Qies. ome M koop» anken. mpels DS, Pepping. TRUS." TWEEDE BLAD. Roomsche Boeken, KATHOLIEKENDAG PS, i Tuinstraat, ;en, Loopers. Karpetten, felkleeden. as, zijn verkrijg- k andere werken I. NDULES ene. Zaterdag 23 Mei 1908, KALENDER voor de dagen der week. 24 MEI. i5 li' AT. A AT 73. iluks, ook bij DAM, Kenne- IDENHEID MUHREN. nastraat 7. tegen billijke jwel van parti- reau dezes by at 17, Alkmaar. tot bet plaat- elden op hypo- vaarden. waar zeden- rden uitgestald >ekenstallen of lectuur, welke (levert. pi N met KRUIS lMPJES, WEI- DERIJEN alle nche." ïg- 99 aan te bevelen [Ste prijzen. Alknaau. 24 Mei. Zondag. O. L. Vr. Hulp der Ohriste- Evangelie: Vraagt en gij zult verkrijgen. Joan. XVI: 23-30. Maandag. Kruisdag. H. Gregorius. Dinsdag. Kruisdag. H. Fhilippus. Woensdag. Kruisdag. H. Beda. Donderdag. Hemelvaartsdag. Evang. Jezus klimt ten hemel op. Vrydag. H. Maria Magdal. de Pazzi. Zaterdag. H. Ferdinand. 25 26 27 28 29 30 Vijfde Zondag na Paschen. Vierde Zondag der Maand. Les uit den brief van den H. apostel JacobusI, 22—27. Veel geliefden! "Weest daders van het woord en niet, u zeiven bedriegend, slechts hoorders 1 Want indien iemand hoorder en niet dader van het woord is, kan hij vergeleken worden met een man, die zijn natuurlijk gelaat in eenen spiegel waarneemtdeze immers ziet zich zeiven en gaat heen, en aanstonds heeft hij vergeten hoe hjj er uitzag. Doch hij, die met aandacht de volmaakte wet der vrijheid gadeslaat en daarin volhardt, deze, geen vergeetachtig hoorder, maar dader des werks geworden zijnde, zal door zijn doen zalig zijn. Zoo nu iemand meent godsdienstig te zjjn, terwijl hij zijne tong niet in toom houdt, maar zijn hart doet dwalen, diens godsdienstigheid is jjdel. De reine en onbevlekte godsdienstigheid voor God en den Vader is deze: weezen en weduwen in hunnen druk bezoeken en zich zeiven onbesmet van deze wereld bewaren. Evangelie volgens den H. Joannes XVI, 23-30. Te dien tijde sprak Jesus tot zijne leerlingen: voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: zoo gij den Vader in mijnen naam iets vraagt, Hij zal het u geven. Tot nog toe hebt gij niets in mijnen naam gevraagd. Vraagt en gij zult verkrijgen, opdat uwe vreugde volkomen zij. Ik hebdeze ^dingen in gelijkenissen tot u gesproken. Het uur komt, dat Ik niet meer in gelijkenissen tot u spreken, maar u openlijk van den Vader ver kondigen zal. Op dien dag zult gij in mijnen naam biddenen niet zeg Ik u, dat Ik den Vader voor u zal vragen; want de Vader zelf heeft u lief, omdat gij Mij liefgehad en geloofd hebt, dat Ik van God ben uitgegaan. Ik ben van den Vader uitgegaan en in de wereld ii. Annuarium der R. K. Stu denten 1908. E. van der Vecht, Amsterdam. Enkele jaren geleden maakte Frans Net- scher in De Telegraaf er zijn beklag over, dat al meer en meer de goede studenten almanakken uit de mode geraakten De man kan voor de studentenwereld, welke hij op het oog had, in het gelijk zijn ge weest, voor de Roomsche studentenwereld geldt deze klacht niet. De Roomsche studentenwereld! Maar is er die dan eene in ons land en w&ftr is zij? Waar deze is? Maar hebben wij dan zóó weinig gelezen, dat wij nooit gehoord zouden hebben van de R. K. Studenten- vereeniging „Veritas" te Utrecht, „Sanetus Thomas Aquinas" te Amsterdam, „Sanetus Augustinus" te Leiden, „Sanetus Virgilius" te Delft en „Albertus Magnus" te Gronin gen? Vijf universiteiten zijn er en de Roomschen hebben hunne vijf Roomsche studenten vereenigingen! En leest nu, wat deze vijf studentenvereenigingen deden en deden, hoe die Roomsche studenten, naast hunne gewone studies, nog tijd en lust over heb ben om zich bezig te houden met allerlei godsdienstige, wijsgeerige en sociale vraag stukken, hierbij geleid door de eminensten onder de katholieke geestelijken en leeken en men kan begrijpen, hoe reeds de jaar verslagen alléén het Annuarium tot zulk een belangrijk boek van Roomsch leven en streven maken. Er gaat een frissche bekoring uit van die korte, maar zaakrijke en pittige verslagen, men voelt, dat er een opgewekt Roomsch leven bloeit in de studentenwereld, dat hoop geeft op de toe komst en deze met vertrouwen tegemoet doet zien. Als hij wil, behoeft de Roomsche student van heden niet meer bevreesd te zijn, dat in het vrije en groote stads-leven het Geloof, dat hij van huis medebracht, zal te loor gaan; wanneer hij zich slechts stelt onder de veilige schutse der R. K. Studentenvereeniging zal hij, na voltooide studie thuis gekomen, dezelfde zijn als toen hij aankwam: een goed Roomsch man, die weet, wat hij wil en wiens overtuiging aan diepte en innigheid heeft gewonnen door den wetenschappelijken en geestelijken omgang met andere Roomsche studenten. Behalve de jaarverslagen echter, bevat het jongste Annuarium zeer veel wetens waardigs en interessants, hetgeen reeds begint met de magistrale studie van den Roermondschen professor Jos. Schrijnen over de „Vergelijkende Godsdienstweten- gekomen wederom verlaat Ik de wereld en ga Ik tot den Vader.; Zijne leerlingen zeiden tot Hemzie, nu spreekt Gij openlijk en zegt geene gelijkenisNu weten wij, dat Gij alles weet en niet noodig hebt, dat iemand U ondervrage, Daarom gelooven wij, dat Gij van God zjjt uitgegaan. DE 2de DIOCESANE TE HAARLEM. (VAN ONZE SPECIALE VERSLAGGEVERS). Hoog wapperend in den lentewind, deden de vaderlandsche en pauselijke kleuren van Haarlem's trotsche kathedraal, den volke kond, dat de wapenschouwing der Katholieken in de oude bisschopsstad was aangevangen, terwijl een steeds breeder wordende men- schenstroom zich begaf naar den tempel, om, naar Roomsche zede, allereerst aan God zijn zegen te vragen voor de werkzaamheden van dezen dag. Weldra was het kerkgebouw gevnld met deelnemers aan den Katholieken dag en droeg Haarlem's beminde Bisschop eene stille H. Mis op, geassisteerd door de WelEw. heeren Mölman en Van Dam. In het priesterkoor zagen wij verschillende comitéleden en Eerw. heeren geeBtelyken, o.a. de hoogeerw. heeren Mgr. Bronwer, Jansen, Rikmenspoel en Bosman, benevens pastoor Prinsen van 's Hertogenbosch enz. enz. Het koor, onder de energieke leiding van kapelaan Ten Hagen, voerde op kenrige wjjze eenige nummers uit, waarbij wij vooral werden getroffen door de zuivere jongens stemmen, heerlijk uitkomende door de voor treffelijke accoustiek der kerk. Na de H. Mis gingen de deelnemers op naar de verschillende plaatsen, waar de 4 aangewezen onderwerpen zouden worden behandeld. Ie AFDEELING VOLKSBIBLIOTHEKEN. Na een kort Inleidend woord van den voorzitter, behelzende eenige zakelijke mede- deelingen, werd het woord gegeven aan den spreker, den WelEw. rector v. d. Berg te Rotterdam. Spr. begint met een citaat nit den jongsten vastenbrief van Mgr. Gallier, waarin op het gevaar der z.g. neutrale en slechte lectuur wordt gewezen, omdat daar door reinheid van geloof en zeden worden ondermynd en daarom acht spr. de keuze om dit onderwerp aan de orde te etellen zoo gelukkig, omdat thans middelen ter ver betering kunnen beraamd. De leeslust bestaat nu eenmaal en daarom is het papieren ge vaar zoo groot. Hulde brengt spr. aan de prop. clubs die de goede lectuur brengen onder odb Roomsche volk. Spr. gaat uitvoerig na hoe die leeslust wordt gevoed en hoe gemakkelijk die lectuur wordt verstrekt, terwijl hjj waarschuwt tegen de z.g. neutrale bibliotheken, die naast de goede werken b.v. van Mathilde en de >Geschiedenis van Lourdes», de vuilproducten van Zola geeft. Spr. huldigt den kloeken zoon van St. Dominicus, die voor twee jaar een machtigen bazuinstoot heeft doen hooren in zyne bro chure tegen het papieren gevaar en citeert uit die brochure een en ander, waarin sprekend uitkomt, hoe die schandproducten het geweten schap en Transcendentie van het Christen dom". Dit keurig gestyleerd artikel, als bedoeld hors concours, getuigt niet alleen van groote kennis en enorme belezenheid, maar legt ook een heerlijk getuigenis af van groote geloofsinnigheid en geloofsover tuiging en verdient daarom terecht de eere plaats in dit jaarboek van wetenschappelijke, Roomsche jongemannen. Rich. A. van Pelt doet met veel enthou siasme en groote vaardigheid verslag van de Warmondsche Retraite voor de studenten en laat daarbij alle recht wedervaren aan den leider dezer geestelijke afzondering, den Z.E. pater Van Oppenraay S. J. Ver volgens teekent de heer L. J. M. Feber met fijne stift en in scherp-sprekende lijnen het levensbeeld van Z.Em. kardinaal Mer- cier, den machtigen wijsgeer en grooten studentenvriend, wiens welgelijkend portret de eerste bladzijde van het Annuarium siert. Hierna begint het eigenlijke „Mengel werk". Vol afwisseling volgen dan gedichten, schetsen, studies en nóg eens gedichten, het eene van grootere het andere van min dere waarde. Over het algemeen schijnt de poëzie bij onze studenten nog niet hoog ontwikkeld. Mooi zijn de „Populier" van Annie Salomons en „Cytisus Labur num" van T. J. Verschuur. Luistert slechts Populier. Zooals de popel naar den hemel streeft En heel de wereld om de zon veracht, Zoodat de mensch, die in de laagte leeft Slechts van hem kent de kale stammeschacht En als het licht zijn top verlaten heeft, Zwijgend zich rekkend in den zwarten nacht, Reeds zalig-hunkrend om den morgen beeft Als 't kussend rood weer aan de kimmen lacht. Zoo heeft mijn ziel zich worstlend losgerukt Van wat belemm'rend haar aan d' aarde bond; Steeds had voor menschenoordeel ze gebukt En 't weligst was haar bloeikracht langs den [grond. Maar nu is 't lage-lieve onderdrukt, Sinds met haar kruin ze 't zeegnend zon- [licht vond. En dit, vlak ernaast, van T.J. Verschuur: Cytisus Laburnum. Zijn kromme hout lijkt kronkling van slangen Zijn somber hoofd met goud is omhangen. En takken druipend van geelste goud Met dreigende trots hij de zon toehoudt. Dan geeft hem de zonne zacht heur zegen En 't regent er goud op gouden regen. dooden, den geest verstompen, den huiselyken vrede verstoren en het familieleven uiteen rukken en doodend zyn voor ieder die zich daaraan blootstelt, wat en wie hij zij. Met een treffend voorbeeld uit spr. eigen ervaring wordt dit geïllustreerd. In verband hiermede merkt spr. op, dat wjj niet alleen tegen slechte lectuur moetBn waarschuwen, maar de goede verspreiden door oprichten van volkebibliotheken en uitbreiding daarvan. Want er bestaat wel leeBluet, doch geen zucht naar slechte lectuur en daarom moeten wy de leeslust leiden in onze banen. Appre- cieerende wat onzerzijds reeds is verricht, merkt Bpr. op, dat dit niet voldoende is en geeft vervolgens aan wat gedaan en hoe ge handeld moet worden door volkebibliotheken en welke lectuur zjj moet bevattenvoor namelijk ontspanningslectuur. Vervolgens be sprekende de wenschelijkheid van leeszalen, laat spr. zich hierover niet in bijzonderheden uit, maai geeft eenige wenkeD, waarmede bij plaatselijke toestanden kan worden gerekend. Spr. acht het evenwel aanbevelenswaardig, dat Katholieke bibliotheken aan hunne lezers ook gelegenheid geven tot lezing van Katho lieke bladen. Om succesvol den kanker der verderfe lijke lectuur te beveohten, moet de gelegen heid voor het volk alom worden opengesteld en daarom acht spr. het middel: Volkebiblio theken, die spr., na de voordeelen uiteen gezet te hebben, parochiaal wenscht, onder leiding van den pastoor of iemand door hem aangesteld, omdat voor d'e keuze van het geestelijk voedsel, dat degelijk en gezond moet zijn, de pastoor is aangewezen. Geheel zal de pastoor zijn taak nimmer kunnen overdragen. Ten slotte ontkent spr. dat de bestaande bibliotheken in 't gedrang zullen komen, en bovendien, hoe meer bibliotheken hoe beter, terwijl door kalm overleg steeds bezwaren kunnen worden ondervangen. Ten slotte besprekende de ontwikkelingslectuur, meent spr. dat hiervoor de aangewezen ver spreiders zijn de sociale vereenigingen, om dat de stadie over sociale vraagstukken geen volkslectuur is. Oordeelkundig evenwel dient men te werk te gaan. Aan het einde van zijn keurig en helder betoog citeert spr. nogmaals pater Hermans' brochure en wekt allen krachtig op tot financieelen en moreelen steun, ter eere Gods en heil van Kerk en Maatschappij. Spr.'s meermalen met applaus onderbroken rede, wordt ten slotte daverend toegejuicht. Hierna stelt spr., met overname van een door den heer G. Klaver voorgesteld amen dement, zyn conclusies voor, die met nog eene kleine wijziging na een gevoerd debat met de heeren mr. De Neef, Mooiman en pastoor Verhoeven, worden aangenomen. Met een harteljjz dankwoord aan den eerw. spreker en een opwekkend woord, sluit de voorzitter, jhr. Von Fisenne, de vergadering. 2e AFDEELING: LECTUUR. EN KUNST. Deze afdeeling kwam bijeen in de kleine concertzaal der sociëteit Vereeniging, onder presidium van den heer Jos. Th. J. Cuypers. Na opening door den voorzitter, die allen het welkom toeriep en de verdere gewone plichtplegingen, verkrijgt de heer C. R. de Klerk het woord, om zijne conclusies over Lectuur en Kunst in te leiden. Van eene geheel andere soort is de poëzie der heeren W. B. Huddleston Slater „Pech", een oolijk studenten-mopje met luchtige muziek van Jan Versteeg, „Inter Pocula" van J, F. Weterings, dat gelukkig een Latijnsche rijmelarij is, anders kreeg hij hef zeker met alle drankbestrijders aan den stok, „Het Lied van Maas en Waal", van Wameliensis, dat ons echter te geeste loos toeschijnt om studentikoos te wezen, „Apenliefde" van L J. v. d. Eerden, een guitig gedichtje van 'n schalksch student, maar toch vol levenswaarheid en het on deugende „Vooruitgang" van H. C. J. Groot. Dit laatste veroorloven wij ons even over te nemen Vooruitgang? De wereld gaat vooruitze vinden [schijndoodkisten, Maar. als de vinders van die schijndoodkisten [wisten, Wat onheil dat gesticht, welk leed dat heeft [gebracht, Ze hadden zich gewis wel ellefmaal bedacht_ Welk leed?... o lezer, beef en sidder voor [uw leven, Want al 't modern „gedoe", door ons aan ['t graf gegeven, Moderne dichters, reeds begraven, „uitgeluid" Dat alles, ingenieurs, dat komt er nu weer uit. 't Is aardig gezegd, maar wij betwijfelen, of wel alle medewerkers van ditzelfde Annuarium het hiermede eens zullen zijn! Niet alle bijdragen toch leggen getuigenis af, kinderen te zijn van geestelijke vaders, ontworsteld aan het moderne „gedoe"! „Een Gebed" en „Het eigen Leven" b.v. zouden wij gaarne onder dat modern „gedoe" rangschikken, 't Is juist, of de schrijvers dezer twee prozastukken zich er nu eens op toegelegd hebben, bijzonder „mooi" te schrijven, of liever door hun buitenissigheid „mooi" te worden, helaas met het bekende gevolg! 't Ging met hen intusschen niet zóó erg als met een onzer vrienden, die óók eens 'n heel „mooi" stuk gemaakt had en dit ter beoordeeling zond aan Willem Kloos, waarop deze cri ticus terugschreef, dat er slechts één werkelijk-mooie regel in hel opstel voor kwam en wel de laatste, bestaande uit één woord: finis, einde! Veel beter, want na tuurlijker en niet-gezocht, is de beschrij ving van „Brugge" door L. J. M. Feber, denzeltden die het bijschrift bij het portret van kardinaal Mercier leverde. Zoo b.v. deze schildering der kantwevende vrouwtjes van het Begijnhof: „Terwijl langzaam haar leven in een vreugde van gelijkheid uitgaat, drijven zij een kunst van geduld en inge houden gratie, zooals die hier bloeien kan. Spr. zal voornamelijk den principieelen en moreelen kant van het vraagstnk behande len. Aan de hand van den Vastenbrief, door mgr. Gallier In 1907 uitgevaardigd, ontwik kelde spr. deze drie gedachten Men heeft zedelooze, anti geloovige en neu trale lectuur, en alle drie lecturen zyn in het algemeen verboden door het Roomsche beginsel. Doch van deze drie kwaden is het minst erge kwaad de zoogenaamde neutrale lectuur. Daaruit volgt dat, alleen en uitsluitend gelet op de onmiddellijkheid van het zede lijke gevaar, er in theorie van de ongeschre ven onthoudingswet«vermijd neutrale lec tuur' eerder en veelvuldiger gedispenseerd zal knnnen worden dan van het verbod zede looze en ongeloovige persproducten te lezen. De uitzonderingsgevallen op het verbod van obscene en antikerkelijke lectuur zijn dan ook gemakkelijker onder algemeene regels te brengen en te formnleeren. Dit is echter hoogst moeilijk en misschien niet doenlijk, waar er sprake is van de in zich minst erge, maar meest verspreide en zoo per accidens meest verkeerde, der ver boden lecturen, de neutrale. En alleen en uitsluitend gelet op de onmiddellijkheid van het zedelijk gevaar, zou er, in theorie, misschien veel eerder en veelvuldiger gedis penseerd kunnen worden van het beginsel verbod tegen de neutrale uitspanningslectnur, zoo er niet een andere, hoogere, overweging hier beperkend tegenover stond. Het is de overweging, die Z. D. H. de Bisschop van Haarlem uitspreekt in deze woorden nit zijn kerkelyken Brief «Wat er van die noodzakelijkheid zy, B. G,, zeer zeker geldt zy niet voor zoogenaamde uitspanningslectuur. Niemand kan ooit een uitspanning noodig hebben, die voor hem een zeker gevaar oplevert, hier is alleen en uitsluitend waarheid, dat het gevaar te ont vluchten het eenig noodige is.< Intusschen heeft spr. door zijne eerste conclusie in alle mogelijke uitzonderingen voorzien met de woorden «zooveel mogelijk». Volgens spr. is de zoogenaamde onzijdige lectuur, vooral in haar behaaglijksten vorm de neutrale ontspanningsillustraties, een der gevaarlijkste gedaanten van het «Papieren Gevaar', w(jl ze in zoo enormen getale ver spreid worden, niet onder Calvinistische maar wel onder Roomsch-Katholieke Christenen, en dezer groote massa in tegenspraak met het oordeel der hier alleen bevoegde overheid die leesstof voor zich volstrekt niet gevaarlijk acht. Ook meent spr. te mogen constateeren, dat vooral onder de Katholieken van dit Bisdom zeker honderden en nog eens hon derden te veel tegenwoordig zich zeiven dispenseeren van het beginselverbod tegen neutrale lectuur. Inderdaad, het heeft soms den schijn of het Katholiek beginselbezwaar tegen de neu traliteit en hare pereproducten niet doorging voor kunst- en ontspanningstydschriften, meer bepaaldelijk voor onzijdige volksillustraties. Zelfs Katholieken, die in menig ander op- zicht hun geloofsgenooten door hnn voorbeeld stichten en vaak tot groote offers bereid zyn in het belang van den godsdienst en de Katholieke gemeenschap, toonen hier een minder fijngevoelig verantwoordely kheidsbesef. Zy vergeten, dat hun abonnementen op Met handen van ouderdom weten zij vaste lijnen te leggen over het weefkussen en met oude oogen volgen zij de geheimen van een wonderfijn dradennet. Zoo zitten zij uren geduldig en bewegen haar vingers de garens en klossen. Dan lijkt het weefsel te leven en de witte lijn breidt haar be koring over het donkere kussen, dan bloeit het matte wit over het fiuweelen duister uit, in schoone verhouding van zwart en wit. Terwijl zoo het kantfiguur geboren wordt, begint het zijn bedoeling te verraden. De zware lijnen, in breede golving, teekenen in haar voortgang de omtrekken van schou ders en boezemen in ranke gratie stralen draden naar één middenpunt, den hals omsluitend. Dan slingeren de draden door elkaar tot een net, waarbinnen de bloem motieven opengaan. In de gestadige her haling van hun bloei lijken ze het bloeiend leven reeds te overdekken. De oude kantwerkster over haar kussen gebogen, heeft evei een herinnering aan eigen jeugd, een glimlach dan weer de gedachte aan h-tar werk en het afwachten van wat onafwendbaar komt en altijd komende is." Ziedaar een der fraaie tafereeltjes, welke het schilderij „Brugge" vormen. Mooi is ook nog de schets „Paasch- Zaterdag" van H. F. M. Huybers, waarin de treffende liturgie van dien grooten dag wordt belicht en verklaard. Dergelijke op stellen kunnen niet genoeg geschreven worden, zooals prof. J. V. de Groot Woensdag op den Haarlemschen Katholiekendag nog terecht betoogde. „De Kerk en het poly technisch gevaar" en „Katholieke Maat schappelijke Kunst" twee studietjes van Ferdinand Hustinx zullen met vrucht ge lezen worden en men behoeft het lang niet in alles met hem eens te zijn, om b.v. tóch te kunnen waardeeren, wat de schrijver verstaat onder „Katholieke Maatschappelijke Kunst". „Kerstmis" heet een gedicht van T. J. Verschuur, waarin, naast zwakke stukken, ook goede beschrijvingskunst voor komt als deze regels: Daar moet op 't manen van de teere schel De mensch verinnigen; want wit en rood En goud en geel is er een schaar getreden Van priesters en dienaren aan den voet Des altaars, en ten troon geheven, hóóg, In wat wij kostlijkst bieden kunnen, is, Om van Zijn volk de beden en aanbidding 't Ontvangen, God de Zoon, niet anders dan Hij in in den Hemel zit aan 's Vaders zij. Ten slotte geeft dit inhoudrijke Annua rium een meer-uitgebreide studie over „Het Onderzoek naar het Vaderschap" van r neutrale periodieken, die, week aan week aan hun denr besteld, voor de hand komen te liggen in hnn huiskamer en salon, een door hen niet gewilde, maar door de nentrale uitgevers lang niet laag aangeslagen propa ganda z^n van boven naar onder, van de godsdienetig goed onderlegde en in het alge meen beginselvaste kringen naar de klassen van alle geaardheid en kleur der groote volksmassa. En soo helpen zy onbewnst een onbedoeld dikwyis een, naar bun eigen over tuiging geesteiyk minderwaardig weekblad, dat zy zei ven alleen inky ken by de thee, ver spreiden in de huizen der armen en onont- wikkelden, waar het meestal de eenige lectuur wordt van dien aard, alleen al omdat twee tydschriften niet «ïyden kan', en waar het misschien meer dan het boek of de krant den toon van het gezin beheerschen gaat. Hoe zou hier vau groote sociale waarde zyn de methode der drankbestryders zelf u ont houden van het u niet schadende, om anderen af te houden van het hen wèl schadende. Groote offers brengen wy vaak gemakkelijker dan kleine, het is menscheiykmaar hier is een klein offer te brengen met grootmoe dige overwegingen. Een andere vorm van onbedoeld mede werken door weldenkende Katholieken aan de neutrale illustraties, een vorm, eerst de laatste jaren in zwang, maar door de neu> trale colportage handig en yverig geëxploi teerd onder het tegen neutraliteit niet zeer gewapende Roomsche volk is dezehet ongemotiveerd afstaan van uw portret ter publiceering in de onzydige weekbladen. Zoolang een breede zoom van het Katho lieke volk nog de fierheid mist, die verfoeit het byzondere voorwerp van neutrale specu laties te zyn, moeten de hoogsten en besten onder ons op hunne hoede wezen. Allen, wie wij zijn, moeten, waar het de handhaving geldt van een groot Roomsch beginsel meer denken aan het wat moet dan aan wat ik mag, vooral wanneer er gelijk hier verflauwing der grenzen betreurd wordt over heel de linie, door onze geëerbiedigde overheid. Als eerste debatter trad op de WelEerw. pater Raeskin. Deze wees den heer De Klerk op het feit, dat neutrale tijdschriften heel goed aan portretten van jubileerende priesters kunnen komen zonder die van de priesters in kwestie zelf te ontvangen. Spr. wyst op het gevaarlijke van één Katholiek tydschrift tusschen vele neutrale in één portefeuille. Een andere debater wil meer propaganda laten maken aan stations voor Kath. tijd schriften, opdat ook Katholieke reizigers ontspanningslectuur kunnen krijgen. Vervolgens was het woord aan den heer Sterk van Amsterdam. Deze wyst op de moeilijkheid van Katholieke tijdschriften uit te geven zonder hulp der neutrale pers, vraagt of het niet mogeffjk zal zijn te voor komen dat Katholieke tijdschriften hun platen en clichés ontleende aan nentrale tijdschriften. Hierna beantwoordt De Klerk pater Raes kin. Letterlijk heeft spreker gezegdhad men het te voren geweten, zouden dan niet de bezitters dier portretten ze hebben thuis gehouden. Spreker laat dus in 't midden of personen, die geposeerd hebben, ze inzon- H. C. J. Groot, een actueel onderwerp, welks behandeling getuigt van groote be lezenheid en een goed inzicht in deze kwestie; een zeer geleerd artikel over „Globometrie" van J. H. Ummels en een paar aanteekeningen van F. Hageweger over „Sociaal Christendom", waarin de schrijver tot deze conclusie komt„Wer kelijk, hoe meer men zich toelegt op de studie van het socialisme, des te vaster wortelt zich de overtuiging, dat het Chr s- tendom nooit of nimmer het socialisme de hand kan reiken" met welke conclusie al onze lezers zeer zeker gaarne zullen in stemmen. Het voornaamste van dit Annuarium hebben wij thans slechts even aangestipt, daar de beschikbare plaatsruimte breedere uitwerking niet toelaat. Wij twiifelen echter niet, of ook dit vluchtig overzicht reeds zal voldoende zijn, om onze lezers te over tuigen, dat de Roomsche student van heden volop medeleeft met hetgeen er in de katholieke wereld omgaat, dat hij de nooden der tijden kent en dat hij zich geroepen gevoelt, waar hij kan, dat katholieke be wustzijn hooger op te voeren en te vervol maken. Het Annuarium van 1908 legt hiervan wederom zulk een verblijdend ge tuigenis af. Het spreekt zoo luide dit kloeke boek en het doet zoo goed, dergelijke ernstige en degelijke taal te hooren uit den mond van hen, die men wel eens aanziet voor louter pretmakers en zorgeloozen. Zeker, vroolijkheid en opgeruimdheid zullen steeds kenmerken van den student blijven, doch op zijn tijd ernstig en nauwgezet, is die vroolijkheid slechts een teeken van gezonde en blijmoedige levensopvatting. Wij wenschen dit jongste Annuarium dan ook eene ruime verspreiding toe. Het is zulk eene goede propaganda voor de Roomsche studentenwereld en het zal an deren aansporen, indien zij nog achter bleven, om óók de armen eens flink uit de mouwen te steken en dapper aan te pakken. Zoowel uit- als inwendig lokt het Annu arium aan. Het inwendige hebben wij gezien, over het uitwendige nog een enkel woord. De firma E. van der Vecht, welke de laatste jaien de katholieke boekenmarkt met tal van zeer-belangrijke uitgaven ver rijkte en ongetwijfeld een der actiefste uit geversfirma's is, heeft ook dit Annuarium keurig uitgevoerd. De kloeke, duidelijke letter maakt een prettigen indruk en geeft een eenigszins voornaam cachet aan deze uitgave. Alles werkt er dus toe mede, om dit Annuarium te doen zijn een waardevol boek en een blijde getuigenis van Roomsch openbaar leven. U« "M 1 W M - si

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1908 | | pagina 5