ian, EE. aar, Zaterdag J9 September 1908. TWEEDE BLAD. Kiekjes op reis, >p Dins- flacon 30 ets. 7an Alkmaar. KALENDER voor de dagen der week. par postwissel. 20 SEPTEMBER. De schoone vreemdelinge. Raadselachtige verdwijning feeht", stem uit te frzitter. souTran, 3ijk, Alkmaar, Kassier. sten, .190 verlangt ge- (amer, het ONS BLAD. 20 Sept. Zondag. Feest van de zeven smar ten van Maria, Evangelie De jongeling van Nairn, Lucas VII: 11-16. Maandag. H. Mattheus. Dinsdag. H. Thomas van Villanova. Woensdag. H. Linus. Donderdag. O. L. Vrouw tot vrijkoop van slaven. Vrydag. H. Cleophas. Zaterdag. H.H. Cyprianua en Justina. 21 22 23 24 25 26 Vijftiende Zondag na Pinksteren. Derde Zondag der Maand. Les uit den brief van den H. apostel Paulus aan de Galaten; V, 25 -VI, 10. Broeders 1 Zoo wij door den Geest leven, laat onB ook naar den Geest wandelen Laat ons geen bejagers wor den van ijdele eer, elkander tergend, elkander benijdend. Broeders! Mocht ook iemand door eenig misdrijf overvallen zijngij, die geestelijk zijt, onderricht den zoodanige in den geost van zacht moedigheid, terwijl gij acht geeft op u zeiven, opdat ook gij niet in bekoring komt. Draagt elkanders lastenen zóó zult gij de wet van Christus vervullen. Want als iemand meent iets te zijn, ofschoon hij niets is, bedriegt hij zich zeiven. Een ieder nu beproeve zijn eigen werk; en zoo zal hij roem hebben ia zich zeiven alleen, en niet in eenen andere; want een ieder zal zijn eigen last dragen. Hg nu, die onderwezen wordt in het woord, deele aan dengene, die hem onderwijst, van alle goederen mede. Bedriegt u niet! God laat Zich niet bespotten! Want wat de mensch gezaaid' heeft, dat zal hij ook maaien. Hij toch die in zijn vieesch zaait, zal ook van het vieesch verderf maaiendie echter in den geest zaait, zal van den geest het eeuwig leven maaien. Laat ons dan, het goede doende, niet moede wordon; want, indien wij niet moede worden, zullen wij te zijnen tijde maaien. Laat ons derhalve, zoolang wij tijd hebben, weldoen aan allen, doch voornamelijk aan de huisgenooten des geloofs. Evangelie volgens den H. Lucas VII, 11—16. Te dien tijde b8gaf Jesus Zich naar eene stad, die Nairn genoemd wordt, en met Hem gingen zijne leerlingen en eene talrijke schare. Als Hij nu de poort der stad naderde, zie, werd er een overledene uitgedragen, een éénige zoon zijner moeder, en deze was eene weduween eene groote schare uit de stad was met haar. Toen de Heer haar gezien had, werd Hij door medelijden met haar be wogen en zeide tot haar: ween niet 1 En Hg trad nader en raakte de lijkbaar aanen de dragers stonden stil. En Hg sprakjongeling 1 Ik zeg u, sta op 1 En hij, die gestorven was, zette zich over eind en begon te spreken. En Jesus gaf hem aan zijne moeder. En vrees greep allen aan, en zij verheerlijkten God, zeggendeeen groot Profeet is onder ons opgestaanenGod heeft zijn volk bezocht 1 genomen tijdens de Lomdes bedevaart van 5 tot 13 Augustus. 4) VI. Ik weet niet, of ik het zonder blozen zeg gen kan, maar mg kijken de twee torens, die als 'souvenir du cinqnantenaire* voor de Baseliek te Lourdes gebouwd zijn, wat al te arrogant. Of ge moest er genoegen mee nemen, dat ik ze beschouwen ga als de twee steenen pelgrims, de twee stomme getuigen van het volheerlijk mirakel, dat hier dage lijks voltrokken wordt, ge moest er zelf den naam aan willen geven van de godsvrucht en de dankbaarheid. Want godevrucht en dankbaarheid wonen hier, met een blijvende glimlach van verge noegen, in de omarming van de groot mach tige esplanade, bij de Grot van Massabielle. Godsvrucht en dankbaarheid zingen hier een onafgebroken lied in blijde erkenning van het heerlijk werk, dat God doet ondei zijn volk. Godsvrucht en dankbaarheid bidden hier samen om nieuwe weldaden en zegens Gods te mogen verwerven. In de rots, ter zijde der grot bevestigd, prijkt een groote, wit marmeren plaat. Daarop leest men het volgend opschrift: In het jaar onzea Heeren 1858 is de Hei lige Maagd in de holte der rots, waar men hare beeldtenis ziet, verschenen aan Berna- dette Souberous, achttien malen: 11 en 14 Februari van 18 Februari tot 4 Maart eiken dag, twee dagen uitgezonderd; 25 Maart 7 April 16 Juli. De Heilige Maagd sprak tot het kind op 18 Februari: >Wilt gy mij het genoegen doen hier te komen gedurende veertien dagen Ik beloof u, dat gij gelukkig zult zijn, niet in deze wereld, maar in de andereIk verlang, dat hier veel menschen komen*. De Maagd zeide tot het kind gedurende de veertien dagen: »Gy moet bidden voor de zondaarsgij moet den grond kussen voor de zondaars. Boetvaardigheid 1 Boetvaardigheid I Boetvaar digheid I Ga den priesters zeggen, dat ik wil, dat hier eene kapel ter mijner eere worde gebouwd. Ik wil dat men hier kome in pro cessie. Ga drinken en n wasschnn aan de bron. En eet van het gras dat er naast groeit*. Op 25 Maart zeide de Maagd: >Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis*. Nu zijn er vijftig jaar voorbij gegaan. Sinds die wonderbare dagen zijn er mi.lioenen en millioenen menschen gekomen op die heilige plek, waar de weemoedstrekken zich ont- spaunen der lijders, en vreugde in het ver kleumde hart terugkeert. Ter eere der Heilige Maagd is er eene kerk gebouwd, eerst eene kapel, dat nu de crypte is; toen de Base liek boven de wonderbare rotsholteeindelijk, om het altoos aangroeiend aantal pelgrims te herbergen, de Bosaire. Een wonderbare gemeenschap met den Hemel wordt onafge broken onderhonden door de ontelbare boete verzuchtingen der menigten. Honderden zie ken gaan drinken en xich wasschen aan de bron en vinden er wonderbare gebedsver- hooring. Met die kinderlijke piëteit wedijvert in heilige geestdrift de vruchtdragende dank baarheid. Het hedendaagsch Lourdes heeft uit de hand der Voorzienigheid eene gewichtige, wel zeer schoone, roeping gekregen. Spreek er mij niet van na ik op dien eersten dag mijner bedevaart te Lourdes meer dan honderd duizend Fransche pelgrims vóór de Grot gezien heb. Spreek mij er niet van, dat in onzen tjjd het geloof ge storven is. Zeker, de menschen gelooven wèl, maar de menschen hebben veel meer behoefte aan liefde, de wereld is niet meer dankbaar. De menschen staan vaak met ledigo oogen in de verkleumde wereld te staren, terwijl dankbaarheid in hunne harten door egoisme verstikt is. Sedert de wondervolle dagen van Berra- dette klinkt weer het onbedwongen Magni ficat het allerreinst Marialied, waaraan soms de meest ongeloovige behoefte voelt om het te hooreneene inspiratie, waaraan vaak de minst godsdienstige zich laafteen passie volle kreet van het hart, die tegen de on dankbare wereld inroept. Ge kunt er u niet aan onttrekken. De gewijde zang is het voer tuig geweest, dat de heiligste bewegingen des gemoeds onverzwakt overneemt en in oor en hart doet overtrillen. En gij stemt mede in, vol geestdrift, met dien eeuwen ouden lofzang, het heerlijke danklied der Allerheiligste Maagd. Op het klavier lagen Schumann's liederen opengeslagen, toen mevrouw Richter bij haar vriendin binnentrad. Zs vond de jonge vrouw nog aan de piano. Hé, lieve, wat heb je daar gezongen 7 Het kwam me zoo bekend voor en toch niet alledaagsch. De huisvrouw wees op het blad. 'Schöne Fremde* las de bezoekster. >Es rauschen die Wipfel nnd schanern*. Dat lied wekt telkens de herinnering bij mij op aan een tragische gebeurtenis nit de jonge meisjesjaren van mijn moeder. U maakt me nieuwsgierig. Mag ik misschien hooren... Zeker't was een algemeen bekend feit, dat in de betrokken kringen veel be sproken werd. Zonder dit lied zou ik er misschien nooit van gehoord hebben. Nu had ik in mjjn jonge meisjesjaren het 'Schumann- album* gekregen en daaruit zong ik mijn goede moeder, die een heerlijke sopraanstem had, nu en dan voor. Toen ik eens begon met >Es rauschen die Wipfel nnd schanern* viel ze mij in de rede met angetigen bijna boozen blik: 'Dat niet kind, dat kan ik niet hooren*. Natuurlijk wilde ik de reden daarvan wetenen toen vertelde ze mij het volgende Je weet niet, Greta, in welk een woe- ligen tijd mijn verloving viel. In het oorlogs jaar '66 had ik me met nw vader verloofd, toen Dnitschers tegen Duitschers streden. O, ik zie ze nog heden, die lange treinen gewonden, die men naar onze Btad voerde met de Würzburgsche burgervrouwen ging ik in het station, als hun komst was aan gekondigd om hen na het pjjnljjk vervoer met wijn en verfrisschingen te lavenaltijd hadden wij ook eenige verbandmiddelen voor onvoorziene gevallen bij ons, en nooit zal ik de hulpelooze, jammervolle blikken der lijders vergeten en hun pijnlijk zuchten wanneer ze uit den wagen worden gehaald, noch het ongelukkige stamelen der geluk kigeren, die met ternauwernood geheelde ledematen, dikwijls nog met het verband over een zware hoofdwonde werden uitgeladen. De lachende Mainstad was nauwelijks te herkennen, zoo bang waren de gezichten, zoo zwaar drukte de groote algemeene ellende op ons allen. Ja, kindje, sprak ze, in zulke harde dagen Voelt iffto hét eerst diep,' dat de mensch aan den mensch behoort, dat wij allen broeders en zusters zijn. In dezen tijd had een opvallend schoone vreemdelinge in een voornaam hotel haar intrek genomen, een jong meisje met een fijn gezicht, elegante houding en toiletten, dat echter zichtbaar vermeed met het volk in aanraking te komen. 'Ze zal bang zijn, dat ze in opspraak komt, meenden sommigen; maar dan moet ze ook maar niet alleen reizen*. 'Lieve Hemel, in oorlogstijd kan men zoo nauw niet kijken I* verontschul digden haar anderen, 'misschien heeft ze haar ouders verloren*. Maar zooals het gaat in znlke bewogen tijden, men hield spoedig op daarover te spreken en liet de eenzame haar gang gaan. Meestal wandelde ze buiten de stad, en wie haar wilde ontmoeten kon haar zeker in den omtrek der vesting Mariënberg aan- treffenze was in staat daar uren lang op en neer te wandelen, nu eens de oogen als een romantische dweepster bewonderend op de vesting gericht, dan weer zoo in zich zelf gekeerd, dat ze niet zag of hoorde, wat er om haar voorviel. Een zoo opvallende verschijning moest ook de aandacht der mannen trekken. De schoone vreemdelinge werd van nabij en nit de verte gadegeslagen; officieren en burgers, ja eindelek ook de vader der stad begonnen belang in haar te stellen. De algemeene stemming werd van dag tot dag meer opgewondennu eens sprak men van vredesuitzichten, van onderhande lingen en wapenstilstand, dan weer liep het gernebt, dat het leger op den Main aanrnkte en dat de hoofdaanval op de vesting Mariën berg zou plaats hebben. De vooruitzichten en vooral degenen, die in den gevaarleken omtrek der vesting woondeD, sleepten reeds groote watervaten naar de zolders en dak kamers van hun hnizen, om dadelijk te kunnen blusschen, wanneer een voorbij vlie gende granaat brand veroorzaakt zou hebben. Id die dagen viel mijn zeventiende ver jaardag en daar reeds in dezen tijd Schumann zeer populair was had mOtider my enkele van zijn schoonste composities ten geschenke gegeven. Ook mijn bruidegom was een ver eerder van den meester, daarom wilde ik hem met een goed ingestudeerd lied ver rassen. Ik had de 'Schöne Fremde* gekozen; de tekst met zijn geheimnis vol geluksgevoel beantwoordde aan mijn bruidsstemming; ik was juist aan het laatste vers>Es redet trunken die Feme wie von künftigem groszem Glück* toen er gebeld werd. Ik hoorde een kort druk gefluister in de voorkamer en spoedig daarop trad in gezel schap van mijn lieve moeder myn bruidegom bij mg binnen. Hij was zoo bleek en opgewonden als ik hem nooit gezien had; hij kwam zwijgend naar mg toe, drukte mij de hand en liet zich op de vriendelijke uitnoodiging van myn moeder op een Btoel neervallen. Ik zag dat alles verschrikt aan, ging naar mgn moeder, drukte mg tegen haar aau en vroeg zacht 'Wat is er moeder, wat heeft Paul Zal ik het haar zeggen vroeg moeder aan mijn bruidegom. Hij zag me aan, nog altijd zeer bleek en in diepe ontroering: Als mijn meisje niet te zeer verschrikt, hij aarzelde en begon dan zelf zeer zacht en ernstig Herinner je ja nog, kind, de elegante verschijning, die de 'schoone vreemdelinge* geDoemd werd 7 Ik herademde. Er was dus toch niets, dat hem of een van onze geliefden getroffen had... Want, zie je, kind, zei ze in het ongeluk is de liefde groot en edelmoedig, maar in het geluk is ze dikwijls egoïstisch. Ja Paul, zei ik met een beetje yver zucht, want ik kon me deze zeldzame treu rige vooringenomenheid niet verklaren, een opvallend schoon meisje, dat alleen hier gekomen is om zich door onze broeders en neven het hof te laten maken. Panl zag me verwgtend aan, schudde het hoofd en antwoordde Je vergiBt je, lieveling. In dit hoofd is geen plaats geweest voor een onedele gedachte. Het was een hart vol hooge offer vaardigheid. Want wie rijkdom, jeugd en schoonheid versmaadt, zich in duizend ge varen begeeft om zijn vaderland te dienen, weet niets van gdelheid of zelfsncht. Ja, maar wie is het dan vroeg ik, ontsteld door zijn ernst. Het was, zei Paul toonloos, een hoog begaafde genie officier in vrouwenkleeren, een spion, die de vestingwerken bestudeerde een uur geleden werd hij gefusilleerd. Dat was vandaag een feest bg den leer looier Frenzel; de doop van het eerste kind; en nog wel een jongen. Reeds in den vroegen Zondagmorgen was de baas de deur uitgegaan en naar de 'Witte Dnif* giloopen, een logement op den straatweg buiten het stadje. Oom Willi, een onde jonggezel, die uit een andere plaats kwam, en vandaag als peetoom een hoofdrol zon spelen, had daar zgn intrek genomen. Oom en neef groetten elkaar hartelijk, dronken samen een borrel, en kwamen in een vroolijke stemming thuis aan. Het luid geschreeuw van den nieuwen wereldburger klonk hun tegen en met de woorden'Schreeuwende kinderen groei ende kinderen* trad de zwaarigvige oom de xindelyke huiskamer binnen, waar de knappe vrouw van zgn neef hem vriendelijk be groette. Toen hem dan zgn petekind in het sneenwwitte doopkussen werd voorgesteld, trok oom Willi een radeloos gezicht, zooals jonggezellen plegen te doen tegen die schreeuw- en spartel-mannetjes, en zette zich dan metxgnneefaan 't ontbijt neer. Iv t< »v Chineesche bedelaars, Na den doop volgde het doopmaal. De gelukkige vader had voor een feeateigken maaltijd gezorgd en nn werd er heerigk opgediend. Ook de wijn, die anders in het huis van den spaaria men man een zeldzame gaat was, vlood nu in stroomen en dat was een ware troost voor oom Willi. Reeds toen men aan tafel plaats nam had hg met een lichte huivering bemerkt, dat men naast hem tante Sabine had neergezet. Deze begon dan ook al voor de soep met haar drnktehaar eenigszins breede onderlip bewoog zich on vermoeibaar en ze sprak mee voor haar man, dien men heel goed voor doofstom had kunnen houden. Men at en dronk met groot vergenoegen, des te meer naarmate de vroolijke vader tot toetasten aanspoorde en toen oom Willi een grappige korte speech had afgestoken werd men steeds levendiger. Tante Sabine wilde weten, waarom oom Willi ongetrouwd ge bleven was. 'Ach, dat zgn onde geschiedeniiien*, ant woordde de goede aak. Een, die ik spoedig genomen zon hebben, liep altijd met ge scheurde kleeren rondmaar vooral schrikten haar schoenen mg af. De andere, die had een neus, die me absoluut niet aanstond dien neuz kon ik niet verdragen, al was het dan ook een goede partg. Nog een andere liet ik loopen, toen ik ze eens woedend gezien had; wat die toen voor een gezicht trokik kende ze niet meer I* En uit vreugde aan dit gevaar ontkomen te zijn, dronk oom Willi dadelijk een paar glazen wijn achtereen leeg. Langzamerhand werd het middernacht. Buiten voor de denr stond reeds lang het rgtuig, dat oom Willi naar de 'Witte Duif* zou brengen. De vroolijke jonge vader bracht den koetsier een flaich wyndat had oom ook reeds gedaan en zoo gebeurde het dat die goede koetsier insluimerdewanneer hij nu en dan wakker werd greep hij afwisselend naar een der beide flesschen. Eindelijk het was nu bijua 2 uur en doodstil in het stadje maakte men zich gereed om te vertrekken. Oom Willi stond op, maar ging dadelijk weer zittenhij was in gewone omstandigheden al eenigszins waggelend, en de wijn en de ratelende wel sprekendheid hadden hem geheel uitgeput. Zijn neef, op wiens aan matigheid gewoon denkorgaan het druivensap bijzonder sterk werkte, had toch nog zooveel besinning, dat hij inzag den ouden man niet alleen te kunnen laten rijdenbij bood zich daarom aan hem naar de 'Witte Duif* te begeleiden. Het heels gezelschap vertrokmen om helsde elkaar verschillende malen en nadat bij hrt duistere licht der petroleumlampen op de straat enkele malen verkeerde mannen waren opgepakt en in het rgtuig gezet zaten er eindelijk de beide goeden in en voort ging het in den nacht. Het was nu twee uur. Met de regelmatig heid van een slinger ging Treumann, de huisbewaker van den leerlooier Frenzer, op en neer, Het werd drie uur, half vier maar de huisbaas kwam niet terug. Nu zette de flinke bewaker zgu hoed op, haalde zijn sterken knoestigen stek en ging door de doodstille straten naar den koetsier Merkel. Nadat hg hier gebeld en geklopt had verscheen diens vrouw met een nachtmuts op aan het venster. >Zoo*, antwoordde ze op zijn vraag. 'Mijn man die is niet lang geleden thuisgekomen*. 'Heeft hij mijnheer Frenzel en zijn gast naar de 'Witte Duif* gebracht Dat kon de vronw niet zeggen en daarom liet de bewaker voor zich opendoen en trad voor het bed van den slapende. Zeer lang duurde het voordat deze wakker was geschud. Hij stamelde iets van 'Witte Duif*, steengroef en water en viel dan weer in slaap. Nu vernam de hallbewaker van de vronw, dat zg het paard had uitgespannen, het rijtuig in de remise had gereden en haar man naar bed gebracht had. Treumann huiverdeop den weg naar de 'Witte Duif* was de steengroef en daarin een diep water. Nog een vergeefsche poging om den koetsier wakker te maken, dan ijlde de wakkere man naar de 'Witte Duif*, Hier wist men niets van den gast en in gezelschap van den huisknecht keerde Treu mann naar de stad terug. De uachtwkcht, dien ze ontmoetten, riep enkele mannen op en in den vroegen morgen het was nn vgf uur geworden ging men met lange etokken gewapend naar de steengroef; on getwijfeld was het paard in de steengroef geraakt, de twee mannen waren daar uit gestapt en sehrikkelyk om aan te denken was het einde I Het paard was daarop met het leege rytuig naar den stal teruggekeerd. Oom en neef waren in de koets dadeigk ingeslapen. Toen Frenzel eindeigk ontwaakte stond het rijtuig stil. Hg riep den koetsier, maar die antwoordde niet. Langzaam opende bg het portier; dikke duisternis omringde hem. >Er zal hem toch niets overkomen zyn mompelde hg, terwgi oom Willie met een gegrom antwoordde. Nu voelde Frenzel op den bok, maar vond geen koetsier en spoedig riep hg dan ook nit: 'We rgden zonder paard I* 'Rijden zonder paard 7* antwoordde oom en kroop ook naar buiten. Beiden stieten nn tegen een munr en door dezen ongewonen toestand werden ze nuchter. 't Was een houten wand en daar begonnen xe nu tegen te kloppen. En toen eindeigk vrouw Merkel de remise opende was het 11 unr in den morgen, juist hetzelfde uur, waarop xestig mannen het bosoh afzochten naar de verongelukten. tav guheiv set. .eisssaoiT reirrnhnfl ab Over dit onderwerp vinden wij nog het volgende vermeld. Een noodzakelijk gevolg der maatschappe- lyke verhoudingen in China is, dat er altgd een aantal menschen zgD, die buiten de organische maatschappg staan. Hun aantal is wisselvalligoorlogBtijd, revoluties en hongersnood vermeerderen hunne scharen. In vruchtbare jaren en vredestgd gelakt het een groot deel xich boven water te honden, maar toch altgd is het getal der uitgestoo- tenen niet gering, waarvan men xich ge makkelijk kan overtuigen, wanneer men den drempel van een raadhuis overschrgdt, waar altgd heele scharen hun woonplaats achter de eerste denr hebben. Bovendien wonen zij in oude tempels, verlaten hnizen en voor een groot deel op straat. De wgzen, waarop xe in hun levens- onderhond voorzien, zgn zeer niteenloopend. Van den krenpele, die aan den grooten weg zit en eeuwig hetxelfde lied opdreunt, tot den eigenigk dief en roover zgn er oneindig veel tusschenvormen. Gemakkeigk valt het hnn niet zooveel bijeen te brengen ali ze noodig hebben. Armenzorg van staatswege bestaat niet en de particnliere liefdadigheid beweegt zich tusschen betrekkelijk enge grenzen. Men moet, om eerigk te zgn, ook toegeven, dat het hier een misstand betreft, die niterst moeilijk, en alleen door veran dering der geheele maatschappeigke verhou dingen uit den weg geruimd kan worden. Van den anderen kant hebben de bede laars, zoolang ze zich binnen bun tamelyk ver uitgestrekte grenzen houden, ook geen onaangenaamheden van den kant der politie te verwachten. Men staat verbaasd over de methoden, die ze gebruiken om de opmerkzaamheid te trekken en medeigden op te wekken. Spre ken we niet van alle mogeigke, dikwgis afschuwelijke verminkingen, Sommigen hebben uitsluitend voor dat doel verminkingen aan gebracht aan hun eigen lichaam of aan dat van kinderen, die ze met zich meevoeren. Niet zelden worden kinderen van de geboorte af voor dit 'beroep* gevormd. Vreeselijke gevallen worden verteld van kinderen, die tot vormelooze klompen worden ineengedraaid en zoodanig worden behandeld dat, wanneer ze volwassen zijn, het heele lichaam een vormelooze massa is, van welks aanblik de voorbijgangers zich alleen kunnen verlossen door een geldelijk offer. Anderen maken van de engte eener straat gebruik om hnn voeten onder de raderen van voorbijrijdende wagens te steken, zoodat de voerman de keus heeft hen te overryden of hen door een gift tot het terugtrekken van hun voeten te bewegen. Anderen gaan nog verder in het zich ten nntte maken van den slechten weg. Sjms gaat de weg door een moerassig land. Zg maken gebruik van de gelegenheid eu graven dwars over den weg een sloot, zoodat da weg onbe gaanbaar is. Daarover leggen ze nu een plank als brug en heffen van de voorbggangers bruggeld. In China zijn de kleinere rivieren bijna nergens overbrugdmaar de wegen gaan op een doorwaadbare plaats door de rivier. Voetgangers worden tegen een drink geld door altijd gereed staande menschen overgedragen, terwijl de voertuigen door het water rgden. Ook hier hebben vernuftige menschen de gelegenheid ontdekt hun diensten onontbeerlijk te maken. Aan de eene zijde van den weg maken ze het wagenspoor dieper, zoodat de wagen bij het oversteken van de rivier het evenwicht verliest en in het water valt. De eigenaar heeft, behalve dat alles in den wagen doornat is, nog het nadeel door een paar koperen munten degenen, die het ongeval veroorzaakt hebben en die dadeigk naderbij komen, te moeten overhalen om hem zijn wagen te helpen oprichten. Dat onder de bedelaars ook allerlei ver- eeniglngen en organisaties bestaan is dnide- lijk. Van een bgxonder merkwaardige orga nisatie wordt bericht, dat de leden, met grooten messen gewapend, bedelen. Die mes sen gebruiken ze om ingeval zg op hnn ver zoek niets ontvangen, zich plotseling in het gezicht of in de armen een wonde toe te brengen. Dat kan voor kooplui, die bun waren op den grond hebben uitgespreid zeer lastig worden. De waren worden met bloed bevlekt, er ontstaat een oploop, daarbg wordt ook veel bedorven en de koopers trekken zich natnnrlijk terug. In dit bedelaarsgilde zou de regel bestaan dat voor iederen markt dag degenen, die zich moeten verwonden door het lot werden aangewezen. De aange wezenen drinken zich moed in en op den bepaalden dag brengen ze zich met vaste hand een wonde toe. Ze zgn er bijzonder bedreven in zich ongevaarigk en toch in 't oog loopend te verwonden. Vooral op de dorpsmarkten, waar de menschen zich veel gemakkeigker hang laten maken, zgn deze bedelaars zeer talrgk. - ALKMAAR. Parochie van den H. Laurentius. Zondag 's morg. 61/» uur stille H. Mis 8 uur H. Mis van dankzegging voor de gelukkig volbrachte reie naar Kevelaar, met toepasseigke predikatie10 nnr pl. Hoogmis met Te Deum ter viering van het gouden jubiló van Z. H Paus Pius X 'e midd. 2 uur Catechismus 3 uur Ves pers 'b avonds 6 uur Lof met predikatie ter eere van het Onbevl. Hart van Maria voor de bekeering der zondaren. Maandag 's avonds 7 nnr Congregatie der H. Maagd. Woensdag avonds 7 uur Lof ter eere van den H. Joseph.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1908 | | pagina 5