LS, Heroom vgazyn AGAZIJN ■ZD hoeden. \LKMAAR. o i OS, 1WEEDE BLAD. De laatste Offers. upersy f 0.40 - 0.26 - 0.30- - 0.20 HAYTEMA. in de Mlwaren. Alkmaar. p. de nieuwste RUILEN. idres o Zaterdag 2 Mei 1908. aar gemaakt voor edermaker. o IPEND. KALENDER voor de dagen der week. 3 MEI. en net, «Jonkvrouw», onderbrak Servia, «dikwerf h# en oade menschen een wijzen raad. Het reeds laatonderweg zoudt gij noodzakelijk ?e en bezwijken, daar uwe krachten door de eurtenjsgen van dezen dag reeds grooten- ®es 2Ün uitgeput, Niet ver van hier woont n RTe christen familie; zij bezit een KORTE VERHALEN VOOR OOMJ1DNIEKINDEREN. Gemengd Nieuws. fe /erk. IESTRAAT 73. en r (400 gram). ■.GERIJ, thans verbonden een Stalage 3. L, bureau dezes. ID. 99 D* ONS BLAD. >Ö3VS, de beste, opnamen. Prachtige dubbel te gebruiken ilea's, Finite», aand. lotheek tegen billijke ïen, zoowel van parti- solide afwerking en en tie. rkt KLEEDING. a j zelf in het vak Hier zijn geen wij eonenrreeren. 0 SS-" 3 Mei. Zondag. H. Kruisvinding. Evangelie: De goede Eerder. Joann. X: 11—16. 4 Maandag. H. Monica. 5 Dinsdag-. H. Pius V. 6 Woensdag. H. Joannes voor de La- tijnsche Poort. 7 Donderdag. H. Stanislaus. 8 Vrydag. Verschijning van den H. Aartsengel Michaël. 9 Zaterdag. H. Gangulphus. Tweede Zondag na Paschen. Eerste Zondag der Maand. Les uit den eersten brief van den H. apostel Petrus; II, 21—25. Veel geliefdenChristus heeft voor ons geleden, u een voorbeeld achterlatend, opdat gij zijne voetstappen zoudt volgen Hij, die geen zonde gedaan heeft en in wiens mond geen bedrog gevonden is die, als Hij gescholden werd, niet weder- schold, als Hij leed, niet dreigde, maar Zich overgaf aan dengene, die Hem onrechtvaardig oordeelde die onze zon den zelf in zijn lichaam gedragen heeft op het hout, opdat wij, der zonden afgestorven, der gerechtigheid zouden levendoor wiens striemen gij genezen zijt. Want gij waart als dwalende scha pen; maar nu zijt gij bekeerd tot den Herder en Opziener uwer zielen. Evangelie volgens den H. Joannes X, 11-16. To dien tijde sprak Jesus tot de PharizeënIk ben de goede Herder. De goede herder geeft zijn leven voor zijne schapen. De huurling echter en die geen herder is, wiens eigene schapen het niet zijn, ziet den wolf komen en verlaat de schapen en neemt de vlucht en de wolf rooft en verstrooit de schapen. De huurling nu vlucht, omdat hij een huurling is, en de schapen hem niet ter harte gaan. Ik ben de goede Herder en Ik ken de mijnen, en de mijnen kennen Mij, gelijk de Vader Mij kent, en Ik den Vader kenen Ik geef mijn leven voor mijne schapen. Nog andere schapen heb Ik, die niet van dezen schaapstal zjjn ook die moet Ik her waarts voeren en zij zullen Mijne stem hooren, en het zal worden ééne kudde en één herder. SM, AlkraMi» XXVI. Antonia kon nog maar geen geloof slaan aan haar onverwachte bevrijding; hare blikken zweefden onrustig door de kamer, zij sidderde nu en dan van angst en dreigde herhaaldelijk onmachtig neer te zinken. Op eens werd er aan de deur geklopt. Aemilia haastte zich open te doen. Daar traden Servia en Flavianus binnen. «Antonia I mijn zuster,riep de soldaat, die het kind in de armen van Sylvia zag. De oude vrouw kon geen woord uitbrengen zij strekte de armen uit naar het dierbaar kind, dat zij op den eersten blik niet her kend had, zoo waren door gevangenis en drageloos lijden hare trekken veranderd. •Mjjn God,» sprak zy nu, «gij hebt dus niet toegelaten, dat dit kind het offer werd der wreedheid.» De eoldaat trad nu op Sylvia toe en sprak op een toon van de diepste ontroering «Edele jonkvrouw, gij die in den tempel van Juno tegenover de helsche machten en den toorn des keizers zulk een heldenmoed ge toond hebt, wil mijn innigsten, mijn harte- lijksten dank aannemen. Niets bezit ik, wat ik u tot teeken van dankbaarheid kan aan bieden maar van heden af kunt gij be schikken over het leven van den armen soldaat, wiens zuster gij gered hebt.» «Mijne moeder is het, die uwen dank verdient, want zij heeft uwe zuster bevrijd.» «Ik heb daarvoor niets buitengewoon be hoeven te doen,» verklaarde de matrone, 'maar meent gij toch dankbaar jegeus mjj te moeten zijn, welnu help mij dan om mijne dochter te bevrijden uit de handen van een der slechtste en meest verdorvene menschen. Gij kent ongetwijfeld de «Villa der spoken». Dwe moeder en zuster zullen daar met Sylvia een veilig toevluchtsoord vinden. Daar bannen zij onbezorgd leven, tot aan den dag, daarop zij zich onder de hoede van een machtigen beschermer stellen zullen.» «Deze villa is tamelijk ver van Bome fmlegeD, uwe dochter zal zich te voet moeilijk aarheen kunnen begeven 1» zeide Flavianus. 'Om het grootste van aile gevaren te ontkomen, kan ik de moeilijkste tochten °n ernemen,» antwoordde Sylvia. wagen waarmede zij de reizigers naar den Flaminischen weg brengt. Wanneer wij ons dezen nacht daar heen begeven, zyn wij morgen voor het aanbreken van den dag reeds verre van Bome.» «Morgen kan ik de legerplaats niet ver laten,» bracht de soldaat tegen het voorstel zijner moeder in. «Goed, dan zullen wij alleen gaan,» hernam Servia, «God zal ons geleiden.» «Uw raad is verstandig, ik ben het geheel met u eens,» zeide de matrone. «Ga dan, mijne dochter, verwijder u van hier voordat Cornelius wederkeert. Ik zal niet gerost zijn, voordat ik u buiten Bome weet.» De jonkvrouw trok nu spoedig de gereed gelegde kieederen aan, viel weenende haar moeder om den hals en zeide «Moet ik u dan alleen aan den toorn van Cornelius blootstellen, zal hij u geen kwaad doen «Vrees nietsik heb mijn testament nog niet gemaakt, en Cornelius hoopt op een gedeelte van mijne bezittingen,» antwoordde de matrone op eenigszins treurigen toon. Dan maakte zij zich los uit de omarming harer dochter, wendde zich tot Servia en sprak: «Gij zijt moeder, u vertrouw ik mijn kind toe I» De vluchtelingen verlieten nu in alle stilte het paleis en kwamen onbemerkt aan het huiB der christen familiedaar werden zj] met vriendelijke gastvrijheid ontvangen; terstond toonde men zich bereid de vluchte lingen met den wagen naar de keizerlijke villa te brengen. Da matrone, nu alleen in de vertrekken van Sylvia achtergebleven, kon hare tranen niet meer bedwingen. Wat er gebeurd was, ging haar nogmaals als een droom voorbij. Nu behoefde zy wel niet meer te vreezen voor het leven harer dochter, maar toch huiverde zjj bij de gedachte aan den terngkeer van Cornelius. Hare oogen waren op de deur gerichtieder oogenblik vreesde zijde ge stalte van haar vertoornden gemaal te zien verschijnen. Koud zweet bedekte haar voor hoofd de moed dien zy tot nu toe getoond had, begon haar te ontzinken. Eindelijk ging de deur open en zag Aemilia, bijna machteloos van schrik, Cor nelius binnentreden. «Gij hebt Polybius tot mij gezonden I» sprak by,... «Sylvia is niet bij Aurelius geweest. Wil zy zich met hem verzoenen, dan zal hij gaarne daartoe bereid zijnzoo niet, dan zal hy morgen hier komen om haar zoo noodig met geweld tot zich te nemen... Uw kinderachtig verbod heb ik mijn vriend natuurlijk niet overgebracht.» Nu zy eenmaal tegenover haar gemaal stond, had Aemilia haren moed herkregen; op schijnbaar rustigen toon ving zy aan: «Luister naar- mij, Cornelius, en word niet toornig, zoo ik u misschien belet heb een schaDdeiyke misdaad ten uitvoer te brengen. Een onschuldig kind was veroordeeld om den bijgeloovigen Maxentius ten offer te vallen. Ik heb het kind gered, thans heeft het niets meer te vreezen.» Cornelius werd bleek van woedezijn gelaat vertrok zich onnatuurlijk, hij knarste met de tanden als een bloeddorstige tyger; in razende woede wierp hy zich op de matrone en riep«By alle goden der onder wereld spreek, ellendige, waar hebt gij haar verborgen?... Ik moet haar wedervindenl weet gij dan niet, dat hare vlucht mij den toorn des keizers op den hals haalt?» «Maxentius zal vooreerst niets van de zaak vernemen. Constantijn nadert en de keizer moet er op bedacht zijn zich in staat van verdediging te stellen, zoodat hy den tijd niet zal vinden menschenoffers te brengen.» «Ik zal u aan stukken scheuren. Wacht maar, gy zult er voor boeten I» «Morgen», antwoordde de matrone, «zal uw toorn geen grenzen meer kennen, dood my nu, dat is mij liever; maak een einde aan het leven dat gy ondragelijk gemaakt hebt, en houd op béar met smaad en on recht te overstelpen, die u steeds met wel daden heeft bejegend.» Cornelius, ten toppunt van woede, scheen zyn gemalin te willen verworgen; maar plotseling keerde hij zich om en snelde henen, zeggende: «Ik zou mij terstond het leven kunnen benemen, als ik die gehate vrouw slechts één oogenblik bemind had!» Deze woorden, die de gezindheid van dezen mensch duidelijk aan het licht brachten, bedroefden het hart der matrone uitermate. «Zijne liefde was dus leugen,» sprak zij zacht bij zich zelve; haar laatste begooche ling was verdwenen; thans droeg zij geheel de smart barer dwaasheid. XIII. DE VILLA. Ongeveer negen mylen van de stad lag op een hoogte het «paleis der spoken». Livia de gemalin van Augustus was aan deze woning zeer gehecht en had aan hare verfraaiing alles ten koste gelegd. De tuin, die het paleis omgaf, daalde neder van den heuvel en strekte zich nog ver in de vlakte uit. Buitenlandsch hout gewas, zeldzame bloemen, hier en daar kunstig aangelegde vy'vers, marmeren fon teinen en schaduwryke boschjes maakten dit oord tot een lusthof. Het paleis was met kostbare marmersoorten versierd, bronzen standbeelden, de hand des meesters verra dende, waren overal verspreid. Gelegen op den top des heuvels beheerschte het den .ganschen omtrek. Van het terras uit zweefde de blik over de onafzienbare campagna, waardoor de Tiber henen kronkelde als een geelzijden draad; aan den horizon zag men de tinnen der eeuwige stad met hare ge weldige huizenmassa's. Sylvia en Antonia vonden hier de zoolang gezochte rust. De bestuurder der keizerlyke villa betoonde de meest liefdevolle gastvry- heid en verzekerde zijn gasten herhaaldelijk aan niemand hunne tegenwoordigheid te zullen verraden. Dikwerf op den dag ging de jonge patri cische in de schaduw der hooge boomen wandelennu en dan besteeg zy het terras, blikte naar Bome om te denken aan hare geliefde moeder, aan Flavianus en den Aethiopiër. Dikwerf ook zette zy zich naast Antonia neder op de steenen bank onder de olyf- boomendan richtten beiden hare blikken peinzend naar omhoog, naar de wolken die over het azuurblauw des hemels henen joegen. De zuster van den soldaat was tydens haar gevangenschap geheel en al veranderd. Hare trekken hadden als een roos in den herfst hun friechbeid en levens kracht verloren. Bleek en mager, scheen zy, leunend op den arm van Sylvia, nog met moeite het leven voort te slepen. Haar grootste vreugde was het te midden der geurende bloemen zich aan de stralen der koesterende zon te verwarmen. Beeds vyf dagen lang mochten de vrouwen zich in een ongestoorde rost verheugen. Antonia en Servia waren den volgenden dag op een tuinbank gezeten toen zy plotseling de jonge patricische hevig bewogen zagen naderen. «Vriendinnen», sprak Sylvia buiten adem, «van de hoogte van het terras heb ik de cohorten van Constantijn gezien, zij liggen ongeveer een myl van hier in hun legerplaats. «Als Constantijn hier is, dan hebben wy niets meer te vreezen,» juichte Servia. «Hoe gaarue zou ik hem eens zien», zeide Antonia vol verlangen. «Neen, dierbare zuster, gij kunt u moeilijk daar heen begeven,» antwoordde de jonkvrouw, terwyl zy het kind liefkozend tot zich trok «maar zoodra het slechts mogelijk is, zal ik mij zelf naar de legerplaats des vorsten «Wilt gy dan alleen gaan?» vroeg de oude vrouw. «Zoo gy mij begeleiden wildet, sou ik teu zeerste verheugd zijn maar hoe zal ik mij aan Oonstantyn voorstellen in deze slavenkleederen, die ik aantrok om Bome te ontvluchten.» «Ook in deze kleeding zal Constantijn ons wel willen ontvangen,» antwoordde Antonia, terwijl zy Servia's handen drukte. De drie vrouwen onderhielden-zich nog lang over de groote gebeurtenis van dezen dag, en begaven zich toen naar het paleis. Sylvia oordeelde, dat het voorzichtiger was zich zoo spoedig mogelyk naar Con stantijn te begeven, want zy vreesde dat Maxentius met zijn legioenen hem zou tege moet trekken, en er misschien in dit oord slag geleverd zou worden. Daar Sylvia geen andere kleederen bezat, tooide zy zich zoo goed mogelijkzorgvuldig maakte zij haar haren op, en bevestigde ze met een gouden wrong, rijk met parelen versierd. Deze hoofdtooi eener patricische stak sterk af by hare eenvoudige kieeding. Sylvia en Servia begaven zich niet zouder eenige vrees op weg naar de legerplaats. Daar aangekomen kon Sylvia een zekeren schroom niet onderdrukken, toen zij de be weging zag die haar komst in de legerplaats maakte. Sylvia had den arm gegeven aan de oude vrouw en schreed nu langzaam voort, de oogen op den grond geslagen, niet wetend tot wien zich te moeten wenden om tot den keizer te worden toegelaten. Eindeiyk overwon zy hare vrees, en wendde zich nu tot een grijzen krygstribuun met de bede tot Oonstantyn te worden toegelaten. «Volg my en vrees niets», zeide deze, «de keizer is de vriendelykste vorst ter wereld.» Hij voerde de beide vrouwen langs on telbare wagens en rijen van paarden naar de tent van Oonstantyn, welke op een hoogte gelegen was. De keizer was niet in zijn tent, maar dicht in de nabyheid daarvan ging hy op neder de armen over de borst gekruist, nu en dan met een biyden glimlach zijn blikken latende gaan over zyn talryke legioenen. Hij was een man in de kracht zijns levens, sterk gebouwd en met een innemend uiterlijk; gekleed in zyn wapenrusting, wandelde hij met keizerlijke waardigheid voort, het hoofd met den gouden diadeem gekroond. (Wordt vervolgd) IV. 't Is volle dag nu. De morgenplechtigheid is voorbij. De kinderen allen zyn ten hoogty geweest. Ze zyn veel grooter dan Gods engelen geworden. Gaat nu weerom, lieve kinderen, vertellen aan vader en moeder, hoe zoet hy is, die Jesus, dien gij hebt gevonden. Lena weent by haar weer thuis komen. Willem is stil, staart stil voor zich uit. Haalt bloemen, zusjes en broertjes, en helpt ons mee allemaal het kleine bruidje verwei komen. Een nieuw zonnetje komt al de feestvierders begroeten. 't Is volle dag nu. Een paar uren vóórdat de middagplechtigheid begint. Pastoor gaat nog even de kerk binnen, het altaar op, om het een en ander voor don middag te schikken. Wat is dit Kan het zijn De kleine Marietje op de tweede bank, heeft zij nog haar plaats niet verlaten, of zit ze alweer wachtend, tot de plechtigheid haar nieuwen gang wil gaan Pastoor aarzelt, moet zich dapper maken om naar haar toe te gaan en haar de groote vraag te doen heeft Marietje al gegeten, nu al feest gevierd Marietje zegt ach een al te kwade boodschap Mijnheer pastoor, vader is ziek en moeder heeft vandaag niets te eten. Waar biyven ze zoo lang, moederof hebben ze misschien vergeten, de christene menschen, om ons te troosten heeft Marietje gevraagd. En moeder heeft hare lievelinge gekust en weer naar de kerk gebracht, waar de lieve kleinen allen aanzaten dezen blijden morgen, als nieuwe sneeuw zoo wit, aan eenzelfde tafel. Lieve kinderen, die vandaag uwe eerste H. Communie hebt gedaan en van eenzelfde Brood hebt gegeten, vergeet nu niet neen, dat wil de lieve Heer niet hebben vergeet uw hemelsblauwe zusje niet. Yan uw over vloed moet gij allen wat geven de lieve Heer wil het hebben aan de kleine arme Marietje. Maakt haar zoo nu den vollen dag eens blij. 't Is wat het is, de kleine Marietje zal het zich laten weismaken. Voor het succes De burgemeester van Madrid heeft den afkeer, dien de burgers van 't inenten hebben, overwonnen... door een gratis-lotery. Ieder dia zich enten laat, krijgt een lot. En het stormt nu I Een dapper pastoor In Paramo bij Madrid woont een dappere pastoor. Een beer, die de landstreek daar onveilig maakte en heel wat slachtoffers om het leven bracht, werd door den pastoor doodgeschoten. Een ontploffing.By eene ontploffing op 'n pantserschip te Kiel werden twee matrozen gedood vier zwaar en twee op varenden, waaronder een officier, licht ge wond. De ontploffing werd veroorzaakt door eene vergissing in den dienst. Overleden. De he8r D. te Noordbroek (Gr.), die voor eenige weken van den zolder viel en sedert in het ziekenhuis te Groningen was opgenomen, is aan de gevolgen er van overleden. Vossen. Donderdagmiddag is er op de jacht van baron E. v. Eetvelde onder Ber- geyk een nest met vier jonge vossen be machtigd. Dit zijn nu binnen anderhalf jaar zeventien stuks tien jonge en zeven oude. Dierenmoord. Dezer dagen vond iemand te Zlarikzee zyn beste kalf dood in den stal liggen. Na ingesteld onderzoek door den veearts bleek de kop van het dier te zyn verbrijzeld. Na een door de politie ingeste.d streng onderzoek is een 24 jarig persoon als de dader aangewezen, die dan ook ter be schikking van de justitie is gesteld. De hamer waarmede het misdryf vermoedelijk is gepleegd, is ten zynen huize in beslag genomen. Schadeloosstelling. De Maatschappy tot Exploitatie van Staatsspoorwegen heeft den heer Ad. Braune, te Almelo, die bij het spoorwegongeluk aldaar den 18en Juli 1907 nog al ernstig gewond werd, de keus ge laten tusschen een schadeloosstelling van f 6000 ineens, of f7 per Leek. De heer Braune heeft het eerste gekozen. Mensehenhaar. Te Wetzlar en in het daar vlak by gelegen dorpje Erda, in de Rijnprovincie, bestaat een eigenaardige huis nijverheid ongeveer 150 vrouwen houden zich daar in den winter bezig met het maken van poppepruikjes van mensehenhaar, voor twee oude firma's te Wetzlar. Een merkwaardige byzonderheid is, dat het haar, dat zij verwerken, voornamelijk uit China komt. Men onderscheidt gesneden en uitgevallen haar. Vroeger waren er in Duitschland leurders, die de hoofddoeken ruilden tegen vrouwenhaar, maar sedert 1883 is dit bedryf verboden, en nu komt verreweg het meeste haar, dat te Wetzlar verwerkt wordt, uit China. Er komt ook nog wel wat uit Bretagne, uit enkele andere streken van Frankryk en uit Italië. Uitge vallen haar wordt eveneens verzameld in Frankrijk en Italië, en verder in Bohemen. De voornaamste afnemers van poppe pruikjes van mensehenhaar zijn de Ameri kanen. Ernstig ongeluk. Woensdagmiddag te ongeveer kwart over één heeft op de Begu- liersbreeBtraat te Amsterdam een ernstig ongeluk plaats gehad. Een bestelwagen van de wynhandelaarefirma Bicker en Modder man, kwam langs den hoek van Bembrsndt- plein en Beguliersbreestraat toen het paard plotseling schrikte en op hol sloeg in de richting van de Munt. De bestuurder en een bejaard man, die naast hem op den bok zat, trachtte tevergeefs het dier in te houden, dat in verwoede vaart de straat insnelde en in botsing kwam tusschen een tramwagen en een groentekar. Door den schok werden de bestuurders van den bok geworpen. De jongste kwam er vrij goed af, doch de oude man bleef de teugels vast houden en viel daardoor vlak onder de wielen van zyn wagen, die hem over het hoofd gingen. Ernstig gewond en badend in het bloed, werd de ongelukkige na- tuurlyk te midden van een groote menigte nieuwsgierigen opgenomen en naar den politiepost op het Bembrandtplein gebracht. Per brancard naar het Binnengasthuis ver voerd, is hy aldaar overleden. Kwaadaardige vlegel. Te Trodate, bij Milaan, waren eenige werklieden op het voetpad vóór de fabriek aan 't onbijten. Een 12-jarige knaap, Ferrucio Groppi, bevond zich in hun midden, fluitend en zingend. Een werkman Giudici genaamd, deed hem zwijgen en toen de kleine voortging, greep hij hem by den arm en duwde hem de straat op. De jonge snaak trok woedend een mes uit den zak en wilde den werk man te lyf. Deze kon in tijds de hand van den kleinen grypen, deed hem het mes in den zak steken en keerde lachend by zyne kameraden terug. De werklieden vergaten spoedig het in cident en zetten hunne gesprekken voort. Maar eenige minuten later keerde de knaap terug; hy was bleek en scheen ten prooi aan eene geweldige woede. Hij spong eene tweede maal op den werkman toe. Deze, door de kreten der anderen verwittigd, keerde zich in tijds om, om den knaap tegen te houden en zijn mes te grijpen, maar Groppi, razend van woede, rukte zich los en plofte opeens zijn mes tot aan den hecht in de borst van den ongelukkigen werkman, die zonder een kreet te slaken dood neerviel. Het mes had het hart ge troffen. Daarop ging de knaap huiswaarts en zeide niets. Men begrypt de smart zyner familie, toen de gendarmen hem kwamen aanhouden. In hare wanhoop sprong de moeder door het venster en kwetste zich nog al erg. De broeder van den moordenaar, een der kame raden van den gedooden werkman, wierp zich, toen hij het gebeurde vernam, onder eenen trein, en alleen door de krachtdadig heid van eenen wisselwachter, die hem letterlyk van onder de wielen haalde, ont snapte hy aan den dood. De jonge moordenaar legt een ongelooflijke onverschilligheid aan den daghy is zeer kalm, praat en schertst met zijne bewakers en snoeft er op hoe goed hij met het mes weet om te gaan... Plotselinge dood I Te Dresden liet een heer zich Dinsdag scheren. De barbier zag hem, onder het inzeepan, van kleur ver schieten. Toen hy hem wat nauwkeuriger opnam, bleek de klant dood in zijn stoel te zitten. Zelfmoord. Dinsdagmorgen vervoegde zich te Watergraafsmeer de barbier ten huize van den heer Boskam, aldaar. Na een oogen blik wachtens ging hij binnen en vond den heer B. door een revolverschot gedood. In de slaapkamer vond hy het lijk der huis houdster, die ook door een schot gedood was. Financieele achteruitgang schijnt de oorzaak van het drama te zijn geweest. Een grappige inbraak Te Muuchen is Woensdagnacht een inbraak onder grap pige omstandigheden gepleegd. De dieven waren een koffiehuis binnnengedrongen, om de kas van een muziekautomaat te plunde ren. Nauwelyks hadden zij een breekijzer ergens in den automaat gewrongen, of de rol begon te draaien en het heele huis daverde van de muziek van het«Es braust ein Buf wie Donnerhall.» De waard kwam aangesneld en de dieven gingen er van door, maar liepen buiten een politie patrouille tegen het lijf, die op de nachtelijke muziek afkwam en de inbrekers inrekende. I. Woensdagnacht werd te Arnhem door den politieagent Van Waas een man aangehouden, dragende een zak met twee levende eenden en 60 eieren, hetwelk den agent verdacht voorkwam. De man G. v. G. genaamd, deelde op een vraag mede, dat hy de eieren en eenden gekocht had. Hij werd echter naar het politiebureau overgebracht. Inmiddels was door den land bouwer E, uit de Kleefsche Waard aangifte gedaan dat by hom van het erf twee eenden waren ontvreemd. E. herkende echter ter stond de eenden by G. v. G. aangetroffen als de zyne, zoodat de dief zijn straf niet zal ontloopen. Gesnapt. Donderdagmorgen werd op de Keizersgracht te Amsterdam door een rechercheur aangehouden een jougmensch, wiens signalement overeen kwam met dat van iemand die Dinsdag op de Keizersgracht een onbeheerd staand rijwiel had gestolen. Op de Prinsengracht gekomen nam de aan gehoudene de vlucht en geraakte te water toen het publiek hem wilde grypen. De politie redde hem bijfyds, en vond later het gestolen rijwiel in zyn woning. Spoken. Een boer uit den omtrek van Witebsk (Busland) was ais reservist naar Mantchourije gegaan en had niets meer van zich laten hooren. Hij gold dan ook al voor dood, toen zyn vrouw plotseling een brief van hem kreeg, waarin hy mededeelde, dat hy uit dienst gegaan was en goed geld ver diende. Hij zond haar dan ook 600 roebels. Den volgenden dag ging de vrouw het geld afhalen en zette het meteen op de postspaarbank, 's Nachts werd zy wakker door een gedruisch en zag twee menschen in doodskleeren staan, die haar zeiden, door haar man in Mantchourije vermoord en van hun geld beroofd te zijn. Een aartsengel had hun meegedeeld, dat hun geld nu by de vrouw van den moordenaar berustte. Meer dood dan levend, zwoer de vrouw, bet geld van de spaarbank te zullen halen. Als zij den volgenden nacht weeromkwamen, zouden zij bet kunnen krijgen. De twee «geesten» verdwenen daarop, na bij niet nakoming van de belofte, met de hel be dreigd te hebben. De vrouw ging den volgenden dag dade lijk naar de spaarbank en vroeg haar geld terug. De ambtenaar vond dat opvragen wat vreemd en kwam na veel aandringen de heele geschiedenis te weten. Hy zond de vrouw zonder geld naar huis en waar schuwde de politie. Deze stelde zich verdekt in de woning op en toen de «geesten» terug kwamen, werden ze gegrepen. Het waren... de burgemeester en een van zyn bedienden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1908 | | pagina 5