den of anderen. Bedoeld ia dua niet dat die
prieatera de Bchuldigen waren.
Over de tweede kwestie acht hy zich niet
bevoegd te antwoorden. De opmerking van
den tweeden debater vindt spreker zeer ad
rem, doch de weinige tijdschriften, die in
aanmerking kunnen komen, zijn niet geschikt
omdat het reizend publiek niet geneigd is
met zulke tijdschriften, die getuigenis afleg
gen van hun geloof, zich in treinen te
begevenia dus van geen practisch nut.
Den derden debater antwoordt spreker, dat
het de gewoonte der geheele pers is platen
aan elkanders tijdschriften te ontleenen.
Hierna werden de conclusies van den
inleider aangenomen en werd de vergadering
na een woord van dank aan spreker, debaters
en toehoorders door den Voorzitter gesloten,
3e AFDEELING GOEDKOOPE LECTUUR.
Deze afdeeling vergaderde onder voorzit
terschap van den adviseur van Haarlemsch
Volksbond, den WelEerw. Heer L. v. d. Berg
in het gebouw »8t. Bavo«.
Deze wees op het groote gewicht dezer
vergadering, omdat hier herhaald zou worden
het woord van ChristuB Ik heb medelijden
met de Bchare, en hier, in geestelijken zin,
gezorgd zal worden voor goed voedsel, voor
gezonden degelijken kostspr. hoopte dat
Goda beste zegen daarop zou rusten en
opende daarom met den gewonen christelijken
groet >Geloofd zij Jezus Christus'.
De inleider, de ZeerEerw. Heer F. A. M.
Lucaasen, rector te 'a-Gravenbage, hierna het
woord verkrijgend, begon met de zeer snedige
opmerking, dat de dag van heden juist het
beate bewijs is, dat het er bij de Katholieken
niet om te doen is het volk dom te houden,
trouwens, het is juist de geestelijkheid met
den Paus aan het hoofd, die er steeds op
hebben aangedrongen het volk te ontwikkelen.
De Eerw. spr. meent, dat de Kerk er dan
ook absoluut geen belang bij heeft en is er
van overtuigd, dat, naarmate het verstand
meer toeneemt, men ook des te dichter komt
te staan bij God.
Een machtig, zoo niet 'het machtigste
middel om daartoe te geraken is ongetwijfeld
»de pers< en daarom beschouwde hy deze
als een geschenk van God, ook al wordt ze
door gewetenloozen misbruikt, immers geen
middel is zoo goed, of zij hebben het ge
bruikt ter bereiking van het doel, door hen
voor oogen gesteld.
Nooit zullen wij hierom Laurens Koster
minder dankbaar zyn, want de pers biyft
de machtigste factor voor maatschappelijk
geluk en welvaartdit middel uitsluitend
aanwenden tot winstbejag en voordeel en
deze dan te richten op de hartstochten en
laagste neigingen van den mensch, is, noch
kan ooit doel daarvan zyn geweest. Toch
zien wij dat vooral met dat oogmerk, de
schunnigste en laagste geschriften onder het
volk worden verspreid, dat spot, laster,
spitsvondigheid dienst moeten doen, om bij
het volk het oog op het leven hiernamaals
af te richten, ten einde daardoor de leeslust
aan te kweeken, terwyi de verderfeiykste
theorieën daardoor ingang vinden bjj het volk.
Bij dit alles komt, dat men het volk zelf
onmiddellyk tracht te bereikenspr. zag
eens te zyner plaatse de liederlijkste werken
van Zola voor 10 cent aangeprezen en on-
tegenzeggelyk is het, dat men by onze
vyanden een betere doelmatige verspreiding
en goede colportage vindt en by ons van
dit weinig of niets.
Een beteugeling van de vryheid der pers,
wil er nog niet in, men eischt vryheid van
drukpers, ja, maar vryheid daardoor ook
voor teugeloosheid en losbandigheidtegen
deze vryheid, is het gezag, ons door God
geschonken, opgekomen, en daarom is het
verboden, sommige lectuur te verkoopen, te
drukken, of te verspreiden.
Wy kunnen en wy mogen het hierby
echter niet laten, wij moeten met alle kracht,
het eenige goede en afdoende middel, de
bestryding van de slechte, door de ver
spreiding op ruime schaal van goede en
goedkoope lectuur ter hand te nemener
is in onze dagen een z.g. leeshonger, en
die honger moet worden gestild door gezond
en krachtig voedsel.
Ook hierin kunnen wy wederom leeren
van onze vijandenzij maken Christus' woord
tot waarheid, dat de kinderen der duisternis
voorzichtiger zyn dan de kinderen des lichts
de Vincentius-vereeniging heeft veel goeds
verricht, maar zegt spr. zy beantwoordt niet
meer aan de eischen van onzen tyd; onze
vyanden toch wachten niet tot het volk by
hen komt, zy gaan zelf naar het volk toe
en wy, we zyn verplicht te stryden met
gelijke wapenen.
Op gelyke wijze, als door onze vijanden,
moet door ons worden gewerkt en een dege
lijke colpertage worden ter hand genomen.
Uit iedere vereeniging moeten propagandisten
komen, een groot veld ligt braak, 't zou
ontverantwoordeiyk zyn, onverschillig toe
schouwer te blyvenieder op zyn wyze,
in eigen omgeving, werke mede, voor dit
prachtig en noodzakeiyk doel, vooral worde
met onze geschriften gecolporteerd I
Het streven, voor een goede en doelma
tige verspreiding behoeft echter niet het
eenige te zynook de gezonde volksont
wikkeling moet worden bevorderd door zeer
goedkoope brochuren en tydschriften op
elk gebied en spr. hoopt, dat ook begaafde
schryvers zullen medewerken.
Maar de man uit het volk, moet zelf ook
meer op den voorgrond treden en worden
gebrachtzyn medewerking wordt gevraagd
by de tot standkoming van wetten, maar
dan ook moet hem kennis worden gebracht.
De werkman moet meer komen op publiek
terrein, als hy daarby dan ook godsdienstig
onderlegd is, dan kan met meer succes dan
tegenwoordig, op spitsvondigheden en min
achtende uitdrukkingen worden geantwoord;
daarom moet een ieder worden overtuigd,
dat ontwikkeling is een eisch van onzen
tijdvergeten wy het niet, het grootste deel
onzer geloofsgenooten behoort tot de volks
klasse, daarom vooral geldt by ons zoo het
spreekwoordKennis is macht.
Colportage ter bereiking van dit alles is
beslist noodigals voorbeeld van goede
colportage noemt spr. de Haagsche propa-
gandaclubdeze dankt haar ontstaan aan
de schandaalcolportage, die door haar is
verdreven echter is het hier niet by geble
ven, ook het goede is er ingewerkt.
Spr. wydt nog uitvoerig uit over de
inrichting dezer vereeniging en het succes,
door haar behaald, om dan te wyzen op het
groote nut, iederen arbeider in de gelegenheid
te stellen, zich een bescheiden leesbibliotheek
te vormen, die dan vooral wetenschappelijke
lectuur moet bevatten.
Een goed georganiseerde colportage is
hoog noodigwaarom colportage, zal men
zeggeD, we hebben toch onze boekwinkels,
die de boeken verkoopen 1 Ja, zegt spr.,
maar werklieden die een winkel ingaan om
een boek te koopen, zyn zeldzaam, men
komt er eerder toe als zij worden aange
prezen en aangeboden.
De burgery en de kleine ambachtsman
moesten zelf koopen, maar ze doen het niet,
en daarom moesten onze R. C. boekhande
laars zélf colporteurs uitzenden als het volk
maar wordt bereikt, dat is voor spr. de
voornaamste vraag.
Er bestaat een te kortde slechte lectuur
moet geweerd worden, er wordt niet genoeg
gedaan, ook niet ten platte lande, en zoolang
hierin niet is voorzien, moeten de Katholieken
zelf aanpakken. Het algemeen belang moet
gaan boven het particulier belang zoolang
niet alle R. K. mannen worden bereikt, doet
men een nuttig werk met de hand aan den
ploeg te slaan. Om allen van het nuttige,
van corporaties als de St. Willibrordusver-
eeniging en het R. C. propaganda genootschap
te overtuigen, deelt spr. mede, dat door het
laatste werden verkocht vap Sept. '06 —Sept.
'07 28000 bijbeltjes, van Jan. '07—Jan. '08
90000 Willibr. uitg. en van Juli'07—Jan.'08
10000 romans «Liefde en Lijden». Hieruit
blijkt, dat er dus nog wel koopkracht is.
Ten slotte wijst spr. er nog op wat door
de R. C. Handelsreizigersvereeniging ter be
stryding der slechte spoorweglectuur is be
reikt spr. hoopt dat het niet bij een petitie
van een, zij het dan ook 60000 handteeke-
ningen biyft, maar vertrouwt, de hulp van
alle bezoekers van den Katholiekendag niet
tevergeefs te hebben ingeroepen, om, waar
noodig, Jegen dit euvel op te treden.
Aan de discussies naar aanleiding der
conclusie, nemen o.m. deel, de eerw. heeren
Ruyter en Mensing (Amsterdam) pater JanBen
(Alkmaar), A. v. Zijp (Rotterdam), mgr. Konings
(Amsterdam) en Schade (Amsterdam), die het
allen in hoofdzaak met den inleider eens
zyn. De heer Van Zyp verdedigt geheel de
conclusie van den inleider en bestrydt, even
als de eerw. heeren Ruyter en Jansen, de
voorgestelde wyzigiDg van de heeren Men
sing en Schade.
Na repliek van den eerw. inleider, wordt
hierna de conclusie in haar geheel aange
nomen en by meerderheid van stemmen de
voorgestelde wijziging aan alinea 4 toege
voegd, onder opmerking dat het woordje
moet, moet worden verstaan in den zin van
wenschelyk.
De voorzitter dankt den eerw. inleider
hierna harteiyk voor hetgeen door hem
wederom in 't belang der Kath. zaak is
verricht, en brengt ook dank aan de aan
wezigen, die hun krachten hiertoe aanwen
den hy hoopt, dat wy daardoor zullen kry-
gen vooruitgang naar een betere toekomst,
maar een toekomst, met behoud van onze
reinheid en ons geloof, en sluit hierna de
vergadering met sen herhaling van den
christelijken groet.
4e AFDEELING: DAGBLADPERS.
In het lokaal «De Kroon' vergaderde de
4e afdeeling onder voorzitterschap van Mr.
E. P. F. A. van den Bogaert. De voorzitter
sprak een warm woord over den invloed
van de Katholieke pers en sprak den wensch
uit, dat wy in naam van Jezus Christus,
tot wien onze groet by den aanvang dezer
vergadering is gericht, allen mogen mede
werken om de slechte neutrale pers te weren
en de goede te bevorderen.
Daarna werd het woord gegeven aan den
heer A. C. A. van Vuuren, inleider van het
onderwerp: De Dagbladpers.
Spreker ving aan met een woord van lof
over het beleid van den Z.Ew. heer Hage-
raats door een journalist te verzoeken over
dit onderwerp«Dagbladpers' te Bpreken,
een journalist, die niet meer vast redacteur
was van een of ander blad. Inleider wees
op het nut, wat hierin was gelegen, dat nu
een man sprak, die tot dit onderwerp in
zeer nauwe betrekking stond, die dus wel
mocht meenen eenigszins met de taak op
de hoogte te zijn en deze voor geen enkel
Katholiek blad reclame zou maken, wyi hy
aan geen enkel blad verbonden was.
Daarna behandelde spr. welke de eerste
en voornaamste vraag moest zyn bij de
oprichting van een dag- of weekblad, de
vraag nl. voor wie is dit blad bestemd
Voor geheel het land of voor een enkele
streek, voor steden of voor dorpen, voor
geleerden of voor minder ontwikkelden
Een algemeen blad kan geen beschouwingen
houden over plaatseiyke kwesties, een ge-
westeiyk blad moet zoo veel mogelijk het
nieuws van alle plaatsen dier streek op
nemen. Men moet dus by de oprichting van
het blad weten, welke de bestemming iaën
daarnaar werken.
Een kath. blad moet katholiek zijn in al
zijn rubrieken. Spr. meende dat de hoofd
artikelen dikwyis te veel Roomsch zijn, terwyi
de andere rubrieken soms in dit opzicht te
wenschen overlaten. Desnoods in het geheel
geen hoofdartikelen betoogde spr.
In katholieke huisgezinnen bidt meD, ja,
maar men lacht en scherts en juicht ook
bovendien is men er met andere zaken bezig,
maar men is en blijft toch in alles katholiek;
zoo ook een dagblad, het moet zich altyd
vrij bewegen, maar alles in een katholiek
kleed Bteken.
Het moet den kath. geest ademen, ook
waar het overneemt uit andere bladen.
De taak van den redacteur is schoon en
verheven, maar tevens zeer moeilijk. Hy
moet een man zyn van groote ontwikkeling,
want tyd tot naspeuren heeft hy niet. De
journalist moet iets, wat geleerd is, een
voudig makenhij moet een man van
karakter zijn; persooniyk zijn mag hy niet;
niet kwetsen, maar ook niet sparen, waar
kastyden noodig is; hy moet snel een gezond
oordeel kunnen vormen, want wat hij ge
schreven heeft, is aanstonds verduizendvou-
digd en niet meer te achterhalen. De jour
nalist moet bescheiden zijndiscretie is het
voornaamste in zijn vak, geheimhouding nl.
van iets wat hem in vertrouwen is mede
gedeeld, want het vertrouwen, dat anderen
in hem stellen is zyn krachtigste steun.
Dengenen, die de redacteur aanstellen,
moet het dikwijls verweten worden, dat de
redactie van een blad slecht wordt gevoerd.
De leiding moet ook berusten by een vaste
redactie om niet gedrukt te worden in eigen
oog of in het oog van anderenhet moet
een redactie zijn die niet alleen werkt met
schaar en lijmpot, maar zy moet ook genoeg
ontwikkeld zijn om zelf op te treden. Doch
naar de eischen, welke men dan aan hen
stelt, moeten zy ook gesalarieerd zyn.
Verder wees spreker er op, dat er tegen
woordig een verkeerd begrip bestaat omtrent
het steunen van de Katholieke pers. Men
denkt reeds een groot goed werk te hebben
gedaan, wanneer men zich abonneert op een
kath. blad of er een enkelen keer in adver
teert, zonder het blad te lezen of te adver-
teeren met een practisch doel. Deze meening
moet eruit, zy deugt niet. Het is de plicht
van den Katholiek het Roomsche blad tot
zijn lijforgaan te makenhet moet hqt
eenige blad zyn, dat hy leest en lezen wil,
tenzy dringende omstandigheden hem zouden
noodzaken ook nog een ander blad te lezen,
maar het kath. orgaan moet toch altyd zyn
lijfblad blyven. Dit is het groote geheim
om de katholieke pers te doen bloeien, want
gaan wij byv. niet naar veilingen of ver-
koopingen die in ons kath. blad niet zyn
gerefereerd, dan zal het maar heel kort
duren, of alle ook onkatholieke notarissen
en handelslieden en wie dan ook, zullen
zich haasten in het Roomsche blad te ad-
verteeren. Wij moeten de Roomsche krant
lezen van het begin tot het einde en zoo
wij daarin iets nieuws, iets interessants
vinden, wyzen wy er dan onzen vriend,
onzen buurman, onze kennissen op en ook
zij zullen de kath. krant gaan waardeeren
en lezen. Wy moeten ook zorgen dat het
kath. blad op de hoogte blyft van het
nieuwshet is dikwyis, zoo'n kleine moeite,
even een briefkaart te schryven, even den
hoorn der telephoon te grypen en men
maakt daardoor, dat anderen jaloersch worden
op de kath. pers.
Ook zijn er soms klachten over de katho
lieke krant, ja, by de ijverigste en beste
redactie kan het soms voorkomen laten wy
ze niet versmoren, maar uitspreken, vry en
ridderlyk, laten wij echter niet klagen tegen
onbevoegden, de krant niet afhalen om on
tevredenen te maken, doch laten wy onze
klacht indienen bij hen, wie het aangaat
en dan onder vier oogen.
De spr. besloot zyn heeriyke rede met
den schoonen wenscb, dat de kath. pers
mag gaan bloeien, frisch en krachtig, dan
zou hy dankbaar zyn, zoo zyn woord daar
toe iets zou hebben medegewerkt.
Hierna werden de conclusies van den
inleider voorgelezen.
De heer dr. A. Kervel te Noordwyk stelde
voor in de eerste conclusie sub a achter
het woord «ademend' in te voegen «en
kwakzalvers-advertenties werend'. De heer
Kervel breidde zyn betoog hierby wat lang
uit, wijl hij had gerekend op een spreektyd
van een half uur. Daar hem echter geen
langer debat kon worden toegestaan, dan
tien minuten, was hy niet in staat zijn
betoog geheel en al uit te werken. In 't
kort kwam zyn betoog hierop neer, dat het
voor fatsoenlyke bladen niet betaamt, mede
te werken tot de verbreiding der kwakzal-
very en dat vooral de Roomsche pers zich
hiertoe niet moest leenen. Spr. bracht hierby
o.a. hulde aan Ons Blad te Alkmaar, dat
zich principieel tegen de kwakzalvers adver
tenties verklaard had.
Dr. Hoffman ging niet geheel mede met
de verklaring van den inleider, waar hy
zeide, dat hoofdartikelen desnoods geheel
moesten worden afgeschaft. Spr. beriep zich
op een gezegde van dr. Kuyper, dat nl. de
hoofdartikelen de oorzaak waren van den
bloei van zyn orgaan De Standaard. Verder
ging spr. mede met dr. Kervel, waar deze
zeide dat kwakzalvers-advertenties moesten
worden geweerd.
Mr. v. d. Aa meende dat men by het
weren van kwakzalvers advertenties als zoo
danig dan ook niet zou mogen blyven stil
staanmen zou zich ook moeten verzetten
tegen het valsch aanpryzen van waren, van
geldleeningen, om een emissie te doen slagen
enz. Wanneer men a zegt, moet men ook
b zeggen, meende spr.
Dr. Kervel ging nog even door met het
aangeven der redenen waarom kwakzalvers
advertenties moeten worden geweerd.
De inleider meende, dat de aanvulling
van dr. Kervel reeds in zyn conclusie lag
opgesloten, waar hij zeide, «dat het Roomsche
blad in alle rubrieken een katholieken geest
moet ademen'. Inleider meende ook, dat op
ieder gebied kwakzalverij was. Aan dr. Hoff
man antwoordde inleider, dat hij de waarde
der hoofdartikelen wel erkende, maar men
moest vooral toezien, dat ook de andere
rubrieken een kath. geest ademen, wat wel
eens wordt voorbijgezien. Zooals zij door den
inleider was voorgesteld, werd de eerste
conclusie met algemeene stemmen aangeno
men nadat het amendement-Kervel was
verworpen.
De Weleerw. heer Van Dam stelde veor
in de tweede conclusie tnsschen b en c in
te voegen: «door voornamelijk in katholieke
bladen te adverteeren, diensten te vragen en
aan te bieden', welke aanvulling de eerw.
spr. met enkele wuorden toelichtte.
De heer Bulten wees er op, dat men by
aanbrengen van nieuws enz. bij katholieke
bladen weinig of geen vergoeding ontvangt,
wel bij liberale en neutrale bladen. In dit
opzicht kunnen wy dus niet met andere
bladen concurreeren.
Inleider was het met den laatsten spreker
eens, en beaamde ook het amendement van
den eerw. heer Van Dam, maar vond het
minder geBchikt, om tusschen zyn conclusie
in te voegen. Inleider wilde een krachtige
reactie teweeg brengen, welke echter door
dit amendement zou worden verzwakt.
Wijl het volgens reglement niet geoor
loofd was in conclusies of aanvullingen ver
anderingen te brengen, trok de W.Ew. heer
v. Dam zijn amendement in, voor welke
welwillendheid inleider zyn oprechten dank
betuigde.
Daarna werd ook de tweede conclusie
met algemeene stemmen aangenomen.
De voorzitter sprak nog een woord van
dank tot alle aanwezigen byzonder tot hen
die deelnamen aan de debatten, maar vóór
allen tot den geëerden inleider. Spr. hoopte,
dat wy allen zijn denkbeelden tot de onzen
mochten maken.
Daarna werd de vergadering gesloten.
DE ALGEMEENE VERGADERING.
Om 4 uur begon de algemeene vergadering
in de groote Concertzaal der Societeit-Ver-
eeniging. Vóór het podium prijkten tusschen
groen en bloemen de beeltenissen van
Z. H. Paus Pius X, H. M. de Koningin en
Z. K. H. den Prins. Op het podium hadden
plaats genomen, behalve Z. D. H. Mgr. A.
J. Gallier, bisschop van Haarlem, Mgr.
Brouwer, vic. generaal, de H.Eerw. Heer
H. F. J. Rikmenspoel, plebaan te Haarlem,
de voorzitter van het Uitvoerend Comité,
de heer C. J. Gonnet, het Hoofdbestuur van
den Dioc. Katholiekendag, het Algemeen
Comité, een groot aantal Z.E. H.H. Geeste
lijken en andere hoogwaardigheidsbekleeders.
De heer O. J. Gornet opende de druk
bezochte vergadering met een hartelijk woord
van welkom en ging daarby tevens de groote be-
teekenis der Katholiekendagen na. Vervolgens
las de secretaris van het Uitvoerend Comité,
de heer A. T. J. M. Smitz, de in de afdee-
lingvergaderingen aangenomen conclusiën
voor, waarna de heer Gonnet voorlezing deed
van een tweetal ingekomen telegrammen en
vervolgens onder daverend applaus het
woord werd verleend aan den Z.Eerw. Hooggel.
Heer Prof. Pater J. V. de Groot van Am
sterdam.
Deze begon zyne rede met in herinnering
te brengen de heeriyke oogenblikken des
ochtends gesmaakt in de wydsche Kathedraal
om vervolgens te komen tot het algemeene
program van dezen Katholiekendagde
lectuur. Overryk mogen de conclusies heeten,
welke genomen ziju, maar hoe moeten wij
komen aan de bronnen onzer lectuur De
eerste bron voor onze lectuur zal spr. wat
breeder ontvouwen en hij vraagt daarom op
de eerste plaats wat is het algemeen doel 7
Tusschen de Katholieke en niet Katholieke
lpctuur is eene scheiding, zegt men. Vandaar
vervreemding, vandaar het elkander niet
verstaan, vandaar ook een voor ons te
beperkt terrein. De eerste bron onzer lectuur
zyn al de realiteiten, welke ons door God
gegeven zijn. Op de eerste plaats de schep
ping, waarvan de Apostel zegt, dat zy aan
ons openbaart de schoonheid en macht van
den Allerhoogste de natuur, die heeriyke
gave van den Vader voor de kinderen, die
ze willen zien. Die natuur moeten wij leeren
kennen en door de wetenschap bezien, maar
die natuur moet ook in populairen trant
gebracht worden aan de eenvoudigen. Men
zal toch niet zeggen, dat de natuur neutraal
ia 1 Want ja zegt zij omtrent de heerlijk
heden Gods. De natuur is niet neutraal
zy zegt, dat God oneindig barmhartig en
groot is en dit is niet alleep vertolkt in
de psalmen maar ook door de moderne
geleerden als Newton, Thompson en Lord
Kei vin.
Op de tweede plaats komt de mensch.
Deze is altyd nieuw en in de menschenziel
ligt zulk een diepte van gevoelen, een diepte
van kunnen het groote, ryke menschenleven,
de diepe toon uit het menschelyk hart naar
het oneindige, dat moeten wij laten hooren.
De derde bron is de godsdienst en by
zonder onze rijke R. K. godsdienst. Men
zoekt helaas onze boeken niet, maar deed
men het, men zou, zien, hoeveel ryks en
edels er in onzen Katholieken godedienst is.
Wat valt daarvan veel te zeggen I Ziet, hoe
zy doen, die er buiten staan. Zy zoeken
onze Heiligen, bewonderen onze liturgie, zoo
vol poëzie en muziek. Onze armoede is dan
eok niet, dat er geen schatten zyn in onze
schatkamer, maar dat wy ze niet exploiteeren.
Ons dogma, onze ethica, onze H. liturgie, onze
groote kerkgeschiedenis, wat een schoonheid
ligt daarin niet opgesloten Zij geven ont
spanning, die adelt, kracht en troost. Geeft
daarom aan de wereld, aan de eenvoudigen,
aan de kleinen, en ook aan de hoogeren
meer begrip en meer besef van onzen
H. godsdienst. O, de wereld kent onze Kerk
niet. Heerlijk is ze als een bruid, laat de
wereld dan zien, hoe mooi dat is en dat het
waard ie, om er voor te leven en te sterven I
De natuur, de menschheid en de R. K.
godsdienst zijn dus de drie groote realiteiten,
welke bron moeten zyn voor onze lectuur.
Doch waar is nu de gedienstige man, die
al onze schoonheden zal brengen tot den
breeden kring Wat is daarvoor noodig 1
Daarvoor hebben wy noodig onze vrouwen
en mannen, opdat zy schrijven over al die
heerlykheden. Waar worden deze schryvers
echter gevormd Alleen daar, waar ze zelf
wandelen in het H. Licht. Wanneer wy
willen voorlichten, moeten wy degeiyke spyze,
d. i. degeiyke en ware wetenschap aan de
menschen brengen. Wy moeten mannen heb
ben van studie en wetenschap, dus goede
voorbereiding.
Verder moeten wy practisch zyn. Ryke
overvloedige praktyk moet ons steunen, in
alle vakken en wetenschappen. Men moet
weten, wat er te doen staat, om een doel
te bereiken. Daarenboven moeten wy mannen
hebben van kunst, van stijl, van studie, van
taal. Verder is noodig een ryke activiteit in
den boekhandel en in de propaganda. - Wy
hebben een boekhandel noodig, waar alles
te krijgen is.
Er rest echter nog één belangrijk punt
nl. het geld en het bezit. Wy moeten zor
gen, dat de schryvers en boekhandelaren en
kunstenaars kunnen leven, wy moeten hen
aanmoedigen en zorgen, dat er voorraads-
kassen zijn en daarom moet er wezen geld
en bezit. In alle eerlijke activiteit kan men
vinden de middelen van bezit. Het streven
naar rijkdom is een deugd, indien er gewerkt
wordt voor de toekomst en voor het alge
meene nut.
Zóó moeten wy allen medewerken tot het
verspreiden van uitmuntende en goede lec
tuur. De een geve zijn goud, de ander zyn
verstand, de derde zijn kunst en zóó zal dit
alles strekken tot bloei van ons vaderland.
Dat waren de gedachten dezen ochtend in
de Kathedraal. Daar sprak de taal der stof
felijkheid, der kunst, van het gevoel, maar
vooral de taal van het Geloof en dat is de
ryke bron van al onze liefde en al onze
werken I
Daverend en langdurig applaus barstte na
deze schitterende rede, welke meermalen
door applaus was onderbroken, los.
De heer Gonnet dankte den eminenten
redenaar met een kort woord, waarna Z. D.
H. Mgr. A. J. Gallier het woord verkreeg,
welke nagenoeg de volgende toespraak hield
Na de practische conclusies heden aange
nomen over het by uitstek practische onder
werp lectuur, na de heeriyke opwekking
van prof. de Groot, verheugt het my, dat
myn Diocees het eerste is, dat dit onderwerp
zoo ernstig heeft behandeld. Ieder weet, hoe
ik over de lectuur denk, hetgeen ik in myn
Vastenmandement van 1907, dat geheel aan
de lectuur gewyd was, voldoende heb aan
getoond.
Heden vieren wy het feest van den H.
Bernardinus. Deze reisde heel Italië door
om Gods Woord te prediken, doch wegens
zijn zwakke stem kon hy niet alle toehoorders
bereiken. Op zyn gebed echter verkreeg hy
van God eene krachtige stem, zoodat allen
hem konden hooren. Dit wonder behoeven
wy niet meer te vragen, want daarvoor
hebben wy de pers. Maar de H. Bernardinus
had nog een ander middel. Als de kerk te
klein was, dan predikte hy vóór op het
plein of op een ander open veld en liet
een broeder de trompet steken, om het volk
te verzamelen. Dit laatste nu moeten wy
ook hebben, maar ik vrees, dat wy de
trompet niet genoeg gestoken hebben. En
zoo zyn er maar al te veel toehoorders, ook
onder de Katholieken, die de prediking
hooren van wat nooit op de wereld had
mogen bestaan. Gy moet u daarom niets
anders aanschaffen, als gy er buiten kunt,
dan katholieke lectuur en ook anderen
hiertoe opwekken. Er wordt soms geklaagd
over een tekort in onze lectuur. Wie echter
klaagt over een tekort, beschuldigt tegelyker-
tyd de Katholieken, dat zy niet om katho
lieke lectuur vragen. Want wanneer er vraag
was, zou er geen tekort zyn, noch by
schryvers noch by uitgevers.
Laten wy allen dan uitgaan als propagan
disten voor de katholieke pers, dan is ryk
beloond de arbeid aan dezen dag ten kosts
gelegd, ryk beloond myn gebed, dat ik voor
het welslagen gestort heb, rijk beloond ook
al wat wy doen voor den bloei der Katho
lieke pers.
Moge God dezen arbeid zegenen en als
onderpand hiervoor zal ik u myn bisschop-
pelyken zegen schenken.
Nadat de zegen was- gegeven, sloot de
heer Gonnet deze welgeslaagde vergadering
en hiermede was het offlcieële gedeelte van
den goedgeslaagden Katholiekendag geëindigd.
De gemeenschappeiyke maaltyd, welke te
6 uur op de bovenzaal «de Kroonplaats
had, was druk bezocht en er heerschte een
echt gezellige, opgewekte toon. Toen ook deze
afgeloopen was, keerden de laatste bezoekers
huiswaarts en de 2de Diocesane Katholieken
dag in het bisdom Haarlem behoorde wederom
tot het verleden.