Ons Blad No. 80. Zaterdag 3 October 1908. 2,le Jaargang éi« nx BIJVOEGSEL FEUILLETON. De zestiende Mei. ONS BLAD. van van Woensdag 30 September 1908. RAADSVERGADERING Openbare vergadering van den Raad dezer gemeente, op heden, 30 Sept. des nam. 1 uur. Afwezig de heer v. d. Bosch met ken nisgeving. De Voorzitter opent de vergadering, waarna de notulen der beide vorige ver gaderingen onveranderd worden vastgesteld. Achtereenvolgens komen in behandeling Mededeeiingen. Aan de vergadering wordt medegedeeld a. dat is ingekomen, een adres van den heer J. M. Otto, houdende verzoek om eervol ontslag als Directeur van het Stedelijk muziekkorps en van de Stads-muziekschool. Onder dankbetuiging wordt dit ontslag verleend. b. alsvoren, een schrijven van den heer C. Petrus Cz. te Almelo, houdende dank betuiging voor zijne benoeming tot leeraar in het lijn- en vakteekenen aan de Burger avondschool. Voor kennisgeving aangenomen. c. alsvoren, een adres van den heer J. Schul te Nordholt, houdende verzoek om eervol ontslag als opzichter voor het bouw en woningtoezicht alhier. Eervol verleend met x Dec. a.s. d. alsvoren, een schrijven van den heer C. C. van Gulik, houdende dankbetuiging voor zijne benoeming tot onderwijzer aan de 3e Gemeenteschool. Voor kennisgeving aangenomen. e. alsvoren, een schrijven van den heer H. J. F. Wielage, houdende bericht der aanneming zijner benoeming tot lid van het bestuur van het Stads-ziekenhuis. Idem. alsvoren, een adres van den Bond voor Staatspensionneering, houdende het verzoek om aan een door hem verzonden adres aan H. M. de Koningin, adhaesie te willen verleenen. De Voorzitter stelt voor, dit adres voor kennisgeving aan te nemen. De heer Uitenbosch vraagt, of het adres niet kan worden gesteld in handen van B. en W. om bericht en raad. De heer de Wit meent, dat het voor kennisgeving moet worden aangenomen, daar het zou zijn ingrijpen in de politiek. De heer Litenbosch ontkent zulks en stelt voor dit adres te stellen in handen van B. en W. Dit voorstel wordt echter niet ondersteund, zoodat het adres voor kennisgeving wordt aangenomen. g. alsvoren, een schrijven van Ged. Staten, ten geleide van het goedgekeurde raads besluit dd. 1 September, tot verpachting van een plaats voor een beignetskraam op de kermissen van 190919x1. Voor kennisgeving aangenomen. h. alsvoren, een schrijven van Ged. Staten, ten geleide van het goedgekeurde xste sup pletoir kohier van den hoofdelijken omslag, dienst 1908. Idem. i. alsvoren, het Proces-verbaal van kas- verificatie op 24 September 1.1. Idem. 7'. alsvoren, een adres van de vereeniging „de Ambachtsschool voor Alkmaar en om streken", houdende verzoek om eene ver hoogde subsidie, in verband met de reor ganisatie van de Burgeravondschool. In handen gesteld van B. en W. k. alsvoren, een adres van Dr. C. Schreuders, houdende verzoek om eervol ontslag als leeraar aan het Gymnasium. Idem. I. alsvoren, een adres van den Alkmaar- schen Bestuurdersbond, houdende adhaesie- betuiging aan een adres van de afd. Alkmaar van den Bond van gemeente-werklieden om vrije geneeskundige behandeling enz. Wordt behandeld bij het adres waaiaan het adhaesie betuigt. m. alsvoren, een adres van G. W. v. d. Pol c.s., houdende verzoek om verhooging hunner jaarwedden als marktmeesters der kleine veemarkten. In handen van B. en W. om bericht en raad. n een adres van mej. T. Bakker, hou dende dankbetuiging voor hare benoeming bij het herhalingsonderwijs. Voor kennisgeving aangenomen. Punt 2. Benoeming van twee leden van de Commissie tot wering van schoolver zuim. B. en W. stellen als dubbeltallen voora. Vacature A. Dijkers 1. A. Dij kers, 2. A. Schuur Entingh. b. Vacature Mr. J. L. Steenlack, i. Mr. J. L. Steenlack, 2. J. Veenenbos. De benoemingen worden gerekend in te gaan op 5 September en 18 October a.s. Gekozen worden, met algemeene stem men, de heeren A. Dijkers en mr. J. L. Steenlack. Punt 3, Benoeming van een leeraar in de Ned. taal aan de Burgeravondschool B. en W. stellen alphabetisch gerangschikt voor: J. Ott. onderwijzer aan de 2e ge meenteschool te Alkmaar, K. Zwiep, hoofd der school te Stompetoren. Gekozen wordt de heer J. Ott met 8 stemmen, terwijl de heer K. Zwiep 6 stemmen verkrijgt. Punt 4. Voorstel van B. en '7. tot vast stelling eener verordening, regelende het getal en de bezoldiging van het personeel aan het Gymnasium. Den heer Van Buijsen heeft het ver baasd, dat 4 jaren na de oprichting van het gymnasium eerst een salarisregeling wordt ingediend. Deze regeling had moeten worden vastgesteld vóór het gymnasium in werking trad. Dit in 't belang van leeraren en gemeente. Op de tweede plaats heeft het spr. verbaasd, dat de curatoren de trac- tementen hebben geregeld, hetgeen B. en W. behooren te doen. Ten derde heeft het spr. zeer verwonderd, dat B en W. zonder eenige nadere toelichting het voorstel van curatoren hebben overgenomen. Spr. heeft de plaatsen in ons land nage gaan, waar gymnasia zijn en nu is Alkmaar een der kleinste plaatsen. Spr. weet zelfs niet, of Alkmaar verplicht was een gymna sium te hebben. Grootere plaatsen als Den Helder en Hilversum hebben er nog geen. Spr. wil hiermede niet beweren, dat het gymnasium geheel overbodig zou zijn, maar onnoodig acht spr. toch, dat de salarissen zouden uitsteken boven alle andere rege lingen van gymnasia in gelijke gemeenten als Alkmaar. Spr. toont met de officiëele cijfers aan, dat het salaris fb.v. van den rector en con-rector veel te hoog wordt berekend. Ook de salarissen der leeraren zijn veel te hoog genomen. Volgens spr. had men bij de oprichting van het gymnasium een regeling moeten treffen voor de leeraren als de rijksregeling voor de H. B. S. Spr. had eerst gemeend, door amende menten zijn ideeën omtrent een billijke salarisregeling te doen uitkomen, 't Is spr. echter onmogelijk gebleken. Waar echter Rijksregelingen bestaaD, geldig voor gemeen telijke H. B. S. en gymnasia, acht spr. het beter een regeling te treffen in de richting der rijksregeling. Spr. stelt voor een com missie uit den Raad te benoemen om een nieuwe regeling te projecteeren. De heer v. d. Peen de Lille merkt op, dat de curatoren heusch niet te weinig ge geven hebben, meer toch werd gegeven dan in een salarisregeling behoort voor te komen. Spr. zal niet ingaan op de salarisregeling, maar gaat, hoewel niet in alles, toch in veel mede met de bezwaren van den heer Van Buijsen. Spr. komt echter op tegen art. 6., dat spr. onwettig acht, maar vooral tegen art. 12, waar heeren curatoren de gehuwde onderwijzeres willen zien behouden. Spr. zou dit een groot paedagogisch nadeel vindeD. Spr. kan zich niet met een dergelijke bepaling vereenigen en wanneer het voor stel van den heer Van Buijsen niet door gaat, zal spr. een voorstel van gelijke strek king indienen. De voorzitterden heer van Buijsen beantwoordend, zegt dat B. en W. den Raad niet overvallen met dit voorstel, daar de Raad hieromtrent reeds lang was in gelicht. Wat betreft, dat alleen curatoren gehoord zijn, verzekert spr. dat B. en W. wel degelijk rekening gehouden hebben met de gemeente-finantiën. Dat de sala rissen iets hooger geregeld zij d, meent spr. dat zulks mag om een gymnasium dat nog jong is, goed te krijgen. Verder gaat de vergelijking van leeraren aan H. B. S. en gymnasia niet op De heer mr. Dorbeck verklaart als cu rator, 'dat de salarissen iets hooger dan elders zijn gesteld, om een degelijk gym nasium te krijgen. Spr. zal dan ook niet verder ingaan op deze salarisregeling, echter wil spr. vooropstellen, dat art. 12 aan een misverstand is te wijten, hetgeen spr. nader uiteenzet. Spr. wil dan ook wel mededeelen, dat deze bepaling, zooals ze daar staatj zeker niet de goedkeuring van het curato rium wegdraagt. De heer Boelmans ter .S////bepaalt zich tot de algemeene opmerkingen van den heer van Buijsen. Voor verbazing is niet de minste reden. Reeds een jaar geleden werd het plan aan den Raad medegedeeld en toen is er niemand, ook de heer van Buijsen niet, tegen opgekomen. Wat de tweede verbazing betreft, is door curatoren wel degelijk voeling gehouden met B. en W. en daardoor vervalt de derde reden van verbazing voor den heer van Buijsen. Wat nu het algemeene aangaat, moet men niet uit het oog verliezen, dat het Rijk de helft betaalt der salarissen van de leeraren. Een punt wenscht spr. nog te releveeren. Spr. geeft toe, dat dit voorstel den rector een behoorlijke bezoldiging waarborgt, doch men moet niet vergeten, dat, hoewel het gymnasium nog zoo jong is, het nu reeds een goeden naam heeft gekregen, en van dit alles is de rector de bezielende kracht. Daarom meent spr. dat ook deze rector voor de 10 pCt. verhooging in aanmerking mag komen. De heer van Buijsen zegt, dat het hem niet verbaasd, dat nü deze verordening komt, maar dat ze er reeds had moeten zijn vóór het gymn. werd opgericht. Spr. wil voor niemand onderdoen in lof voor den rector en de leeraren, maar men mag dit niet laten gelden voor een dergelijke verordening, daar deze regeling ook voor alle volgende rectoren enz. geldt Er wordt in deze gemeente toch reeds te luxueus bestuurd en deze verordening geeft hiervan wederom een beeld. Spr. is er dan ook sterk tegen. De heer de Groot vraagt, of de voor zitter de getallen der leerlingen enz van de door den heer van Buijsen genoemde gymnasia kan opgeven. De Voorzitter zegt, dit direct niet te kunnen, echter wel binnen een half uur b.v. De heer v. d. Peen de Lille stelt voor, een commissie ad hoc van drie leden te benoemen tot het ontwerpen eener nieuwe regeling. De heer van Buijsen ondersteunt dit voorstel. De heer v. d. Feen de Lille licht zijn motie nader toe en wijst er op, dat in den Raad geen eenigheid zal te krijgen zijn in zake de salarissen en het toelaten der ge huwde leerares, vandaar dat spr. zijne motie indient. De heer Boelmans ter Spill acht deze motie wel wat praematuur. Er is niets gebleken van eenige beslissing door den Raad. Eerst na behandeling der punten kan de al of niet noodzakelijkheid der motie blijken. Spr. is dus sterk tegen deze motie. De heer Zaadnoordijk zou kunnen mee gaan met Boelmans ter Spill, indien het geen bezwaar opleverde voor de begroo ting en daarom is spr. voor de motie. Den heer Uitenbosch heeft het verwonderd, dat deze salarisregeling niet in de sectie is geweest voor de a.s. begrooting. Nu echter deze verordening de voorkeur krijgt boven de verordening der lagere onder wijzers en daar er bovendien toch geen een heid van gevoelen bestaat, meent spr. dat het voorstel moet worden gerenvoyeerd naar B. en W. Met den heer Boelmans ter Spill is spr. het echter eens, dat de motie- v. d. Feen de Lille niet kan worden in stemming gebracht. De voorzitter zegt, dat het absoluut niet de bedoeling is geweest, de salarisregeling voor het gymnasium de voorkeur te geven, hetgeen blijkt uit de datums van in wer king treding der beide verordeningen. Alsnu brengt spr. de motie in stemming, welke wordt aangenomen met algemeene stemmen, uitgezonderd de heerenBoel mans ter Spill, De Wit en Fortuin, terwijl de heer Dorbeck blanco stemt. Hierna komt aan de orde de benoeming der commissie ad hoc van 3 leden. Ge kozen worden de heerenVan Buijsen, Van der Feen de Lille en Glinderman. Bij de stemming tusschen de twee eersten, wordt gekozen tot voorzitter de heer Van der Feen de Lille. Punt 5. Voorstel van B en W. inzake beplanting van het bolwerk bij den molen van Piet. B. en W. stellen voor, hen te machtigen tot het aanleggen en opnieuw beplanten van het gedeelte van het bol werk bij de Heiloërbrug, ten Zuidoosten van den korenmolen van den heer C. Piet, en hun daarvoor een crediet te verleenen van f 494, te voldoen uit den post volgn. 104 der gemeente-begrooting dienst 1908J De heer De Lange heeft geen teekening en kaart bij de stukken gezien, Maandag avond. Verschillende leden zeggen, dat ze er wel bij waren op andere dagen. De heer De Lange vraagt hoe de toe stand wordt naast het afgebroken perceel. Spr. vraagt of die binnen-toegang vervalt spr. zou dit jammer vinden. De heer De Groot zegt, dat de toegang naar het plantsoen blijft bestaan, maar de toegang tot den molen geschiedt alleen door de Vrouwenstraat. Spr. zou echter het werk willen maken eerst na de begrooting, dan kan men beter zien hoeveel geld er be schikbaar is, spr. is wel voor de uitvoering van het werk, maar wij weten dat de be grooting schrikbarend is tegengevallen en daarom is het beter, nog wat te wachten met de uitvoering. De Voorzitter ziet het economisch belang van het voorstel-De Groot niet in. De heer Uitenbosch meent, dat afgezien van de finantieele kwestie, eerst nog iets anders principieel moet worden uitgemaakt, n.l. wat de gemeente met het opengevallen terrein zal doen. Er is immers nooit be sloten, dit stukje grond bij het plantsoen te trekken. De heer Dorbeck vereenigt zich vol komen met hetgeen de heer Uitenbosch in het midden heeft gebracht, spr. heeft boven dien nog dit bezwaar, dat het mogelijk nog veranderd moet wordëli bij het bouwen der nieuwe brug. Bovendien meent spr. dat de finantiën van dien aard zijn, dat al het mogelijke moet worden bezuinigd, want de toestand ziet er allesbehalve rooskleurig uit. sameiiKomc, om, pmnen zeKere grenzen, over de uitkeering te beslissen. Hier- 1 B—111111 ■niri ta—oasBBaci 1 iiiinn imrii Historische Roman uit het Duitsch, van HERMAN HIRSCHFELD, bewerkt voor »0N8 BLAD', 2) «Met welk recht vergrijpt gij u aan het eigendom van mynheer Lafont riep by heftig. «Uw haat en uw ijverzucht tegen den man, die n als bedrieger ontmaskerd heeft, komen in opstand. Gij, lieve Lafont, begeleid m^ naar de gravin. Gj| zijt een goed ruiter nog hedenavond moet gij voor een gewich tige zaak naar Orleans. Voor middernacht kunt gij weder hier zijnhet geldt een dringend verzoek mijner echtgenoote te bevredigen. Gij, Gregorowitsch, antwoord my. Gij waart bij den markies d'Ormond in Orleans «Ja vadertje.» Deze by de Russische bedienaren ge bruikelijke benaming klonk erg komiek in Gregorowitsch mond, want zijn heer was even oud ais hg. 'Gg zaagt Alexis, myn zoon?» •Ja, vadertje. De knaap bloeit als een roos in den dauw, maar de oude dame wenscht, dat men hem spoedig kome halen en...» «Zijt gij ook met mijn echrgven bij den okter geweest?» onderbrak hem de graaf, zonder dat zijn stem haar strengen toon verloor. «Hier is het antwoord.» De dienaar reikte aan zgn heer een ver zegelden brief over, dien graaf Schuselkoi by zich stak, brochure en wij hopen, dat onze korte uiteenzetting van zijn verdienstelijken «Goed, dan zijn uwe diensten afgeloopen. Van heden af, zijt gij geen lid meer van mijn huis. U w vader was een trouwe dienaar van den mijne en daarom zal ik niet strenger met u te werk gaan doch uwe tegenwoor digheid hindert mij. Morgenvroeg keert gij naar Rusland terug.» Gregorowitsch werd bleek. «Vadertje, stoot mij niet van u weg,» zei hy op smeekenden toon. «Toen u da groote Katharina verbande, omdat gij met graaf Besbonko gevochten badt, naamt gij mg met u als den trouwsten dienaar en nu...» «Nu zie ik, dat ik my vergist heb. Gij gaat: myn woord is onherroepeiyk.» En zich tot Lafont wendend, voer de graaf voort «Kom mee in 't slot, er schgnt een on- weder te komen opzettenGod beware ons voor een stormigen nacht.» Zonder nog eenmaal naar Gregorowitsch om te zien, ging hij het slot binnenLafont liep naast hem. Niet op de hooge, deftige gestalte van zgn heer rustte het oog des dienaars met een uitdrukking van onbeteugelde drift keek hy naar den man aan diens zgde. «Ver jaagd», mompelde hij dof voor zich zeiven heen, «om zijnentwille verjaagd. Het zal een stormigen nacht geven, meende de graaf een stormigen nacht en mijn doodsvijand rijdt naar Orleans. «Trek niet door het donkere woud, heet hier in dit land een oud lied, dat mij de kamenier der gravin gisteren voorzong; trek niet door het woud.» Langzaam en met gebogen hoofd verwy- derde hg zich en ging naar het zygebouw, waar zich zijn woning bevond. Lafont was met den slotheer in diens werkkamer gegaan. f. scheidene papieren van waarde van het vroegere bisschoppelijke kapitaal, enz. Alles «Ik ben benieuwd te lezen, wat dokter Dupuis over den toastand van onze dierbare zieke schrgft, nadat hij mat den dokter uit Pary's consult gehouden heeft,» zeide de graaf. «Gave God dat een einde werd ge maakt aan myn somber voorgevoel 1» Hy brak het schrijven open, dat Gregoro witsch hem gebracht had, en las het; Lafont bemexkte, hoe zijn aangezicht smartelijk vertrok en een traan op den brief viel. «God moge mijn dierbare Armande be hoeden,» hervatte de graaf. «De dokter schrijft, dat in baar toestand de minste opgewondenheid eene bloedspu wing kan te voorschyn roepen, waartegen de verzwakte natuur der gravin niet bestand is. Zorgvuldige verpleging met vermijding van iedere opwelling, is het eenige heil middel dat de dokter voorschrijft; en niet waar Lafont, ook gij zult mij bijstaan gij, de oude vriend mijner echtgenoote, en hoop ik, ook de mijne, de vriend des hove niers, die zoo gaarne de liefeiyke bloem der aarde behouden zou Lafont maakte een beweging, als wilde hij vóór de voeten van den graaf zinken. «O heer graaf», stamelde hy, uwe goed heid maakt mij verlegen na hetgeen een ellendeling zoo even waagde te zeggen, had ik niet het bewustzijn, dat ik met een rein geweten myn oogen tot u zou mogen op heffen». «Ik ken u, Lafont», sprak de graaf tee- der, «gij zyt te edel om uw binnenste te verbergen. Reeds toen ik naar de hand dong van Armande, kende ik uw stille genegen- beid voor de nicht uwer meesteresik hield u in 't oog en zag u strijden en zegevieren. Toen u het lot niet gunde, Armande als uwe vrouw weg te voeren, wist ik, dat gij minister Briand was het, toen nog maar advocaat Briand, die de vryspraak wist te niet xoudt toornen op hem, die gelukkiger was maar ik wist ook, dat ik, toen ik u verzocht, ons in ons huis te volgen, een vriend won, op wiens trouw ik mocht reke nen, al was het slechts alleen ter wille van Armande». «Vraag mijn leven en ik leg het aan uwe voeten neer», riep Lafont begeesterd uit. «Goed en bloed voor u en uw huis, dat zweer ik, zoo waar als God mij hoort eu mij straffen kan, als ik daaraan te kort schiet». «Ik neem uw eed aan», hervatte Schu selkoi, «al kan ik, arme banneling, u niet beloonen, zooals ik het zou willen. O mijn Rusland, wanneer zie ik u weder «En is de reden uwer verbanning van dien aard», vroeg Lafont, «dat een verzoek schrift aan uwe keizerin om te mogen weder- keeren, onvervuld zou blijven «Kan ik Armande in de koude van het Noorden overplanten hernam Schuselkoi. «Katharina zou mijn terugkeer wel toe staan de reden mijner verbanning is, geen staategevaariykeeen duel met een bloed verwant van graaf Besbodko». «De attaché van het Russisch gezantschap te Parys vroeg de secretaris. «Dezelfde. De graaf is myn doodsvijand». Voor de eerste maal verloren de trekken van Schuselkoi hun rustige, ernstige uitdruk king en namen die van den haat aan. «Luister», ging hg voort, «en beslis dan zelf. Constanstgn Besbodko groeide met my op in het huis van onzen oom. Door zijn vleiery maakte bij zich bemindmij noemde men een droomer. Zijn baldadige streken werden my aangewrevenvoor zijn uitge latenheid moest ik boeten. Hy nam myn werk in de krijgsschool weg, en ging met myn roem stryken, Ik verdroeg zyn over- De Magyar Orszag van Budapest meldt, dat Maandag een aanslag heeft plaats gehad moed, zijn bevoorrechting, tot hij my op zekeren dag beleedigde. Een duel was het gevolg ik verwondde hem aan den schou der en werd daarvoor uit het land verdreven Ik ging naar Frankrijk, kwam naar Orleans en vernam hier den dood van onzen oom aan Besbodko had hij zijne rykdommen ver maakt, terwyi voor mij slechts een beschei- deue rente overbleef. Doch daar gaf ik op dat oogenblik minder om, want ik meende een hemel op aarde (e bezitten. Ik was de bruidegom van Armande d'Ormond. Toen kwam vóór drie jaren Bes bodko eveneens naar Frankrijkhy kwam met een diplomatieke zending. Zijn weg voerde hem naar Orleanshij zag Armande, myn bruid, en meende, dat het hem gemakke- ïyk zou vallen, door zyn jeugd, schoonheid en rijkdom, Armande voor zich te winnen. De ellendeling liet geen enkel middel onbe proefd, zelfs zou hij haar ontvoerd hebben, had mijn waakzaamheid zijn plan niet ver- ydeld ja hij ging zóó ver, dat hij mij open lijk verklaarde, bare genegenheid te willen verwerven en hare hand behouden, en hij bood my een millioen francs, wanneer ik van Armande afstand deed». Bevend van verkropten toorn hield Schu selkoi in. «En wat hebt gy den graaf geantwoord vroeg Lafont. «Twee dagen later was ik Armande's echtgenoot», ging Schuselkoi verder«toen de bruiloftsstoet de kerk verliet, kwam ons een open rytuig tegen. Graaf Besbodko zat er in dreigend, het gelaat van woede ont steld, stak hij de gebalde vuist naar my uit, »«Ik weet te treffen, denk aan den zes tienden Meiriep hij mij toe met luide stem. (Worrit vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1908 | | pagina 1