ian,
EE.
aar,
Zaterdag J9 September 1908.
TWEEDE BLAD.
Kiekjes op reis,
>p Dins-
flacon 30 ets.
7an
Alkmaar.
KALENDER
voor de dagen der week.
par postwissel.
20 SEPTEMBER.
De schoone vreemdelinge.
Raadselachtige verdwijning
feeht",
stem uit te
frzitter.
souTran,
3ijk, Alkmaar,
Kassier.
sten,
.190
verlangt ge-
(amer, het
ONS BLAD.
20 Sept. Zondag. Feest van de zeven smar
ten van Maria, Evangelie
De jongeling van Nairn,
Lucas VII: 11-16.
Maandag. H. Mattheus.
Dinsdag. H. Thomas van Villanova.
Woensdag. H. Linus.
Donderdag. O. L. Vrouw tot vrijkoop
van slaven.
Vrydag. H. Cleophas.
Zaterdag. H.H. Cyprianua en Justina.
21
22
23
24
25
26
Vijftiende Zondag na Pinksteren.
Derde Zondag der Maand.
Les uit den brief van den H. apostel
Paulus aan de Galaten; V, 25 -VI, 10.
Broeders 1 Zoo wij door den Geest
leven, laat onB ook naar den Geest
wandelen Laat ons geen bejagers wor
den van ijdele eer, elkander tergend,
elkander benijdend. Broeders! Mocht ook
iemand door eenig misdrijf overvallen
zijngij, die geestelijk zijt, onderricht
den zoodanige in den geost van zacht
moedigheid, terwijl gij acht geeft op u
zeiven, opdat ook gij niet in bekoring
komt. Draagt elkanders lastenen zóó
zult gij de wet van Christus vervullen.
Want als iemand meent iets te zijn,
ofschoon hij niets is, bedriegt hij zich
zeiven. Een ieder nu beproeve zijn eigen
werk; en zoo zal hij roem hebben ia
zich zeiven alleen, en niet in eenen
andere; want een ieder zal zijn eigen
last dragen.
Hg nu, die onderwezen wordt in het
woord, deele aan dengene, die hem
onderwijst, van alle goederen mede.
Bedriegt u niet! God laat Zich niet
bespotten! Want wat de mensch gezaaid'
heeft, dat zal hij ook maaien. Hij toch
die in zijn vieesch zaait, zal ook van
het vieesch verderf maaiendie echter
in den geest zaait, zal van den geest
het eeuwig leven maaien. Laat ons dan,
het goede doende, niet moede wordon;
want, indien wij niet moede worden,
zullen wij te zijnen tijde maaien. Laat
ons derhalve, zoolang wij tijd hebben,
weldoen aan allen, doch voornamelijk
aan de huisgenooten des geloofs.
Evangelie volgens den H. Lucas
VII, 11—16.
Te dien tijde b8gaf Jesus Zich naar
eene stad, die Nairn genoemd wordt, en
met Hem gingen zijne leerlingen en eene
talrijke schare. Als Hij nu de poort der
stad naderde, zie, werd er een overledene
uitgedragen, een éénige zoon zijner
moeder, en deze was eene weduween
eene groote schare uit de stad was met
haar. Toen de Heer haar gezien had,
werd Hij door medelijden met haar be
wogen en zeide tot haar: ween niet 1
En Hg trad nader en raakte de lijkbaar
aanen de dragers stonden stil. En Hg
sprakjongeling 1 Ik zeg u, sta op 1 En
hij, die gestorven was, zette zich over
eind en begon te spreken. En Jesus gaf
hem aan zijne moeder. En vrees greep
allen aan, en zij verheerlijkten God,
zeggendeeen groot Profeet is onder
ons opgestaanenGod heeft zijn volk
bezocht 1
genomen tijdens de Lomdes bedevaart van 5
tot 13 Augustus.
4) VI.
Ik weet niet, of ik het zonder blozen zeg
gen kan, maar mg kijken de twee torens,
die als 'souvenir du cinqnantenaire* voor
de Baseliek te Lourdes gebouwd zijn, wat
al te arrogant. Of ge moest er genoegen mee
nemen, dat ik ze beschouwen ga als de twee
steenen pelgrims, de twee stomme getuigen
van het volheerlijk mirakel, dat hier dage
lijks voltrokken wordt, ge moest er zelf den
naam aan willen geven van de godsvrucht
en de dankbaarheid.
Want godevrucht en dankbaarheid wonen
hier, met een blijvende glimlach van verge
noegen, in de omarming van de groot mach
tige esplanade, bij de Grot van Massabielle.
Godsvrucht en dankbaarheid zingen hier een
onafgebroken lied in blijde erkenning van
het heerlijk werk, dat God doet ondei zijn
volk. Godsvrucht en dankbaarheid bidden
hier samen om nieuwe weldaden en zegens
Gods te mogen verwerven.
In de rots, ter zijde der grot bevestigd,
prijkt een groote, wit marmeren plaat. Daarop
leest men het volgend opschrift:
In het jaar onzea Heeren 1858 is de Hei
lige Maagd in de holte der rots, waar men
hare beeldtenis ziet, verschenen aan Berna-
dette Souberous, achttien malen:
11 en 14 Februari
van 18 Februari tot 4 Maart eiken dag, twee
dagen uitgezonderd;
25 Maart 7 April 16 Juli.
De Heilige Maagd sprak tot het kind op
18 Februari: >Wilt gy mij het genoegen
doen hier te komen gedurende veertien dagen
Ik beloof u, dat gij gelukkig zult zijn,
niet in deze wereld, maar in de andereIk
verlang, dat hier veel menschen komen*.
De Maagd zeide tot het kind gedurende
de veertien dagen:
»Gy moet bidden voor de zondaarsgij
moet den grond kussen voor de zondaars.
Boetvaardigheid 1 Boetvaardigheid I Boetvaar
digheid I Ga den priesters zeggen, dat ik wil,
dat hier eene kapel ter mijner eere worde
gebouwd. Ik wil dat men hier kome in pro
cessie. Ga drinken en n wasschnn aan de
bron. En eet van het gras dat er naast groeit*.
Op 25 Maart zeide de Maagd:
>Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis*.
Nu zijn er vijftig jaar voorbij gegaan. Sinds
die wonderbare dagen zijn er mi.lioenen en
millioenen menschen gekomen op die heilige
plek, waar de weemoedstrekken zich ont-
spaunen der lijders, en vreugde in het ver
kleumde hart terugkeert. Ter eere der Heilige
Maagd is er eene kerk gebouwd, eerst eene
kapel, dat nu de crypte is; toen de Base
liek boven de wonderbare rotsholteeindelijk,
om het altoos aangroeiend aantal pelgrims
te herbergen, de Bosaire. Een wonderbare
gemeenschap met den Hemel wordt onafge
broken onderhonden door de ontelbare boete
verzuchtingen der menigten. Honderden zie
ken gaan drinken en xich wasschen aan de
bron en vinden er wonderbare gebedsver-
hooring.
Met die kinderlijke piëteit wedijvert in
heilige geestdrift de vruchtdragende dank
baarheid.
Het hedendaagsch Lourdes heeft uit de
hand der Voorzienigheid eene gewichtige,
wel zeer schoone, roeping gekregen.
Spreek er mij niet van na ik op dien
eersten dag mijner bedevaart te Lourdes
meer dan honderd duizend Fransche pelgrims
vóór de Grot gezien heb. Spreek mij er
niet van, dat in onzen tjjd het geloof ge
storven is. Zeker, de menschen gelooven
wèl, maar de menschen hebben veel meer
behoefte aan liefde, de wereld is niet meer
dankbaar. De menschen staan vaak met
ledigo oogen in de verkleumde wereld te
staren, terwijl dankbaarheid in hunne harten
door egoisme verstikt is.
Sedert de wondervolle dagen van Berra-
dette klinkt weer het onbedwongen Magni
ficat het allerreinst Marialied, waaraan soms
de meest ongeloovige behoefte voelt om het
te hooreneene inspiratie, waaraan vaak de
minst godsdienstige zich laafteen passie
volle kreet van het hart, die tegen de on
dankbare wereld inroept. Ge kunt er u niet
aan onttrekken. De gewijde zang is het voer
tuig geweest, dat de heiligste bewegingen
des gemoeds onverzwakt overneemt en in
oor en hart doet overtrillen. En gij stemt
mede in, vol geestdrift, met dien eeuwen
ouden lofzang, het heerlijke danklied der
Allerheiligste Maagd.
Op het klavier lagen Schumann's liederen
opengeslagen, toen mevrouw Richter bij haar
vriendin binnentrad. Zs vond de jonge vrouw
nog aan de piano.
Hé, lieve, wat heb je daar gezongen 7
Het kwam me zoo bekend voor en toch
niet alledaagsch.
De huisvrouw wees op het blad.
'Schöne Fremde* las de bezoekster.
>Es rauschen die Wipfel nnd schanern*.
Dat lied wekt telkens de herinnering bij mij
op aan een tragische gebeurtenis nit de
jonge meisjesjaren van mijn moeder.
U maakt me nieuwsgierig. Mag ik
misschien hooren...
Zeker't was een algemeen bekend
feit, dat in de betrokken kringen veel be
sproken werd. Zonder dit lied zou ik er
misschien nooit van gehoord hebben. Nu had
ik in mjjn jonge meisjesjaren het 'Schumann-
album* gekregen en daaruit zong ik mijn
goede moeder, die een heerlijke sopraanstem
had, nu en dan voor. Toen ik eens begon
met >Es rauschen die Wipfel nnd schanern*
viel ze mij in de rede met angetigen bijna
boozen blik: 'Dat niet kind, dat kan ik
niet hooren*. Natuurlijk wilde ik de reden
daarvan wetenen toen vertelde ze mij het
volgende
Je weet niet, Greta, in welk een woe-
ligen tijd mijn verloving viel. In het oorlogs
jaar '66 had ik me met nw vader verloofd,
toen Dnitschers tegen Duitschers streden.
O, ik zie ze nog heden, die lange treinen
gewonden, die men naar onze Btad voerde
met de Würzburgsche burgervrouwen ging
ik in het station, als hun komst was aan
gekondigd om hen na het pjjnljjk vervoer
met wijn en verfrisschingen te lavenaltijd
hadden wij ook eenige verbandmiddelen voor
onvoorziene gevallen bij ons, en nooit zal
ik de hulpelooze, jammervolle blikken der
lijders vergeten en hun pijnlijk zuchten
wanneer ze uit den wagen worden gehaald,
noch het ongelukkige stamelen der geluk
kigeren, die met ternauwernood geheelde
ledematen, dikwijls nog met het verband
over een zware hoofdwonde werden uitgeladen.
De lachende Mainstad was nauwelijks te
herkennen, zoo bang waren de gezichten,
zoo zwaar drukte de groote algemeene ellende
op ons allen. Ja, kindje, sprak ze, in zulke
harde dagen Voelt iffto hét eerst diep,' dat
de mensch aan den mensch behoort, dat
wij allen broeders en zusters zijn.
In dezen tijd had een opvallend schoone
vreemdelinge in een voornaam hotel haar
intrek genomen, een jong meisje met een
fijn gezicht, elegante houding en toiletten,
dat echter zichtbaar vermeed met het volk
in aanraking te komen. 'Ze zal bang zijn,
dat ze in opspraak komt, meenden sommigen;
maar dan moet ze ook maar niet alleen
reizen*. 'Lieve Hemel, in oorlogstijd kan
men zoo nauw niet kijken I* verontschul
digden haar anderen, 'misschien heeft ze
haar ouders verloren*.
Maar zooals het gaat in znlke bewogen
tijden, men hield spoedig op daarover te
spreken en liet de eenzame haar gang gaan.
Meestal wandelde ze buiten de stad, en wie
haar wilde ontmoeten kon haar zeker in
den omtrek der vesting Mariënberg aan-
treffenze was in staat daar uren lang op
en neer te wandelen, nu eens de oogen als
een romantische dweepster bewonderend op
de vesting gericht, dan weer zoo in zich
zelf gekeerd, dat ze niet zag of hoorde, wat
er om haar voorviel. Een zoo opvallende
verschijning moest ook de aandacht der
mannen trekken. De schoone vreemdelinge
werd van nabij en nit de verte gadegeslagen;
officieren en burgers, ja eindelek ook de
vader der stad begonnen belang in haar te
stellen.
De algemeene stemming werd van dag
tot dag meer opgewondennu eens sprak
men van vredesuitzichten, van onderhande
lingen en wapenstilstand, dan weer liep het
gernebt, dat het leger op den Main aanrnkte
en dat de hoofdaanval op de vesting Mariën
berg zou plaats hebben. De vooruitzichten
en vooral degenen, die in den gevaarleken
omtrek der vesting woondeD, sleepten reeds
groote watervaten naar de zolders en dak
kamers van hun hnizen, om dadelijk te
kunnen blusschen, wanneer een voorbij vlie
gende granaat brand veroorzaakt zou hebben.
Id die dagen viel mijn zeventiende ver
jaardag en daar reeds in dezen tijd Schumann
zeer populair was had mOtider my enkele
van zijn schoonste composities ten geschenke
gegeven. Ook mijn bruidegom was een ver
eerder van den meester, daarom wilde ik
hem met een goed ingestudeerd lied ver
rassen. Ik had de 'Schöne Fremde* gekozen;
de tekst met zijn geheimnis vol geluksgevoel
beantwoordde aan mijn bruidsstemming; ik
was juist aan het laatste vers>Es redet
trunken die Feme wie von künftigem groszem
Glück* toen er gebeld werd.
Ik hoorde een kort druk gefluister in de
voorkamer en spoedig daarop trad in gezel
schap van mijn lieve moeder myn bruidegom
bij mg binnen.
Hij was zoo bleek en opgewonden als ik
hem nooit gezien had; hij kwam zwijgend
naar mg toe, drukte mij de hand en liet
zich op de vriendelijke uitnoodiging van myn
moeder op een Btoel neervallen. Ik zag dat
alles verschrikt aan, ging naar mgn moeder,
drukte mg tegen haar aau en vroeg zacht
'Wat is er moeder, wat heeft Paul
Zal ik het haar zeggen vroeg moeder
aan mijn bruidegom.
Hij zag me aan, nog altijd zeer bleek en
in diepe ontroering: Als mijn meisje niet
te zeer verschrikt, hij aarzelde en begon dan
zelf zeer zacht en ernstig
Herinner je ja nog, kind, de elegante
verschijning, die de 'schoone vreemdelinge*
geDoemd werd 7
Ik herademde. Er was dus toch niets, dat
hem of een van onze geliefden getroffen
had... Want, zie je, kind, zei ze in
het ongeluk is de liefde groot en edelmoedig,
maar in het geluk is ze dikwijls egoïstisch.
Ja Paul, zei ik met een beetje yver
zucht, want ik kon me deze zeldzame treu
rige vooringenomenheid niet verklaren,
een opvallend schoon meisje, dat alleen hier
gekomen is om zich door onze broeders en
neven het hof te laten maken.
Panl zag me verwgtend aan, schudde het
hoofd en antwoordde
Je vergiBt je, lieveling. In dit hoofd
is geen plaats geweest voor een onedele
gedachte. Het was een hart vol hooge offer
vaardigheid. Want wie rijkdom, jeugd en
schoonheid versmaadt, zich in duizend ge
varen begeeft om zijn vaderland te dienen,
weet niets van gdelheid of zelfsncht.
Ja, maar wie is het dan vroeg ik,
ontsteld door zijn ernst.
Het was, zei Paul toonloos, een hoog
begaafde genie officier in vrouwenkleeren, een
spion, die de vestingwerken bestudeerde
een uur geleden werd hij gefusilleerd.
Dat was vandaag een feest bg den leer
looier Frenzel; de doop van het eerste kind;
en nog wel een jongen.
Reeds in den vroegen Zondagmorgen was
de baas de deur uitgegaan en naar de
'Witte Dnif* giloopen, een logement op den
straatweg buiten het stadje. Oom Willi, een
onde jonggezel, die uit een andere plaats
kwam, en vandaag als peetoom een hoofdrol
zon spelen, had daar zgn intrek genomen.
Oom en neef groetten elkaar hartelijk,
dronken samen een borrel, en kwamen in
een vroolijke stemming thuis aan.
Het luid geschreeuw van den nieuwen
wereldburger klonk hun tegen en met de
woorden'Schreeuwende kinderen groei
ende kinderen* trad de zwaarigvige oom de
xindelyke huiskamer binnen, waar de knappe
vrouw van zgn neef hem vriendelijk be
groette. Toen hem dan zgn petekind in het
sneenwwitte doopkussen werd voorgesteld,
trok oom Willi een radeloos gezicht, zooals
jonggezellen plegen te doen tegen die
schreeuw- en spartel-mannetjes, en zette zich
dan metxgnneefaan 't ontbijt neer. Iv t< »v Chineesche bedelaars,
Na den doop volgde het doopmaal. De
gelukkige vader had voor een feeateigken
maaltijd gezorgd en nn werd er heerigk
opgediend. Ook de wijn, die anders in het
huis van den spaaria men man een zeldzame
gaat was, vlood nu in stroomen en dat was
een ware troost voor oom Willi. Reeds toen
men aan tafel plaats nam had hg met een
lichte huivering bemerkt, dat men naast hem
tante Sabine had neergezet. Deze begon dan
ook al voor de soep met haar drnktehaar
eenigszins breede onderlip bewoog zich on
vermoeibaar en ze sprak mee voor haar
man, dien men heel goed voor doofstom
had kunnen houden.
Men at en dronk met groot vergenoegen,
des te meer naarmate de vroolijke vader tot
toetasten aanspoorde en toen oom Willi een
grappige korte speech had afgestoken werd
men steeds levendiger. Tante Sabine wilde
weten, waarom oom Willi ongetrouwd ge
bleven was.
'Ach, dat zgn onde geschiedeniiien*, ant
woordde de goede aak. Een, die ik spoedig
genomen zon hebben, liep altijd met ge
scheurde kleeren rondmaar vooral schrikten
haar schoenen mg af. De andere, die had
een neus, die me absoluut niet aanstond
dien neuz kon ik niet verdragen, al was het
dan ook een goede partg. Nog een andere
liet ik loopen, toen ik ze eens woedend
gezien had; wat die toen voor een gezicht
trokik kende ze niet meer I*
En uit vreugde aan dit gevaar ontkomen
te zijn, dronk oom Willi dadelijk een paar
glazen wijn achtereen leeg.
Langzamerhand werd het middernacht.
Buiten voor de denr stond reeds lang het
rgtuig, dat oom Willi naar de 'Witte Duif*
zou brengen. De vroolijke jonge vader bracht
den koetsier een flaich wyndat had oom
ook reeds gedaan en zoo gebeurde het dat
die goede koetsier insluimerdewanneer hij
nu en dan wakker werd greep hij afwisselend
naar een der beide flesschen.
Eindelijk het was nu bijua 2 uur en
doodstil in het stadje maakte men zich
gereed om te vertrekken. Oom Willi stond
op, maar ging dadelijk weer zittenhij was
in gewone omstandigheden al eenigszins
waggelend, en de wijn en de ratelende wel
sprekendheid hadden hem geheel uitgeput.
Zijn neef, op wiens aan matigheid gewoon
denkorgaan het druivensap bijzonder sterk
werkte, had toch nog zooveel besinning, dat
hij inzag den ouden man niet alleen te kunnen
laten rijdenbij bood zich daarom aan hem
naar de 'Witte Duif* te begeleiden.
Het heels gezelschap vertrokmen om
helsde elkaar verschillende malen en nadat
bij hrt duistere licht der petroleumlampen
op de straat enkele malen verkeerde mannen
waren opgepakt en in het rgtuig gezet zaten
er eindelijk de beide goeden in en voort
ging het in den nacht.
Het was nu twee uur. Met de regelmatig
heid van een slinger ging Treumann, de
huisbewaker van den leerlooier Frenzer, op
en neer,
Het werd drie uur, half vier maar de
huisbaas kwam niet terug.
Nu zette de flinke bewaker zgu hoed op,
haalde zijn sterken knoestigen stek en ging
door de doodstille straten naar den koetsier
Merkel.
Nadat hg hier gebeld en geklopt had
verscheen diens vrouw met een nachtmuts
op aan het venster.
>Zoo*, antwoordde ze op zijn vraag. 'Mijn
man die is niet lang geleden thuisgekomen*.
'Heeft hij mijnheer Frenzel en zijn gast
naar de 'Witte Duif* gebracht
Dat kon de vronw niet zeggen en daarom
liet de bewaker voor zich opendoen en trad
voor het bed van den slapende.
Zeer lang duurde het voordat deze wakker
was geschud. Hij stamelde iets van 'Witte
Duif*, steengroef en water en viel dan weer
in slaap.
Nu vernam de hallbewaker van de vronw,
dat zg het paard had uitgespannen, het
rijtuig in de remise had gereden en haar
man naar bed gebracht had.
Treumann huiverdeop den weg naar de
'Witte Duif* was de steengroef en daarin
een diep water. Nog een vergeefsche poging
om den koetsier wakker te maken, dan ijlde
de wakkere man naar de 'Witte Duif*,
Hier wist men niets van den gast en in
gezelschap van den huisknecht keerde Treu
mann naar de stad terug. De uachtwkcht,
dien ze ontmoetten, riep enkele mannen op
en in den vroegen morgen het was nn
vgf uur geworden ging men met lange
etokken gewapend naar de steengroef; on
getwijfeld was het paard in de steengroef
geraakt, de twee mannen waren daar uit
gestapt en sehrikkelyk om aan te denken
was het einde I Het paard was daarop met
het leege rytuig naar den stal teruggekeerd.
Oom en neef waren in de koets dadeigk
ingeslapen. Toen Frenzel eindeigk ontwaakte
stond het rijtuig stil.
Hg riep den koetsier, maar die antwoordde
niet. Langzaam opende bg het portier; dikke
duisternis omringde hem. >Er zal hem toch
niets overkomen zyn mompelde hg, terwgi
oom Willie met een gegrom antwoordde.
Nu voelde Frenzel op den bok, maar vond
geen koetsier en spoedig riep hg dan ook
nit: 'We rgden zonder paard I*
'Rijden zonder paard 7* antwoordde oom
en kroop ook naar buiten. Beiden stieten nn
tegen een munr en door dezen ongewonen
toestand werden ze nuchter.
't Was een houten wand en daar begonnen
xe nu tegen te kloppen. En toen eindeigk
vrouw Merkel de remise opende was het
11 unr in den morgen, juist hetzelfde uur,
waarop xestig mannen het bosoh afzochten
naar de verongelukten.
tav guheiv set. .eisssaoiT reirrnhnfl ab
Over dit onderwerp vinden wij nog het
volgende vermeld.
Een noodzakelijk gevolg der maatschappe-
lyke verhoudingen in China is, dat er altgd
een aantal menschen zgD, die buiten de
organische maatschappg staan. Hun aantal
is wisselvalligoorlogBtijd, revoluties en
hongersnood vermeerderen hunne scharen.
In vruchtbare jaren en vredestgd gelakt het
een groot deel xich boven water te honden,
maar toch altgd is het getal der uitgestoo-
tenen niet gering, waarvan men xich ge
makkelijk kan overtuigen, wanneer men den
drempel van een raadhuis overschrgdt, waar
altgd heele scharen hun woonplaats achter
de eerste denr hebben. Bovendien wonen zij
in oude tempels, verlaten hnizen en voor
een groot deel op straat.
De wgzen, waarop xe in hun levens-
onderhond voorzien, zgn zeer niteenloopend.
Van den krenpele, die aan den grooten weg
zit en eeuwig hetxelfde lied opdreunt, tot
den eigenigk dief en roover zgn er oneindig
veel tusschenvormen. Gemakkeigk valt het
hnn niet zooveel bijeen te brengen ali ze
noodig hebben. Armenzorg van staatswege
bestaat niet en de particnliere liefdadigheid
beweegt zich tusschen betrekkelijk enge
grenzen. Men moet, om eerigk te zgn, ook
toegeven, dat het hier een misstand betreft,
die niterst moeilijk, en alleen door veran
dering der geheele maatschappeigke verhou
dingen uit den weg geruimd kan worden.
Van den anderen kant hebben de bede
laars, zoolang ze zich binnen bun tamelyk
ver uitgestrekte grenzen houden, ook geen
onaangenaamheden van den kant der politie
te verwachten.
Men staat verbaasd over de methoden,
die ze gebruiken om de opmerkzaamheid te
trekken en medeigden op te wekken. Spre
ken we niet van alle mogeigke, dikwgis
afschuwelijke verminkingen, Sommigen hebben
uitsluitend voor dat doel verminkingen aan
gebracht aan hun eigen lichaam of aan dat
van kinderen, die ze met zich meevoeren.
Niet zelden worden kinderen van de geboorte
af voor dit 'beroep* gevormd. Vreeselijke
gevallen worden verteld van kinderen, die
tot vormelooze klompen worden ineengedraaid
en zoodanig worden behandeld dat, wanneer
ze volwassen zijn, het heele lichaam een
vormelooze massa is, van welks aanblik de
voorbijgangers zich alleen kunnen verlossen
door een geldelijk offer.
Anderen maken van de engte eener straat
gebruik om hnn voeten onder de raderen
van voorbijrijdende wagens te steken, zoodat
de voerman de keus heeft hen te overryden
of hen door een gift tot het terugtrekken
van hun voeten te bewegen. Anderen gaan
nog verder in het zich ten nntte maken
van den slechten weg. Sjms gaat de weg
door een moerassig land. Zg maken gebruik
van de gelegenheid eu graven dwars over
den weg een sloot, zoodat da weg onbe
gaanbaar is. Daarover leggen ze nu een plank
als brug en heffen van de voorbggangers
bruggeld. In China zijn de kleinere rivieren
bijna nergens overbrugdmaar de wegen
gaan op een doorwaadbare plaats door de
rivier. Voetgangers worden tegen een drink
geld door altijd gereed staande menschen
overgedragen, terwijl de voertuigen door het
water rgden. Ook hier hebben vernuftige
menschen de gelegenheid ontdekt hun diensten
onontbeerlijk te maken. Aan de eene zijde
van den weg maken ze het wagenspoor
dieper, zoodat de wagen bij het oversteken
van de rivier het evenwicht verliest en in
het water valt. De eigenaar heeft, behalve
dat alles in den wagen doornat is, nog het
nadeel door een paar koperen munten degenen,
die het ongeval veroorzaakt hebben en die
dadeigk naderbij komen, te moeten overhalen
om hem zijn wagen te helpen oprichten.
Dat onder de bedelaars ook allerlei ver-
eeniglngen en organisaties bestaan is dnide-
lijk. Van een bgxonder merkwaardige orga
nisatie wordt bericht, dat de leden, met
grooten messen gewapend, bedelen. Die mes
sen gebruiken ze om ingeval zg op hnn ver
zoek niets ontvangen, zich plotseling in het
gezicht of in de armen een wonde toe te
brengen. Dat kan voor kooplui, die bun
waren op den grond hebben uitgespreid zeer
lastig worden. De waren worden met bloed
bevlekt, er ontstaat een oploop, daarbg wordt
ook veel bedorven en de koopers trekken
zich natnnrlijk terug. In dit bedelaarsgilde
zou de regel bestaan dat voor iederen markt
dag degenen, die zich moeten verwonden
door het lot werden aangewezen. De aange
wezenen drinken zich moed in en op den
bepaalden dag brengen ze zich met vaste
hand een wonde toe. Ze zgn er bijzonder
bedreven in zich ongevaarigk en toch in 't
oog loopend te verwonden. Vooral op de
dorpsmarkten, waar de menschen zich veel
gemakkeigker hang laten maken, zgn deze
bedelaars zeer talrgk.
-
ALKMAAR.
Parochie van den H. Laurentius.
Zondag 's morg. 61/» uur stille H. Mis
8 uur H. Mis van dankzegging voor de
gelukkig volbrachte reie naar Kevelaar,
met toepasseigke predikatie10 nnr pl.
Hoogmis met Te Deum ter viering van
het gouden jubiló van Z. H Paus Pius X
'e midd. 2 uur Catechismus 3 uur Ves
pers 'b avonds 6 uur Lof met predikatie
ter eere van het Onbevl. Hart van Maria
voor de bekeering der zondaren.
Maandag 's avonds 7 nnr Congregatie der
H. Maagd.
Woensdag avonds 7 uur Lof ter eere
van den H. Joseph.