R. Kath. Nieuws- en Advertentieblad
voor Noord-Bolland.
feuilletohI
No. 32.
Zaterdag 18 April 1908.
PASCKEM,
Schuldig
Buitenland.
2'" Jaargang.
Verschijnt Woensdag en Zaterdag.
ONS
BLAD.
ABONNEMENTSPRIJS
50 cents per drie maanden franco aan hnis. Te betalen in
het begin van ieder kwartaal.
Afzonderlijke nummers3 cent.
Uitgave van de Naatnl. Vennootschap „Ons Blad".
BUREAUHoogstraat b/d. Langestraat te Alkmaar.
Telefoon No. 266.
ADVERTENTIËN:
Tan 15 regelsSO cent.
Elke regel meer6
Reclames per regel15
Wat hooren we toch nog gaarne de
Paaschklok hare blijde klanken uitrollen
over onze huizen, wat vreugde voor
ons nog, als we het Alleluja met stij
gende blijheid hooren aanstemmen in
onze kerken heel onze ziel juicht
mee„Alleluja, verrezen is de Heer".
Het nieuwe geluid van een nieuw
leven.
Paschen is zulk een feest voor onze
ziel, om herinneringen van vroegere
Paaschfeesten, om de natuurlijke heer
lijkheid der jonge lente; maar, al is
bewust of onbewust onze Paaschstem-
ming daardoor beïnvloed, dat alles blijft
toch maar uiterlijk, dat alles verliest
zich in het groote Christen feest der
Christen zielJesus' Verrijzenis.
Godvruchtig beschouwend, leed de
Christen ziel mede de smarten van
haren lijdenden Verlosserniet in zinne
lijke gevoeligheid, zooals de ongeloovige,
die in den lijdenden Christus slechts
ziet: „den man van smarten met de
doornenkroon", maar in echte liefde van
den geloovigen Christen, die in Hem,
door alles heen, ziet„den Offeraar uit
liefde", „het Offer voor onze zonden",
die in dat lijden voortdurend Zijn stem
hoort: „Zie Vader, ik kom om Uwen
Wil te doen".
Zij leed mede, waar ze zag, hoe Jesus
liefdevol leven wegvloeide uit die vreese-
ljjke wonden van Heidensche wreed
heid; en 't was of haar eigen leven
geraakt werd, toen de lansstoot door
Jesus' Goddelijk Hart haar getuigen
kwam dat Jesus waarlijk gestorven is.
En daarom juicht de ziel in blij her
denken mede als zij haren Verlosser
verrezen ziet; als zij Hem weerziet in
zijn verheerlijkt lichaam, waarin de
wonden der Heidensche wreedheid de
eereteekenen geworden zijn van een
schitterende zege na moeilijken strijd.
Maar de verrezen Christus de kern
onzer vreugde blijft ook voor een
ieder, voor allen het aantrekkingspunt
van bewondering en navolging.
Zooals Christus verrezen is, zoo moet
ieder Christen, maar zoo moet ook de
Christen maatschappij herrijzen.
Is de geschiedenis der Christen maat
schappij niet bijna overal een lijdens
geschiedenis geworden, is zij niet bijna
overal reeds dood? Ook in dat lichaam
der Christelijke maatschappij zijn won
den geslagen veel en wreed. Wonden
door Heidenen maar ook door de Chris-
Amerikaanaehe roman uit het Duitsch,
van
OTTO HOECKER,
28)
Nog vóór Nad Ethel kon overhalen om
het antwoord te weigeren, had zij reeds toe-
"temmend geknikt.
•Laat mij spreken, Nad», verzocht zij nu
et verstikte stem.
•Deze heeren hebben er recht op, de waar
heid te hooren».
•Zeer goed l« gaf Murray te kennen.
•Wien hebt gy op het kantoor aange-
roffen Huntington Whistler
Ethel knikte.
•Alleen Was de boekhouder Phelps er
niet meer?... Kwam deze ook niet terug?...
Werd tydens uwe aanwezigheid door een
bode iets afgegeven of kwam er iemand?...
enk eens na. Door de firma Brown, Mc Lean
Co. is een verpakt fleschje afgegeven, dat
®en nieuw bruispoeder inhield'.
•Dat is niet het geval. Ik herhaal het,
sm mijn weten kwam in die twee uren
emandc,
'Hebt u zulk een pakket in het kantoor
ezien
Murray hield er een in de hoogte.
k weet het niet. Onduidelijk staat mü
oor den geest, dat ik op... op Mr. Whist-
13b0 schrijfbureau een dergelijk pakket heb
en liggen, waarmede zijn neef achteloos
'n mMr zekw han ik het niet zeggen».
'Dat i« ashtsr van groot belang. De
tenen zelf. Denkt maar eens aan de
openbare zedeloosheid, aan de ontketende
zelfzucht, aan de godsdienst- engodde-
looze vereenigingen, aan een slechte
pers. Langs die wonden is het Christelijk
leven der maatschappij weggevloeid.
En als het openbare Gezag in wetten
en dagelijksch bestuur het Christendom
verwierp, dan hadden we daarin het
ontwijfelbaar zekere teeken, dat het
Christelijk maatschappelijk leven dood
was.
Maar meer dan een teeken was het
niet. En als we den dood van het
openbare Christendom betreuren, hebben
we de oorzaak te zoeken, niet alleen,
zelfs niet op de eerste plaats, in het
openbare gezag, dat die verwerping van
het Christendom uitsprak, maar hij het
volk zélf, dat die wonden van openbare
zedeloosheid, slechte pers enz. geslagen
heeft, of althans niet heeft voorkomen.
Wie dus treuren wil over den dood
der Christen maatschappij, moet dus
zorgen, dat hij zelf niet meehelpe aan
die wonden, zorgen dat hij de verrijzenis
der maatschappij niet in den weg sta.
Wil die maatschappij herrijzen tot
een Christen maatschappij, dan moet
ze verrijzen zooals Christus haar
hoofd en voorbeeld verrezen is. Dan
moet in dat doode lichaam dier maat
schappij weer komen het Christelijk
levensbeginsel, zooals op den Paasch-
morgen Jesus' ziel kwam in het doode
lichaam, dat door deze hereeniging uit
zijn vroegeren lijdensstaat verrees tot
verheerlijking.
Zóó moet de verrijzenis der Christen
maatschappij zijn.
De maatschappij verloor haar recht
vaardigheid, haar liefde; de wetenschap
verloor haar geloof, de kunst haar zede
lijkheid, en de pers verloor goeddeels
èn geloof èn zedelijkheid. En dat maakt
ons maatschappelijk, ons openbaar leven
onchristelijk.
Wat wij hopen? Dat in onze maat
schappij (droevig overschot van een,
eens zoo machtig Christelijk leven) de
Christelijke geest wederkeere in al die
levensuitingen.
Maar dat hopen en bidden we niet
alleen, daaraan moeten we ook allen
meewerken.
In die medewerking ligt een twee
voudig gevaar nl van onderschatting
en van overschatting.
Sommigen onderschatten de mensche-
lijke medewerking. Met woorden zeggen
zij het wel niet, maar hun daden zeg
gen het, dat zij niet meedoen aan de
inhoud der flesch was vergiftigd, en aan dit
vergif is Huntington Whistler gestorven.
Hebt u hem uit een glas zien drinken
Ook niet Dat komt mij onverklaarbaar voor».
Groote bevreemding klonk uit zyn stem.
•Ik was zóó opgewonden, dat ik ternau
wernood op uiterlijkheden letten kon.
Maar ik geloof zeker te kunnen verzeke
ren, dat tyaens my'n aanwezigheid die man
niets gedronken heeft».
•Wie was er nog meer by uw onderhoud
tegenwoordig vroeg de jeugdige aanklager.
•Nog meer
Ethel zag hem verbaasd aan.
•Niemand».
•Denk eens goed na I Gy moet het u
kunnen herinneren Stond niet iemand ach
ter de gordyn van een boekenkast verbor
gen Dicht achter den door Huntington
Whistler ingenomen stoel
Groote vrees was plotseling in Ethel's
oogen te lezen. Met de hand aan het hoofd
dacht zij ernstig na.
•Mijn God, was het dan toch geen schrik
beeld rnyner verhitte verbeelding vroeg zjj
meer in zich zelf, terwijl alle aanwezigen,
Nad niet uitgezonderd, haar met de grootste
spanning aanzagen.
•Ja, ik herinner het my somtijds kwam
het mij voor, alsof het groene gordyn recht
tegenover my zich bewoog, op en neder
ging, precies alsof er een mensch achter
verborgen stond. Maar Ik zei u reeds, ik
was zóó opgewonden, mijn denken en voe
len werd zóó uitsluitend door één zaak bezig
gehouden, dat ik onbekwaam was, op iets
anders acht te geven. Slechts werktuigelijk
heb ik hem gezien. Nu eerst, nu gy er my
om vraagt, kan ik er my sen beeld van
vormen. Ik geloof nu ook, dat achtar da
wederopleving der Christelijke begin
selen. Wel is er op hun godsdienstig
leven in Kerk en huisgezin niet veel
aan te merken, maar in het openbare
leven bekennen ze geen kleur. Zij
werken niet mee om hun beginselen
van Christen in hun omgeving te doen
doordringen.
Met hun daden zeggen zijals God
een wederopleving der Christelijke maat
schappij wil, heeft Hij de menschelijke
krachten niet noodig. En zoo gaat heel
de openbare Christelijke actie langs hen
heen.
Laten zij eens zien naar Christus1
verrijzenis. Wie kan aan Christus' al
macht twijfelen, waar Hij door eigen
kracht ten leven weerkeert? En toch
wil Hij een geschapen kracht, een engel
gebruiken om den steen van het graf
af te wentelen. Zoo is het ook met de
maatschappij. Christus is machtig genoeg
om de wederopleving der Christelijke
maatschappij te bewerken; maar kan
Hij daarom de medewerking der men-
schen niet verlangen en vooronderstellen?
Dat Hij die verlangt en vooronder
stelt, dat zegt ons herhaaldelijk het
woord van Paus en Bisschop. Welnu,
wie zou dan weigeren mee te werken
om af te wentelen dien steen van het
Heidensche graf, waarin onze maat
schappij haar doodslaap sluimert.
Maar anderen (en dit gevaar dreigt
misschien nog meer) overschatten het
menschenwerk. Zijn er niet velen, die
meenen, dat- de wederopleving der
Christelijke maatschappij uitsluitend
bestaat in den terugkeer tot den uiter-
lijken vorm eener vroegere Christen
maatschappij, die meenen, dat het vol
doende is: zich te vereenigen in ver
eenigingen en bonden, mee te doen aan
de sociale actie, aan volksontwikkeling
enz., maar die de eigenlijke kern ver-
waarloozen, het persoonlijk, innerlijk
godsdienstig leven?
Wanneer men dat doet, krijgt dan
de vrees der Joden tijdens Christus'
dood geen grond?
Zij zeiden: De leerlingen zullen het
doode lichaam van Christus meenemen,
en dan over de wereld verkondigen dat
Christus verrezen is.
Zijn dat niet de juiste woorden voor
hetgeen genoemde Christenen doen
Het doode lichaam van Christus nemen
zij. Want alle vereenigingen, alle bonden,
alle sociale actie en volksontwikkeling,
zij zijn slechts het doode lichaam eener
Christelijke maatschappij, als ze niet
bezield worden door een krachtig, innig-
gordijn een mensch stond verborgen».
U hebt echter den man niet gezien
En toen Ethel Blechts met het hoofd
schudde, ging hy door
•Kunt u ook niet vermoeden, wie achter
de gordyn gestaan heeft?... Niet?... Zeg
eens, wie maakte voor u dan de deur voor
het privaat-.kantoor open
•Myn verloofde gaf my een sleutel...»
•Dat geeft u toe I» viel de hulpdistricts-
advocaat met een nydigen blik op Nad, in
de rede, die te vergeefs een afwerend gebaar
had trachten te maken.
»Gy deedt de deur derhalve open en gingt
binnen».
•Neen, ik trachtte te vergeefs, de deur
te openen. Ze was van binnen dichtgegren-
deld. Maar de deur van het hoofdkantoor
vond ik niet gesloten. Toen ik binnenging,
stond de tusschendeur open en in het privaat
kantoor was Huntington Whistler».
'Interessant, nietwaar vroeg de aan
klager.
•De jury moet er wel acht op geven, dat
de sleutel dezer tusschendeur in den geslo
ten lessenaar des boekhouders is gevonden.
By deze gelegenheid zou ik n gaarne nog
iets vragen, getuige...
Hy raadpleegde de vóór zich liggende aan-
teekeningen en wendde zich nu weder tot
Ethel.
Verkeerde Mr. Phelps dikwyis ten
uwent
•Van verkeeren kan geen sprake zyn.
Maar hy kwam byna dageiyks namens Mr.
Whistler, bracht my bloemen van dezen, ook
brieven enz. Myn kamermeisje sprak gaarne
met hemik liet hem byna iederen keer
ook een glas wyn geven».
•Hy was dus •enigsxins zoo n soort ver-
godsdienstig leven.
Daarom overschatte men niet zijn
menschelijke kracht, maar versterke
haar in de goddelijke kracht, door per
soonlijk innig godsdienstig te zijn in
gebed en veelvuldig gebruik der Sacra
menten ook dat zegt ons het woord
van Paus en Bisschop.
En ah wij zoo allen, zonder min
achting van ons menschelijk werk, maar
ook zonder overschatting meewerken,
dan klinkt eenmaal het Paaschgerucht
als een heel nieuw geluid van een heel
nieuw leven, dan luidt de Paaschklok
haar blijde klanken over de geheel
vernieuwde wereld, dan, wat wij hopen
en bidden, juicht eens de geheel in
Christus herstelde maatschappij: „De
Heer is waarlijk verrezen Alleluja
H. M. v. d. B-, Pr.
Frankrijk.
Hit Gulden boek' der vervolgden.
Op 26 April 1907, werd het landgoed
Montéclair te Angers, voor de rechtbank dezer
stad ten verkoop aangeslagen en de commissie
voor de hospitalen kocht het huis aan.
Eenige oude broeders van de oude Con
gregatie van het H. Kruis hadden in 1885
dit huis gekocht. Ofschoon zy dus >tehnis<
waren, kregen zy bevel om weg te gaan.
Sedert twintig lange jaren, dient het huis
Montéclair voor toevluchtsoord voor oude en
gebrekkige broeders, die hnnne levenskracht
hebben verbruikt in dienst der kinderen
van het volk, ook in de openbare scholen.
Ja, ook op de openbare scholen I Er zijn
daar oude dienaars van den Staat, die ge
storven zullen zijn, voordat zij begrepen zullen
hebben, dat de wetgever van 1901 en 1908
•gerechtigd» is, hunne diensten te beloonen
op zulk eene monsterachtige en onwaardige
wijze, door hunne zwakheid te vervolgen.
Hier volgen eenige byzonderheden uit den
•staat van dienst» dezer broeders.
De oudste der eigenaars van Montéclair
is broeder Engenius, 85 jaar oud, 50 jaren
dienst, waarvan 38 jaren in de Staatsschool,
drager van een zilveren medaille, hem in
1850 door den Raad van Ouderwijs verleend.
Broeder Jan-Baptist, 83 jaar, 60 jaren
dienst, waarvan 48 in de Staatsschool, drager
der medailles in brons, zilver en goud door
den onderwyzers-raad, benevens van de me
daille in brons en zilver door het ministerie
van openbaar onderwijs toegekend; tevens
in het bezit van verschillende eervolle ver
meldingen.
Broeder Modestus, 75 jaar, 50 jaar aan het
trouweling, wien gy ook wel wat toever-
trouwdet, wellicht ook als tusschenpersoon
tnsschen u en Huntington Whistler ge-
bruiktet
•Dat zou my niet ingevallen zyn. Ik was
vriendelyk tegen den man, van wien ik wist
dat hij vroeger een betere maatschappelyke
positie bekleed had, dat is alles».
•Het is u bekend, dat deze Mr. PhelpB
ondertusschen gevangen genomen is?...
Niet Nu, hy denkt juist het tegenover
gestelde van u te zeggen. Wy zullen hem
er later over hooren».
Hy raadpleegde wederom zijn aanteeke-
ningen.
Niet opgemerkt door den jeugdigen aan
klager, was Orout reeds voor een heelen tijd
de zaal binnengekomen. Hy ging nu op Mur
ray toe en trok hem aan zijn arm. Langen
tyd duisterden zy elkaar iets toe, en ook
de Coroner deed druk met hen mede.
Toen wendde de aanklager zich plotseling
weder tot Ethel.
•Nog één vraag, getuigehebt u vergif
in huis Of zijt u verzamelaarster van zeld
zame vergiften
En toen de ondervraagde slechts verbaasd
met het hoofd schudde, vroeg hy verder
•Vroeger bezocht u dikwyis een zekeren
Ralph Waldon, nietwaar
Het bloed steeg Ethel naar het hoofd
zy zweeg echter. In plaats van haar was
Nad toornig opgesprongen en protesteerde
tegen de ongehoorde beleedigingen, welke
zijn verloofde moeBt verdragen.
•Ik verklaar u, dat die Mr. Waldon in
geene betrekking tot miss Hastings staat,
integendeel doer deze verafschuwd wordt».
•Goed wy zuilen ook dezen heer hooren,
want ook hy is aanwezig, Veorloopig kan
onderwijs, waarvan 32 jaar in de openbare
scholen.
Broeder Cecilianns, 70 jaar, 49 jaar aan
het ondêrwijs, waarvan 21 in de openbare
scholen, houder van een eervolle vermelding,
hem in 1873 door Jules Simon toegekend.
En zoo zouden wy kunnen voortgaan.)
Nu wachten de oude broeders van Montéclair
hunne uitdryving af. En doof voor de belee-
digende bedreigingen hnnnen vyanden, biyven
zy vertrouwen op God en hun recht.
Voor 'n dubbeltje tabak...
De Fransche generaal Robert hield Dinsdag
te Roubaix inspectie en vroeg daarby o.a.
aan een man van de landweerWat zoudt ga
doen als ge het bevel tot mobilisatie kreeg
•Ik zou dadelijk voor een dubbeltje tabak
in België gaan koopen,» antwoordde de
waardige landsverdediger.
Die grap koBtte hem 8 dagen provoost...
Engeland.
Het 'slechte voorbeeldt.
De koningin van Engeland heeft onlangs
een bezoek gebracht aan een clnb van ma-
rinesoldaten de »Union Jack-Club»
en aan het Londensche gasthuis voor mili
tairen, waar zy van alle spyzen en dranken
en ook van de whisky proefde. Daarover
natuuriyk groote ontsteltenis by de geheel
onthouders, die tegen >zulk een slecht voor
beeld der vorstin» als een ongehoord pra-
cendent» te keer gaan.
Van een dergelyke koninklyke belangstel
ling is reeds vroeger gebleken, nl. in het jaar
1842, toen koningin Victoria een bezoek
bracht aan het te Portsmouth voor anker
liggende oorlogsschip >Queen». Met het
oog op toentertyd nog zeer ruwe manieren
der aangeworven manschappen was de ma
trozen bevolen, zich zeer rustig te houden,
wanneer de jonge vorstin hun verblyf zou
binnentreden. De rust bleef dan ook bewaard.
Eerst toen de koningin na de chocolade der
manschappen geproefd te hebben, vroeg, of
men geen >hartiger« drank voor haar had
en men haar een glas «straffe groc» aanbood,
brak, naar de memoires» der koningin ver
halen, zulk een gejnbel onder de manschap
pen uit, >dat de Solent-baai en het eiland
Wight er van weergalmden».
Oostenrijk-Hongarije.
Een ontzettende heiligschennis.
De groote St. Stephanskerk te Weenen
was op Palmzondag het tooneel van een ont
zettende geechiedenis, waaruit blijkt, hoe ver de
haat tegen de Katholieke Kerk gaan kan.
Op Palmzondagmorgen vroeg knielde een
oogenscbynlyk tot de betere standen behoo-
rende jonge man aan de Communiebank en
ontving met de andere geloovigen de H.
Communie. Nauweiyks was de priester van
het altaar gegaan, toe de jonge man lachend
de getnige weggaan», besliste de Coroner.
•zy moet echter in de zaal biyven en
mag zich niet zonder mijn verlof verwy-
deren».
•Nog één ding moet ik weten», wierp
Mr. Murray op onverschilligen toon in
de rede.
•Getuige, deze damesdolk is van n, niet
waar Gy kreegt hem van Nad Whistier
ten geschenke Zeg dit tenminste».
Daarby hield hy het naast de andere in
beslag genomen zaken liggende luxe wapen
in de hoogte.
Bleek werden Ethel's wangen en zQ sid
derde, toen zy zoo onverwachts Nad's ge
schenk terugzag.
•Het is myn eigendom», zuchtte zy.
•Ik moet hem in het kantoor van myn
verloofde vergeten of verloren hebben».
•Droegt gy hem aan een hangketting
Kunt gy u herinneren, by welke gelegenheid
u het wapen kwyt raaktet
•Neen. Ik weet slechts, dat ik het eer
gisteren by me droeg, want ik herinner my,
het in myn groote onrust en vertwyfeling
aan Huntinton Whistier getoond en hem
verklaard te hebben, dat ik daarmede eerder
een einde zou maken aan myn eigen leven,
dan als slachtoffer van hem en Mr. Waldon
te dienen. Toen moet ik het wel verloren
hebben, wyl het immers voor de schrikke-
lyke daad gebruikt is...»
•Wanneer u het zelf daarvoor maar niet
gebruiktet, of het aan iemand anders hebt
overgegeven, aan wien gy het plegen der
daad opdroegt I»
•Mynheer I Zulk een veronderstelling is
een gentleman onwaardig'.
(Wordt vervolgd.)