Waterivegwijzer bij de Hoek JAN vo< ...als de loods niet werkt, kom t er geen schip binnen; als er geen schip binnen komt, ligt het werk de haven en als dat stil ligt Neder op 1 DE „Procyon" snijdt een fraaie witte V van schuim uit het gladde oppervlak van de Nieuwe Waterweg. De dag is nog jong, de frisse geur van de ochtend hangt boven het water, waarover het licht van de zon wat aarze lend speelt en de hemel aan de kim heeft die ijle grijze kleur, die de belofte is van een stralende dag. De slager in Hoek van Hol land had het een half uurtje gele den nog met stelligheid opge merkt, nadat hij de deur van zijn winkel had opengezet en naar de lucht had gekeken: „Het wordt een prachtige dag, meneer." Zelf was hij niet zeer diep overtuigd van het belang van zijn opmer king, zodat hij een weinig ver baasd keek, toen we hem enthou siast bijvielen, alsof hij zojuist de onhoudbaarheid van de stelling van Pythagoras had aangetoond. Dat is te zwak gezegd. De wis kunde van de hele wereld en van alle tijden interesseerde ons op dat moment minder dan de toe stand van het weer en de reden daarvan lag een paar honderd meter verder in het water van de Berghaven. Maar dat wist de slager niet. Slapende werken Fluitconcert Rijksambtenaar op zee Halen en brengen Vandaag vuurp HET ZEEGAT IN EN UIT da«en m naci»e») TMe „reden" dan ls de in de aanhef genoemde „Procyon". die fris en vrolijk doorgaat met zijn vruchteloze poging het oppervlak van de Water weg in twee delen te splitsen. Hij meet 435 ton en hij is een van de dertien vaartuigen, die het De jol is te water, de matroos in het midden maakt de takel los en de loods staat voorin klaar. Over een minuut of wat zit hij op het schip, dat hij binnen moet loodsen Nederlandse loodswezen ter beschikking heeft om de schepen van de wereld, die Nederland, zonder brokken te maken, willen binnenkomen, van een loods te voorzien. Wil men een wezen leren kennen, dan dient men het van nabij gade te slaan en wil men het loodswezen leren kennen, dan is het toch tenminste noodzakelijk een loods vaartuig te bestijgen en daarop enige tijd te ver toeven in zodanige lichamelijke en geestelijke ge steldheid, dat gadeslaan mogelijk blijft. Er is weinig fantasie voor nodig om te beseffen wat er van dat gadeslaan terecht komt wanneer 435 ton boot het moet opnemen tegen millioenen tonnen zeewater opgehitst door een Zuidwester storm. Vandaar het enthousiasme over het fraaie weer, want het is beter te kijken naar, dan be keken te worden door ironische mannen met zeebenen, die je het beste middel ter wereld tegen zeeziekte aan de hand doen: onder een boom gaan liggen. De „Pro cyon" glijdt inmiddels tussen de pieren van de Hoek door, buigt even veerkrachtig door de knieën om de langere deining van de Noordzee op te vangen en tjoekt spoorslags verder naar zijn positie, tussen de gas- boei en de belboei HK 13, drie mijl buiten de kust. En daar ligt ie dan weer. Hij is even weg geweest om de loodsen op te halen, die straks over zullen stappen op de schepen, die de Waterweg binnen willen lopen. Om vier uur in de nacht heef! hij hetzelfde gedaan, om twaalf uur zal hij het op nieuw doen en dan weer om zes uur en te midder nacht. Nu is het kwart over acht. De eerste stuurman W. Smith, die de wacht heeft, verschuift wat aan een handle, waar bij iets staat van „voor uit" en „achteruit" en de „Procyon" ligt stil, klaar voor het werk van alle dag. Hij zal de schepen bedienen, die van het Noorden uit de Water weg in willen draaien. Een mijl of wat verder ligt de „Algol", die hetzelfde zal doen bij de schepen, die uit zuidelijke richting komen Voor alle grote zeegaten en havens liggen loods- vaartuigen gestationneerd. bij dag en bij nacht, bij storm en bij mist, of het regent dan wel sneeuwt. De zeevaart kan op het Nederlandse loodswezen rekenen en om te beoordelen in welke mate, behoeft men geen gezag voerder te zijn, maar slechts bezitter van een radiotoestel of lezer van een krant. Men kan immers dan zelf de mededeling horen of lezen, dat „de loodsdienst om zo en zo laat de dienst heeft gestaakt" en wanneer men het aantal keren per jaar dat dit voorkomt, op de vingers van een hand aftelt, dan houdt men nog een paar vingers over. En als men deze mededeling hoort, dan zou men best een minuut stilte in acht kunnen nemen, want dan kan men er donder op zeggen, dat het ernst is en dat het mensenlevens zou gaan kos ten, als men de dienst niet staakte. Het is niet uit sportieve overwegingen, dat de schippers van de loodsvaartuigen zo laat mogelijk besluiten tot het staken van de dienst. Het be lang van het werk van het loodswezen is duide lijk voor ieder, die een ogenblikje logisch wil redeneren: als de loods niet werkt, komt er geen schip de haven in en als er geen schip de haven binnenkomt, dan ligt het werk in de haven stil en als het werk in de haven stil ligtWel, hier moet de lezer zelf zijn verbeeldingskracht maar laten werken, want de schadelijke gevolgen ver menigvuldigen zich nu gelijk konijnen en het zal wel niet nodig zijn dieper in te gaan op het grote belang van de loodsdienst. Vandaag is er geen kans op het stilleggen van de dienst. De zee ligt loom in de zon en is eigen lijk te lui om zich te bewegen. De „Procyon" ligt doodstil op het water, alsof hij op heipalen staat. Aan dek is het rustig als op een stil plekje in het bos, met dit verschil, dat men geen vogeltjes hoort fluiten. Niets doet veronder stellen, dat er ongeveer vijftig man aan boord is, want bijna alles be vindt zich benedendeks. De lood sen ook, de meesten van hen slapen en dat is een mededeling, die wellicht verwondering zal wekken bij allen, die de dag ge bruiken om te werken en de nacht voor het slapen reserveren. Maar zo'n geregeld leven is voor de loods niet weggelegd. Hij maakt deel uit van een continubedrijf met een bijzon dere inslag, die het werken met drie ploegen, waarvan ieder ploeg acht uur in dienst is, on mogelijk maakt. Een loods is veertien dagen en veertien nachten achtereen in dienst, zonder onderbreking. Schematisch gezegd is hij altijd in beweging: van de loodsboot naar 't schip, met 't schip naar de haven, van de haven naar de trein, van de trein naar de loodsboot. Veertien dagen lang. Hij weet nooit zeker wanneer hij zijn slaap zal kunnen krijgen, dus pakt hij hem wanneer er gelegenheid is. Op de loodsboot is er een goede kans, dat hij een heel eind weg kan pitten, mits zijn naam bordje niet al te zeer bovenaan staat in het kastje op de brug en mits er niet al te veel zeeschepen de haven binnen willen lopen, zodat het even duurt voordat de voorraad loodsen is uitgeput. De schipper van de „Procyon" komt de brug op. „Burger, doodgewoon Burger", laat hij weten dat zijn naam is. Schipper H. Burger is niet groot en niet direct het type van wat men op de wal pleegt te verstaan onder een ruwe zee bonk. Maar elk van de een en dertig jaren zee lucht die hij bij het loodswezen heeft opgesno ven heeft een rimpel op zijn gezicht erbij ge maakt en nou zal het ons toch benieuwen of hij zich dan over deze opmerking wél zal opwinden. Want schipper Burger blijft in alle standen, waar in we hem kunnen aanschouwen zo rustig en ge moedereerd als een overledene. Als men het schip onder zijn benen vandaan zou halen, zou hij niet eens zeggen: „Hé, wat is dat nou!" Hij lacht veel en breed en rustig. Dat rustige gemoe delijke heeft trouwens de hele brug. De eerste stuurman Smith heeft het en de tweede stuur man de Hartog, althans ze hebben het vandaag, maar waarom zouden ze het niet altijd hebben? Die hele grote zee is het beste flesje zenuw druppels, dat men zich denken kan. Innemen is niet eens nodig. De schipper neemt de verrekijker, zet hem aan zijn ogen en speurt de zee af om te zien of er geen cliëntèle nadert. Een belangrijk ding lijkt dat, die verrekijker. Niet omdat de schipper en de stuurlui slecht van gezicht zouden zijn en een schip niet zouden zien naderen in de verte, verre van dat. Maar de kijker is nodig om vast te stellen of de gezagvoer der een loods vraagt en aangezien hij dat niet per briefkaart of telefoon kan doen neemt hij een eeuwenoud middel te baat: hij laat een vlag in de mast hijsen, de sein- of er nu een loods aan boord is of niet. Dit is gedaan om te voorkomen, dat gezagvoerders uit zuinigheidsoverwegingen zullen afzien van de diensten van de loods. Trouwens de meeste ge zagvoerders zullen het risico niet willen nemen cn van de adviezen van de loods gebruik maken. Op dat woord „adviezen" moet de nadruk wor den gelegd, want de gezagvoerder blijft te allen tijde verantwoordelijk voor de gang van zaken. De loods is adviseur, niets meer en niets minder. De gezagvoerder, die een Nederlandse loods Op de brug van de „Procyon" treft men drie kopstukken bij elkaar aan: schipper H. Burger, de eerste stuurman G. Smith en de kijker, die men ook wel als een kopstuk kan beschouwen. Schipper Burger flinks) zet hem nog maar eens voor zijn ogen om te zien of er nog wat te ver dienen valt. Stuurman Smith kijkt niet zo ver weg deze keer. Hij neemt er nu maar even zijn gemak van, want hij heeft het in de nacht druk genoeg gehad tijdens zijn wacht. Tussen schipper en stuurman in, is weer eens de jol te zien, die rustig in de takel hangt. Het zwemvest in het midden behoeft geen dienst te doen vandaag vlag G, waarmee hij zeggen wil: „Ik vraag een loods". Een verrekijker om dat vlaggetje te ontdekken is dan wel nodig, wil het loodsvaartuig de gezagvoerder van het vragende schip op zijn wenken bedienen. De schipper heeft een boot in het vizier ge kregen. Hij brengt de kijker onder de klep van zijn uniformpet en zoekt of hij de seinvlag G kan ontdekken. Hij laat de kijker weer zakken. „Voor lopig nog geen moer in de mast", zegt hij laco niek, waarmee hij maar duidelijk wil maken, dat de seinvlag G nog niet gehesen is op hel naderende schip. Een ogenblikje wachten maar. „Nou zie ik een vlag, geloof ik", zegt de roer ganger. „Maar het kan ook zijn natievlag Wel zijn. die aan het gaffeltje hangt". De schipper kijkt nog eens. Nauwkeurig, want als de loods voor niets wordt gehaald van beneden is dat ook niet leuk. Maar het is 'm. De schipper werpt even een blik op het rijtje naambordjes aan de wand om te zien welke loods er aan de beurt is en laat hem roepen. Vervolgens gaat hij naar buiten en blaast snerpend op een fluitje, zoals een conducteur, die de tram wil laten stoppen. Drie matrozen leggen als ze het fluitje horen, het werkje neer, waarmee ze bezig zijn. Twee klim men er in de motorjol, die aan een takel buiten het schip hangt en als de schipper weer fluit, laat de derde de jol zakken tot hij gelijk met de ver schansing is en dan stapt ook de loods in, maar niet dan nadat hij de punten van de voorpanden van zijn blauwe regenjas in de zakken van die zelfde regenjas heeft gestopt, zodat hij zijn benen vrij heeft. Dat is wel nodig, want een touwlad- dertje van een schip is geen staatsietrap. Weer een fluitje en de jol is te water. Het mo tortje ronkt zegevierend als een bromfiets op de hoofdweg en de jol schiet weg in de richting van het schip, dat om een loods heeft gevraagd. Het blijkt het Engelse stoomschip „Bury" te zijn. Het is een lust de jol over het groene gladde water te zien glijden, vief als een vlieg over de ruit van een broeikas. Nu wel, ja. Maar als de storm te keer gaat en de maan en de sterren 's nachts achter de wolken schuil gaan, dan zouden er heel wat harten worden vastgehouden, indien men zijn handen dan niet voor iets anders nodig had. De motordrijver heeft de jol zwierig en haar- zuiver onder aan de wand van de „Bury" ge plakt, precies op de plaats waar de touwladder is uitgehangen. De loods kruipt tegen het schip op. een eenzaam figuurtje tegen de uitgestrekte zwarte scheepswand, waartegen zijn witte pet hel afsteekt. Boven grijpt iemand hem onder de arm, hijst hem over de railing en klopt hem vervol gens op de schouder. De loods is weer eens veilig aan boord gekomen. Zijn werk begint nu pas. Hij heeft tot taak de gezagvoerder zodanig te advise ren, dat deze zijn schip veilig aan de kade kan brengen. De vraag rijst wellicht of die gezagvoerder dat zelf niet kan, aan de hand van de kaarten en andere hulpmid delen, die hem ten dienste staan. Het na vigeren op een rivier en in de havenmond heeft evenwel zijn speciale moeilijkheden en de gezagvoerder, die in de meeste ge vallen slechts met lange tussenpozen een haven aandoet, kent niet, zoals de loods, de details, is bijvoorbeeld niet op de hoogte van tussentijdse wijzigingen in de voorschriften van de waterpolitie of van zandbanken, die zich tijdens zijn afwezig heid gevormd kunnen hebben. Overigens is geen gezagvoerder verplicht een loods aan boord te nemen, maar hij zal het altijd wel doen, temeer omdat wat Nederland betreft de bepaling is gemaakt, dat elk schip, dat in- of uitgaat het loodsgeld moet voldoen aan boord heeft, kan echter gerust zijn. Het is een man, die zijn vak verstaat. Voor iemand er over kan gaan denken naar een plaats als loods te solliciteren dient hij tenminste vier jaar als stuurman te hebben gevaren en tenminste een jaar in het bezit te zijn van een diploma tweede stuurman. En als hij dan wordt aange nomen moet hij eerst nog tweehonderd maal een volwaardig loods vergezellen, voordat hij zelf standig een schip in of uit mag brengen. Hi weet de weg en kent de spraak aan boord vai een schip, hij is op de hoogte van alle moderne hulpmiddelen en staat niet onwennig op de brug Hij is een zééman en tevens dit even bij wijze van tegenstelling rijksambtenaar, want he: loodswezen is een staatsdienst, ressorterend on der het ministerie van Marine. Het stoomschip „Bury" heeft zijn schroef a) weer laten slaan en verdwijnt in de richting van de pieren bij de Hoek, dat wat wazig, ah gehuld in een tulen sluier, in de verte te zien is. De loods aan boord heeft een paar uur varen voor de boeg. Als hij straks terug komt zal hel vlugger gaan. Wanneerhij de „Bury" veilig heeft binnengeloodst, zal hij in Rotterdam op de trein stappen naar Hoek van Holland, waar het loodsvaartuig hem te zijner tijd weer zal afha len en dan zal hij weer naar Rotterdam varen. Met een vrachtboot, een passagierschip, een kus- ter? Wie zal het zeggen? Het is ongeregeld en afwisselend en toch weer geregeld en eentonig als de wisseling van eb en vloed, waarmee hij in zijn vak te maken heeft. De schipper is intussen in een hoek van de brug tegen de wand gaan staan pra ten. Het blijkt, dat daar de radio-installa tie staat en hij spreekt tegen de seinpost aan de wal, op die speciale toon, welke a gebruikelijk is bij radiogesprekken op zee: „Hallo seinpost, hallo seinpost. Hier de Procyon. We loodsten het Engelse stoomschip Bury. We loodsten het Engel se stoomschip Bury. Over en sluiten maar". De wand praat onmiddellijk terug: „Ja Pro cyon, hier de seinpost. U loodste het Engelse stoomschip Bury. Dank u en sluiten". De wand vervalt weer in diep stilzwijgen, maar even later komt-ie weer: „Hallo Procyon, hier de seinpost. Er komt er een langs varen en die heeft er eentje af te geven". De oplossing van deze hersengym- nastiekpuzzle levert voor de Procyon geen moei lijkheden op. De „een", die langs komt varen blijkt een schip te zijn, dat de Waterweg verlaat en die „eentje", die het heeft af te geven, is de loods, die het schip naar zee heeft gebracht en er nu weer af moet, wil hij niet worden meege nomen naar Zweden, Zuid-Amerika of een ander land, waar buitenlandse postzegels vandaan ko men. Het is een binnenloods, die precies het om gekeerde doet van de zeeloods. Hij zal straks in Hoek van Holland de Procyon verlaten en de trein nemen naar Rotterdam, waar hij weer op een schip zal stappen enzovoorts, enzovoorts. Maar nu moet hij eraf. De ceremonie met de motorjol ditmaal bakboord, want er zijn twee jollen herhaalt zich. De loods komt de brug op, noemt zijn naam, die in het logboek wordt neergeschreven, zegt goeie middag en dat het warm is aan de wal en verdwijnt naar beneden. Hij gaat slapen of eten wellicht. De dag verglijdt. Het is wat halen en wat brengen. De jol gaat daarvoor nu en dan te water, nu voor een groezelige Italiaan; dan voor een hagelblanke Zweed of voor een houtboot uit Finland. Maar het is niet druk, zeggen ze aan boord. Vannacht was het drukker, je kon wel aan de gang blijven. Het lijkt nu wel of 't mooie weer iedereen een vrije dag heeft doen nemen. De enkele schepen, die langs komen, drijven in alle stilte voorbij. Niets beweegt aan boord, een zwerm meeuwen er achter accen tueert de verlatenheid. Het is de werkelijkheid geworden ballade van de „Ancient Mariner", iedere keer als er een schip geluidloos passeert Ook op de Procyon heerst een rust als in een De zee vertoont zich op een mooie dag als een uitgestrekt stuk gegolf plaatijzer, de glans van de zon is er in gevangen en het is allemaal zo lieflijk en mooi, dat het eigenlijk niet mooi meer is. De opvarenden van het schip op de achtergrond zijn te benijden, althans op deze dag, want zij vangen een grote reis aan naar de anders kant van al dat water, dat voor de boec ügt. Het schip heeft zojuist de Nieuws Waterweg verlaten. De loods, die het tol op zee heeft gebracht is nu van boord ge haald met de motorjol van de „Procyon' en men ziet hem links op de voorgrond prins-heerlijk varen. De jol brengt hem nu naar het loodsvaartuig „Procyon" toe, waarvan deze foto genomen is. Nog even en de jol ligt langszij. Dan zal een matroos de takel laten zakken, die men aan de linkerkant van de foto ziet en dan daar mee de jol ophijsen tot aan de verschan sing en dan zal de loods op het dek van de loodsboot klimmen. Het is allemaal zo eenvoudig als het daglicht.... Maar als het stormt, dan ligt de zaak anders. De schepen liggen dan vlak bij elkander om de jol beschutting te bieden en de over tocht zo kort mogelijk te doen zijn, want wat is dan een jol en wat is dan een loods tegen die hele grote zee? straat op een Zondagmiddag. Vreemd als je zo an de brug af op het schip kijkt. Een schip 'ol met mensen en bijna geen teken van leven. 2en schip vol met mensen, die stuk voor stuk re wereld hebben rondgevaren, duizenden kilo meters van elkaar en die nu, wonderlijk genoeg, djn samengebracht op dit kleine schip en daarop een kleine gemeenschap vormen als op een klein eiland. Daar is Leen uit 's-Gravenzande, die eerst op de tuin heeft gewerkt, die geruild heeft voor de slepers van Smit en Co. en als runner de wereld rond is geweest, zo jong als hij is. Daar is de kok, die koken kan als de beste en nóóit een haar in de soep, want hij heeft ze echt niet wél een prachtige tatouering op zijn arm, dié hij gehaald heeft „aan de andere kant". Daar is de machinist van de Water, die het circus Sa- rassani naar Zuid-Amerika heeft gebracht voor die ongelukkige tournée en zo hebben ze allen hun geschiedenis. Nog een stap of vier en de loods is boven, dan zijn linkerbeen over de verschansing, vervolgens zijn rechterbeen en daar staat-ie dan op het dek. Kinderwerkals het niet waait en de touw ladder van goede kwaliteit is. De dag van vandaag zal niet veel noe menswaardigs toevoegen aan die geschie denis. Het is een van die zeldzame dagen in Nederland, waarop het weer te mooi is om iets bijzonders te laten gebeuren. We weten, dat we met een te fraaie in druk van het leven van een loods naar huis gaan, want het is niet alle dagen koffie met koek. Ter schrale compensatie zullen we, als we horen, dat de loodsdienst gestaakt is een minuut stilte in acht ne men en denken aan de Procyon, de Algol, de Rigel, de Betelgeuze en al die andere loodsvaartuigen tussen Dollart en Schel de. „Hij wél", zeggen ze nu vast en zeker -m boord van de „Procyon". (Telefon: LAUSANNE, 3 zichten over de p Het liep tegen vi hingen dreigend echter niets and inwendig dankte de zon achter e< man brachten oi daag eindelijk dagen in spannii Want onder dez« Jan Nolten en Tl klasse bij deze Morteau, 109 la hadden gezet D natuurlijk „coute zege moest zorge zou vanzelfsprek finish aankwam inderdaad zijn o1 nieuwelingen no slag op de derd AI kwam er d kleuren geen eta bus, toch heeft Ne dag in de negen duidelijk laten zie ners waard zijn. 1 lans heeft dit bri een derde plaats de Limburger, nii scheen nu eindelij: angst voor de Ian; te zijn. In de ach hij zich al kennen met een formidal In deze rit naar Jan Nolten eigenli. ner v?n het nog m lende peleton. En beste maar ook de de meest energie! Met Thijs Roks trichtenaar de „g karavaan eventje: met wilskracht k reikt. En al onze eventueel falen v het in het begin n lijk met zichzelf h verdwenen, toen I Roks, de jongen ZATERDAG HILVERSUS 7.00 VARA; 10.20 VARA 20.00—24.00 VARA: 7.00 Niet 8.00 Nieuws en Oram.; 8.55 Voor y.üü Gram.; (9.35— den); VPRO: 10.00 geschakeld", cause genwijding. VARA arbeiders in de oo 11.40 Twee viole: 12.00 Gram.; 12.30 toauwmededelingen 13.00 Nieuws; 13.1 „De grote witite w rhapsodic; 14.00 14.25 Vrouwenkoor programma; 15.15 15.45 Dansmuziek; wieg tot het graf", Kamerorkest; 17.1! 17.30 Voor de jetig* 18.15 VARA-Varia muziek; 18.40 Rege „Zoeklicht op de fensde"; 19.00 Ar kaart; VPRO; 19 tout", causerie; 19 Testament in deze 19.55 „Deze wei VARA: 20.00 Niet tualiteiten; 20.15 C gramma; 21.00 So< mentaar; 21.15 W 21.45 Voordracht; 2 orkest en solisten; kampvuur; 23.00 Orgelspel; 23.302 HILVERSUN 7.00—24.00 1 KRO: 7.00 Nieu tendlgymnastiek muziek; 7.45 Merge turgische kalender en weerberichten; 9.00 Voor de hui Oram.; 10.00 Voo 10.15 Gram.; 11.00 11.45 Oram.; 12.00 Oram.; 12.30 Land- mededelingen; 12.3 Zonnewijzer; 13.( Kath. nieuws; 13.2C muziek; 14.00 B 14.10 Oram.; 14.4( zending; 15.15 Kro teren en Kunsten; 16.15 „De Schoon Gregoriaans"; 16.45 17.50 Ronde van P Nieuws; 18.15 Joun overzicht; 18.25 L 18.45 Buitenlandse ties; 19.00 'Gram.; kampioenschappen 19.25 Gram.; 19.52 20.00 Nieuws en v De gewone man z< van; 20.15 „Lichtba 20.35 Gram.; 20.40 F Ned. Rode Kruis; 21.30 Gram.; 22.3C de Zondag in"; 23.15 Nieuws in Es 24.00 Gram.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuw Noordhollandsch Dagblad : voor Alkmaar en omgeving | 1952 | | pagina 4