KARDINAAL DE JONG SPREEKT
TOT KATHOLIEK NEDERLAND
EEN WOORD VAN ERKENTELIJKHEID
EN EEN BEDE
De feestrede
van dr. Brom
Nieuw NoordhollandscH Dagblad
„DE TIJD VAN KLEURLOOSHEID ligt
minstens een eeuw achter ons; en het is ge
zichtsbedrog van personen, die naar de neu
traliteit terugkijken, zich vooruitstrevend te
noemen. Het purper in de lucht laat allen, die
niet ziende blind zijn, klaarder kleur beken
nen dan ooit".
„Wij moeten God dankbaar zijn voor
onze bevrijding en dit toonen door
trouw te zijn aan ons Geloof. Ik heb
nooit getwijfeld aan
ons katholieke volk"
Veilig en
onveilig sein!
VRIJDAG 1 MAART 1946
MA DE MAGISTRALE REDE van dr. Blom,*sprak Kardinaal de
Jong de vergadering als volgt toe: „Op het einde van dezen
feesteljjken dag moge ik u een kort woord van oprechten en har-
telijken dank toespreken. Dezen morgen heb ik mijn dank betuigd
aan God, aan den H. Vader, Die aan mii en door mii aan de andere
Bisschoppen Zijn tevredenheid heeft getoond over ons geestelijk
werk en aan Z. H. Exc. den Pauselijken Internuntius, die mij het
uiterlijk symbool der pauselijke tevredenheid overreikte. Ik heb
mjjn dank uitgesproken jegens onze geëerbiedigde en geliefde Ko
ningin, die een afgevaardigde zond om Haar bii de plechtigheden
te vertegenwoordigen.
Ik moge hier beginnen mijn
dank te betuigen aan Hunne.Ex
cellenties den minister-president
en de drie katholieke ministers.
Minister Schermerhorn heeft mij
reeds op den avond van de aan
kondiging der benoeming zijn ge-
lukwenschen toegezonden en den
volgenden morgen lazen, wij in de
courant een 'sympathiek artikel
van gelukwensch. Des middags
kwam hij met de drie katholieke
ministers mij persoonlijk felicitee-
ren. Ik heb dat medeleven met
ons katholieke volksdeel op hoo-
gen prijs gesteld*
Mijn (oprechten dank aan Mgr.
Eras, den vertegenwoordiger van
de Bisschoppen in Rome. Maan
denlang is hij ernstig ziek geweest^
toch wilde hij bij deze plechtig
heid aanwezig zijn om de bonnet
aan den Internuntius over te
brengen.
Voor dit bewijs van oude
vriendschap ben ik hem erken
telijk.
Het verheugt mij zeer hier ook
op dezen dag openlijk mijn dank
te kunnen brengen aan mijn naas.
te medewerkers: den vicaris-gene
raal Mgr. Huurdeman en de beide
secretarissen; zij hebben van na
bij gezien welke zware jaren ik
heb gehad ik kan hun niet ge
noeg dankbaar zijn om hetgeen zij
voor mij waren. Deze dank geldt
ook den Hoogeerwaarden Kanun
niken; er is geen gewichtig stuk
uitgevaardigd zonder hun voor
lichting en medewerking.
Ik betuig ook den plaatsvervan-
genden commissaris der provincie
Utrecht en den burgemeester der
stad mijn oprechten dank voor
hun tegenwoordigheid.
Met een onderbreking van drie
jaar heb ik sedert 1904 in de pro
vincie Utrecht gewoond, in Amers
foort, Driebergen en nu ruim 10
jaar in de stad Utrecht. De oude
en eerbiedwaardige Bisschopsstad
is mij dierbaar geworden. Onze
verhouding is steeds vriendschap
pelijk geweest en ik bedank het
bestuur van de provincie en de
stad, dat het bij deze plechtigheid
aanwezig heeft willen zijn.
Dan geldt mijn zeer groote dank
de velen, priesters en leeken uit
het geheele land, die tijdens de
oorlogsjaren mij en de andere
Bisschoppen met hun voorlichting
terzijde hebben gestaan. Voor alle
gebieden hadden wij vaste men-
schen, wier meening en raad wij
vroegen. Zij zijn te talrijk om hen
met name te noemen u kunt dat
in groote lijnen zien in het boek
van Magister Stokman O.F.M.
Met ontroering denk ik terug
aan een tiental menschen; onder
wie ook twee vrouwen; met
wie ik meermalen gesproken heb
over een advies en die ten slotte
als slachtoffers van hun plicht en
van hun naastenliefde gevallen
zijn. Hun namen zijn geschreven
in het boek des levens.
Veel heb ik gesproken met de
mannen van het verzet en de
andere vooraanstaande goede
Nederlanders, onder wie talrijke
predikanten en niet-katholieken.
Ten opzichte van hen allen be
waar ik een uiterst dankbare
herinnering en een groote hoog
achting. De niet-katholieken mo
gen het mij niet euvel duiden;
maar ik kan het niet beter uit
drukken dan door te zeggen dat
ik bij ontmoeting van niet-
katholieken dikwijls gedacht heb.
Het is eigenlijk jammer dat deze
mensclien niet katholiek zijn;
want het zouden voorbeeldige en
voortreffelijke leiders zijn in het
katholieke openbare leven.
De meesten zal ik waarschijn
lijk niet meer ontmoeten, maar 't
is mij een behoefte de herinnering
aan hen nogmaals voor den geest
te roepen.
De leiders van de N.S.B. zijn bij
mijn weten nooit bij mij geweest,
wel aanhangers van het systeem:
ik heb slechts zelden iemand van
hen kunnen overtuigen, dat hij
op den verkeerden weg was.
Een- woord ook van zeer bij
zonderen en hartelijken dank aan
de'leden van de feestcommissie en
haar medewerkers. U hebt u ervan
kunnen overtuigen, hoe de Bis
schopsstad in feesttboi was. Bij
de voorbereiding heb ik daar
weinig van gemerkt. Voor alles
zorgde de feestcommissie. Maar ik
meen, dat zij eer van haar werk
gehad heeft.
De feestredenaar, professor
Brom, heeft op treffende wij
ze de gevoelens van de ka
tholieken vertolkt. Ik heb al
zijn boeken gelezen en bijna
altijd met volkomen instem
ming en groote bewondering.
Ik meen. dat hij zich ook hier
op zijn best getoond heeft en
ben hem zeer dankbaar.
Een woord van hulde en
dank ook aan de leiders en
deelnemers aan de muziek
uitvoeringen in de kathedraal
en in Tivoli. Ik meen, dat ook
de hoorders zeer tevreden zijn.
Tenslotte, beminde geloovigen,
een woord van diepe erkentelijk
heid aan u allen en een bede.
Voor ik ruim tien jaar geleden
tot de bisschoppelijke waardigheid
verheven werd, had ik meer dan
de helft van mijn leven grooten-
deels gewijd aan de studie der
theologie en der Kerkgeschiedenis,
meest op het seminarie te Rijsen-
burg. Ik geyoelde mij daar vol
komen tevreden en gelukkig en
had gehoopt, dat aan het einde
van mijn leven te mogen blijven.
De studie boeide mij. het was
een mooie taak: de opleiding der
toekomstige priesters, van nature
voelde ik mij meer getrokken tot
het beschouwende dan tot het ac
tieve leven; of zooals Descartes het
meer op profane wijze zegt: Ik
was liever toeschouwer dan me
despeler op het tooneel van het
leven.
God heeft het anders gewild en mij
tot het Bisschopsambt geroepen. Ik
heb het niet gezocht noch gewild,
maar het aanvaard dat de Paus mij
benoemde. De H. Kerk spreekt van
het onus episcopatus, den last van-
het Bisschopsambt en een last is het
inderdaad voor mij geweest; niet om
de menschen, die altijd goed voor mij
zijn geweest, maar om de zwaarte
van het ambt zelf, waarvan ik mij
van den aanvang af volkomen be
wust was. Want steeds breidde de
verontchristelijking van de wereld
zich uit. Menschelijkerwijze scheen
mij de taak bijna hopeloos maar God
heeft mij een levendig en diep Gods
vertrouwen geschonken.
Ik wist dat God kon helpen en ook
zal helpen als wij ons aan Hem vast
klampen. „Daarom heb ik als wapen
spreuk gekozen Dominus mihi adju-
tor. Mijn schilt ende betrouwen sijt
Ghij o God mijn Heer.
Dan kwam daarbij de verschrikke
lijke bedreiging van het nationaal-
(Dr. Brom in zijn rede)
socialisme voor geloof en zeden.
Vroeger was ik niet anti-Duitsch,
eerder het tegendeel; in onze jeugd
hadden wij groote bewondering voor
het katholieke Duitschland; wij had
den altijd geleerd Germania docet.
Drie jaar lang had ik in Rome in
een omgeving van Duitsche priesters
gewoond en bij hen veel vriendschap
ondervonden.
Doch in 1933 is het mij duidelijk
geworden, welke gevaren ons be
dreigden. In 1934, één jaar voor
mijn bisschopswijding ben ik in
Rome geweest. Aanvankelijk had
ik het plan over Duitschland te
rug te reizen, doch in Basel heb
ik een kaartje over Frankrijk ge
nomen (gelach). In 1936 hebben
wij aan de Nationaal Socialisten
de sacramenten geweigerd om mo
tieven van zuiver godsdienstigen
aard.
Toen in 1940 de oorlog was uit
gebroken werden zij ook vijan
den van ons dierbaar land en
toen stond'vast: wij houden stand
tot het einde, tot aan de bevrij
ding. God heeft ons bidden ge
hoord. Daarom zullen wij dank
baar zijn en dankbaar blijven Wij
kunnen dit niet beter toonen dan
door trouw te blijven aan ons ge
loof. Het was een zware tijd,
maar ik heb nooit getwijfeld aan
ons katholiek volk.
Toen in 1941 het R.K. Werklie
denverbond door den bezetter ver.
boden werd, stonden wij voor een
crisis, doch de katholieke arbei
ders bleken hun plicht te kennen.
Zoo hebben 200.000 katholieke
arbeiders zich nooit aangesloten
bij het Arbeidsfront.
Zoo ziet u, hoeveel de Bisschop
pen aan U te danken heoben.
Zonder U zou er niets te doen
zijn geweest. Daarvoor zullen wij
U altijd dankbaar blijven. In Ro
me zal ik t.z.t. Z.H. den Paus kun
nen mededeelen, dat Zijn Neder-
landsche onderdanen gpede katho
lieken zijn. Ik hoop, dat dit zoo
mag blijven. Uw eigen geluk
hangt er van af.
Er dreigen gevaren voor geloof
en zeden; ook in Holland heerscht
slapheid van overtuiging in het
particuliere en openbare leven.
In een vroeger Herderlijk schrij
ven hebben wij een samenvatting
gègeven van het geloof in God
den Vader, U het eerste en laatste
van de twaalf artikelen des Ge
derlandsehe bouwkunst door Cuy-
pers, de vaderlandsche muziek door
Diepenbrock vernieuwd is uit den
bezielenden eeredienst; voert het
Episcopaat doelbewust de opperste
leiding over onze eigen unversiteit.
In de daad spreekt onze natuur
lijke aard zich uit en we zouden
geen practische Nederlanders zijn
als we onze kracht niet vooral
vonden in de praktijk van den
godsdienst. Hipr bestond, het
grootste katholieke dagblad van
de wereld, hiér leefde een missie
geest, die Rome opgetogen stemde.
De in een winterslaap van eeuwen
gespaarde energie ging zich in de
geweldige spanning van het we
reldapostolaat omzetten. Zoo groeit
katholiek Nederland in het Gods
rijk, zoo staat het Evangelie* er
bovenop de dagorde en voelt ons
volk de ademhaling van Christus'
mystiek Lichaam als zijn eigen
harteklop. Het organisatieleven
was en wordt wel weer niet min
der modern dan traditioneel. Wat
het mijngebied tijdig, hoogst tijdig
wist te voorzien, beteekende een
aanschouwelijke les aan Europa,
niet alleen door het behoud van
het geloof midden in een bevol
kingscrisis, maar tegelijk door
een voorbeeldige regeling van ar
beidsvoorwaarden, woningtoestan
den, maatschappelijke verhoudin
gen. Zooals Schaepman had be
wezen» dat de Kerk geen vijand
was van den staat, zoo bewezen
Ariëns en Poels. dat de Kerk de
beste vriend was van het volk;
en door Mammon te weerstaan,
werd een revolutie bezworen. Wij
op onze beurt zullen hun erfenis
handhaven, zoolang we één zijn
en één blijven.
In het slot van zijn rede, spre
kend over de vragen, zorgen en
klachten, welke den Aartsbis
schop in den bezettingstijd bereik
ten, zei dr. Brom:
De Aartsbisschop heeft mid
den in de crisis moeten onder
scheiden, wanneer en hoe ver
hij diende in te grijpen zonder
zich één keer te laten verwar
ren. Eén richtlijn: het geweten;
één einddoel: het Godsrijk. Wat
alles weldadig vereenvoudigde
was de heerlijke ervaring, dat
godsdienstige en staatkundige
eischen elkaar meestal dekten,
dat onze Kerk dus spreken
kon in overeenstemming en in
samenwerking met Protestan
ten, uit naam van alle landge-
nooten en in den qeest van de
Regeering. Nederland kende
als onveilig sein den Hitler
groet, als veilig sein den Bis
schopszenen.
Wordt binnen niet veel ja
ren het eeuwfeest gevierd van
onze herstelde Hiërarchie, dan
zal Nederland zich moeilijk
kunnen voorstellen hoe in 1853
op straat het Wilhelmus werd
qezongen als bedreiging tegen
de Bisschoppen. Waar klinkt
ons volkslied vrijer en blijer
dan uit roomsche monden in
de Maliebaan? Nu onze hoog
vereerde en geliefde Koningin
in eigen persoon den Kardinaal
zoo voorkomend heeft willen
gelukwenschen, nu onze har-
tenveroverende Kroonprinses
hem spontaan kwam bezoeken,
nu zal voor Protestanten een
Bisschop geen boeman meer
zijn en blijft voor Katholieken
Oranje de kleur, die in den re
genboog het allernaaste bij
Kardinaalsrood staat.
Onze Kardinaal is met de ge
schiedenis van de Kerk, waar
hij zooveel '-aren- in leefde, sa
mengegroeid als het element
van de vruchtbare traditie.
Iedere Aartsbisschop van
Utrecht zet St. Willibrord
voort en met één zijn allen ge
geven, omdat allen gezonden
zijn door hetzelfde Rome. Die
doorloopende stroom brengt
ons het eeuwige leven.
God van Servaas en Willi
brord en Bonifaas, zegen ons
Vaderland, zegen Koningin en
Kardinaal!
Zijn Eminentie Johannes Kardinaal de Jong.
(Foto v. Bommel)
loofs „Ik geloof in God den Al-
machtigen Vader"" en ,Ik geloof
in het Eeuwig Leven, een Eeuwig
Leven is ons eindlot, voorgehou
den. Ik bid, dat gij zult blijven
staan op den onwrikbaren grond
slag Jezus Christus.
In het begin van zijn als steeds
hooggestemde 'rede wilde prof.
dr. Gerard Brom eer geven aan
de. vrouw, en de moeder van den
Kardinaal herdenken samen met
alle moeders, die den toon in huis
aangeven door het gebed op toon
te houden. Wij vieren, vandaag,
zei hij, het feit, dat het Neder-
landsche binnenhuis samenvalt
met de binnenkamer van het
Evangelie.
Daaruit zijn al de verrassin
gen voortgekomen van het
katholieke leven met zijn
groote gezinnen en zijn hechte
bonden, zijn pers en zijn scho
len, zijn missie en zijn actie.
De verklaring voor dit raad
sel ligt in het tastbare ver
schijnsel, dat het kruis boven
onze torens, die het landschap
uitmeten, hetzelfde kruis is
als aan onzen wand.
De Kerk verdient den naam
van een moeder, omdat ze ons
niet alleen vertrouwd werd door
onze moeder zooals de moedertaal,
maar zelf een moeder is, vanaf
het kruis vertegenwoordigd door
de liefdste en edelste van alle moe
ders.
't Is het Katholicisme ir.' Neder
land nog aan te zien dat het uit
huiskerkjes is opgekomen. Familie
leven en parochieleven doordringen
elkaar. Met dat al geldt het apostel
woord nog onder ons; niet veel
machtigen;niet veel voornamen. De
wereld van de banken en de havens;
de universiteiten en de kolonies was
vrijwel voor ons gesloten. Onze
kracht ligt voorloopig bij het volk
in den ruimen zin. Var/uit de wor
tels van het geloof opgegroeid, is
he Kaholiclsme hier te weinig in de
bloemen van de kunst en de vruch
ten var: de wetenschap uitgeschoten.
De ontwikkeling gaat organisch van
onderop en zal geleidelijk de toppen
van de hoogste cultuur bereiken,
waar onze verantwoording zich tij
dig op te richten heeft. Nadat de va-