt. Twee Dominicanen uit Toulouse
frêre Gaston en frêre Amoury, en Prosper
de Gard die monnik in Cluny was geweest
en de laatste maanden als volksmissionaris
door Béarn rondtrok tot hij in Périgord
werd gearresteerd. Met neergeslagen ogen
beklommen ze de treden die naar de galg
leidden, ze zagen niet eens de glinsterende
rij van hellebaardiers.
Ergens begon een klok te luiden, de
kleine groep mensen hield werktuigelijk op
met fluisteren, in stilte wachtend op wat
komen zou. De twee Dominicanen stonden
doodstil, alleen de lippen bewegend in ge
bed. Prosper de Gard hief het hoofd op en
begon luidop te bidden, God dankend voor
de glorie van het martelaarschap. De jonge
Frangois Olier, die door zijn moeder uitge
zonden was om groenten te halen, maar
heimelijk naar de markt geslopen was, vond
het zeer schoon en stichtend.
De beul maakte haast, enkele maanden
geleden zou hij spottende opmerkingen aan
het adres der slachtoffers hebben gericht,
maar het was zo kil en zo nat en de stem
ming der omstanders leek hem niet gunstig
voor grove aardigheden.
Enkele minuten later was het afgelopen,
de beul trok zijn jas aan, de 3cnout en de
hellebaardiers keerden zich om en toen
gebeurde het.
De twee Dominicanen hingen reeds volko
men bewegingloos maar een der handen van
Prosper de Gard was omhoog gegaan en
had zich gewrongen tussen het koord en de
hals, de gehangene begon weer adem te
halen. „Hij leeft, om Godswil maak hem
los" de schelle jongensstem van een
kleine Olier verbrak de stilte en juist op
dat ogenblik kwam iemand het marktplein
oplopen schreeuwend: „De ruiters van De
Guise komen!" Ineens was het plein vol
leven en beweging. Prosper de Gard werd
afgeknoopt en haastig naar een ziekenhuis
gebracht, dé lijken zijner metgezellen snel
verwijderd en zelfs de schout en de helle
baardiers hielpen mee om de sporen der
terechtstelling zo gauw mogelijk te doen
verdwijnen.
Binnen enkele dagen was het aanzien
van Pau veranderd, nu waren het de Huge
noten die zich schuil moesten houden en
Prosper de Gard leidde als aartspriester der
hoofdkerk de herkatholisering der stad. Hij
werd gevierd als een martelaar, die slechts
door een wonder was behouden om de afge-
dwaalden weer in de ware schaapstal te
brengen. En als hij preekte was de kerk
zó vol, dat vele mensen geduldig buiten
bleven wachten in de hoop dat hij na de Mis
zijn predicatie buiten zou herhalen. Wat
meestal ook gebeurde, waardoor zijn lof
bij de mensen steeds groter werd.
Even buiten Pau stond een klein kasteel,
bewoond door Théodard Le Renaudie, de
broer van le grand Renaude, die eens Frank-
rijks koning had willen vermoorden en
daarom gevierendeeld was. Le petit Renau
die was geen Calvinistische held, hij was
noch Hugenoot noch Katholiek, hij at in
overvloed het brood der zonde. De gladde
jonker wist iedere partij te vriend te hou
den, reed en roste met zijn vrienden, richt
te feestmalen aan, waarover de ergste ge
ruchten liepen. Prosper de Gard had hem
twee of driemaal opgezocht, maar liet hem
nu als onverbeterlijk Satanskind aan zijn
lot over. Théodard zong met zijn vrienden
spotliedjes op de gehangene, die was afge
knoopt. Ieder weldenkend mens vond dit
wel het allerergste en gruwde van dit
schandelijk bedrijf.
Maar ver van Pau, in het klooster van
het Heilig Kruis te Poitiers, bad en boette
Claire de Renaudie voor de zonden, door
haar broers bedreven. Ze deed een beroep
op de eindeloze barmhartigheid des Heren
om genade voor de zondaar te Pau. Ze
schreef Théodard een brief, waarin ze hem
vroeg om dagelijks ter liefde Gods één Onze
Vader en om Gods heilige Moeder te eren
ook één Wees Gegroet te bidden. „Je doet
zoveel om je vrienden te plezieren, doe dit
nu eens voor mij en doe het goed." Le
petit Renaudie vond zich als edelman ver
plicht de bede ener jonkvrouwe te verhoren
en 's avonds laat of vroeg in de morgen,
Wanneer zijn vrienden waren heengegaan,
knielde hij neer en probeerde te doen wat
zijn zuster hem gevraagd had. Soms lukte
het, soms ook niet, maar geen dag sloeg hij
dit proberen over.
Opnieuw veranderde de toestand in Béarn,
de jonge Hendrik van Navarre bracht een
leger op de been, waarvoor zijn moeder
Jeanne d'Albert al haar juwelen ten gelde
had gemaakt. Bij La Roche Abeille in Li
mousin onderging de jonge prins de vuur
doop, de mannen van De Guise overwonnen
wel maar de heldenmoed van Hendrik vond
weerslag bij alle Hugenoten, vooral in Béarn
en Navarre. In Maart 1570 moesten de
katholieke troepen Béarn ontruimen en
Monsieur De Coligny kwam persoonlijk
naar Pau om daar de overwinning te vieren
en le bon Henri als toekomstig koning van
Frankrijk te begroeten. Want hij wilde niets
meer of minder dan dat. Het verafschuwde
ras der Valois-koningen moest plaats maken
voor de zoon der fiere Jeanne d'Albert. En
weer raakten de gevangenissen vol, nu met
katholieken, opnieuw stond er een schavot
op het marktplein van Pau.
Daags vóór Pasen werden twee gevange
nen binnengebracht, Prosper le Gard, die
zich enkele dagen schuil gehouden had
wachtend op een gelegenheid om uit Pau
en Béarn te kunnen ontvluchten, en le
petit Renaudi. Een kamerdienaar had ver
raden dat hij zijn heer verscheidene malen
het Wees Gegroet had horen bidden. Dat
zo iets de broer van hun grote held moest
overkomen, maakte de Hugenoten méér dan
dol. Hij moest en zou die paapse gewoonte
afleggen of anders sterven.
Nog op de tweede Paasdag kwamen bei
den voor de stedelijke rechtbank. De katho
lieken van Pau hielden zich angstig weg,
want de Hugenoten waren door de geleden
onderdrukking veel fanatieker dan het jaar
te voren. Ze waren echter vast overtuigd
dat Prosper le Gard ditmaal zeker de kroon
der martelaren zou verwerven, maar over
Théodard le Renaudie maakte niemand zich
enige illusie.
Het oordeel der mensen is feilbaar de
lof was Prosper naar het hoofd geslagen en
hij was zeer ij del en zelfbewust geworden
en had zich gekoesterd in de glorie en
glans van zijn martelie van een jaar gele
den. Le petit Renaudie bad voortdurend met
de tollenaar „God, wees mij arme zondaar
genadig".
In de late namiddag van die tweede
Paasdag stierf Théodard aan de galg omdat
hij trouw wilde blijven aan zijn Wees Ge
groet. Prosper le Gard vertrok uit Pau, is
predikant geworden en trouwde.
In het klooster van het Heilig Kruis te
Poitiers knielde Claire le Renaudie neer,
toen zij dit nieuws hoorde en bad het Mag
nificat, waarin de lof gezongen wordt van
de nederigen van harte en de verwerping
aangekondigd van hen die trots zijn van
gemoed. W. VAN DE PAS.
l"NAT velen
mag als
„World Calend
den met „een
der". Ze treder
op touw heeft
vonden. Want
een gelijkvorm
transport en
kleuren in oi
aangetoond h
wanneer de F
vraagstuk hee
niet hebben g
kant van het
diecongres in
O.S.B. laten wi
heeft gezet.
Het voorstel
kort dit: het
ook verdeeld in
kwartalen word
dertien weken
begint met een
terdag. De twe
elk 31, de laatst
91 is 364, dus
schoven worden
ber, de laatste
het schrikkeljaar
geen 365% m
Grote kerkelij]
eerste plaats,
kerken worden
vaste datum. A
Paasdatum is ei
vormers. Er k
maand verschil
van twee verse
was het Pasen
April, in 1951
het op 18 April
Drie punten br
voorop de kwestie
dan de positie
welke bedreigd
liturgische wense
en Paastijd.
De Paasdatum
een kerkelijke
immers het Ho
vraag over de
van moderne oo
de eerste christen
dat ze de gelov
heeft gelaten. Ij
was er reeds ee:
Die oudste stri,
ten nauwste san:
de bekeerlingen
heidenen aan Pa
den brachten di
verband met he
feest. In de ker
men Pasen op d<
15de Nisan. In R
ste deel der Ke
feest zo, dat d(
had op de tijd
op de dood, de
Klein-Azië had
datum, de overig
daar vierde men
Zondag, die van
herdenking van
de.
Aanvankelijk
ting, hoewel sti
uit de heidenen
Niet minder dar
Pinksteren uitz\
stad, ieder dorp
ven voor het A|
en twintig jarig
wervingsactie h
zijn officieel bc
en liefst 100.0C
jaar te kunnen
„In ieder kathol
der Hereniging"
Voorwaarden
iedere dag een
herstel der eenb
Christenen en ee
drage van één g
De actie zal g
vorm van een l
vaart, een geest
tocht naar het
maar de grot van
als eens de weert
Europa, gehoor gt
roep van de Pau
het gevaar van
aan de grenzen
keren in die ee
Europese bewegi
tochten, zo zulle
tholieken van Ne
dende kruistocht
plaats van Christ
thans verlaten li
tijnse land. In d
honderden pelgri
den der wereld,
vooroorlogse jare
drongen in en ro
tegrot, komen ei
enige bedevaartg
Iedere katholie
deze geestelijke
naar Bethlehem