Qies.
ome
M
koop»
anken.
mpels
DS,
Pepping.
TRUS."
TWEEDE BLAD.
Roomsche Boeken,
KATHOLIEKENDAG
PS,
i Tuinstraat,
;en,
Loopers.
Karpetten,
felkleeden.
as, zijn verkrijg-
k andere werken
I.
NDULES ene.
Zaterdag 23 Mei 1908,
KALENDER
voor de dagen der week.
24 MEI.
i5
li'
AT.
A AT 73.
iluks, ook bij
DAM, Kenne-
IDENHEID
MUHREN.
nastraat 7.
tegen billijke
jwel van parti-
reau dezes
by
at 17, Alkmaar.
tot bet plaat-
elden op hypo-
vaarden.
waar zeden-
rden uitgestald
>ekenstallen of
lectuur, welke
(levert.
pi
N met KRUIS
lMPJES, WEI-
DERIJEN alle
nche."
ïg-
99
aan te bevelen
[Ste prijzen.
Alknaau.
24 Mei. Zondag. O. L. Vr. Hulp der Ohriste-
Evangelie: Vraagt en gij
zult verkrijgen. Joan. XVI:
23-30.
Maandag. Kruisdag. H. Gregorius.
Dinsdag. Kruisdag. H. Fhilippus.
Woensdag. Kruisdag. H. Beda.
Donderdag. Hemelvaartsdag. Evang.
Jezus klimt ten hemel op.
Vrydag. H. Maria Magdal. de Pazzi.
Zaterdag. H. Ferdinand.
25
26
27
28
29
30
Vijfde Zondag na Paschen.
Vierde Zondag der Maand.
Les uit den brief van den H. apostel
JacobusI, 22—27.
Veel geliefden! "Weest daders van het
woord en niet, u zeiven bedriegend,
slechts hoorders 1 Want indien iemand
hoorder en niet dader van het woord is,
kan hij vergeleken worden met een man,
die zijn natuurlijk gelaat in eenen spiegel
waarneemtdeze immers ziet zich zeiven
en gaat heen, en aanstonds heeft hij
vergeten hoe hjj er uitzag. Doch hij, die
met aandacht de volmaakte wet der
vrijheid gadeslaat en daarin volhardt,
deze, geen vergeetachtig hoorder, maar
dader des werks geworden zijnde, zal
door zijn doen zalig zijn.
Zoo nu iemand meent godsdienstig te
zjjn, terwijl hij zijne tong niet in toom
houdt, maar zijn hart doet dwalen, diens
godsdienstigheid is jjdel. De reine en
onbevlekte godsdienstigheid voor God en
den Vader is deze: weezen en weduwen
in hunnen druk bezoeken en zich zeiven
onbesmet van deze wereld bewaren.
Evangelie volgens den H. Joannes
XVI, 23-30.
Te dien tijde sprak Jesus tot zijne
leerlingen: voorwaar, voorwaar, Ik zeg
u: zoo gij den Vader in mijnen naam
iets vraagt, Hij zal het u geven. Tot
nog toe hebt gij niets in mijnen naam
gevraagd. Vraagt en gij zult verkrijgen,
opdat uwe vreugde volkomen zij.
Ik hebdeze ^dingen in gelijkenissen
tot u gesproken. Het uur komt, dat Ik
niet meer in gelijkenissen tot u spreken,
maar u openlijk van den Vader ver
kondigen zal. Op dien dag zult gij in
mijnen naam biddenen niet zeg Ik u,
dat Ik den Vader voor u zal vragen;
want de Vader zelf heeft u lief, omdat
gij Mij liefgehad en geloofd hebt, dat
Ik van God ben uitgegaan. Ik ben van
den Vader uitgegaan en in de wereld
ii.
Annuarium der R. K. Stu
denten 1908. E. van der
Vecht, Amsterdam.
Enkele jaren geleden maakte Frans Net-
scher in De Telegraaf er zijn beklag over,
dat al meer en meer de goede studenten
almanakken uit de mode geraakten De
man kan voor de studentenwereld, welke
hij op het oog had, in het gelijk zijn ge
weest, voor de Roomsche studentenwereld
geldt deze klacht niet.
De Roomsche studentenwereld! Maar is
er die dan eene in ons land en w&ftr is
zij? Waar deze is? Maar hebben wij dan
zóó weinig gelezen, dat wij nooit gehoord
zouden hebben van de R. K. Studenten-
vereeniging „Veritas" te Utrecht, „Sanetus
Thomas Aquinas" te Amsterdam, „Sanetus
Augustinus" te Leiden, „Sanetus Virgilius"
te Delft en „Albertus Magnus" te Gronin
gen? Vijf universiteiten zijn er en de
Roomschen hebben hunne vijf Roomsche
studenten vereenigingen! En leest nu, wat deze
vijf studentenvereenigingen deden en deden,
hoe die Roomsche studenten, naast hunne
gewone studies, nog tijd en lust over heb
ben om zich bezig te houden met allerlei
godsdienstige, wijsgeerige en sociale vraag
stukken, hierbij geleid door de eminensten
onder de katholieke geestelijken en leeken
en men kan begrijpen, hoe reeds de jaar
verslagen alléén het Annuarium tot zulk
een belangrijk boek van Roomsch leven
en streven maken. Er gaat een frissche
bekoring uit van die korte, maar zaakrijke
en pittige verslagen, men voelt, dat er een
opgewekt Roomsch leven bloeit in de
studentenwereld, dat hoop geeft op de toe
komst en deze met vertrouwen tegemoet
doet zien. Als hij wil, behoeft de Roomsche
student van heden niet meer bevreesd te
zijn, dat in het vrije en groote stads-leven
het Geloof, dat hij van huis medebracht,
zal te loor gaan; wanneer hij zich slechts
stelt onder de veilige schutse der R. K.
Studentenvereeniging zal hij, na voltooide
studie thuis gekomen, dezelfde zijn als toen
hij aankwam: een goed Roomsch man,
die weet, wat hij wil en wiens overtuiging
aan diepte en innigheid heeft gewonnen
door den wetenschappelijken en geestelijken
omgang met andere Roomsche studenten.
Behalve de jaarverslagen echter, bevat
het jongste Annuarium zeer veel wetens
waardigs en interessants, hetgeen reeds
begint met de magistrale studie van den
Roermondschen professor Jos. Schrijnen
over de „Vergelijkende Godsdienstweten-
gekomen wederom verlaat Ik de wereld
en ga Ik tot den Vader.; Zijne leerlingen
zeiden tot Hemzie, nu spreekt Gij
openlijk en zegt geene gelijkenisNu
weten wij, dat Gij alles weet en niet
noodig hebt, dat iemand U ondervrage,
Daarom gelooven wij, dat Gij van God
zjjt uitgegaan.
DE 2de DIOCESANE
TE HAARLEM.
(VAN ONZE SPECIALE VERSLAGGEVERS).
Hoog wapperend in den lentewind, deden
de vaderlandsche en pauselijke kleuren van
Haarlem's trotsche kathedraal, den volke
kond, dat de wapenschouwing der Katholieken
in de oude bisschopsstad was aangevangen,
terwijl een steeds breeder wordende men-
schenstroom zich begaf naar den tempel,
om, naar Roomsche zede, allereerst aan God
zijn zegen te vragen voor de werkzaamheden
van dezen dag. Weldra was het kerkgebouw
gevnld met deelnemers aan den Katholieken
dag en droeg Haarlem's beminde Bisschop
eene stille H. Mis op, geassisteerd door de
WelEw. heeren Mölman en Van Dam. In
het priesterkoor zagen wij verschillende
comitéleden en Eerw. heeren geeBtelyken,
o.a. de hoogeerw. heeren Mgr. Bronwer,
Jansen, Rikmenspoel en Bosman, benevens
pastoor Prinsen van 's Hertogenbosch enz. enz.
Het koor, onder de energieke leiding van
kapelaan Ten Hagen, voerde op kenrige wjjze
eenige nummers uit, waarbij wij vooral
werden getroffen door de zuivere jongens
stemmen, heerlijk uitkomende door de voor
treffelijke accoustiek der kerk.
Na de H. Mis gingen de deelnemers op
naar de verschillende plaatsen, waar de 4
aangewezen onderwerpen zouden worden
behandeld.
Ie AFDEELING VOLKSBIBLIOTHEKEN.
Na een kort Inleidend woord van den
voorzitter, behelzende eenige zakelijke mede-
deelingen, werd het woord gegeven aan den
spreker, den WelEw. rector v. d. Berg te
Rotterdam. Spr. begint met een citaat nit
den jongsten vastenbrief van Mgr. Gallier,
waarin op het gevaar der z.g. neutrale en
slechte lectuur wordt gewezen, omdat daar
door reinheid van geloof en zeden worden
ondermynd en daarom acht spr. de keuze
om dit onderwerp aan de orde te etellen
zoo gelukkig, omdat thans middelen ter ver
betering kunnen beraamd. De leeslust bestaat
nu eenmaal en daarom is het papieren ge
vaar zoo groot. Hulde brengt spr. aan de
prop. clubs die de goede lectuur brengen
onder odb Roomsche volk. Spr. gaat uitvoerig
na hoe die leeslust wordt gevoed en hoe
gemakkelijk die lectuur wordt verstrekt,
terwijl hjj waarschuwt tegen de z.g. neutrale
bibliotheken, die naast de goede werken b.v.
van Mathilde en de >Geschiedenis van
Lourdes», de vuilproducten van Zola geeft.
Spr. huldigt den kloeken zoon van St.
Dominicus, die voor twee jaar een machtigen
bazuinstoot heeft doen hooren in zyne bro
chure tegen het papieren gevaar en citeert
uit die brochure een en ander, waarin sprekend
uitkomt, hoe die schandproducten het geweten
schap en Transcendentie van het Christen
dom". Dit keurig gestyleerd artikel, als
bedoeld hors concours, getuigt niet alleen
van groote kennis en enorme belezenheid,
maar legt ook een heerlijk getuigenis af
van groote geloofsinnigheid en geloofsover
tuiging en verdient daarom terecht de eere
plaats in dit jaarboek van wetenschappelijke,
Roomsche jongemannen.
Rich. A. van Pelt doet met veel enthou
siasme en groote vaardigheid verslag van de
Warmondsche Retraite voor de studenten
en laat daarbij alle recht wedervaren aan
den leider dezer geestelijke afzondering,
den Z.E. pater Van Oppenraay S. J. Ver
volgens teekent de heer L. J. M. Feber
met fijne stift en in scherp-sprekende lijnen
het levensbeeld van Z.Em. kardinaal Mer-
cier, den machtigen wijsgeer en grooten
studentenvriend, wiens welgelijkend portret
de eerste bladzijde van het Annuarium siert.
Hierna begint het eigenlijke „Mengel
werk". Vol afwisseling volgen dan gedichten,
schetsen, studies en nóg eens gedichten,
het eene van grootere het andere van min
dere waarde. Over het algemeen schijnt de
poëzie bij onze studenten nog niet hoog
ontwikkeld. Mooi zijn de „Populier"
van Annie Salomons en „Cytisus Labur
num" van T. J. Verschuur.
Luistert slechts
Populier.
Zooals de popel naar den hemel streeft
En heel de wereld om de zon veracht,
Zoodat de mensch, die in de laagte leeft
Slechts van hem kent de kale stammeschacht
En als het licht zijn top verlaten heeft,
Zwijgend zich rekkend in den zwarten nacht,
Reeds zalig-hunkrend om den morgen beeft
Als 't kussend rood weer aan de kimmen lacht.
Zoo heeft mijn ziel zich worstlend losgerukt
Van wat belemm'rend haar aan d' aarde bond;
Steeds had voor menschenoordeel ze gebukt
En 't weligst was haar bloeikracht langs den
[grond.
Maar nu is 't lage-lieve onderdrukt,
Sinds met haar kruin ze 't zeegnend zon-
[licht vond.
En dit, vlak ernaast, van T.J. Verschuur:
Cytisus Laburnum.
Zijn kromme hout lijkt kronkling van slangen
Zijn somber hoofd met goud is omhangen.
En takken druipend van geelste goud
Met dreigende trots hij de zon toehoudt.
Dan geeft hem de zonne zacht heur zegen
En 't regent er goud op gouden regen.
dooden, den geest verstompen, den huiselyken
vrede verstoren en het familieleven uiteen
rukken en doodend zyn voor ieder die zich
daaraan blootstelt, wat en wie hij zij. Met
een treffend voorbeeld uit spr. eigen ervaring
wordt dit geïllustreerd. In verband hiermede
merkt spr. op, dat wjj niet alleen tegen
slechte lectuur moetBn waarschuwen, maar
de goede verspreiden door oprichten van
volkebibliotheken en uitbreiding daarvan.
Want er bestaat wel leeBluet, doch geen
zucht naar slechte lectuur en daarom moeten
wy de leeslust leiden in onze banen. Appre-
cieerende wat onzerzijds reeds is verricht,
merkt Bpr. op, dat dit niet voldoende is en
geeft vervolgens aan wat gedaan en hoe ge
handeld moet worden door volkebibliotheken
en welke lectuur zjj moet bevattenvoor
namelijk ontspanningslectuur. Vervolgens be
sprekende de wenschelijkheid van leeszalen,
laat spr. zich hierover niet in bijzonderheden
uit, maai geeft eenige wenkeD, waarmede bij
plaatselijke toestanden kan worden gerekend.
Spr. acht het evenwel aanbevelenswaardig,
dat Katholieke bibliotheken aan hunne lezers
ook gelegenheid geven tot lezing van Katho
lieke bladen.
Om succesvol den kanker der verderfe
lijke lectuur te beveohten, moet de gelegen
heid voor het volk alom worden opengesteld
en daarom acht spr. het middel: Volkebiblio
theken, die spr., na de voordeelen uiteen
gezet te hebben, parochiaal wenscht, onder
leiding van den pastoor of iemand door hem
aangesteld, omdat voor d'e keuze van het
geestelijk voedsel, dat degelijk en gezond
moet zijn, de pastoor is aangewezen. Geheel
zal de pastoor zijn taak nimmer kunnen
overdragen. Ten slotte ontkent spr. dat de
bestaande bibliotheken in 't gedrang zullen
komen, en bovendien, hoe meer bibliotheken
hoe beter, terwijl door kalm overleg steeds
bezwaren kunnen worden ondervangen. Ten
slotte besprekende de ontwikkelingslectuur,
meent spr. dat hiervoor de aangewezen ver
spreiders zijn de sociale vereenigingen, om
dat de stadie over sociale vraagstukken geen
volkslectuur is. Oordeelkundig evenwel dient
men te werk te gaan. Aan het einde van
zijn keurig en helder betoog citeert spr.
nogmaals pater Hermans' brochure en wekt
allen krachtig op tot financieelen en moreelen
steun, ter eere Gods en heil van Kerk en
Maatschappij. Spr.'s meermalen met applaus
onderbroken rede, wordt ten slotte daverend
toegejuicht.
Hierna stelt spr., met overname van een
door den heer G. Klaver voorgesteld amen
dement, zyn conclusies voor, die met nog
eene kleine wijziging na een gevoerd debat
met de heeren mr. De Neef, Mooiman en
pastoor Verhoeven, worden aangenomen.
Met een harteljjz dankwoord aan den eerw.
spreker en een opwekkend woord, sluit de
voorzitter, jhr. Von Fisenne, de vergadering.
2e AFDEELING: LECTUUR. EN KUNST.
Deze afdeeling kwam bijeen in de kleine
concertzaal der sociëteit Vereeniging, onder
presidium van den heer Jos. Th. J. Cuypers.
Na opening door den voorzitter, die allen
het welkom toeriep en de verdere gewone
plichtplegingen, verkrijgt de heer C. R. de
Klerk het woord, om zijne conclusies over
Lectuur en Kunst in te leiden.
Van eene geheel andere soort is de
poëzie der heeren W. B. Huddleston Slater
„Pech", een oolijk studenten-mopje met
luchtige muziek van Jan Versteeg, „Inter
Pocula" van J, F. Weterings, dat gelukkig
een Latijnsche rijmelarij is, anders kreeg
hij hef zeker met alle drankbestrijders aan
den stok, „Het Lied van Maas en Waal",
van Wameliensis, dat ons echter te geeste
loos toeschijnt om studentikoos te wezen,
„Apenliefde" van L J. v. d. Eerden, een
guitig gedichtje van 'n schalksch student,
maar toch vol levenswaarheid en het on
deugende „Vooruitgang" van H. C. J.
Groot. Dit laatste veroorloven wij ons even
over te nemen
Vooruitgang?
De wereld gaat vooruitze vinden
[schijndoodkisten,
Maar. als de vinders van die schijndoodkisten
[wisten,
Wat onheil dat gesticht, welk leed dat heeft
[gebracht,
Ze hadden zich gewis wel ellefmaal bedacht_
Welk leed?... o lezer, beef en sidder voor
[uw leven,
Want al 't modern „gedoe", door ons aan
['t graf gegeven,
Moderne dichters, reeds begraven, „uitgeluid"
Dat alles, ingenieurs, dat komt er nu weer uit.
't Is aardig gezegd, maar wij betwijfelen,
of wel alle medewerkers van ditzelfde
Annuarium het hiermede eens zullen zijn!
Niet alle bijdragen toch leggen getuigenis
af, kinderen te zijn van geestelijke vaders,
ontworsteld aan het moderne „gedoe"!
„Een Gebed" en „Het eigen Leven" b.v.
zouden wij gaarne onder dat modern
„gedoe" rangschikken, 't Is juist, of de
schrijvers dezer twee prozastukken zich er
nu eens op toegelegd hebben, bijzonder
„mooi" te schrijven, of liever door hun
buitenissigheid „mooi" te worden, helaas
met het bekende gevolg! 't Ging met hen
intusschen niet zóó erg als met een
onzer vrienden, die óók eens 'n heel „mooi"
stuk gemaakt had en dit ter beoordeeling
zond aan Willem Kloos, waarop deze cri
ticus terugschreef, dat er slechts één
werkelijk-mooie regel in hel opstel voor
kwam en wel de laatste, bestaande uit één
woord: finis, einde! Veel beter, want na
tuurlijker en niet-gezocht, is de beschrij
ving van „Brugge" door L. J. M. Feber,
denzeltden die het bijschrift bij het portret
van kardinaal Mercier leverde. Zoo b.v.
deze schildering der kantwevende vrouwtjes
van het Begijnhof: „Terwijl langzaam haar
leven in een vreugde van gelijkheid uitgaat,
drijven zij een kunst van geduld en inge
houden gratie, zooals die hier bloeien kan.
Spr. zal voornamelijk den principieelen en
moreelen kant van het vraagstnk behande
len. Aan de hand van den Vastenbrief, door
mgr. Gallier In 1907 uitgevaardigd, ontwik
kelde spr. deze drie gedachten
Men heeft zedelooze, anti geloovige en neu
trale lectuur, en alle drie lecturen zyn in
het algemeen verboden door het Roomsche
beginsel. Doch van deze drie kwaden is het
minst erge kwaad de zoogenaamde neutrale
lectuur.
Daaruit volgt dat, alleen en uitsluitend
gelet op de onmiddellijkheid van het zede
lijke gevaar, er in theorie van de ongeschre
ven onthoudingswet«vermijd neutrale lec
tuur' eerder en veelvuldiger gedispenseerd
zal knnnen worden dan van het verbod zede
looze en ongeloovige persproducten te lezen.
De uitzonderingsgevallen op het verbod
van obscene en antikerkelijke lectuur zijn
dan ook gemakkelijker onder algemeene regels
te brengen en te formnleeren.
Dit is echter hoogst moeilijk en misschien
niet doenlijk, waar er sprake is van de in
zich minst erge, maar meest verspreide en
zoo per accidens meest verkeerde, der ver
boden lecturen, de neutrale. En alleen en
uitsluitend gelet op de onmiddellijkheid van
het zedelijk gevaar, zou er, in theorie,
misschien veel eerder en veelvuldiger gedis
penseerd kunnen worden van het beginsel
verbod tegen de neutrale uitspanningslectnur,
zoo er niet een andere, hoogere, overweging
hier beperkend tegenover stond. Het is de
overweging, die Z. D. H. de Bisschop van
Haarlem uitspreekt in deze woorden nit zijn
kerkelyken Brief
«Wat er van die noodzakelijkheid zy, B.
G,, zeer zeker geldt zy niet voor zoogenaamde
uitspanningslectuur. Niemand kan ooit een
uitspanning noodig hebben, die voor hem
een zeker gevaar oplevert, hier is alleen en
uitsluitend waarheid, dat het gevaar te ont
vluchten het eenig noodige is.<
Intusschen heeft spr. door zijne eerste
conclusie in alle mogelijke uitzonderingen
voorzien met de woorden «zooveel mogelijk».
Volgens spr. is de zoogenaamde onzijdige
lectuur, vooral in haar behaaglijksten vorm
de neutrale ontspanningsillustraties, een der
gevaarlijkste gedaanten van het «Papieren
Gevaar', w(jl ze in zoo enormen getale ver
spreid worden, niet onder Calvinistische maar
wel onder Roomsch-Katholieke Christenen,
en dezer groote massa in tegenspraak met
het oordeel der hier alleen bevoegde overheid
die leesstof voor zich volstrekt niet gevaarlijk
acht. Ook meent spr. te mogen constateeren,
dat vooral onder de Katholieken van dit
Bisdom zeker honderden en nog eens hon
derden te veel tegenwoordig zich zeiven
dispenseeren van het beginselverbod tegen
neutrale lectuur.
Inderdaad, het heeft soms den schijn of
het Katholiek beginselbezwaar tegen de neu
traliteit en hare pereproducten niet doorging
voor kunst- en ontspanningstydschriften, meer
bepaaldelijk voor onzijdige volksillustraties.
Zelfs Katholieken, die in menig ander op-
zicht hun geloofsgenooten door hnn voorbeeld
stichten en vaak tot groote offers bereid zyn
in het belang van den godsdienst en de
Katholieke gemeenschap, toonen hier een
minder fijngevoelig verantwoordely kheidsbesef.
Zy vergeten, dat hun abonnementen op
Met handen van ouderdom weten zij
vaste lijnen te leggen over het weefkussen
en met oude oogen volgen zij de geheimen
van een wonderfijn dradennet. Zoo zitten
zij uren geduldig en bewegen haar vingers
de garens en klossen. Dan lijkt het weefsel
te leven en de witte lijn breidt haar be
koring over het donkere kussen, dan bloeit
het matte wit over het fiuweelen duister
uit, in schoone verhouding van zwart en wit.
Terwijl zoo het kantfiguur geboren wordt,
begint het zijn bedoeling te verraden. De
zware lijnen, in breede golving, teekenen
in haar voortgang de omtrekken van schou
ders en boezemen in ranke gratie stralen
draden naar één middenpunt, den hals
omsluitend. Dan slingeren de draden door
elkaar tot een net, waarbinnen de bloem
motieven opengaan. In de gestadige her
haling van hun bloei lijken ze het bloeiend
leven reeds te overdekken.
De oude kantwerkster over haar kussen
gebogen, heeft evei een herinnering aan
eigen jeugd, een glimlach dan weer de
gedachte aan h-tar werk en het afwachten
van wat onafwendbaar komt en altijd
komende is."
Ziedaar een der fraaie tafereeltjes, welke
het schilderij „Brugge" vormen.
Mooi is ook nog de schets „Paasch-
Zaterdag" van H. F. M. Huybers, waarin
de treffende liturgie van dien grooten dag
wordt belicht en verklaard. Dergelijke op
stellen kunnen niet genoeg geschreven
worden, zooals prof. J. V. de Groot Woensdag
op den Haarlemschen Katholiekendag nog
terecht betoogde. „De Kerk en het poly
technisch gevaar" en „Katholieke Maat
schappelijke Kunst" twee studietjes van
Ferdinand Hustinx zullen met vrucht ge
lezen worden en men behoeft het lang niet
in alles met hem eens te zijn, om b.v.
tóch te kunnen waardeeren, wat de schrijver
verstaat onder „Katholieke Maatschappelijke
Kunst". „Kerstmis" heet een gedicht van
T. J. Verschuur, waarin, naast zwakke
stukken, ook goede beschrijvingskunst voor
komt als deze regels:
Daar moet op 't manen van de teere schel
De mensch verinnigen; want wit en rood
En goud en geel is er een schaar getreden
Van priesters en dienaren aan den voet
Des altaars, en ten troon geheven, hóóg,
In wat wij kostlijkst bieden kunnen, is,
Om van Zijn volk de beden en aanbidding
't Ontvangen, God de Zoon, niet anders dan
Hij in in den Hemel zit aan 's Vaders zij.
Ten slotte geeft dit inhoudrijke Annua
rium een meer-uitgebreide studie over
„Het Onderzoek naar het Vaderschap" van
r
neutrale periodieken, die, week aan week
aan hun denr besteld, voor de hand komen
te liggen in hnn huiskamer en salon, een
door hen niet gewilde, maar door de nentrale
uitgevers lang niet laag aangeslagen propa
ganda z^n van boven naar onder, van de
godsdienetig goed onderlegde en in het alge
meen beginselvaste kringen naar de klassen
van alle geaardheid en kleur der groote
volksmassa. En soo helpen zy onbewnst een
onbedoeld dikwyis een, naar bun eigen over
tuiging geesteiyk minderwaardig weekblad, dat
zy zei ven alleen inky ken by de thee, ver
spreiden in de huizen der armen en onont-
wikkelden, waar het meestal de eenige lectuur
wordt van dien aard, alleen al omdat twee
tydschriften niet «ïyden kan', en waar het
misschien meer dan het boek of de krant
den toon van het gezin beheerschen gaat.
Hoe zou hier vau groote sociale waarde zyn
de methode der drankbestryders zelf u ont
houden van het u niet schadende, om anderen
af te houden van het hen wèl schadende.
Groote offers brengen wy vaak gemakkelijker
dan kleine, het is menscheiykmaar hier
is een klein offer te brengen met grootmoe
dige overwegingen.
Een andere vorm van onbedoeld mede
werken door weldenkende Katholieken aan
de neutrale illustraties, een vorm, eerst de
laatste jaren in zwang, maar door de neu>
trale colportage handig en yverig geëxploi
teerd onder het tegen neutraliteit niet zeer
gewapende Roomsche volk is dezehet
ongemotiveerd afstaan van uw portret ter
publiceering in de onzydige weekbladen.
Zoolang een breede zoom van het Katho
lieke volk nog de fierheid mist, die verfoeit
het byzondere voorwerp van neutrale specu
laties te zyn, moeten de hoogsten en besten
onder ons op hunne hoede wezen.
Allen, wie wij zijn, moeten, waar het de
handhaving geldt van een groot Roomsch
beginsel meer denken aan het wat moet dan
aan wat ik mag, vooral wanneer er gelijk
hier verflauwing der grenzen betreurd wordt
over heel de linie, door onze geëerbiedigde
overheid.
Als eerste debatter trad op de WelEerw.
pater Raeskin. Deze wees den heer De
Klerk op het feit, dat neutrale tijdschriften
heel goed aan portretten van jubileerende
priesters kunnen komen zonder die van de
priesters in kwestie zelf te ontvangen.
Spr. wyst op het gevaarlijke van één
Katholiek tydschrift tusschen vele neutrale
in één portefeuille.
Een andere debater wil meer propaganda
laten maken aan stations voor Kath. tijd
schriften, opdat ook Katholieke reizigers
ontspanningslectuur kunnen krijgen.
Vervolgens was het woord aan den heer
Sterk van Amsterdam. Deze wyst op de
moeilijkheid van Katholieke tijdschriften uit
te geven zonder hulp der neutrale pers,
vraagt of het niet mogeffjk zal zijn te voor
komen dat Katholieke tijdschriften hun
platen en clichés ontleende aan nentrale
tijdschriften.
Hierna beantwoordt De Klerk pater Raes
kin. Letterlijk heeft spreker gezegdhad
men het te voren geweten, zouden dan niet
de bezitters dier portretten ze hebben thuis
gehouden. Spreker laat dus in 't midden of
personen, die geposeerd hebben, ze inzon-
H. C. J. Groot, een actueel onderwerp,
welks behandeling getuigt van groote be
lezenheid en een goed inzicht in deze
kwestie; een zeer geleerd artikel over
„Globometrie" van J. H. Ummels en een
paar aanteekeningen van F. Hageweger
over „Sociaal Christendom", waarin de
schrijver tot deze conclusie komt„Wer
kelijk, hoe meer men zich toelegt op de
studie van het socialisme, des te vaster
wortelt zich de overtuiging, dat het Chr s-
tendom nooit of nimmer het socialisme de
hand kan reiken" met welke conclusie
al onze lezers zeer zeker gaarne zullen in
stemmen.
Het voornaamste van dit Annuarium
hebben wij thans slechts even aangestipt,
daar de beschikbare plaatsruimte breedere
uitwerking niet toelaat. Wij twiifelen echter
niet, of ook dit vluchtig overzicht reeds
zal voldoende zijn, om onze lezers te over
tuigen, dat de Roomsche student van heden
volop medeleeft met hetgeen er in de
katholieke wereld omgaat, dat hij de nooden
der tijden kent en dat hij zich geroepen
gevoelt, waar hij kan, dat katholieke be
wustzijn hooger op te voeren en te vervol
maken. Het Annuarium van 1908 legt
hiervan wederom zulk een verblijdend ge
tuigenis af. Het spreekt zoo luide dit kloeke
boek en het doet zoo goed, dergelijke
ernstige en degelijke taal te hooren uit den
mond van hen, die men wel eens aanziet
voor louter pretmakers en zorgeloozen.
Zeker, vroolijkheid en opgeruimdheid zullen
steeds kenmerken van den student blijven,
doch op zijn tijd ernstig en nauwgezet, is
die vroolijkheid slechts een teeken van
gezonde en blijmoedige levensopvatting.
Wij wenschen dit jongste Annuarium dan
ook eene ruime verspreiding toe. Het is
zulk eene goede propaganda voor de
Roomsche studentenwereld en het zal an
deren aansporen, indien zij nog achter
bleven, om óók de armen eens flink uit de
mouwen te steken en dapper aan te pakken.
Zoowel uit- als inwendig lokt het Annu
arium aan. Het inwendige hebben wij
gezien, over het uitwendige nog een enkel
woord. De firma E. van der Vecht, welke
de laatste jaien de katholieke boekenmarkt
met tal van zeer-belangrijke uitgaven ver
rijkte en ongetwijfeld een der actiefste uit
geversfirma's is, heeft ook dit Annuarium
keurig uitgevoerd. De kloeke, duidelijke
letter maakt een prettigen indruk en geeft
een eenigszins voornaam cachet aan deze
uitgave. Alles werkt er dus toe mede, om
dit Annuarium te doen zijn een waardevol
boek en een blijde getuigenis van Roomsch
openbaar leven.
U«
"M
1
W
M
- si