Waterivegwijzer bij de Hoek
JAN
vo<
...als de loods niet werkt, kom t er geen
schip binnen; als er geen schip binnen
komt, ligt het werk de haven
en als dat stil ligt
Neder
op
1
DE „Procyon" snijdt een fraaie
witte V van schuim uit het
gladde oppervlak van de
Nieuwe Waterweg. De dag is nog
jong, de frisse geur van de ochtend
hangt boven het water, waarover
het licht van de zon wat aarze
lend speelt en de hemel aan de
kim heeft die ijle grijze kleur, die
de belofte is van een stralende
dag. De slager in Hoek van Hol
land had het een half uurtje gele
den nog met stelligheid opge
merkt, nadat hij de deur van zijn
winkel had opengezet en naar de
lucht had gekeken: „Het wordt
een prachtige dag, meneer." Zelf
was hij niet zeer diep overtuigd
van het belang van zijn opmer
king, zodat hij een weinig ver
baasd keek, toen we hem enthou
siast bijvielen, alsof hij zojuist de
onhoudbaarheid van de stelling
van Pythagoras had aangetoond.
Dat is te zwak gezegd. De wis
kunde van de hele wereld en van
alle tijden interesseerde ons op
dat moment minder dan de toe
stand van het weer en de reden
daarvan lag een paar honderd
meter verder in het water van de
Berghaven. Maar dat wist de
slager niet.
Slapende werken
Fluitconcert
Rijksambtenaar op zee
Halen en brengen
Vandaag
vuurp
HET ZEEGAT IN EN UIT da«en m naci»e»)
TMe „reden" dan ls de in de aanhef genoemde
„Procyon". die fris en vrolijk doorgaat met zijn
vruchteloze poging het oppervlak van de Water
weg in twee delen te splitsen. Hij meet 435 ton
en hij is een van de dertien vaartuigen, die het
De jol is te water, de matroos in het midden
maakt de takel los en de loods staat voorin klaar.
Over een minuut of wat zit hij op het schip, dat
hij binnen moet loodsen
Nederlandse loodswezen ter beschikking heeft om
de schepen van de wereld, die Nederland, zonder
brokken te maken, willen binnenkomen, van een
loods te voorzien. Wil men een wezen leren
kennen, dan dient men het van nabij gade te
slaan en wil men het loodswezen leren kennen,
dan is het toch tenminste noodzakelijk een loods
vaartuig te bestijgen en daarop enige tijd te ver
toeven in zodanige lichamelijke en geestelijke ge
steldheid, dat gadeslaan mogelijk blijft. Er is
weinig fantasie voor nodig om te beseffen wat
er van dat gadeslaan terecht komt wanneer 435
ton boot het moet opnemen tegen millioenen
tonnen zeewater opgehitst door een Zuidwester
storm. Vandaar het enthousiasme over het fraaie
weer, want het is beter te kijken naar, dan be
keken te worden door
ironische mannen met
zeebenen, die je het beste
middel ter wereld tegen
zeeziekte aan de hand
doen: onder een boom
gaan liggen. De „Pro
cyon" glijdt inmiddels
tussen de pieren van de
Hoek door, buigt even
veerkrachtig door de
knieën om de langere
deining van de Noordzee
op te vangen en tjoekt
spoorslags verder naar
zijn positie, tussen de gas-
boei en de belboei HK
13, drie mijl buiten de
kust. En daar ligt ie dan
weer. Hij is even weg
geweest om de loodsen op
te halen, die straks over
zullen stappen op de
schepen, die de Waterweg
binnen willen lopen. Om
vier uur in de nacht heef!
hij hetzelfde gedaan, om
twaalf uur zal hij het op
nieuw doen en dan weer
om zes uur en te midder
nacht. Nu is het kwart
over acht. De eerste
stuurman W. Smith, die
de wacht heeft, verschuift
wat aan een handle, waar
bij iets staat van „voor
uit" en „achteruit" en de
„Procyon" ligt stil, klaar
voor het werk van alle
dag. Hij zal de schepen
bedienen, die van het
Noorden uit de Water
weg in willen draaien. Een mijl of wat
verder ligt de „Algol", die hetzelfde zal doen bij
de schepen, die uit zuidelijke richting komen
Voor alle grote zeegaten en havens liggen loods-
vaartuigen gestationneerd. bij dag en bij nacht,
bij storm en bij mist, of het regent dan wel
sneeuwt.
De zeevaart kan op het Nederlandse
loodswezen rekenen en om te beoordelen
in welke mate, behoeft men geen gezag
voerder te zijn, maar slechts bezitter van
een radiotoestel of lezer van een krant.
Men kan immers dan zelf de mededeling
horen of lezen, dat „de loodsdienst om zo
en zo laat de dienst heeft gestaakt" en
wanneer men het aantal keren per jaar
dat dit voorkomt, op de vingers van een
hand aftelt, dan houdt men nog een paar
vingers over. En als men deze mededeling
hoort, dan zou men best een minuut stilte
in acht kunnen nemen, want dan kan
men er donder op zeggen, dat het ernst is
en dat het mensenlevens zou gaan kos
ten, als men de dienst niet staakte.
Het is niet uit sportieve overwegingen, dat de
schippers van de loodsvaartuigen zo laat mogelijk
besluiten tot het staken van de dienst. Het be
lang van het werk van het loodswezen is duide
lijk voor ieder, die een ogenblikje logisch wil
redeneren: als de loods niet werkt, komt er geen
schip de haven in en als er geen schip de haven
binnenkomt, dan ligt het werk in de haven stil
en als het werk in de haven stil ligtWel, hier
moet de lezer zelf zijn verbeeldingskracht maar
laten werken, want de schadelijke gevolgen ver
menigvuldigen zich nu gelijk konijnen en het
zal wel niet nodig zijn dieper in te gaan op het
grote belang van de loodsdienst.
Vandaag is er geen kans op het stilleggen van
de dienst. De zee ligt loom in de zon en is eigen
lijk te lui om zich te bewegen. De „Procyon" ligt
doodstil op het water, alsof hij op heipalen
staat. Aan dek is het rustig als op
een stil plekje in het bos, met dit
verschil, dat men geen vogeltjes
hoort fluiten. Niets doet veronder
stellen, dat er ongeveer vijftig man
aan boord is, want bijna alles be
vindt zich benedendeks. De lood
sen ook, de meesten van hen
slapen en dat is een mededeling,
die wellicht verwondering zal
wekken bij allen, die de dag ge
bruiken om te werken en de nacht
voor het slapen reserveren. Maar
zo'n geregeld leven is voor de
loods niet weggelegd. Hij maakt
deel uit van een continubedrijf met een bijzon
dere inslag, die het werken met drie ploegen,
waarvan ieder ploeg acht uur in dienst is, on
mogelijk maakt. Een loods is veertien dagen en
veertien nachten achtereen in dienst, zonder
onderbreking. Schematisch gezegd is hij altijd in
beweging: van de loodsboot naar 't schip, met 't
schip naar de haven, van de haven naar de trein,
van de trein naar de loodsboot. Veertien dagen
lang. Hij weet nooit zeker wanneer hij zijn slaap
zal kunnen krijgen, dus pakt hij hem wanneer
er gelegenheid is.
Op de loodsboot is er een goede kans, dat hij
een heel eind weg kan pitten, mits zijn naam
bordje niet al te zeer bovenaan staat in het kastje
op de brug en mits er niet al te veel zeeschepen
de haven binnen willen lopen, zodat het even
duurt voordat de voorraad loodsen is uitgeput.
De schipper van de „Procyon" komt de brug
op. „Burger, doodgewoon Burger", laat hij weten
dat zijn naam is. Schipper H. Burger is niet
groot en niet direct het type van wat men op
de wal pleegt te verstaan onder een ruwe zee
bonk. Maar elk van de een en dertig jaren zee
lucht die hij bij het loodswezen heeft opgesno
ven heeft een rimpel op zijn gezicht erbij ge
maakt en nou zal het ons toch benieuwen of hij
zich dan over deze opmerking wél zal opwinden.
Want schipper Burger blijft in alle standen, waar
in we hem kunnen aanschouwen zo rustig en ge
moedereerd als een overledene. Als men het
schip onder zijn benen vandaan zou halen, zou
hij niet eens zeggen: „Hé, wat is dat nou!" Hij
lacht veel en breed en rustig. Dat rustige gemoe
delijke heeft trouwens de hele brug. De eerste
stuurman Smith heeft het en de tweede stuur
man de Hartog, althans ze hebben het vandaag,
maar waarom zouden ze het niet altijd hebben?
Die hele grote zee is het beste flesje zenuw
druppels, dat men zich denken kan. Innemen is
niet eens nodig.
De schipper neemt de verrekijker, zet
hem aan zijn ogen en speurt de zee af om
te zien of er geen cliëntèle nadert. Een
belangrijk ding lijkt dat, die verrekijker.
Niet omdat de schipper en de stuurlui
slecht van gezicht zouden zijn en een
schip niet zouden zien naderen in de
verte, verre van dat. Maar de kijker is
nodig om vast te stellen of de gezagvoer
der een loods vraagt en aangezien hij dat
niet per briefkaart of telefoon kan doen
neemt hij een eeuwenoud middel te baat:
hij laat een vlag in de mast hijsen, de sein-
of er nu een loods aan boord is of niet. Dit is
gedaan om te voorkomen, dat gezagvoerders uit
zuinigheidsoverwegingen zullen afzien van de
diensten van de loods. Trouwens de meeste ge
zagvoerders zullen het risico niet willen nemen
cn van de adviezen van de loods gebruik maken.
Op dat woord „adviezen" moet de nadruk wor
den gelegd, want de gezagvoerder blijft te allen
tijde verantwoordelijk voor de gang van zaken.
De loods is adviseur, niets meer en niets minder.
De gezagvoerder, die een Nederlandse loods
Op de brug van de „Procyon" treft men drie kopstukken bij elkaar aan:
schipper H. Burger, de eerste stuurman G. Smith en de kijker, die men
ook wel als een kopstuk kan beschouwen. Schipper Burger flinks) zet
hem nog maar eens voor zijn ogen om te zien of er nog wat te ver
dienen valt. Stuurman Smith kijkt niet zo ver weg deze keer. Hij neemt
er nu maar even zijn gemak van, want hij heeft het in de nacht druk
genoeg gehad tijdens zijn wacht. Tussen schipper en stuurman in, is
weer eens de jol te zien, die rustig in de takel hangt. Het zwemvest
in het midden behoeft geen dienst te doen vandaag
vlag G, waarmee hij zeggen wil: „Ik
vraag een loods". Een verrekijker om dat
vlaggetje te ontdekken is dan wel nodig,
wil het loodsvaartuig de gezagvoerder
van het vragende schip op zijn wenken
bedienen.
De schipper heeft een boot in het vizier ge
kregen. Hij brengt de kijker onder de klep van
zijn uniformpet en zoekt of hij de seinvlag G kan
ontdekken. Hij laat de kijker weer zakken. „Voor
lopig nog geen moer in de mast", zegt hij laco
niek, waarmee hij maar duidelijk wil maken,
dat de seinvlag G nog niet gehesen is op hel
naderende schip. Een ogenblikje wachten maar.
„Nou zie ik een vlag, geloof ik", zegt de roer
ganger. „Maar het kan ook zijn natievlag Wel
zijn. die aan het gaffeltje hangt". De schipper
kijkt nog eens. Nauwkeurig, want als de loods
voor niets wordt gehaald van beneden is dat ook
niet leuk. Maar het is 'm. De schipper werpt
even een blik op het rijtje naambordjes aan de
wand om te zien welke loods er aan de beurt is
en laat hem roepen. Vervolgens gaat hij naar
buiten en blaast snerpend op een fluitje, zoals
een conducteur, die de tram wil laten stoppen.
Drie matrozen leggen als ze het fluitje horen, het
werkje neer, waarmee ze bezig zijn. Twee klim
men er in de motorjol, die aan een takel buiten
het schip hangt en als de schipper weer fluit, laat
de derde de jol zakken tot hij gelijk met de ver
schansing is en dan stapt ook de loods in, maar
niet dan nadat hij de punten van de voorpanden
van zijn blauwe regenjas in de zakken van die
zelfde regenjas heeft gestopt, zodat hij zijn benen
vrij heeft. Dat is wel nodig, want een touwlad-
dertje van een schip is geen staatsietrap.
Weer een fluitje en de jol is te water. Het mo
tortje ronkt zegevierend als een bromfiets op de
hoofdweg en de jol schiet weg in de richting van
het schip, dat om een loods heeft gevraagd. Het
blijkt het Engelse stoomschip „Bury" te zijn. Het
is een lust de jol over het groene gladde water
te zien glijden, vief als een vlieg over de ruit
van een broeikas. Nu wel, ja. Maar als de storm
te keer gaat en de maan en de sterren 's nachts
achter de wolken schuil gaan, dan zouden er heel
wat harten worden vastgehouden, indien men
zijn handen dan niet voor iets anders nodig had.
De motordrijver heeft de jol zwierig en haar-
zuiver onder aan de wand van de „Bury" ge
plakt, precies op de plaats waar de touwladder
is uitgehangen. De loods kruipt tegen het schip
op. een eenzaam figuurtje tegen de uitgestrekte
zwarte scheepswand, waartegen zijn witte pet hel
afsteekt. Boven grijpt iemand hem onder de arm,
hijst hem over de railing en klopt hem vervol
gens op de schouder. De loods is weer eens veilig
aan boord gekomen.
Zijn werk begint nu pas. Hij heeft tot
taak de gezagvoerder zodanig te advise
ren, dat deze zijn schip veilig aan de kade
kan brengen. De vraag rijst wellicht of die
gezagvoerder dat zelf niet kan, aan de
hand van de kaarten en andere hulpmid
delen, die hem ten dienste staan. Het na
vigeren op een rivier en in de havenmond
heeft evenwel zijn speciale moeilijkheden
en de gezagvoerder, die in de meeste ge
vallen slechts met lange tussenpozen een
haven aandoet, kent niet, zoals de loods,
de details, is bijvoorbeeld niet op de
hoogte van tussentijdse wijzigingen in de
voorschriften van de waterpolitie of van
zandbanken, die zich tijdens zijn afwezig
heid gevormd kunnen hebben.
Overigens is geen gezagvoerder verplicht een
loods aan boord te nemen, maar hij zal het
altijd wel doen, temeer omdat wat Nederland
betreft de bepaling is gemaakt, dat elk schip,
dat in- of uitgaat het loodsgeld moet voldoen
aan boord heeft, kan echter gerust zijn. Het is
een man, die zijn vak verstaat. Voor iemand er
over kan gaan denken naar een plaats als loods
te solliciteren dient hij tenminste vier jaar als
stuurman te hebben gevaren en tenminste
een jaar in het bezit te zijn van een diploma
tweede stuurman. En als hij dan wordt aange
nomen moet hij eerst nog tweehonderd maal een
volwaardig loods vergezellen, voordat hij zelf
standig een schip in of uit mag brengen. Hi
weet de weg en kent de spraak aan boord vai
een schip, hij is op de hoogte van alle moderne
hulpmiddelen en staat niet onwennig op de brug
Hij is een zééman en tevens dit even bij wijze
van tegenstelling rijksambtenaar, want he:
loodswezen is een staatsdienst, ressorterend on
der het ministerie van Marine.
Het stoomschip „Bury" heeft zijn schroef a)
weer laten slaan en verdwijnt in de richting
van de pieren bij de Hoek, dat wat wazig, ah
gehuld in een tulen sluier, in de verte te zien
is. De loods aan boord heeft een paar uur varen
voor de boeg. Als hij straks terug komt zal hel
vlugger gaan. Wanneerhij de „Bury" veilig
heeft binnengeloodst, zal hij in Rotterdam op de
trein stappen naar Hoek van Holland, waar het
loodsvaartuig hem te zijner tijd weer zal afha
len en dan zal hij weer naar Rotterdam varen.
Met een vrachtboot, een passagierschip, een kus-
ter? Wie zal het zeggen? Het is ongeregeld en
afwisselend en toch weer geregeld en eentonig
als de wisseling van eb en vloed, waarmee hij
in zijn vak te maken heeft.
De schipper is intussen in een hoek van
de brug tegen de wand gaan staan pra
ten. Het blijkt, dat daar de radio-installa
tie staat en hij spreekt tegen de seinpost
aan de wal, op die speciale toon, welke a
gebruikelijk is bij radiogesprekken op
zee: „Hallo seinpost, hallo seinpost. Hier
de Procyon. We loodsten het Engelse
stoomschip Bury. We loodsten het Engel
se stoomschip Bury. Over en sluiten
maar".
De wand praat onmiddellijk terug: „Ja Pro
cyon, hier de seinpost. U loodste het Engelse
stoomschip Bury. Dank u en sluiten". De wand
vervalt weer in diep stilzwijgen, maar even later
komt-ie weer: „Hallo Procyon, hier de seinpost.
Er komt er een langs varen en die heeft er eentje
af te geven". De oplossing van deze hersengym-
nastiekpuzzle levert voor de Procyon geen moei
lijkheden op. De „een", die langs komt varen
blijkt een schip te zijn, dat de Waterweg verlaat
en die „eentje", die het heeft af te geven, is de
loods, die het schip naar zee heeft gebracht en
er nu weer af moet, wil hij niet worden meege
nomen naar Zweden, Zuid-Amerika of een ander
land, waar buitenlandse postzegels vandaan ko
men. Het is een binnenloods, die precies het om
gekeerde doet van de zeeloods. Hij zal straks in
Hoek van Holland de Procyon verlaten en de
trein nemen naar Rotterdam, waar hij weer op
een schip zal stappen enzovoorts, enzovoorts.
Maar nu moet hij eraf. De ceremonie met de
motorjol ditmaal bakboord, want er zijn twee
jollen herhaalt zich. De loods komt de brug
op, noemt zijn naam, die in het logboek wordt
neergeschreven, zegt goeie middag en dat het
warm is aan de wal en verdwijnt naar beneden.
Hij gaat slapen of eten wellicht.
De dag verglijdt. Het is wat halen en wat
brengen. De jol gaat daarvoor nu en dan te
water, nu voor een groezelige Italiaan; dan voor
een hagelblanke Zweed of voor een houtboot
uit Finland. Maar het is niet druk, zeggen ze
aan boord. Vannacht was het drukker, je kon
wel aan de gang blijven. Het lijkt nu wel of
't mooie weer iedereen een vrije dag heeft doen
nemen. De enkele schepen, die langs komen,
drijven in alle stilte voorbij. Niets beweegt aan
boord, een zwerm meeuwen er achter accen
tueert de verlatenheid. Het is de werkelijkheid
geworden ballade van de „Ancient Mariner",
iedere keer als er een schip geluidloos passeert
Ook op de Procyon heerst een rust als in een
De zee vertoont zich op een mooie dag
als een uitgestrekt stuk gegolf plaatijzer,
de glans van de zon is er in gevangen en
het is allemaal zo lieflijk en mooi, dat het
eigenlijk niet mooi meer is. De opvarenden
van het schip op de achtergrond zijn te
benijden, althans op deze dag, want zij
vangen een grote reis aan naar de anders
kant van al dat water, dat voor de boec
ügt. Het schip heeft zojuist de Nieuws
Waterweg verlaten. De loods, die het tol
op zee heeft gebracht is nu van boord ge
haald met de motorjol van de „Procyon'
en men ziet hem links op de voorgrond
prins-heerlijk varen. De jol brengt hem
nu naar het loodsvaartuig „Procyon" toe,
waarvan deze foto genomen is. Nog even
en de jol ligt langszij. Dan zal een matroos
de takel laten zakken, die men aan de
linkerkant van de foto ziet en dan daar
mee de jol ophijsen tot aan de verschan
sing en dan zal de loods op het dek van
de loodsboot klimmen. Het is allemaal zo
eenvoudig als het daglicht.... Maar als
het stormt, dan ligt de zaak anders. De
schepen liggen dan vlak bij elkander om
de jol beschutting te bieden en de over
tocht zo kort mogelijk te doen zijn, want
wat is dan een jol en wat is dan een
loods tegen die hele grote zee?
straat op een Zondagmiddag. Vreemd als je zo
an de brug af op het schip kijkt. Een schip
'ol met mensen en bijna geen teken van leven.
2en schip vol met mensen, die stuk voor stuk
re wereld hebben rondgevaren, duizenden kilo
meters van elkaar en die nu, wonderlijk genoeg,
djn samengebracht op dit kleine schip en daarop
een kleine gemeenschap vormen als op een klein
eiland. Daar is Leen uit 's-Gravenzande, die
eerst op de tuin heeft gewerkt, die geruild heeft
voor de slepers van Smit en Co. en als runner
de wereld rond is geweest, zo jong als hij is. Daar
is de kok, die koken kan als de beste en nóóit
een haar in de soep, want hij heeft ze echt niet
wél een prachtige tatouering op zijn arm, dié
hij gehaald heeft „aan de andere kant". Daar is
de machinist van de Water, die het circus Sa-
rassani naar Zuid-Amerika heeft gebracht voor
die ongelukkige tournée en zo hebben ze allen
hun geschiedenis.
Nog een stap of vier en de loods is boven, dan
zijn linkerbeen over de verschansing, vervolgens
zijn rechterbeen en daar staat-ie dan op het dek.
Kinderwerkals het niet waait en de touw
ladder van goede kwaliteit is.
De dag van vandaag zal niet veel noe
menswaardigs toevoegen aan die geschie
denis. Het is een van die zeldzame dagen
in Nederland, waarop het weer te mooi
is om iets bijzonders te laten gebeuren.
We weten, dat we met een te fraaie in
druk van het leven van een loods naar
huis gaan, want het is niet alle dagen
koffie met koek. Ter schrale compensatie
zullen we, als we horen, dat de loodsdienst
gestaakt is een minuut stilte in acht ne
men en denken aan de Procyon, de Algol,
de Rigel, de Betelgeuze en al die andere
loodsvaartuigen tussen Dollart en Schel
de. „Hij wél", zeggen ze nu vast en zeker
-m boord van de „Procyon".
(Telefon:
LAUSANNE, 3
zichten over de p
Het liep tegen vi
hingen dreigend
echter niets and
inwendig dankte
de zon achter e<
man brachten oi
daag eindelijk
dagen in spannii
Want onder dez«
Jan Nolten en Tl
klasse bij deze
Morteau, 109 la
hadden gezet D
natuurlijk „coute
zege moest zorge
zou vanzelfsprek
finish aankwam
inderdaad zijn o1
nieuwelingen no
slag op de derd
AI kwam er d
kleuren geen eta
bus, toch heeft Ne
dag in de negen
duidelijk laten zie
ners waard zijn. 1
lans heeft dit bri
een derde plaats
de Limburger, nii
scheen nu eindelij:
angst voor de Ian;
te zijn. In de ach
hij zich al kennen
met een formidal
In deze rit naar
Jan Nolten eigenli.
ner v?n het nog m
lende peleton. En
beste maar ook de
de meest energie!
Met Thijs Roks
trichtenaar de „g
karavaan eventje:
met wilskracht k
reikt. En al onze
eventueel falen v
het in het begin n
lijk met zichzelf h
verdwenen, toen I
Roks, de jongen
ZATERDAG
HILVERSUS
7.00 VARA;
10.20 VARA
20.00—24.00
VARA: 7.00 Niet
8.00 Nieuws en
Oram.; 8.55 Voor
y.üü Gram.; (9.35—
den); VPRO: 10.00
geschakeld", cause
genwijding. VARA
arbeiders in de oo
11.40 Twee viole:
12.00 Gram.; 12.30
toauwmededelingen
13.00 Nieuws; 13.1
„De grote witite w
rhapsodic; 14.00
14.25 Vrouwenkoor
programma; 15.15
15.45 Dansmuziek;
wieg tot het graf",
Kamerorkest; 17.1!
17.30 Voor de jetig*
18.15 VARA-Varia
muziek; 18.40 Rege
„Zoeklicht op de
fensde"; 19.00 Ar
kaart; VPRO; 19
tout", causerie; 19
Testament in deze
19.55 „Deze wei
VARA: 20.00 Niet
tualiteiten; 20.15 C
gramma; 21.00 So<
mentaar; 21.15 W
21.45 Voordracht; 2
orkest en solisten;
kampvuur; 23.00
Orgelspel; 23.302
HILVERSUN
7.00—24.00 1
KRO: 7.00 Nieu
tendlgymnastiek
muziek; 7.45 Merge
turgische kalender
en weerberichten;
9.00 Voor de hui
Oram.; 10.00 Voo
10.15 Gram.; 11.00
11.45 Oram.; 12.00
Oram.; 12.30 Land-
mededelingen; 12.3
Zonnewijzer; 13.(
Kath. nieuws; 13.2C
muziek; 14.00 B
14.10 Oram.; 14.4(
zending; 15.15 Kro
teren en Kunsten;
16.15 „De Schoon
Gregoriaans"; 16.45
17.50 Ronde van P
Nieuws; 18.15 Joun
overzicht; 18.25 L
18.45 Buitenlandse
ties; 19.00 'Gram.;
kampioenschappen
19.25 Gram.; 19.52
20.00 Nieuws en v
De gewone man z<
van; 20.15 „Lichtba
20.35 Gram.; 20.40 F
Ned. Rode Kruis;
21.30 Gram.; 22.3C
de Zondag in";
23.15 Nieuws in Es
24.00 Gram.