Leven van LICHT
en
Schilder stortte van ladder
eniverdoperazanger
plfjpI®§
Achter de coulissen der opera is een vreemde wereld
Waar Nadir en Leïla
tezamen zijn
HET is hol en leeg in de
grote schouwburgzaal.
Hol, leeg en donker. Er
kraakt iets op een der
voorste rijen, van buiten de zaal
komt vaag het gerammel van
vaatwerk, dan is het weer stil,
muisstilTot er plots ergens
op het toneel geschuifel is van
voeten. Een lichtknopje klikt en
een schuchtere lichtstraal kruipt
van de plankenvloer steil omhoog
langs de strakke bollende plooien
van het zware doek. Nog m§er
lichtknopjes klikken en naast het
eerste witte plekje op het heel
hoge plafond prikken er zich nog
meer, die allemaal langs de banen
van het grijze doek omhoog zijn
gekropen. Dat doek staat daar nu
als een muur tussen een zaal met
rijen lege stoelen en een toneel, vol
kisten, pakken en coulissendelen,
die schots en scheef dooreen lig
gen.
„Kom kinderen...
Het doek gaat op
DIE MOEILIJKE PASSAGE.
Metamorphose
Bij het sterven van een held
GESPREK IN DE
KLEEDKAMER
Eens op een dag
De dokter schrok
ER STOND EEN ADVERTENTIE IN DE KRANT
Fee:
in Katwijk
»Nié«S£:
Zoeven lag zij nog wenend in de
armen van haar geliefde held
maar nu de zaal veilig achter het
doek is weggesloten, is al het opera-
leed vergeten. (Nel Duval)
SCHADUW
Iemand zit op een der kisten een sigaretje te
rollen voor straks als de voorstelling zal zijn
afgelopen en het toneel opnieuw een chaos zal
zijn en de zaal daar achter dat statige doek,
weer alleen maar lege stoelen zal bevatten.
„Vanavond de Parelvissers, morgen de Paljas en
de Cavalleria, overmorgen Carmen. We draaien
weer lekker," zegt de sigarettenman als er nog
iemand de laatste pakkist van zijn schouders
laat glijden. „Ja," zegt die ander, „en toch zou
ik graag nog eens een avondje met mijn vrouw
uitgaan, een cabaretje of zo of een mooie film."
De mannen van de opera, die 's morgens op
staan met een hoofd vol zorgen over hun requi-
sieten en coulissen en pas diep in de nacht met
dezelfde zorgen naar bed gaan, zij zijn de men
sen, die leven en werken in de schaduw van de
schijnwerpers, waarin de sopranen, de tenoren,
bassen, alten en baritons hun aria's zingen. Van
Nadir en Leïla, van Faust, van Carmen en
Don Giovanni. Maar als zij nog badend in fel
wit voetlicht na het zwijgen van het orkest bui
gend en knikkend het applaus in ontvangst ne
men, staat in het donker achter de coulissen het
leger van helpers klaar om de volgende „scène"
weer op te bouwen. Het operaleven bestaat
slechts uit licht en schaduw, samen geven zij
aan de wereld van imitatie en schijn die betove
rende kracht, die van gewone mensen lyrische
helden maakt en van gewone plankjes en wat
schamel karton een woeste rotspartij.
„Kom kinderen, kom nou toch, er wordt dade
lijk gehaald." De „moeder van de kleedkamers
en moeder van de artisten" staat, met haar
handen steunend op haar heupen, als zij de
vrouwen van de parelvissers wat meer westerse
haast in de zielen wil blazen.
Maar zij staan daar maar wat te giebelen
in een der deuropeningen en het laat hun
koud, dat de inspiciënt al op zijn horloge
loopt te kijken. Nadir kijkt nog even of zijn
sandalen wel goed vast zitten en als hij gebukt
staat ziet Zurga, die hem straks op het toneel
fel zal haten, kans om hem een beentje te lich
ten. En als z\j samen nog staan te lachen zet
het orkest in de bak de ouverture in. Voor de
vijftigste, de tachtigste of de twee en negentig
ste keer: „De Parelvissers". Morgenavond zullen
het „De Paljas" en „Cavalleria" zijn en dan zul
len misschien dezelfde of andere artisten achter
de coulissen gebbetjes staan te maken, uitgedost
in andere veelkleurige costuums. Dan zal er
eventjes een ander tekstboek in de kleedkamer
rondslingeren en de bariton zal wellicht aan de
tenor beloven, dat hij nu beter op dat loopje in
de vierde aria zal passen. Maar nog geen tel
daarna zullen ze samen misschien allang weer
over hun aquarium praten en terwijl zij hun
plaatsen op het podium innemen zullen ze wel
licht een afspraak maken eikaars vissen eens te
komen bewonderen.
De ouverture is bijna afgelopen en bij een
vrijwel onzichtbaar teken van de inspiciënt
vlucht het zware doek ratelend aan weerszijden
achter de zijwanden van het podium. De opera
is begonnen, het verhaal van Nadir en Leïla is
opnieuw ten leven gewekt
De giebelende vrouwen van daareven dansen
en bewegen, gracieus en statig langs elkaar heen
en op hun gezichten is nu alleen maar de ernst
van het besef vrouwen van parelvissers te zijn.
Hun „moeder" staat verscholen achter de
meest vooruitgeschoven coulissen te gebaren, dat
Johanna toch op haar rok moet passen, die met
een punt over de planken sleept. „Het zou jam
mer zijn als ze op dat mooie kleed zou trappen
en een scheur is meteen zo'n raar gezicht," en
hoofdschuddend gaat ze terug naar de kleedka
mer waar Leïla de laatste hand aan haar toilet
legt.
Zij is niet de enige, die zo haar eigen zorgen
heelt achter dat grote schouwburgtoneel, terwijl
het koor van vrouwen danst en zingt of terwijl
Nadir en Zurga hun onsterfelijke aria brengen.
L,eua en i\aair uit ae parelvis
sers van Bizet nemen nog even
hun partijen door vóórdat het
doek weer wordt gehaald. (Nel
Duval en Chris Scheffer).
Zo gaat de inspiciënt, die eigenlijk de plaats
vervangend regisseur genoemd kan worden,
graag eens even kijken bij de man in de licht-
cabine of zijn draaiboek van lichtstanden wel
klopt. Elke opera heeft namelijk zijn vaste be
lichting van schijnwerpers, achter, boven en
voor, van voetlicht en toplicht en voor elke
scène of onderdeel daarvan is nauwkeurig vast
gesteld hoeveel en welke lampen er zacht of fel
of minder fel zullen branden. De man in zijn
cabine hoeft nu alleen maar op het spel te letten
wanneer een volgend tafereel of scène begint.
En als de omschakeling van lampen niet vlug
genoeg gaat is er altijd wel de inspiciënt, die
naar boven roept, dat lichtstand nummer zoveel
is ingetreden. Het publiek in de zaal hoort
slechts de aria van Nadir of Zurga en merkt
niet eens, dat een lampje rechts wat zwakker
gloeit of links een roder schijn over de coulissen
glijdt.
Vrouwen van parelvissers, wachtend op het sein, dat de ouverture is begonnen..,
Ineens is er dan de pauze en nog is het doek
niet helemaal naar beneden, of een lawijt breekt
op het podium los, dat horen en zien doet ver
gaan. Met vier of vijf man tegelijk wordt een
„put" van carton en latten bestormd en weinig
tellen daarna staat het hele ding al dichtgeklapt
tegen de wand. Hoge palmbomen van plat board
worden aan touwen neergelaten en de groene
takken worden met bossen tegelijk ervan afge
trokken. Anderen slepen de „stammen" al weg
en nog voor er een kwartier van de pauze
voorbij is staat daar weer iets geheel anders
voor de voetlichten en zitten de „put" en de
„bomen" allang
weer in de grote
kisten, die klaar
staan om in trans
portauto's te wor
den geladen. In
tussen zit Zurga
in zijn kleedkamer
J LS het licht van de zomer en zon
/h 's avonds wat sneller wijkt van de
Z jL straten en de mens dreigt over te
laten aan de stille duisternis van een
lang en somber jaargetij, dan gloeien,
de een na de ander, de schijnwerpers
en voetlichten in schouwburgen en
theaters weer aan. Dan herleeft, ge
wekt door de kus van Thalia en Mel
pomene, de muzen van comedie en
treurspel, de wereld van het sprookje,
dat zich afspeelt in een omlijsting van
schone coulissen. Daar, op de planken
der Bühne zingt men en danst men,
lijdt men en haat men, bemint men en
doodt men, daar, kortom, is een ander
leven dat een mens te denken geeft.
Een leven echter, dat even kort duurt
als de tijd om vanuit de schijnwerpers
achter de coulissen te stappen. Bij die
rotsen van karton, die palmen van ste
vig board, loopt de fatale grens, waar
achter de lyrische wereld weer wordt
tot een mens met zorgen en plezier en
de schalkse schelm een man, in zijn
levensjaren vergrijsd. Mensen van licht
en schaduw, die wij voor enige ogen
blikken slechts in het domein van hun
sprookje mochten benaderen
zijn snor bij te punten en vertelt de tenor van
die ene keer toen er zo'n opschudding was ge
weest onder de aria van Nadir en Leïla. Die
avond ging ook alles vlot en gemakkelijk en vol
overgave waren ze samen aan die schone aria
begonnen, die tot een der hoogtepunten van de
Parelvissers behoort. Op een gegeven moment
schrok echter Leïla op en Nadir, die zijn hoofd
vlug opzij draaide, kon nog juist een grote hond
achter de coulissen zien verdwijnen, die het to
neel van de ene naar de andere kant was over
gestoken. Zij hadden gewoon hun aria doorge
zongen, maar toen zij even later ook „achter"
kwamen was natuurlijk 't tumult om de nieuwe
artist niet van de lucht geweest. En geen mens
had geweten waar in 's hemelsnaam die hond zo
plotseling vandaan was gekomen.
„Het ls alweer zover," zegt Nadir, „lk ga op
de brandstapel. Tot straks" en als wij hem ach
terna ijlen staat hij al in zijn touwen te hangen
op een stapel hout. De bliksem schiet over het-
toneel uit een paar schijnwerpers, die verdekt
achter een rots staan opgesteld en de Inspiciënt
schudt als een wilde aan de plaat blik, die ergens
achter de coulissen van het plafond is neerge
laten.
„Dat is allemaal wel aardig met die felle flit
sen en dat rammelende blik," zegt-ie, als hij
over het toneel naar zijn pionnen kijkt, „maar
je ziet geen bliksem en je hoort geen donder."
En men kan aan zijn gezicht zien, dat hij blij is,
dat de elementen weer bedaren.
Als Zurga stervend ineen zijgt kijkt de man
in de lichtcabine op zijn horloge. Vanavond dus
op tijd thuis, de Inspiciënt klakt met zijn tong:
„Hij is weer voor de bakker" en een der koor
meisjes zoekt al een plaatsje achteraan om, zo
gauw het doek valt, naar de kleedkamer te kun
nen snellen.
Nog even barst het volle geweld van 't orkest
in alle hevigheid los en dan mengt zich met het
geratel van het vallende doek het applaus van
het publiek, dat opgetogen is over de gelukkige
vereniging van Nadir en Leïla en niet ophouden
kan, voordat zij tweeën tezamen met Zurga
twee, driemaal bij een telkens halend doek naar
voren treden.
„Ophouden jongens, niet meer". Het ls de In
spiciënt nu wel genoeg; er is nog meer te doen
en als het kan zou hij vannacht wel eens op tijd
op bed willen liggen.
Want morgenochtend om tien uur alweer de
repetitie van de nieuwe opera. Zo blijft dat maar
doorgaan en precies zoals de tenoren en sopra
nen hun partijen in hun hoofd moeten zien te
krijgen, zo zal er toch voor hem en al die man
nen in de schaduw weer een nieuw en een ander
werkschema moeten worden opgesteld.
Mensen in de schaduw, mensen in het licht.
Samen vormen zij de opera, samen leven zij in
het sprookje, dat Iedere avond weer werkelijk
heid wordt
tt "ir IJ stond gebogen voor de was-
if-l tafel, waarin water spetterend
if neersloeg, toen wij zijn kleed
kamer binnenkwamen. In de spiegel
vóór zich keek hij ons even aan,
maar toen verdween zijn hoofd op
nieuw onder de plensende water
straal, die de gele schmink uit zijn
huidporiën meevoerde. Ergens op een
stoel lag het dierenvel, dat hij zo
even nog als Nadir in de Parelvis
sers om zijn schouders had gehad
Nu waren zijn rug en schouders
bloot en nu was Nadir ook Nadir
niet meer, maar Chris Scheffer, een
der tenoren van de Nederlandse
Opera.
Lachend keek hij ons van tussen
zijn badhanddoek aan: ,.Een beetje
onder de indruk van Bizet? Toch heb
ben die Parelvissers niet zo veel om
het lijf."
Onwillekeurig keken wij naar het
vel op de stoel. „Neen, ik bedoel de
muziek van deze opera. Er zijn nog
heel wat zwaardere werken, die je
niet zo maar eventjes zingt." En dan
noemt Scheffer een rijtje opera's ov
van Wagner, Verdi, Massenet en
anderen.
We proeven even de wereld van
de muziek, waarvan de partituren de
wetboeken zijn en de tenoren en
bassen, sopranen en alten de uitvoer
ders dier melodieuze wetten. Een
ogenblik zien wij in de vriendelijke
ogen vóór ons en plots is de vraag
van onze lippen.
„Mijnheer Scheffer, hoe bent U
tot deze wereld van de muziek door
gedrongen? Kunt U ons zeggen,
waarom TJ zanger bent geworden of
is alles heel gewoon gegaan zoals bij
anderen, die van jongsaf weten welk
beroep zij zullen kiezen?"
„Neen. zo gewoon is het niet ge
gaan", vertelt de zanger tegenover
ons, die nu onderhand bezig is de
boord van zijn overhemd vast te
maken. Als hij gaat zitten om zijn
schoenen aan te trekken vertelt Chris
Scheffer ons het verhaal van zijn
zangersdebuut.
Het was zo plotseling gebeurd. Hij
was huisschilder en werkte bij zijn
vader in het bedrijf. Op een dag had
hij het ongeluk bij het schilderen
van een hoog huis van de ladder te
vallen en kwam met een zware her
senschudding in het ziekenhuis te
recht. De schilder Chris had altijd
veel van zingen gehouden en zo kon
het gebeuren, dat hij herstellende
van zijn val, in het ziekenhuis liede
ren zong bij de piano. In zijn jon
gensjaren was Chris lid geweest van
het kerkkoor en later nog weer van
een gemengd koor. Toen hij dertien
jaar was ging hij met Willem
Hespe's koor mee naar Parijs, waar
hij toen optrad als een der engeltjes
in Strawinskv's „Persephone."
Ook toen Chris schilder werd kon
hij het zingen niet laten en als hij
's avonds de stopverf van zijn han
den had gewassen, knapte hij zich op
en zong dan in cabarets, operettes en
ook eens in een revue.
Geen wonder dan ook, dat hij zong
bij die piano in het ziekenhuis, toen
hij daar als ambulant patiënt rond
liep. Eh het was juist in die dagen,
dat in de bladen een advertentie ver
scheen van de afdeling Opera van
het Gemeentelijk Theaterbedrijf van
Amsterdam, waarin nieuwe krachten
werden gevraagd. Zelf had Scheffer
die advertentie nog niet eens gezien
maar anderen uit het ziekenhuis: die
hem graag hoorden zingen, drongen
er bij hem op aan, dat hij op de ad
vertentie zou schrijven.
Scheffer solliciteerde, kreeg een
in de Troubadour, de Matelot in Le
pauvre Matelot, Rodolpho in La
Bohème, Turridu in de Cavalleria
Rusticana, Alfredo in La Traviata
Nadir in De Parelvissers en de titel
rol in Faust
„En nooit narigheid?"
„Och, je bent natuurlijk wel eens
verkouden, zodat je niet aan zingen
hoeft te denken."
Eens had hij zich door een dokter
laten keuren, maar had niet direct
verteld, dat hij zanger was. De dok
ter had, toen met een routinegebaar
de stethoscoop op zijn rug gelegd om
naar mogelijke afwijkingen te luis
teren. Maar de goede man moet toen
met een verschrikt gezicht zijn op
gesprongen en hebben uitgeroepen:
„Maar, hemel, mijnheer, wat is er
oproep om te komen proefzingen
en.werd geëngageerd.
De schilderkwast was verruild
voor muziekpartituur, het leven ach
ter de coulissen van de opera was
begonnen.
De tenor kijkt ons even aan als hij
zijn jas aantrekt.
„Ja, dat debuut als zanger is vu
al weer een tijdje geleden en ver
schillende tekstwerken zijn al door
gewerkt." En dan noemt hij de rol
len op, die hij als tenor bij de Neder
landse Opera vervulde. Zo zong hij
de Pinkerton in Butterfly, Maurico
met V aan de hand. Zoveel lucht heb
ik nog nooit bij elkaar gehoord."
De tenor kijkt op zijn polshorloge
en springt op uit de stoel, waarin hij,
vertellend, was neergezakt.
„Morgenochtend al vroeg is er
iceer repetitie van Don Giovanni. En
ik houd er niet van te laat te komen.
Dus vanavond op tijd naar bed."
Een stevige handdruk en dan zijn
we alleen met wat resten van
schmink op het randje van de was
tafel en de geest van Nadir, die wacht
op de terugkeer van het sprookje,
dat opera heet
...iiiii,I.,,,li,,,|||||,||||U|7|'|l|ï||||MM
Meer dan tien ja
paters Franciscar
ledig in gebruik
veel te lijden ge
van het gebouw
Toen de paters
oorlog grote planr
voor een totale ni
den ze niet bevr
nog zoveel hoofdbi
ten.
Men moest ui
tiidsomstandighede
genoegen nemen,
toch met grote
dankbaarheid dat
terdag hun collegi
bruik hebben gen
De nieuwe kape
Provinciaal van de
eerwaarde pater C
Eynden plechtig i
H. M. de
Beschermvrouw i
H.M. de Konir
bereid verklaard
vrouwschap van d
bloemententoonste
1953 te aanvaarde
Voorts is er ee
gevormd, waarin
genomen de mi
de deken van het
tique, de ministe
landse zaken, va
zaken en van lar
en voedselvoorzi
namen zitting de
der koningin in
Noord- en Zuid-.
E. H. Krelage, er
algemene verenig
bollencultuur.
Paters van Bi
vijftig jaar in
Zondag is op
Nijmegen het fei
50 jaar geleden ds
Allerheiligste S;
voor het eerst v<
megen. Zij b«
Eucharistische be
derland. Van Nij'
spreiden zij ziel
Duitsland, België,
zelfs in Brazilië
Uit al deze landt
taties naar Nijmeg
dit gouden feest
Onder hen wares
overste dr. Spiek
en de Provinciale:
België, Duitsland
Mgr. W. Mutsaeri
Den Bosch, droeg
hoogmis op in de
kerk, waar de ov<
kenstein, pater J
een preek het go
dacht. Tijdens d
werden twee jong
congregatie, de pa
berg uit Zwolle e:
uit Oss, tot Priet
Op de receptie
ningen aangebode
den remonstrans
door Nederlandse
aan te bieden doo
Nederland.
WOENSDAG 24
HILVERSUM
VARA; 10.01
VARA; 19.31
—24.00 VAIL
7.00 Nieuws: 7.18
ziek: 8.00 Nieuws
ten; 8.18 Orgelspi
huisvrouw: 9.00
ziek; 9.35 Wat<
Gramofoonmuziek
radio: 10.20 Voor
Gramofoonmuziek
muziek: 12.30 Li
mededelingen; 1
platteland; 12.38
Nieuws: 13.15 Co
Omroeporkest; 1
portret; 14.15 Gi
15.00 Voor de 1
Voor de jeugd; 1>
16.15 Voor de je
de zieken; 17.1
17.50 Regeringsu
Nieuws: 18.15 V:
taire reportage; 1
mensen en zijn
Lezing; 19.15 Gi
19.30 Voor de jeu
20.05 „Don Giovs
acte); 21.35 Het
ding, hoorspel: 2
ziek: 23.00 Nieu
Gramofoonmuziek
HILVERSUM
24.00 NCRAi
7.00 Nieuws: 7.1
nastiek; 7.30 Gi
7.45 Een woord v
Nieuws- en wee
Gewijde muziek:
foonmuziek; 9.00
9.30 Voor de vro:
foonmuziek: 10.1
Morgenwijding; 1
harmonisch Orke:
foonmuziek: 12.
Piano; 12.30 Lans
mededelingen; 11
muziek: 12.37 K
Klokgelui; 13.00
Met Pit op pad,
Mandoline-enseml
mofoonmuziek; i
ziek; 14.45 Voor i
Kamerorkest: 15
ziek; 16.00 Voor
Orgelspel; 17.50
tage; 18.00 G:
18.15 Spectrum
Organisatie- en
van; 18.30 Viool.
19.00 Nieuws- er
19.10 Gramofoo
Boekbespreking;
foonmuziek: 19.
20.00 Gramofoo
Nat. reclassering:
ra-concert; 22.10
22.30 Int. Evan
22.40 Gramofoo
Avondoverdenkin
en S.O.S.-berich
Viool, clavecimb
Nauwelijks is het doek gevallen of voorzichtige slopershanden grijpen
resoluut de „rotsen", de „putten", de „bomen" aan en als de zaal nog
maar juist is bekomen van die heerlijke aria, dat wonderschone duet
is het toneel zo leeg alsof er nooit een opera is geweest