HET GROTE PAASLIED DER KERK en DISMAS ontmoeten elkaar PA TUSS ACTIï De Paaskaars, het zinnebeeld van Hem, die is het Licht der wereld Paaslied E Wai wee! men verder van haar, die waren uitverkoren om herauten te zijn van het grootste gebeuren in de wereld geschiedenis? w//m//M/M/f///////////M//M//M////////wm/mm/////////m/m/M/wMwmm/w/////w/M//////////////////////////////////////M//////////////i Zij spelên ook do hoofdrol in een verhaal der oude kronieken een loflied op de gerechtigheid en de barmhartigheid des Heren op de Verrijzenisdag -AGINA 2 ZATERDAG 12 APRIL 1952 DE DUISTERNIS, die bij de dood van Christus de wereld omfloerste, was niet meer weggetrokken, zelfs niet toen de zon weer aan de hemel verscheen. Daarom ontstaken de oude Christenen geen licht in de nacht van Goede Vrijdag op Zaterdag. En na de dag daalde opnieuw een nacht over de aarde, de nacht waarin de basilieken volstroomden met ge lovigen en doopleerlingen in afwachting van het grote Paasgebeuren. Het was donker in de kerken en dan werd plotseling een deur der basiliek geopend, een diaken in smet teloos wit gewaad droeg een brandend licht naar binnen en verdreef door het milde kaarslicht de sombere duisternis uit de kerk. Hij plaatste de kaars op de Paaskandelaar, besteeg het ambo en verkondigde in geestdriftige bewoordingen de lof van het pas verrezen licht. Door dit eenvoudig symbool werd het mysterie van de heilige Paasnacht treffend voorgesteld. Christus de Verrezene is het licht der wereld, dat was de in houd van het loflied dat de dia ken zong en nog steeds zingt als het „Exultet" weerklinkt. Het is het lied der verlossing dat de Kerk reeds zovele eeuwen aan heft, daarin bezingt zij de grote daden van haar Verlosser, dan is zij de bevrijde die haar Ridder viert. Zij staat in het vroege morgenuur, tussen nieuw vuur, nieuw licht, nieuw wierook en js gereed om nieuwe mensen in haar gemeenschap op te nemen. Dan zingt zij naar loflied op Christus, die opstond, toen de schone en toch onvolmaakte na tuur juist weer haar kortstondige lentebloei begon. En nog steeds is de paaskaarswijding en het „Exultet" een hoogtepunt in de liturgie van de heilige Paasnacht. De Christenen zagen in de Paaskaars het zinnebeeld van Hem „die is het ware Licht dat iedere mens verlicht, die komt in deze wereld" van Hem door wiens licht de doopleerlingen werden ver licht in het Doopsel en deelach tig werden aan het geloof. Hij was het grote Licht, hun kleine vlam zouden ze van Hem ont vangen. En Sint Anseltnus leert ons, dat het blanke was de kaars betekent: het allerreinste en heilig lichaam van Christus, de pit in het was verborgen beduidt de ziel van Christus en de vlam ver zinnebeeldt de Godheid en de Verrijzenis van de Zaligmaker. De Paaskaars wordt gewijd aan de Evangeliezijde van het altaar, waar zij ook blijft staan. Volgens de leraars der Kerk betekent de Evangeliezijde de woonplaats der heidenen. Door de Joden ver worpen, zond Christus zijn Apos telen tot de heidense volkeren om hun het licht van Geloof en I N die tijd kochten Maria Magdalena en Maria van jacobtfs en Salome reukwerken om Jezus te gaan balsemen. En zeer vroeg in de morgen op de eerste dag der week kwamen zij bij het graf, toen de zon reeds was opgegaan." Zo begint het Evangelie van de eerste Paasdag, waarin Sint Marcus verhaalt, hoe de vrome vrouwen het eerst de boodschap der Verrijzenis ontvingen en de opdracht kregen de Opstanding van de Heer aan de Apostelen te melden. Men kan niet zeggen, dat de vrouwen als getuigen van Jezus' verrijzenis erg goed ontvangen werden de Apostelen hielden hun woorden voor beuzelpraat en geloofden haar niet. Ook Maria Magdaler^, die komt zeggen dat zij de Heer gezien en gesproken heeft, vindt evenmin geloof. En ook later, toen de Apostelen en heel de Kerk rotsvast en officieel overtuigd waren van Jezus' verrijzenis, bleef de neiging bestaan om zich daarvoor niet te beroepen op de getuigenissen der vrouwen. Waarschijnlijk werd deze houding der officiële Kerk geïnspireerd door een weloverwogen voorzichtigheid, omdat men bij de Joden en af godendienaars niet de schijn wilde wekken als had men al te lichtvaardig geloof geslagen aan de beweringen van de vrouwen. Na het verhaal der Verrijzenis verdwijnen ook de namen der vrome vrouwen uit de H. Schrift, ze worden niet meer afzonderlijk met name genoemd. Trouwens, wat had er nog méér tot hun lof geschreven kunnen worden? Ze Waren uit verkoren geweest om herauten te zijn van het grootste gebeuren in de wereldgeschiedenis, de verkondigsters van het kernpunt der gehele Openbaring: ,,De Heer is waarlijk verrezen! Waar de Schrift zwijgt, begint de legende. Latere Christenge slachten hebben geen vrede kun nen nemen met de sobere mede delingen in het Paasevangelie, men wilde weten wat er van die vrouwen geworden is. Uit apo criefe geschriften als de Acta Pilati, („evangelie van Nicode- mus") en de Narratio Josephi (over Jozef van Arimathea) voor al werden de gegevens over de heilige vrouwen naarstig bijeen gegaard en de vrome fantasie vulde die aan tot een schoon en goedklinkend verhaal. Maria Jacobi, zuster van de H. Maagd, Maria Salome, Maria Mag- dalena, Martha, Lazarus, Jozef van Arimathea en de dienstmaagd die soms Marcella, dan weer Sara genoemd wordt, bleven na des Heren Hemelvaart bij elkaar. Maximinus, een der 72 leerlingen, voegde zich bij hen en ze vorm den te Bethanië een kleine Chris tengemeenschap, die door vrome gebeden en overvloedige mildda digheid uitblonk. Ook Maria, de Moeder des Heren, woonde enige tijd te Bethanië, totdat zij haar intrek nam bij de apostel Johan- De Joden werden steeds meer geërgerd en verontrust door de grote invloed welke van het Christelijk centrum te Bethanië uitging en op aansporing van Caiphas sloegen zij toe. De kleine gemeenschap werd gevangen ge nomen en naar Jeruzalem ge bracht. De Hoge Raad, die geen doodvonnis durfde vellen, veroor deelde Jozef van Arimathea tot levenslange opsluiting, voor de anderen bedacht men een mid del om hen, zonder doodvonnis, toch van de aarde te doen ver dwijnen. Ze werden naar Joppe, de zeehaven, gebracht en daar op een schip gezet, zonder zeil of roer. Enige boten sleurden het vaartuig een eind de zee op en toen werd het aan zijn lot over gelaten. De Joden waren over tuigd dat de opvarenden spoedig een graf in de golven zouden vinden. Maar de Heer zond hun een engel en die bracht hen veilig en behouden over de grote Mid dellandse Zee en ze landden er gens aan een der monden van de Rhone in Zuid-Frankrijk, dicht bij Marseille, dat toen de grote Homeins-Gallische havenstad Mas- silia was. Waar zij geland moeten zijn, ligt nu Saintes-Maries officieel geheten „Les saintes Maries de la Mer" „de Heilige Maria s der Zee". Vandaar uit trokken ze het schone Provence in en be gonnen met het bekeringswerk der Galliërs. Niet allen op de zelfde wijze. Lazarus werd de eerste bisschop van Massilia, Maximinus van Aix; Maria Mag- dalena trok zich terug in een woeste grot bij Tarascon en heeft daar in gebed en boete dertig ja ren lang de zegen van God af gesmeekt over het missiewerk van Lazarus en Maximinus. De twee andere Maria's en Marcella (of Sara) bleven bij elkaar wonen en leefden nabij de Rhdnemond als eens te Bethanië, vroom en milddadig. Na hun dood werden ze te Saint Maries begraven en de eeuwen door is men naar hijn graf blijven pelgrimeren. Maria Magdalena werd op een Paasdag, tijdens de vervolging van Nero, door de Heer zelf naar de hemel gehaald. Haar lichaam Werd be graven nabij de plaats die later St. Maximin heette. Jozef van Arimathea is na een langdurige gevangenschap door de Romeinen verlost en hij vertrok naar het Westen. Volgens sommi gen is ook hij naar de Provence gegaan, maar vele anderen laten Hem in Bretagne aankomen. Jozef had de kelk van het Laatste Avondmaal bij zich en later noem de men die de heilige Graal, wel ke het onderwerp is geworden van talloze sagen en legenden. De legende wordt „opgesierd" Wat het verhaal over de drie Maria's betreft, dit is in grote lijnen zeer aannemelijk en waag het niet het in twijfel te trekken als een Provengaal het u vertelt. Dan zijt ge meteen een kille ket ter. Misschien zijn de heilige vrouwen vrijwillig naar de Pro vence gegaan, dat toen een der bloeiendste Romeinse provincies was. In de kuststeden woonden vele Joden, die het daar uitste kend naar hun zin hadden. De legende is dan ook zéér oud en moet ontstaan zijn in of vóór de zesde eeuw, want Gregorius van Tours kent haar al. In elk geval was ze uitermate geschikt om de godsdienstige trots der Franken, die weldra het air aannamen van Gods uitverkoren volk te zijn, nog enkele graden te doen stij gen. Frankrijk werd genoemd „de oudste dochter der Kerk" en het was, zeer passend dat 's Heren beste vrienden in dit land een toevluchtsoord hadden gezocht. Aan deze „kern-legende" twij felde dan ook niemand, maar in de elfde en twaalfde eeuw werd ze opgesierd met allerlei toe voegingen die minder aanneme lijk klinken. Dit gebeurde door trouvères en troubadours, de rei zende liedjeszangers die de over heid zoveel ergernis en de bur gerij zoveel vreugde hebben ver schaft. Hun invloed was bijna on begrensd en tegen een liedje van hen kon een preek of geleerd ver toog niet op. Velen dezer zangers ontspoorden en werden van jolige pretmakers gevaarlijke levensbe dervers. Soms ging het anders om, er zijn speellieden geweest, die heiligen werden. Van St. Rei- nier vertelt een Italiaans liedboek: „Hij ging verkeerde wegen, was muzikant geworden, zo kundig als geen tweede. Toen zag hij on der 't spelen Gods engel in de straten. Hij moest zijn draailier laten en volgde hem gerede." (vgl. Hèlene Nolthenius Duecento p. 217. v.). Deze liedjeszangers hebben de sobere heiligenlegenden door al lerlei Wonderverhalen in te vlech ten een joyeuse uitbreiding gege ven en het volk geloofde hen onvoorwaardelijk. Vooral St. Maria Magdalena stond bij hen ip de gunst ett rond 1000 ohtstohd het verhaal, dat haar lichaam door een monnik vele jaren ge leden van St. Maximin naar Vé- zelay in fiourgondië was overge bracht. Er werd daar inderdaad een geraamte gevonden, waarvan niemahd de herkomst wist en irt minder dan geen tijd is Vézelay een beroemde bedevaartplaats ge worden. De prachtige kathedraal de Madeleine van Vézelay her innert hog aan die eeuwen heeft een reliekschrijn gehad die het lijk van St. Maria Magdalena heette te bevatten, maar de Huge noten hebben in 1563 de Made leine gebeeldstormd en het reliek schrijn vernietigd. Lang te voren echter was reeds twijfel gekomen aan de echtheid, het meest toen Slnigaglia in Italië beweerde de overblijfselen van Maria Magdalena te bezitten. St. Maximin ih Provence en Vézelay hielden vol dat zij de echte reli- §uleën hadden en de Franciscaan allmbene van Parma maakte de scherpzinnige opmerking: „Het is duidelijk dat. het lichaam van één vrouw niet op drie plaatsen tegelijk kan zijn". Een eeuw of wat te voren sprak dat vol strekt niet van zelf lichamen van heiligen konden veel meer dan gewone lichamen, aldus de troubadours en die konden het weten. Maar nu sloeg het nuch tere woord van broeder Salim- bene de twijfel voorgoed wakker. Critische geesten bemoeiden zich er mee en snoeiden de welig bloeiende legendeboom tot alleen de kern de stam zo men wil overbleef. Want aan de oude legende, die uit de zesde eeuw of vroeger, werd niet getwijfeld en deze is de eeuwen door gebleven. Bij ons heeft Vondel ze een plaats gege ven in zijn „Brieven der Heilige Maeghderi". Hij vertelt: „Maria Magdalena, zuster van Martha en Lazarus, van de Joden gehaet, zworf, met haren broeder en zuster, over zee naar Massilië; van waer zij, om de toeloop des volx te myden en voorts het over schot des levens in gestrenger boetvaerdig'heyt te slyten, zich begaf in Provence op zekeren bergh, van de zee gekabbelt (om spoeld). Hier leet ze in een spe- lonck, aenvechtingen van draken- spoock en slangen, waervoor de Aertsengel haer beschutte. Hier wert ze gevoedt en gelaeft met hemelse dauw, tot dat ze na dar- tgh jaren levens in eenzaemheit, ontfing het allerbeste deel, haer van 't Orakel der waerheit be looft". Men ziet het, Vondel houdt zich nauwgezet aan de oude legende en ook in het daarop volgende gedicht wijkt hij er niet van af. Dat de lotgevallen der drie Maria's zo de aandacht van alle Christeneeuwen gespannen heb ben gehouden is met te verwonde ren. Elk jaar opnieuw wordt haar lof gezongen op de meest plech tige momenten die de Kerk kent. Het evangelie van de Paasnacht is volgens Mattheüs, en begint met de aanhef, uit de oude Ves pers van Paaszaterdagmorgen zo goed bekend: „Vespere autem sabbativenit Maria Magda lena et altera Maria vidére sepul- chrum." Na afloop van de sabbath bij het aanbreken van de eerste dag der week, gingen Maria Mag dalena en de andere Maria(s) het graf bezoeken. En hetzelfde verhaal, nu in de woorden van Marcus, wordt op Paaszondag in alle kerken der Christenheid voor gelezen. Evangelie te brengen „Lumen ad revelationem gentium" Licht tot openbaring aan de hei denen. Daar staat zij dan aan de Evangeliekant als een nieuwe vuurzuil, symbool van de verre zen Heiland, die de Goede Tijding aan het zondig mensdom bracht, die ons verloste uit Satan's macht en ons liefdevol leidt naar het Beloofde Land. De wijding geschiedt door de diaken als verkondiger van Jezus' Verrijzenis en heraut der Paas- vreugde, hij zingt het grote lof lied der Kerk. Zoals niet de apos telen, maar de heilige vrouwen de eerste verkondigers van de glorievolle Opstanding waren, zo is niet de priester, maar de min dere in rang de diaken, de zanger van het paaslied en verricht hij de wijding. De lof der kaars Reeds op het einde der vierde eeuw bestond deze plechtigheid in de kerken van Noord-ftalië, Gallië en Spanje en waarschijn lijk ook in Noord-Afrika, want Augustinus haalt verzen aan, die hij zelf gemaakt heeft en „laus oereï" heten „de lof der kaars". Iri die tijd moest de diaken zelf zijn „lof der kaars" het paaslied, samenstellen. Hij was geheel vrij in de manier waarop hij dit wilde doen, als hij zich maar hield aan enkele hoofdlijnen, die de bete kenis der ceremonie duidelijk maakten: „Het licht van de ver rezen en verheerlijkte Christus verlicht de duisternissen der mensheid. De zegepraal van zo groot een Koning moet de aanwe zigen opwekken Otn God te dan ken en Zyn blijvende bescher ming in te roepen". Maar niet iedere diaken was een dichter en zo vroeg irt 384 de diaken Praesidius van Piacenza aan St. Hieronymus om voor hem een praeconium pasehale (paas lied) te willen opstellen. Het ant woord viel niet mee, de beroemde geleerde voelde er niets voor: „De H. Schrift kent geen kaar sen, maar olielampen en zelfs in het Nieuwe Testament wordt niet over kaarsen gesproken". Ditmaal luisterde men niet naar zijn ver maning „om afstand te doen van die vreemde plechtigheid", want de paaskaarswijding en het paas lied werden geleidelijk aan door alle kerken in het Westen over- ?cnomen en tijdens paus Zosimus 417) was deze plechtigheid ook in Rome een onderdeel van de Paasnachtliturgie geworden. Het ..Exultet" Honderd jajjen later schreef de diaken Ennodius van Pavia twee lofzangen ter ere der kaars, maar hoe beroemd ze ook in hun tijd waren, ze raakten vergeten toen het „Exultet" algemeen bekend werd. Dit paaspraeconium, nog steeds de lofzang der Westerse Kerk, is niet in Rome ontstaan. Men vindt de tekst het eerst in de sacra mentaria en missalen uit Noord- Italië en Gallië, later is het door Aleuïn binnen de liturgie van de >ausen gebracht. Wie de „„...wo-w-er is, valt niet te zeg gen; lange tijd werd het „Exul- stad der pausen gebracl samenstelt tet" aan St. Augustinus toege schreven, terwijl vooral In onze tijd velen aan de grote bisschop van Milaan, St. Ambrosius, den ken. In het gezang onderscheidt men duidelijk drie delen: de inleiding, de eigenlijke behandeling van het thema en de slotgebeden. De in leiding nodigt heel de schepping uit om aan de paasjubel deel te nemen, en bevat tevens een ver zoek aan de omstanders om Gods hulp te vragen opdat de diaken waardig de lof der kaars moge foözingöii» In de eigenlijke lofzang hoort men eerst een vergelijking tus sen het Paasfeest der Oude en dat der Nieuwe Wet. Dan wordt Christus' lof gezongen oht de Verlossing waardoor Hij alle helse machten verdreef zoals het licht der duisternis. En zóver gaat de zanger dat hij verheerinkt „de schuld" die h*j waarlijk nood zakelijk" en. „gelukkig" noemt, omdat zij verdiend heeft „zulk een groot Verlosser te hebben". Dan wordt de kaars zelf geof ferd als een brandoffer, zinne beeld van de Zaligmaker, door de vijf wierookkorrels als hét ware met de vijf glorieuze won den getekend. Het praeconium sluit met een smeekgebed voor al de aanwezi gen, voor de geestelijkheid, voor, de Paüs en de Bisschop. maker", zegt Mgr. Duchesne, „zo is het begrijpelijk er de vijf won den m aan te brengen en ze naar hef voorbeeld van Jezus leerlln- ten met reukwerken le balsemen, fant de wierrookkoroels ver beelden de specerijen, waarmee Jozef van Arimathea en Nicode- mus Jezus balsemden." Lang vergeten is bet gebruik om de Paaskaars in stukjes te breken en aan de gelovigen uit te delen. In de vroege Middel eeuwen gebeurde dit bij de aan vang der profetieën, de kaars werd ontdaan van haar versie ring, men verdeelde haar, de ge lovigen waren er zuinig mee want de stukjes dienden als voorbe hoedmiddel tegen onweer en brand. In andere kerken vond men het zonde om de schone kaars te vernielen, daarom wijd de men andere kaarsen en ver deelde die dan maar, terwijl de Paaskaars gespaard werd. En onze paaskaars, het zinne beeld van de verrezen en verheer lijkte Christus, het Licht zonder avond dat allen is komen verlich ten, blijft gedurende de volgende veertig dagen branden. Eerst als het evangelie van Hemelvaart is zinnebeeld is van de Zalig- gelezen, wordt het licht gedoofd. Veranderingen In de loop der eeuwen is de oude tekst tweemaal veranderd. In bijna alle oude handschriften bevat het Exultet ook een passa ge die de lof der bijen verkon digt, als brengers van het was, maar dit gedeelte is door Paus Pius V geschrapt. De beroemde zinsnede: „O zon de van Adam door Christus' dood vernietigd, zeker ztft gij noodza kelijk geweest, O gelukkige schuld, die zo goed en zo groot een Verlosser mocht vinden" ver wekten opspraak en verzet om de gedurfdheid dezer uitspraken. In de tweede helft der 9de eeuw liet men deze passage weg, al leen in de Italiaanse sacramen taria en missalen bleven ze be houden. En Pi us V bh de herzie ning van het Romeinse Missaal heeft de passage In ere hersteld. Oorspronkelijk was de paas kaars reeds aangestoken als het „Exultet" begon, sedert de 11de eeuw gebeurt het tijdens de zang. Ook het insteken van de vijf wie rookkorrels is van vrij late da tum. Toch is deze ceremonie be- „Daar de Paaskaars «rijpelijk het zinm Dit is de ochtend aller ochtenden het Licht, het Lumen Christi, gulden Liefdesov er daad scheen generaties in het zondig aangezicht, verdrong het gloren van een prille dageraad. Twee vrouwen naderen en zien in hun verdriet noch vroege vogels, die zich langs onzichtb're treden rftet zielsverrukte zang verheffen naar 't zenith; noch dauw en bloemen langs de sporen van hun schreden. Dan daalt in blanke gloed de schone jongeling en glijdt een zonnestraal door het verlaten graf. De wachtende Romein voelt plots een huivering en trots en eerzucht, haat en onrecht vallen af. Dit is de ochtend van Nieuw Leven: het begin der tocht van rechtgeaarde volken naar hun Huis. Alleluja! De Christus is verrezen! In Zijn wonden glanst de overwinning van het Kruis! J. v. d. K. Men moét de vroomheid van een mens niet prijzen zolang hl) leeft en een slecht mens niét verdoemen, zolang de genade des Heren voor hem dé hemelpoort kan openen. Judas en Distnas zijn de eeuwen door heel gewone figuren geweest in dit ondermaanse en ze spélen de hoofdrol in het oude verhaal opgetekend in de kronieken, welke handelen over de gruwelen van de Hugenotenoorlogen in het schone land van Béarn. Een verhaal niet doorweven met öpjubelende feest- geluiden of vol lichtende horizonten, zoals.een Paasverhaal gemeenlijk pleegt te zijn, maar hard en somber als de bergen in Béarn, ondertussen echter als een loflied op de gerechtigheid en de barm hartigheid des Heren op de Verrijsenis- dag. Toen Hij de wereldwijsheid en de schijnheiligheid der Farizeeërs te schan de maakte en aan de boetende Maria Magdalena een voorsmaak gaf van het paradijs, waar de goede moordenaar reeds was binnengetreden. Het was op zeven April 1569, Dinsdags, in de Paasweek, dat te Pau de terechtstelling plaats had van drie priesters, door het Hu- genootse stadsbestuur als volkstnisleiders veroordeeld om aan de galg te worden ge hangen, midden op het marktplein. Er was minder belangstelling dan de ketterse over heid had verwacht, de mensen hadden in de laatste maanden al zoveel dergelijke to nelen gezien en de kans bestond dat mis schien morgen of overmorgen de katholie ken weer de overhand zouden krijgen, want de Hugenootse troepen waren bijna een maand geleden bij Jarnac vernietigend ver slagen en De Guise trok met zijn overwin nende scharen snel Zuidwaarts. Onder deze omstandigheden was het geraden de voor zichtigheid in acht te nemen en vele Huge noten zelfs hadden bezwaren gemaakt te gen het gevelde doodvonnis. Daarbij was het afschuwelijk slecht weer, zodat er maar weinig publiek rond het schavot stond. De kar met de veroordeelden reed aan, zonder stoornis werd ze ontladen, want de priesters hadden zich met vroomheid in hun lot geschikt. Twee Dominicanen uit Toulouse frêre Gaston en frêre Amoury, en Prosper de Gard die monnik in Cluny was geweest en de laatste maanden als volksmissionaris door Béarn rondtrok tot hij in Périgord werd gearresteerd. Met neergeslagen ogen beklommen ze de treden die naar de galg leidden, ze zagen niet eens de glinsterende rij van hellebaardiers. Ergens begon een klok te luiden, de kleine groep mensen hield werktuigelijk op met fluisteren, in stilte wachtend op wat komen zou. De twee Dominicanen stonden doodstil, alleen de lippen bewegend in ge bed. Prosper de Gard hief het hoofd op en begon luidop te bidden, God dankend voor de glorie van het martelaarschap. De jonge Frangois Olier, die door zijn moeder uitge zonden was om groenten te halen, maar heimelijk naar de markt geslopen was, vond het zeer schoon en stichtend. De beul maakte haast, enkele maanden geleden zou hij spottende opmerkingen aan het adres der slachtoffers hebben gericht, maar het was zo kil en zo nat en de stem ming der omstanders leek hem niet gunstig voor grove aardigheden. Enkele minuten later was het afgelopen, de beul trok zijn jas aan, de 3cnout en de hellebaardiers keerden zich om en toen gebeurde het. De twee Dominicanen hingen reeds volko men bewegingloos maar een der handen van Prosper de Gard was omhoog gegaan en had zich gewrongen tussen het koord en de hals, de gehangene begon weer adem te halen. „Hij leeft, om Godswil maak hem los" de schelle jongensstem van een kleine Olier verbrak de stilte en juist op dat ogenblik kwam iemand het marktplein oplopen schreeuwend: „De ruiters van De Guise komen!" Ineens was het plein vol leven en beweging. Prosper de Gard werd afgeknoopt en haastig naar een ziekenhuis gebracht, dé lijken zijner metgezellen snel verwijderd en zelfs de schout en de helle baardiers hielpen mee om de sporen der terechtstelling zo gauw mogelijk te doen verdwijnen. Binnen enkele dagen was het aanzien van Pau veranderd, nu waren het de Huge noten die zich schuil moesten houden en Prosper de Gard leidde als aartspriester der hoofdkerk de herkatholisering der stad. Hij werd gevierd als een martelaar, die slechts door een wonder was behouden om de afge- dwaalden weer in de ware schaapstal te brengen. En als hij preekte was de kerk zó vol, dat vele mensen geduldig buiten bleven wachten in de hoop dat hij na de Mis zijn predicatie buiten zou herhalen. Wat meestal ook gebeurde, waardoor zijn lof bij de mensen steeds groter werd. Even buiten Pau stond een klein kasteel, bewoond door Théodard Le Renaudie, de broer van le grand Renaude, die eens Frank- rijks koning had willen vermoorden en daarom gevierendeeld was. Le petit Renau die was geen Calvinistische held, hij was noch Hugenoot noch Katholiek, hij at in overvloed het brood der zonde. De gladde jonker wist iedere partij te vriend te hou den, reed en roste met zijn vrienden, richt te feestmalen aan, waarover de ergste ge ruchten liepen. Prosper de Gard had hem twee of driemaal opgezocht, maar liet hem nu als onverbeterlijk Satanskind aan zijn lot over. Théodard zong met zijn vrienden spotliedjes op de gehangene, die was afge knoopt. Ieder weldenkend mens vond dit wel het allerergste en gruwde van dit schandelijk bedrijf. Maar ver van Pau, in het klooster van het Heilig Kruis te Poitiers, bad en boette Claire de Renaudie voor de zonden, door haar broers bedreven. Ze deed een beroep op de eindeloze barmhartigheid des Heren om genade voor de zondaar te Pau. Ze schreef Théodard een brief, waarin ze hem vroeg om dagelijks ter liefde Gods één Onze Vader en om Gods heilige Moeder te eren ook één Wees Gegroet te bidden. „Je doet zoveel om je vrienden te plezieren, doe dit nu eens voor mij en doe het goed." Le petit Renaudie vond zich als edelman ver plicht de bede ener jonkvrouwe te verhoren en 's avonds laat of vroeg in de morgen, Wanneer zijn vrienden waren heengegaan, knielde hij neer en probeerde te doen wat zijn zuster hem gevraagd had. Soms lukte het, soms ook niet, maar geen dag sloeg hij dit proberen over. Opnieuw veranderde de toestand in Béarn, de jonge Hendrik van Navarre bracht een leger op de been, waarvoor zijn moeder Jeanne d'Albert al haar juwelen ten gelde had gemaakt. Bij La Roche Abeille in Li mousin onderging de jonge prins de vuur doop, de mannen van De Guise overwonnen wel maar de heldenmoed van Hendrik vond weerslag bij alle Hugenoten, vooral in Béarn en Navarre. In Maart 1570 moesten de katholieke troepen Béarn ontruimen en Monsieur De Coligny kwam persoonlijk naar Pau om daar de overwinning te vieren en le bon Henri als toekomstig koning van Frankrijk te begroeten. Want hij wilde niets meer of minder dan dat. Het verafschuwde ras der Valois-koningen moest plaats maken voor de zoon der fiere Jeanne d'Albert. En weer raakten de gevangenissen vol, nu met katholieken, opnieuw stond er een schavot op het marktplein van Pau. Daags vóór Pasen werden twee gevange nen binnengebracht, Prosper le Gard, die zich enkele dagen schuil gehouden had wachtend op een gelegenheid om uit Pau en Béarn te kunnen ontvluchten, en le petit Renaudi. Een kamerdienaar had ver raden dat hij zijn heer verscheidene malen het Wees Gegroet had horen bidden. Dat zo iets de broer van hun grote held moest overkomen, maakte de Hugenoten méér dan dol. Hij moest en zou die paapse gewoonte afleggen of anders sterven. Nog op de tweede Paasdag kwamen bei den voor de stedelijke rechtbank. De katho lieken van Pau hielden zich angstig weg, want de Hugenoten waren door de geleden onderdrukking veel fanatieker dan het jaar te voren. Ze waren echter vast overtuigd dat Prosper le Gard ditmaal zeker de kroon der martelaren zou verwerven, maar over Théodard le Renaudie maakte niemand zich enige illusie. Het oordeel der mensen is feilbaar de lof was Prosper naar het hoofd geslagen en hij was zeer ij del en zelfbewust geworden en had zich gekoesterd in de glorie en glans van zijn martelie van een jaar gele den. Le petit Renaudie bad voortdurend met de tollenaar „God, wees mij arme zondaar genadig". In de late namiddag van die tweede Paasdag stierf Théodard aan de galg omdat hij trouw wilde blijven aan zijn Wees Ge groet. Prosper le Gard vertrok uit Pau, is predikant geworden en trouwde. In het klooster van het Heilig Kruis te Poitiers knielde Claire le Renaudie neer, toen zij dit nieuws hoorde en bad het Mag nificat, waarin de lof gezongen wordt van de nederigen van harte en de verwerping aangekondigd van hen die trots zijn van gemoed. W. VAN DE PAS. l"NAT velen mag als „World Calend den met „een der". Ze treder op touw heeft vonden. Want een gelijkvorm transport en kleuren in oi aangetoond h wanneer de F vraagstuk hee niet hebben g kant van het diecongres in O.S.B. laten wi heeft gezet. Het voorstel kort dit: het ook verdeeld in kwartalen word dertien weken begint met een terdag. De twe elk 31, de laatst 91 is 364, dus schoven worden ber, de laatste het schrikkeljaar geen 365% m Grote kerkelij] eerste plaats, kerken worden vaste datum. A Paasdatum is ei vormers. Er k maand verschil van twee verse was het Pasen April, in 1951 het op 18 April Drie punten br voorop de kwestie dan de positie welke bedreigd liturgische wense en Paastijd. De Paasdatum een kerkelijke immers het Ho vraag over de van moderne oo de eerste christen dat ze de gelov heeft gelaten. Ij was er reeds ee: Die oudste stri, ten nauwste san: de bekeerlingen heidenen aan Pa den brachten di verband met he feest. In de ker men Pasen op d< 15de Nisan. In R ste deel der Ke feest zo, dat d( had op de tijd op de dood, de Klein-Azië had datum, de overig daar vierde men Zondag, die van herdenking van de. Aanvankelijk ting, hoewel sti uit de heidenen Niet minder dar Pinksteren uitz\ stad, ieder dorp ven voor het A| en twintig jarig wervingsactie h zijn officieel bc en liefst 100.0C jaar te kunnen „In ieder kathol der Hereniging" Voorwaarden iedere dag een herstel der eenb Christenen en ee drage van één g De actie zal g vorm van een l vaart, een geest tocht naar het maar de grot van als eens de weert Europa, gehoor gt roep van de Pau het gevaar van aan de grenzen keren in die ee Europese bewegi tochten, zo zulle tholieken van Ne dende kruistocht plaats van Christ thans verlaten li tijnse land. In d honderden pelgri den der wereld, vooroorlogse jare drongen in en ro tegrot, komen ei enige bedevaartg Iedere katholie deze geestelijke naar Bethlehem

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuw Noordhollandsch Dagblad : voor Alkmaar en omgeving | 1952 | | pagina 10