NA. J f EK JE I V in is een genet. IHLMA, Foopman, -Stempels 7an Utrecht. ID. „St. PETRUS," svnisch esi rzoek* LAZEN 6 ceat, at, pes 100 f 4.—. EXE! en America, par dozijn f 1.38, 3 f 10.-. d' ftfiagdalenastraat, •illijk gemaakt atgeleverd SCHOEN- RK bij LAAT D 17. ddsrstraat 17, Alkmaar, avereemging, nart a.s., ale," ;n dringend uitge- k vtreenigingen. c OS. (lillende werken. ïiddelen, technische Apotheker—Sohelkundigo. OOD te HEILOO. i voor de Beevaart. Zaterdag 9 Januari 1909. TWEEDE BLAD. KALENDER voor de dagen der week. 10 JANUARI. Zijn plicht getrouw. Gemengd Nieuws. f 1 I i. BESTS bekomen by UHBlIfi i zgn advertentiën in regel meer 6 cent. ;uiiBtiger conditiën, nstige gelegenheid, wichten, (geboorte-, oedkoope wijze een :|n en vrienden, niniatratio. astraat, Alkmaar. vermeerderd: sociale en ir, verhalen voor de jeugd. voor weinig geld goede, liyb tarief. F1. WA1V1VA., h door Fr. EPPINK, Pr. a bij de Boekhandelaren: ;erstraatA. KLOOSTER, i en Wed. STROOMER, AR, 't Zand; W. VAN iH. STUMPEL. Hoorn AkerslootG. BRAKEN- (G, Purmerend. - A. Kuiters. Alkmaar, ONS BLAD. 10 Jan. Zondag. Octaafdag van Driekoningen EvangelieJezus te Jeru zalem verloren. Lncas II 41-52. 11 Maandag. H. Hygiene, Pane en Mart. 12 Dinsdag. H. Benedictne, Abt en Bel. 13 WoensdagOctaafdag v. Driekoningen. 14 Donderdag. H. Hilarine, Leeraar. 15 Vrijdag. H. Panlne, Belijder. 16 Zaterdag. H. Marcellne, Pane en Mart. Zondag onder het Octaaf van Driekoningen Tweede Zondag der Maand. Les uit den brief van den H. apostel Panlus aan de Romeinen; XII, 1—5. Broeders! Ik smeek u bij de barm hartigheid Gods, dat gjj uw lichaam opdraagt tot eene levende, heilige, Gode welbehagelijke offerande; nw redelijke eeredienst; en weest niet dezer wereld gelijkvormig, maar wordt door de ver nieuwing uws gemoeds hervormd om te onderzoeken, wat de goede en welbe hagelijke en volmaakte wil Gods zij. Want ik zeg door de genade, welke mij gegeven is, aan allen onder uniet hooger van zich te denken dan het be hoorlijk is te denken, maar met be scheidenheid over zich te denken, en zoo als God aan een ieder de mate des geloofs heeft toegedeeld. Want gelgk wij in één lichaam vele ledematen heb ben, alle ledematen echter niet dezelfde verrichting hebben, zoo zgn wij, velen, één lichaam in Christus en, ieder afzon derlek, elkanders ledematen, in Christus Jesus onzen Heer. Evangelie volgens den H. Lncas; II, 42-52. Toen Jesns twaalf jaar geworden was, en zij, volgens de gewoonte van het feest, opgingen naar Jernzalem, en, nadat de dagen voleind waren, terugkeerden, bleef het Kind Jesus te Jeruzalem; en zijne onders wisten het niet. In de meening nn dat Hij bij het reisgezelschap was, trokken zij ééne dagreize voort en zochten Hem onder de bloedverwanten en bekenden; en, Hem niet vindend, keerden zij naar Jernzalem terug om Hem te zoeken. En het geschiedde, dat zij Hem na drie dagen in den tempel vdnden zitten te midden der leeraars, hen hoorend en vragend; en allen, die Hem hoorden, stonden verbaasd over zijne wijsheid en zijne antwoorden. Zij nu waren verwonderd, toen zij Hem zagen. En zijne Moeder zeide tot Hem: Zoonwaarom hebt Gij ons zéé gedaan P Zie, uw vader en ik zochten u met smart. En Hij sprak tot hen: waarom zocht gij Mij? Wist gij niet, dat Ik zijn moet in hetgeen mjjns Vaders is? En zg begrepen het woord niet, dat Hij tot hen sprak. Hg nu ging met hen af en kwam te Nazareth, en was hun onder danig. En zijne Moeder bewaarde al deze woorden in haar hart. En Jesns nam toe in wijsheid en jaren en in genade bij God en de menschen. Ongeveer 45 jaar geleden maakte de katho lieke pastoor Kobylowitzsch van Oratow, een kleine gemeente in de nabijheid der groote Bussische stad Kiew, zich des avonds nog laat gereed om de deur uit te gaan. HQ bad sicb een mantel omgeslagen met een hoog opstaanden kraag. Verder maakte een groote hoed met breeden, slap neerhangenden rand hem geheel onkenbaar. •Mijnheer de pastoor gaat nog nit vroeg de onde hnisbuidster«waarheen wel, opdat ik de menschen van bescheid kan dienen, als soms iemand naar n mocht vragen?* •Ik kom zoo spoedig mogelyk terug,* gaf de geestelijke eenigszins gejaagd ten ant woord »gij behoeft aan niemand te zeggen, dat ik uitgegaan ben.* Daarop richtte bij zich naar de denr. •Mijnheer de paztoor, weet gij, dat nw geweer niet op z(jn plaats hangt Ik kan het nergens vinden I* riep de beangstigde vronw den priester nog na. •Dat geweer komt wel terecht,* zei hy haastig en verdween in de donkere straat. De huishoudster richtte hare schreden naar een achterkamertje van het huis, waar de bejaarde, gebrekkige moeder van den pastoor te bed lag. >Ach, hoe bang ben ik te moede,* znchtte de onde vrouw, >ik heb een voorgevoel, alsof er iets bijzonders ge beuren moet.* •En mjjnheer de pastoor was vandaag zoo vreemd, ik begrijp er niets van,* voegde de huishoudster er bjj>het moet wel een gewichtige boodschap zyn, die hy te doen heeft.* •Hy zal wel weer een arme, door schis- matieken omringde ziel in bet geheim moeten bystaan,* troostte de moeder>gy weet toch, hoe vreeseiyk de Russische beambten ons, katholieken, vervolgenale gQ met uw werk klaar zyt, zullen wy een Rozenhoedje voor beerzoon bidden.* De pastoor richtte intusschen zyne schre den naar het naburige woud. Daar wachtte hem op een verborgen plaats een rytnig. Fluks steeg hij in, en voort ging het door de duisternis van den nacht. Twee uren bad men gereden, toen het voertuig stil hield in de nabyheid van een groot dorp. De pastoor steeg nit en trad op een aahzieniyk huis toe. Hier zyn we getuigen van een roerend schouwspel. In een helder verlichte kamer, wier venster* evenwel zorgvuldig zyn gesloten, wordt een kind gedoopt. De vader en de broertjes en zntjes van de jongge borene liggen eerbiedig neergeknield; swy- gend en vlug voltrekt de priester de heilige handeling. Zyn taak is geëindigdhij staat gereed om te vertrekken. •God vergulde het u duizendmaal, myn heer de pastoor,* fluistert de man, biykbaar een voornaam Russisch ambtenaar, >gy hebt ons een onschatbaren dienst bewezen.* •Als men my maar niet gewaar wordt 1* zegt de priester. •Hebt daarvoor geen vrees. Myn Iwan weet te zwygen en de nacht is donker. Maar gy, mynheer de pastoor, o, ik bid het u, verraad my niet. Gy weet, ik verloor mijn betrekking en myn brood en zon vreese- ïyk worden gestraft, indien de regeering te weten kwam, dat ik katholiek hen. Nog eens, wat ik n verzoeken mag, zwyg en denk aan myn zes kinderen •Moet ik n dat nog beloven vroeg de priester>het spreekt immers van zelf, dat ik onder alle omstandigheden het stilzwijgen bewaren zalintusschen, ik geef n gaarne myn priesteriyk woord.* Een kwartier later was het rytnig weer op den terugweg. Den priester wordt het eng om het hart. Waarom vermaant een inwendige stem hem voortdurend tot bidden? Waarom heeft hy steeds den Heiland voor oogen, gehukt onder den last van het krnis en bloedend nit al *yn wonden? WaaTom meent hy telkens te hooren •Ais gy MQn leerling wilt wezen, zoo verloochen n zeiven, zeg alles vaarwel en Ik zal uw loon zyn.* Waarom? En vaster omklemt de pastoor zyn rozen krans en vuriger wordt zijn gebed. Aan den zoom van het woud verlaat de priester het rytnighy groet Iwan en tracht onbemerkt het dorp te hereiken. Niemand heeft hem gezien, als by de deur xyner woning achter zich slnit. Daar komt hem de huishoudster tegen met de oogen vol tranen. >0, mynheer de pastoor, hoe lang heeft men op u gewacht I Boer Pietrow is doodgeschoten.* •Myn neef riep de geesteiyke ver schrikt uit. •Ja, de man nwer nicht,* bevestigde de hnishondsterhy is vermoord. Men wilde er n hy halen, de hnlp-organist is wel tien maal hier geweest met eenige anderen, en ik heb hem byna onder eede moeten ver zekeren, dat mynheer de pastoor niet thuis was.* •Heeft Pietrow nog geleefd?* •Neen, hy was dood, toen men hem vond.* •Gods wil geschiede I Laat my nu alleen 1* De pastoor ging de trappen op naar boven. Het was één nur na middernacht. Weinige minuten later sliep hy. Toen hy weer wakker werd nauwelijks een unr later stond een Russisch politiebeambte met een paar kozakken voor zijn legerstede. •Gy zyt myn gevangene I* voegde de eerste hem toe, >sta dadelijk op 1* Onmiddellyk voor den rechter van instruc tie gebracht, vernam de verbaasde geestelyke de mededeeling, dat hy onder verdenking van moord op den ongelukkigen boer ge- vangen was genomen. Zijn dubbelloops geweer was, nog zwart van den kruitdamp, in de sacristie gevondende doodelijke kogel was nit dit geweer gekomen, de priester zelf kon dit niet loochenen. Hoe is het geweer in de kerk gekomen Hoe kwam het nit uw kamer? Wie heeft het weggenomen Wie heeft het afgeschoten Op al deze vragen kon de pastoor geen ander antwoord geven dan: >Ik weet het niet.*- Maar zulk een antwoord heeft voor het gerecht niet veel waarde. •Of de pastsor dan verdenking jegens iemand had, die den boer kon hebben ge dood werd verder gevraagd. Hy antwoordde met een wedervraag>Wie heeft de verdenking op my geworpen? Wie heeft het geweer gevonden en aangifte van het geval gedaan?* Hy kreeg hierop [geen antwoord en liet er nu op volgen: >Daar ik een onschuldige zelfs niet in de geringste verlegenheid bren gen mag, zal ik het vermoeden niet nit spreken, dat zooeven by my is opgekomen; het ware al te afschuweiyk.* De beambte rees overeind en vroeg op lolden en heslisten toonMijnheer de pas toor, wilt gy bekennen, den boer Pietrow te hebben doodgeschoten?* De pastoor stond kalm en waardig van zyn zitplaats op, zag den politiedienaar vry. moedig in de oogen en sprak«God weet, dit ik zulk ten deed niet heb bedreven; ik weet er nleta van ik hen onschuldig •Hebt gy dan vroeger met den vermoor den man uwer nicht niet eens een woorden wisseling gehad •Ik was tegen het huwelyk, omdat ik voorzag, dat myn nicht met dezen man niet gelukkig zou zyn, en zoo is het ook ge schied. De twee hadden een hoogst onge lokkig leven. Ik heb èn hem èn myn nicht meermalen hun schuld voorgehouden met h~t doel hen te beteren.* •Gy ontkent dns Pietrow gedood te heb ben •Ik heb hem niet gedood.* •Welaan dan, waar waart gy op het uur, dat de moord plaats had?* De priester verbleekte. Op dat uur had hy heimeiyk het doopsel toegediend. •Ik was... Daaromtrent kan ik geen in lichtingen geven,* zsi hy eindeiyk. •Waart gy te huis?* •Neen.* •Is iemand met n meegegaan •Neen.* •Zyt gy gewoon om dezen tyd nit te gaan •Neen, alleen dan, ais myn plicht mij roept.* •Het laatste was niet het gevalik vraag n nogmaalswaar waart gy tydens het uur van den moord Toont gy met getuigen aan, dat gij ergens anders waart dan op de plaats der misdaad, dan zgt gij vry.< De pastoor zweeg. >Trots alles ben ik onschuldig,* betuigde hy gelaten, >maar zoo God het toelaat, ben ik bereid ook onschul dig te ïyden.* •Gy zyt de moordenaar I* riep de be ambte, >gy en niemand anders... Leid den gevangene weg.* Eenige dagen iater werd de deur der ge vangenis geopend, en de hnlp-organist nit de parochie van den pastoor trad de cel binnen, waar de priester op de knieën lag te bidden. Verwonderd zag de gevangene op. Wat kwam deze man doen De Russische hoofdambtenaar had dezen organist te Oratow aangesteld om den pastoor te plagen, en zyn bevel was tronw opgevolgd. Op alle denkbare wyzen had de organist tegen den priester gestookt en hem by de regeering zwart gemaakt. Nu evenwel kwam hy met gebogen hoofd tot zyn slachtoffer en wierp zich weenend aan diens voeten. •Mynheer de pastoor I* riep hy met opge heven handen, >o, help my rust vinden, o, hoor myn biecht I* Een half uur, drie kwartier duurde het, eer de kerker geopend werd. Bleek en ont daan trad de organist naar buiten en ging yiings heen. Voor de gevangenis zag bij nog eenmaal met triomfanteiyk lachenden blik naar de getraliede vensters en mompelde •Thans heb ik hem den mond gesloten, nn kan ik gernst zyn.* De pastoor knielde weder op den harden vloer zyner cel. Hij verborg het gelaat in de handenbeurtelings bad en zuchtte hy. •Niet myn wil, maar de Uwe geschiede,* murmelde hy>geef my de genade, Heer, te doen wat Gy beveelt en leg my dan op, wat Gy zult goedvinden.* Zes weken later kwam de zaak voor de rechtbank. De pastoor weigerde te zeggen, waar hy op het gewichtige oogenhlik ge weest was en evenzeer, of hij iemand van den moord verdacht. Hij betuigde alleen zyn onschuld, maar tevergeefs. Alles pleitte dan ook tegen hem. Het gerecht verklaarde na een korte beraadslaging den priester Kobylowitzsch van Oratow schuldig aan moord en veroordeelde hem tot levenslangen dwangarbeid in de mynen van Siberië. •Gods wil geschiede I* was het laatste woord van den heldhaftigen pasteor; >na de ellende dezer wereld komt weldra de eenwigheid, welke my het loon en de recht vaardiging brengen zal.* Eenige weken later aanvaardde een trein veroordeelden, twee aan twee aan elkander geklonken, te voet den langen weg naar Siberië. Zy konden ongeveer honderd in getal zynonder hen was ook de vroegere pastoor van Oratow. Nog eenmaal blikte hy van de laatste hoogte naar zyn dorpeen stoot met een kozakkenlans dreef hem verder. Twintig jaren zijn voorbygegaan. De parochie Oratow wordt sinds lang bediend door een anderen pastoor. De organist is er nog altijd in betrekking, maar hy is voort durend ïydend naar lichaam en ziel en ont- wykt elk menscheiyk wezen. Zijne vrouw, de nicht van den vermoorden Pietrow, welke hy spoedig na diens dood had getrouwd, knielt dikwyis urenlang in de kerk voor het altaar, biddend en weenend. En daarginds in het naburige dorp, in het hnis van den ambtenaar, wiens dochtertje de sinds lang door allen vergeten pastoor Kobylowitzsch in dien onzaligen nacht had gedoopt, ging het treurig toe. Uit een afge sloten vertrek weerklonken herhaaldeiyk jammerklachten en daartusschen hoorde men een waanzinnige vrouw in afgebroken zinnen yien van een doopsel, van een katholieken geestelyke, van den Paus en den bisschop. •Die arme, arme mamal* zuchtte dan een bleek, onschuldig meisje, de doopelinge van weleer, en zy voegde er by »Niet waar, papa, als myn xnsje Johanna wat grooter is, mag ik in het klooster gaan Ik wil den goeden God myn leven opofferen om mama weer gezond en u weer vrooiyk en opgewekt te zien.* De vroegtydig vergoede man had zwy- gend »ja* geknikt. Hy wist maar al te wel, dat hy door zyn lafhartig zwygen den pastoor in het ongeluk had gestort en dat zyne vrouw ^daardoor haar verstand had verloren. Het wii laat in den avond, toen de nieuwe pastoor van Oratow aan het sterfbed stond van den orgenist, nadat by hem van de laatste Sacrementen had voorzien. Hy noodigde de wachtende parochianen en be ambten uit, binnen te treden, teneinde te vernemen, wat de stervende te zeggen had. Deze bekende nu alles: dat hy den boer Pietrow had doodgeschoten om diens weduwe te kunnen trouwen, dat hy de verdenking op den pastoor had geworpen en eindeiyk, dat hy den pastoor zyn misdaad had ge biecht. •Ik wist dat de geestelyke liever sterft dan het biechtgeheim te schenden,* voegde hy er by, «en ik heb my niet bedrogen. God zij mij genadig.* Kort daarna werd het vonnis van den martelaar vernietigd en zyne vrijlating be volen' Toen na eenige weken de laatbrief in Siberië aankwam, trok de hoofdopzichter der mynen de schenders op. •Te laat,* sprak by, >de man is dood, gestorven in de mynen, Hoe jammer hy was altyd zoo stil en deed niets dan bidden.* De Hemel was een martelaar ryker, de Kerk een roemryk getuige ter eere van het heilige en zegenryke Sacrament der boete. Groot is de Kerk in haar beiydera! De aardbeving in Italië. De stad der dooden. Een zekere Borghese, die in den nacht der verschrikking op de •Obristoflel Oolum- bus* uit Napels vertrok, geeft thans in de Turynsehe •Stampa* eene heschryving van hetgeen hij gezien heeft •Toen wij Napels verlieten, hadden wy wel eenig vermoeden van een op handen zynde aardbeving in Calabrië, gelijke deze op perio dieke tyden zich bepaald. Over Messina ech ter werd ternauwernood gesproken. Maar toen wy de Scylla en den Charibdis voorbij wa ren, werden onze zennwen op zyn vreeselijkst gespannen door schrik en angst. Het scheen alsof twee lagen van wolken den hemel bedekten, de eerste omhoog, onbe- wegeiyk, zwanger van regen, de tweede zoo zwaar van rook en vuilen walm, dat zy ieder oogenhlik op de kokende maar schnimlooze golven dreigde neer te storten. Op hetzelfde oogenhlik daagde ook de booten op met de luid-om-hnlp roepende vluch telingen uit de geteisterde streek. De >Christof£el Oolumhus* landde thans niet in een nieuwe wereld, maar kwam voor de plaats waar een heele stad, een heele provincie byna verwoest en verdwenen wa». De ougelukkigen verhaalden bevend van schrik en koude over de onder pninhoopen begraven stad, over de verdwenen bevolking, verbalen van bloed en honger en schrikkelyk lijden. Verkleumd van kou en in lompen ge huld kwamen zy langs de scheepsladders naar boven gekropen en vielen neer om de warme machines en verslonden de overblyfselen van onzen maaltyd. 't Was om te schreien en toch beschouw den wy hen nog niet als de overlevenden van die ontzettende catastrophe. Maar toen de morgennevel een weinig optrok en de kusten van Sicilië voor onze oogen doemden, zagen wy de heele streek neergeworpen en vernield alsof honderden oorlogsschepen dagen lang een verwoestend bombardement over steden en dorpen hadden uitgestort. Messina lag als een doode voor onze oogen, eerst zwart en donker, maar langzamerhand verlicht en ontgloeid door de feller en feller opstygende vlammenzuilen brand in het raad huis, in het gerechtshof, in de kazernes, in heele wyken, binnen en buiten de stad, over al felle gloed van vlammen, een oogenhlik neergeduwd door den hevig blazenden sirocco, maar later des te heviger oplaaiend en de verwoesting der uitgestorven steden en dorpen voltooiend. Sommigen onzer, die geen vrees kenden, begaven zich aan land. Het station bood een schonwspel van grnweiyke scènes. De treinen stonden beladen met gewonden en schreien- den, die met onstuimigheid weg wilden van de plaats der ramp, maar de beambten, zelf half dood van schrik konden geen uitkomst geven, want het was hoogst twyfelachtig of de trein naar Oatanië zon kunnen komen zonder te verongelukken. De straten der stad waren niet meer te vinden. Alles lag door en over elkaar en de aan den dood ontsnapten hadden den nachten op het open veld doorgebracht, sla pend in dekens of doeken en lompen gehuld. Zy hadden krniden en wortels gezocht om hun honger te stillen en de overblyfselen hnnner huizen by een gegaard om zich door vuur te verwarmen. Wij liepen nog door de mine en hoorden de hulpkreten der levend-begraven menschen en trachten te redden wat mogelyk was en toen wij na langen arbeid by het station terug keerden, waren er 40C0 a 5000 men schen verzameld, die allen een plaatsje in den trein wilden hebben, welke binnen een paar nur uit Oatanië zou binnenloopen. Er lag eene schrikkelijke stilte over de half verdwaasde menigte, hier en daar slechts onderbroken door een kreet van smart of razerny. En daar tusschen door liep het laagste nitvaagsel der maatschappy, dat zich verhengde in deze ontzettende ramp, ala een welkome gelegenheid om te rooven en te plunderen. Een schouwspel om nimmer te vergeten. Zen' moedige kardinaal. Onder degenen, die eene allereerste plaats bekleedden by de leiding van het reddings werk en het aanvoeren van de heldhaftige vrywilligers, die zichzelven opofferen hy de rampen in Sicilië en Oalabrië, behoort zeker de aartsbisschop van Oatanië op Sicilië. Z.Em. Jfraneiieu» Nav*. De kardinaal heeft niet eu\ slechts esn groote organisatie voor hnlp eu bystand op alle gebied ingericht, maar gaat ook zelf rond by de gewonden en gekwet sten, overal troost en opbeuring brengend. In een onderhoud verklaarde de kardinaal, die thans 62 jaren telt, dat hy nimmer ge dacht bad op zyn leeftyd nog in staat te zyn, zooveel vermoeienissen en arbeid te kunnen verdragen, als op deze verschrikkelijke dagen van hem gevorderd' werden. Maar God had hem gesterkt. De redding der Seminaristen te Beggio. Volgens thans uit Rome komende berichten hebben de Seminaristen te Reggio hun red ding te danken aan de gelnkkige regeling om op den >dies nefas* heel in de vroegte een uitstapje te maken. Don Rosidani een der geredden geeft er het volgende verhaal van •Ik bevond mij, als Prefect van het Semi narie te Reggio met mijne alumni in den trein, die 's morgens om 5 unr naar San Gio vanni vertrekt. Om 5.25 voelden wy een hevi- gen gol venden stoot, van het Oosten naar het Westen zich voorplantend, gevolgd door eene heen en weergaande beweging van den aardbodem, waardoor de trein uit de rails werd geworpen. Wy sprongen nit de coupés en zagen het stations voor onze oogen in elkaar storten. Wij hoorden het geweeklaag van de onder de puinhoopen begraven familie van den sta tionchef en wij snelden toe, kropen tot op de nog half in de lucht haDgende, half neerge storte tweede verdieping en bevryden na onge hoorde inspanning de ongelukkigen. Maar de stooten dnurden voort en de ont zettende muziek der instortende huizen dreun de altyd maar door. De zee drong over de kusten en kwam als een brullend, zwart monster opzetten alles verslindend, huizen, hoornen, booten, menschen en kinderen, karren en dieren, alles wat zich op zyn weg bevond. In Lucia begon de brand zyn verwoesting en in korten tyd stond een heele wyk in vlammen. Toen het licht werd, liepen wy naar 't St. Vincentins instituut, dat in elkaar was gestort, maar wy vonden er onze kameraden. Wy redden nog een groot aantal, aldaar onderge brachte kleine kinderen en haalden 14 doode Nonnen uit puinhoopen te voorschyn. Daarna begaven wy ons naar 't convict der Salesia- nessen, gelegen op een der hoogste pnnten der stad en tameiyk ongeschonden na de hevige schokken bewaard gebleven. Wy gin gen dus elders onze hulp aanbieden. In het stedeiyk ziekenhuis was meer behoefte aan byBtand. Meer dan 150 zieken lagen onder de pninhoopen begraven. Een hoop schreiende menschen kwamen ons tegemoet, viel voor ons op de knieën, bad, dreigde, smeekte en jammerde en vroeg onze hulp om hun dierbaren onder de ingestorte huizen te helpen verlossen. En zoo vervloog de gansche dag en ook de nacht ging voorby en het daglicht begon opnieuw te verminderen en het was my alsof ik mijn gansche leven lang looden grager ge weest was en ik wist niet wat my het ver schrikkelijkst voorkwam, de alomheerschende dood of het ellendige ïydende leven van zoovelen. Vóór de ramp. In een Engelsch blad geeft Hamilton Tyse een levendige schildering van een tocht van Messina naar Oatania, het Siciiiaaneche kust gebied, dat door de ramp getroffen iseen schildering, die wij nn niet zonder een gevoel van weemoed lezen kunnen. Drie of vier nur lang volgt hier de trein de zeekusten, links het diepblauwe water, dat zilver-schittert in den sonneschyn, rechts de bergen, steil omhoog reizend. De trein giydt langs bloeiende hagen van citroenen- en si- naasappelboomen en in het voorjaar ziet het landschap wit en rose van de' bloesems der amandelboomen. Voortdurend passeert de trein kleine stedekes, dorpjet en gebnehten, Nn eens liggen ze onmiddellyk aan de zee kust, dan weer koket verscholen tnsscben de bergruggen of als opgeha"gen tegen de heuvelen, zooals Taormina, dat men by het binnenkomen van het kleine station nog evei ziet, als men het hoofd ver achterover bnigt en in de hoogte kijkt. Daar gaat het langs den voet van de Etna, dien met sneeuw bekroonden reus, die een symbool is van Sicilië, zooals ongeveer de Tusijama van het Japansche landschap. Hier strekt zich een gebied uit van rijk vruchtbaar land, dat overvloedige oogsten geeft, maar welke dan van tyd tot tyd de buit worden van den vulkaan. Maar de zorgelooze bevol king neemt geen maatregelen, noch tegen het gevaar dat haar van den valkaan dreigt, noch tegen dat der aardschokken. Viaagt men hun, waarom ze hun hnizen niet liever op een veiliger plaats bouwen, dan halen ze onver schillig de schouders op. Waartoe zou dat dienen Als ze eenmaal toch dood moeten, dan maar dood. Niemand ontkomt hun lot, dat hem ia voorbeschikt. Zoo gaaD hand aan hand de hartstochtelijkheid van den gelukki gen Siciliaan met de kille onbewogenheid en het fatalisme van den ongelukkigen. Zoolang alles goed gaat, ia hy de vrooiykste en zyn werkkracht en ondernemingsgeest dringen voor geen vraagstuk terug. Maar komt het ongeluk over hem, dan raakt hy heel onder den ban der catastrophe en zonder wilskracht gaat hy daarheen, geduldige onderwerping op het bedrukte gezicht. Het zal wel Gods wil zyn, of die van den duivel, maar wat kan de mensch meer doen dan geduldig verdragen Rond om Oatania is het land woest en leeg. Alleen hy die zich niet heeft tevreden gesteld met een bezoek aan de zoo ?yk door de natuur bedeelde kuststreken en in het hart van het eiland is doorgedrongen, weet, dat ook dit veelgeprezen eiland streken bezit, die even troostloos zyn als op het tegenover liggende vasteland. Oalabrië bestaat voor het overgroot» deel uit lage zandige heuvelen Qt V tl l) (I k t V 'V yteï i*r I N V M. J4 1 -ó. - v

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1909 | | pagina 5