NA.
J
f
EK JE
I
V
in is een
genet.
IHLMA,
Foopman,
-Stempels
7an Utrecht.
ID.
„St. PETRUS,"
svnisch esi
rzoek*
LAZEN 6 ceat,
at, pes 100 f 4.—.
EXE! en America,
par dozijn f 1.38,
3 f 10.-.
d'
ftfiagdalenastraat,
•illijk gemaakt
atgeleverd
SCHOEN-
RK bij
LAAT D 17.
ddsrstraat 17, Alkmaar,
avereemging,
nart a.s.,
ale,"
;n dringend uitge-
k vtreenigingen.
c OS.
(lillende werken.
ïiddelen, technische
Apotheker—Sohelkundigo.
OOD te HEILOO.
i voor de Beevaart.
Zaterdag 9 Januari 1909.
TWEEDE BLAD.
KALENDER
voor de dagen der week.
10 JANUARI.
Zijn plicht getrouw.
Gemengd Nieuws.
f
1 I
i.
BESTS
bekomen by
UHBlIfi
i zgn advertentiën
in
regel meer 6 cent.
;uiiBtiger conditiën,
nstige gelegenheid,
wichten, (geboorte-,
oedkoope wijze een
:|n en vrienden,
niniatratio.
astraat, Alkmaar.
vermeerderd: sociale en
ir, verhalen voor de jeugd.
voor weinig geld goede,
liyb tarief.
F1. WA1V1VA.,
h
door Fr. EPPINK, Pr.
a bij de Boekhandelaren:
;erstraatA. KLOOSTER,
i en Wed. STROOMER,
AR, 't Zand; W. VAN
iH. STUMPEL. Hoorn
AkerslootG. BRAKEN-
(G, Purmerend.
- A. Kuiters. Alkmaar,
ONS BLAD.
10 Jan. Zondag. Octaafdag van Driekoningen
EvangelieJezus te Jeru
zalem verloren. Lncas II
41-52.
11 Maandag. H. Hygiene, Pane en Mart.
12 Dinsdag. H. Benedictne, Abt en Bel.
13 WoensdagOctaafdag v. Driekoningen.
14 Donderdag. H. Hilarine, Leeraar.
15 Vrijdag. H. Panlne, Belijder.
16 Zaterdag. H. Marcellne, Pane en Mart.
Zondag onder het Octaaf van Driekoningen
Tweede Zondag der Maand.
Les uit den brief van den H. apostel
Panlus aan de Romeinen; XII, 1—5.
Broeders! Ik smeek u bij de barm
hartigheid Gods, dat gjj uw lichaam
opdraagt tot eene levende, heilige, Gode
welbehagelijke offerande; nw redelijke
eeredienst; en weest niet dezer wereld
gelijkvormig, maar wordt door de ver
nieuwing uws gemoeds hervormd om te
onderzoeken, wat de goede en welbe
hagelijke en volmaakte wil Gods zij.
Want ik zeg door de genade, welke mij
gegeven is, aan allen onder uniet
hooger van zich te denken dan het be
hoorlijk is te denken, maar met be
scheidenheid over zich te denken, en
zoo als God aan een ieder de mate des
geloofs heeft toegedeeld. Want gelgk
wij in één lichaam vele ledematen heb
ben, alle ledematen echter niet dezelfde
verrichting hebben, zoo zgn wij, velen,
één lichaam in Christus en, ieder afzon
derlek, elkanders ledematen, in Christus
Jesus onzen Heer.
Evangelie volgens den H. Lncas;
II, 42-52.
Toen Jesns twaalf jaar geworden was,
en zij, volgens de gewoonte van het
feest, opgingen naar Jernzalem, en, nadat
de dagen voleind waren, terugkeerden,
bleef het Kind Jesus te Jeruzalem; en
zijne onders wisten het niet. In de
meening nn dat Hij bij het reisgezelschap
was, trokken zij ééne dagreize voort en
zochten Hem onder de bloedverwanten
en bekenden; en, Hem niet vindend,
keerden zij naar Jernzalem terug om
Hem te zoeken. En het geschiedde, dat
zij Hem na drie dagen in den tempel
vdnden zitten te midden der leeraars,
hen hoorend en vragend; en allen, die
Hem hoorden, stonden verbaasd over
zijne wijsheid en zijne antwoorden. Zij
nu waren verwonderd, toen zij Hem
zagen. En zijne Moeder zeide tot Hem:
Zoonwaarom hebt Gij ons zéé gedaan P
Zie, uw vader en ik zochten u met
smart. En Hij sprak tot hen: waarom
zocht gij Mij? Wist gij niet, dat Ik zijn
moet in hetgeen mjjns Vaders is? En
zg begrepen het woord niet, dat Hij tot
hen sprak. Hg nu ging met hen af en
kwam te Nazareth, en was hun onder
danig. En zijne Moeder bewaarde al deze
woorden in haar hart. En Jesns nam
toe in wijsheid en jaren en in genade
bij God en de menschen.
Ongeveer 45 jaar geleden maakte de katho
lieke pastoor Kobylowitzsch van Oratow, een
kleine gemeente in de nabijheid der groote
Bussische stad Kiew, zich des avonds nog
laat gereed om de deur uit te gaan. HQ bad
sicb een mantel omgeslagen met een hoog
opstaanden kraag. Verder maakte een groote
hoed met breeden, slap neerhangenden rand
hem geheel onkenbaar.
•Mijnheer de pastoor gaat nog nit vroeg
de onde hnisbuidster«waarheen wel, opdat
ik de menschen van bescheid kan dienen,
als soms iemand naar n mocht vragen?*
•Ik kom zoo spoedig mogelyk terug,* gaf
de geestelijke eenigszins gejaagd ten ant
woord »gij behoeft aan niemand te zeggen,
dat ik uitgegaan ben.*
Daarop richtte bij zich naar de denr.
•Mijnheer de paztoor, weet gij, dat nw
geweer niet op z(jn plaats hangt Ik kan
het nergens vinden I* riep de beangstigde
vronw den priester nog na.
•Dat geweer komt wel terecht,* zei hy
haastig en verdween in de donkere straat.
De huishoudster richtte hare schreden
naar een achterkamertje van het huis, waar
de bejaarde, gebrekkige moeder van den
pastoor te bed lag. >Ach, hoe bang ben ik
te moede,* znchtte de onde vrouw, >ik heb
een voorgevoel, alsof er iets bijzonders ge
beuren moet.*
•En mjjnheer de pastoor was vandaag
zoo vreemd, ik begrijp er niets van,* voegde
de huishoudster er bjj>het moet wel een
gewichtige boodschap zyn, die hy te doen
heeft.*
•Hy zal wel weer een arme, door schis-
matieken omringde ziel in bet geheim moeten
bystaan,* troostte de moeder>gy weet toch,
hoe vreeseiyk de Russische beambten ons,
katholieken, vervolgenale gQ met uw werk
klaar zyt, zullen wy een Rozenhoedje voor
beerzoon bidden.*
De pastoor richtte intusschen zyne schre
den naar het naburige woud. Daar wachtte
hem op een verborgen plaats een rytnig.
Fluks steeg hij in, en voort ging het door
de duisternis van den nacht. Twee uren bad
men gereden, toen het voertuig stil hield
in de nabyheid van een groot dorp. De
pastoor steeg nit en trad op een aahzieniyk
huis toe. Hier zyn we getuigen van een
roerend schouwspel. In een helder verlichte
kamer, wier venster* evenwel zorgvuldig zyn
gesloten, wordt een kind gedoopt. De vader
en de broertjes en zntjes van de jongge
borene liggen eerbiedig neergeknield; swy-
gend en vlug voltrekt de priester de heilige
handeling.
Zyn taak is geëindigdhij staat gereed
om te vertrekken.
•God vergulde het u duizendmaal, myn
heer de pastoor,* fluistert de man, biykbaar
een voornaam Russisch ambtenaar, >gy hebt
ons een onschatbaren dienst bewezen.*
•Als men my maar niet gewaar wordt 1*
zegt de priester.
•Hebt daarvoor geen vrees. Myn Iwan
weet te zwygen en de nacht is donker.
Maar gy, mynheer de pastoor, o, ik bid het
u, verraad my niet. Gy weet, ik verloor
mijn betrekking en myn brood en zon vreese-
ïyk worden gestraft, indien de regeering te
weten kwam, dat ik katholiek hen. Nog
eens, wat ik n verzoeken mag, zwyg en denk
aan myn zes kinderen
•Moet ik n dat nog beloven vroeg de
priester>het spreekt immers van zelf, dat
ik onder alle omstandigheden het stilzwijgen
bewaren zalintusschen, ik geef n gaarne
myn priesteriyk woord.*
Een kwartier later was het rytnig weer
op den terugweg.
Den priester wordt het eng om het hart.
Waarom vermaant een inwendige stem hem
voortdurend tot bidden? Waarom heeft hy
steeds den Heiland voor oogen, gehukt onder
den last van het krnis en bloedend nit al
*yn wonden? WaaTom meent hy telkens te
hooren
•Ais gy MQn leerling wilt wezen, zoo
verloochen n zeiven, zeg alles vaarwel en
Ik zal uw loon zyn.* Waarom?
En vaster omklemt de pastoor zyn rozen
krans en vuriger wordt zijn gebed.
Aan den zoom van het woud verlaat de
priester het rytnighy groet Iwan en tracht
onbemerkt het dorp te hereiken. Niemand
heeft hem gezien, als by de deur xyner
woning achter zich slnit.
Daar komt hem de huishoudster tegen
met de oogen vol tranen. >0, mynheer de
pastoor, hoe lang heeft men op u gewacht I
Boer Pietrow is doodgeschoten.*
•Myn neef riep de geesteiyke ver
schrikt uit.
•Ja, de man nwer nicht,* bevestigde de
hnishondsterhy is vermoord. Men wilde
er n hy halen, de hnlp-organist is wel tien
maal hier geweest met eenige anderen, en
ik heb hem byna onder eede moeten ver
zekeren, dat mynheer de pastoor niet thuis
was.*
•Heeft Pietrow nog geleefd?*
•Neen, hy was dood, toen men hem
vond.*
•Gods wil geschiede I Laat my nu alleen 1*
De pastoor ging de trappen op naar boven.
Het was één nur na middernacht. Weinige
minuten later sliep hy. Toen hy weer wakker
werd nauwelijks een unr later stond
een Russisch politiebeambte met een paar
kozakken voor zijn legerstede.
•Gy zyt myn gevangene I* voegde de eerste
hem toe, >sta dadelijk op 1*
Onmiddellyk voor den rechter van instruc
tie gebracht, vernam de verbaasde geestelyke
de mededeeling, dat hy onder verdenking
van moord op den ongelukkigen boer ge-
vangen was genomen. Zijn dubbelloops geweer
was, nog zwart van den kruitdamp, in de
sacristie gevondende doodelijke kogel was
nit dit geweer gekomen, de priester zelf kon
dit niet loochenen.
Hoe is het geweer in de kerk gekomen
Hoe kwam het nit uw kamer? Wie heeft
het weggenomen Wie heeft het afgeschoten
Op al deze vragen kon de pastoor geen
ander antwoord geven dan: >Ik weet het
niet.*-
Maar zulk een antwoord heeft voor het
gerecht niet veel waarde.
•Of de pastsor dan verdenking jegens
iemand had, die den boer kon hebben ge
dood werd verder gevraagd.
Hy antwoordde met een wedervraag>Wie
heeft de verdenking op my geworpen? Wie
heeft het geweer gevonden en aangifte van
het geval gedaan?*
Hy kreeg hierop [geen antwoord en liet
er nu op volgen: >Daar ik een onschuldige
zelfs niet in de geringste verlegenheid bren
gen mag, zal ik het vermoeden niet nit
spreken, dat zooeven by my is opgekomen;
het ware al te afschuweiyk.*
De beambte rees overeind en vroeg op
lolden en heslisten toonMijnheer de pas
toor, wilt gy bekennen, den boer Pietrow
te hebben doodgeschoten?*
De pastoor stond kalm en waardig van
zyn zitplaats op, zag den politiedienaar vry.
moedig in de oogen en sprak«God weet,
dit ik zulk ten deed niet heb bedreven;
ik weet er nleta van ik hen onschuldig
•Hebt gy dan vroeger met den vermoor
den man uwer nicht niet eens een woorden
wisseling gehad
•Ik was tegen het huwelyk, omdat ik
voorzag, dat myn nicht met dezen man niet
gelukkig zou zyn, en zoo is het ook ge
schied. De twee hadden een hoogst onge
lokkig leven. Ik heb èn hem èn myn nicht
meermalen hun schuld voorgehouden met
h~t doel hen te beteren.*
•Gy ontkent dns Pietrow gedood te heb
ben
•Ik heb hem niet gedood.*
•Welaan dan, waar waart gy op het uur,
dat de moord plaats had?*
De priester verbleekte. Op dat uur had
hy heimeiyk het doopsel toegediend.
•Ik was... Daaromtrent kan ik geen in
lichtingen geven,* zsi hy eindeiyk.
•Waart gy te huis?*
•Neen.*
•Is iemand met n meegegaan
•Neen.*
•Zyt gy gewoon om dezen tyd nit te
gaan
•Neen, alleen dan, ais myn plicht mij
roept.*
•Het laatste was niet het gevalik vraag
n nogmaalswaar waart gy tydens het uur
van den moord Toont gy met getuigen aan,
dat gij ergens anders waart dan op de plaats
der misdaad, dan zgt gij vry.<
De pastoor zweeg. >Trots alles ben ik
onschuldig,* betuigde hy gelaten, >maar zoo
God het toelaat, ben ik bereid ook onschul
dig te ïyden.*
•Gy zyt de moordenaar I* riep de be
ambte, >gy en niemand anders... Leid den
gevangene weg.*
Eenige dagen iater werd de deur der ge
vangenis geopend, en de hnlp-organist nit
de parochie van den pastoor trad de cel
binnen, waar de priester op de knieën lag
te bidden. Verwonderd zag de gevangene
op. Wat kwam deze man doen
De Russische hoofdambtenaar had dezen
organist te Oratow aangesteld om den pastoor
te plagen, en zyn bevel was tronw opgevolgd.
Op alle denkbare wyzen had de organist
tegen den priester gestookt en hem by de
regeering zwart gemaakt. Nu evenwel kwam
hy met gebogen hoofd tot zyn slachtoffer
en wierp zich weenend aan diens voeten.
•Mynheer de pastoor I* riep hy met opge
heven handen, >o, help my rust vinden,
o, hoor myn biecht I*
Een half uur, drie kwartier duurde het,
eer de kerker geopend werd. Bleek en ont
daan trad de organist naar buiten en ging
yiings heen. Voor de gevangenis zag bij nog
eenmaal met triomfanteiyk lachenden blik
naar de getraliede vensters en mompelde
•Thans heb ik hem den mond gesloten, nn
kan ik gernst zyn.*
De pastoor knielde weder op den harden
vloer zyner cel. Hij verborg het gelaat in
de handenbeurtelings bad en zuchtte hy.
•Niet myn wil, maar de Uwe geschiede,*
murmelde hy>geef my de genade, Heer,
te doen wat Gy beveelt en leg my dan op,
wat Gy zult goedvinden.*
Zes weken later kwam de zaak voor de
rechtbank. De pastoor weigerde te zeggen,
waar hy op het gewichtige oogenhlik ge
weest was en evenzeer, of hij iemand van
den moord verdacht. Hij betuigde alleen
zyn onschuld, maar tevergeefs. Alles pleitte
dan ook tegen hem. Het gerecht verklaarde
na een korte beraadslaging den priester
Kobylowitzsch van Oratow schuldig aan
moord en veroordeelde hem tot levenslangen
dwangarbeid in de mynen van Siberië.
•Gods wil geschiede I* was het laatste
woord van den heldhaftigen pasteor; >na
de ellende dezer wereld komt weldra de
eenwigheid, welke my het loon en de recht
vaardiging brengen zal.*
Eenige weken later aanvaardde een trein
veroordeelden, twee aan twee aan elkander
geklonken, te voet den langen weg naar
Siberië. Zy konden ongeveer honderd in
getal zynonder hen was ook de vroegere
pastoor van Oratow. Nog eenmaal blikte hy
van de laatste hoogte naar zyn dorpeen
stoot met een kozakkenlans dreef hem verder.
Twintig jaren zijn voorbygegaan. De
parochie Oratow wordt sinds lang bediend
door een anderen pastoor. De organist is er
nog altijd in betrekking, maar hy is voort
durend ïydend naar lichaam en ziel en ont-
wykt elk menscheiyk wezen. Zijne vrouw,
de nicht van den vermoorden Pietrow, welke
hy spoedig na diens dood had getrouwd,
knielt dikwyis urenlang in de kerk voor het
altaar, biddend en weenend.
En daarginds in het naburige dorp, in
het hnis van den ambtenaar, wiens dochtertje
de sinds lang door allen vergeten pastoor
Kobylowitzsch in dien onzaligen nacht had
gedoopt, ging het treurig toe. Uit een afge
sloten vertrek weerklonken herhaaldeiyk
jammerklachten en daartusschen hoorde men
een waanzinnige vrouw in afgebroken zinnen
yien van een doopsel, van een katholieken
geestelyke, van den Paus en den bisschop.
•Die arme, arme mamal* zuchtte dan
een bleek, onschuldig meisje, de doopelinge
van weleer, en zy voegde er by »Niet waar,
papa, als myn xnsje Johanna wat grooter
is, mag ik in het klooster gaan Ik wil
den goeden God myn leven opofferen om
mama weer gezond en u weer vrooiyk en
opgewekt te zien.*
De vroegtydig vergoede man had zwy-
gend »ja* geknikt. Hy wist maar al te wel,
dat hy door zyn lafhartig zwygen den pastoor
in het ongeluk had gestort en dat zyne
vrouw ^daardoor haar verstand had verloren.
Het wii laat in den avond, toen de
nieuwe pastoor van Oratow aan het sterfbed
stond van den orgenist, nadat by hem van
de laatste Sacrementen had voorzien. Hy
noodigde de wachtende parochianen en be
ambten uit, binnen te treden, teneinde te
vernemen, wat de stervende te zeggen had.
Deze bekende nu alles: dat hy den boer
Pietrow had doodgeschoten om diens weduwe
te kunnen trouwen, dat hy de verdenking
op den pastoor had geworpen en eindeiyk,
dat hy den pastoor zyn misdaad had ge
biecht.
•Ik wist dat de geestelyke liever sterft
dan het biechtgeheim te schenden,* voegde
hy er by, «en ik heb my niet bedrogen.
God zij mij genadig.*
Kort daarna werd het vonnis van den
martelaar vernietigd en zyne vrijlating be
volen' Toen na eenige weken de laatbrief
in Siberië aankwam, trok de hoofdopzichter
der mynen de schenders op.
•Te laat,* sprak by, >de man is dood,
gestorven in de mynen, Hoe jammer hy
was altyd zoo stil en deed niets dan bidden.*
De Hemel was een martelaar ryker, de
Kerk een roemryk getuige ter eere van het
heilige en zegenryke Sacrament der boete.
Groot is de Kerk in haar beiydera!
De aardbeving in Italië.
De stad der dooden.
Een zekere Borghese, die in den nacht
der verschrikking op de •Obristoflel Oolum-
bus* uit Napels vertrok, geeft thans in de
Turynsehe •Stampa* eene heschryving van
hetgeen hij gezien heeft
•Toen wij Napels verlieten, hadden wy wel
eenig vermoeden van een op handen zynde
aardbeving in Calabrië, gelijke deze op perio
dieke tyden zich bepaald. Over Messina ech
ter werd ternauwernood gesproken. Maar toen
wy de Scylla en den Charibdis voorbij wa
ren, werden onze zennwen op zyn vreeselijkst
gespannen door schrik en angst.
Het scheen alsof twee lagen van wolken
den hemel bedekten, de eerste omhoog, onbe-
wegeiyk, zwanger van regen, de tweede zoo
zwaar van rook en vuilen walm, dat zy ieder
oogenhlik op de kokende maar schnimlooze
golven dreigde neer te storten.
Op hetzelfde oogenhlik daagde ook de
booten op met de luid-om-hnlp roepende vluch
telingen uit de geteisterde streek.
De >Christof£el Oolumhus* landde thans
niet in een nieuwe wereld, maar kwam voor
de plaats waar een heele stad, een heele
provincie byna verwoest en verdwenen wa».
De ougelukkigen verhaalden bevend van
schrik en koude over de onder pninhoopen
begraven stad, over de verdwenen bevolking,
verbalen van bloed en honger en schrikkelyk
lijden. Verkleumd van kou en in lompen ge
huld kwamen zy langs de scheepsladders naar
boven gekropen en vielen neer om de warme
machines en verslonden de overblyfselen van
onzen maaltyd.
't Was om te schreien en toch beschouw
den wy hen nog niet als de overlevenden
van die ontzettende catastrophe. Maar toen de
morgennevel een weinig optrok en de kusten
van Sicilië voor onze oogen doemden, zagen
wy de heele streek neergeworpen en vernield
alsof honderden oorlogsschepen dagen lang
een verwoestend bombardement over steden
en dorpen hadden uitgestort.
Messina lag als een doode voor onze oogen,
eerst zwart en donker, maar langzamerhand
verlicht en ontgloeid door de feller en feller
opstygende vlammenzuilen brand in het raad
huis, in het gerechtshof, in de kazernes, in
heele wyken, binnen en buiten de stad, over
al felle gloed van vlammen, een oogenhlik
neergeduwd door den hevig blazenden sirocco,
maar later des te heviger oplaaiend en de
verwoesting der uitgestorven steden en dorpen
voltooiend.
Sommigen onzer, die geen vrees kenden,
begaven zich aan land. Het station bood een
schonwspel van grnweiyke scènes. De treinen
stonden beladen met gewonden en schreien-
den, die met onstuimigheid weg wilden van
de plaats der ramp, maar de beambten, zelf
half dood van schrik konden geen uitkomst
geven, want het was hoogst twyfelachtig of
de trein naar Oatanië zon kunnen komen
zonder te verongelukken.
De straten der stad waren niet meer te
vinden. Alles lag door en over elkaar en
de aan den dood ontsnapten hadden den
nachten op het open veld doorgebracht, sla
pend in dekens of doeken en lompen gehuld.
Zy hadden krniden en wortels gezocht om
hun honger te stillen en de overblyfselen
hnnner huizen by een gegaard om zich door
vuur te verwarmen.
Wij liepen nog door de mine en hoorden
de hulpkreten der levend-begraven menschen
en trachten te redden wat mogelyk was en
toen wij na langen arbeid by het station
terug keerden, waren er 40C0 a 5000 men
schen verzameld, die allen een plaatsje in
den trein wilden hebben, welke binnen een
paar nur uit Oatanië zou binnenloopen.
Er lag eene schrikkelijke stilte over de
half verdwaasde menigte, hier en daar slechts
onderbroken door een kreet van smart of
razerny. En daar tusschen door liep het
laagste nitvaagsel der maatschappy, dat zich
verhengde in deze ontzettende ramp, ala een
welkome gelegenheid om te rooven en te
plunderen.
Een schouwspel om nimmer te vergeten.
Zen' moedige kardinaal.
Onder degenen, die eene allereerste plaats
bekleedden by de leiding van het reddings
werk en het aanvoeren van de heldhaftige
vrywilligers, die zichzelven opofferen hy de
rampen in Sicilië en Oalabrië, behoort zeker
de aartsbisschop van Oatanië op Sicilië. Z.Em.
Jfraneiieu» Nav*. De kardinaal heeft niet
eu\
slechts esn groote organisatie voor hnlp eu
bystand op alle gebied ingericht, maar gaat
ook zelf rond by de gewonden en gekwet
sten, overal troost en opbeuring brengend.
In een onderhoud verklaarde de kardinaal,
die thans 62 jaren telt, dat hy nimmer ge
dacht bad op zyn leeftyd nog in staat te zyn,
zooveel vermoeienissen en arbeid te kunnen
verdragen, als op deze verschrikkelijke dagen
van hem gevorderd' werden.
Maar God had hem gesterkt.
De redding der Seminaristen te Beggio.
Volgens thans uit Rome komende berichten
hebben de Seminaristen te Reggio hun red
ding te danken aan de gelnkkige regeling om
op den >dies nefas* heel in de vroegte een
uitstapje te maken. Don Rosidani een der
geredden geeft er het volgende verhaal van
•Ik bevond mij, als Prefect van het Semi
narie te Reggio met mijne alumni in den
trein, die 's morgens om 5 unr naar San Gio
vanni vertrekt. Om 5.25 voelden wy een hevi-
gen gol venden stoot, van het Oosten naar
het Westen zich voorplantend, gevolgd door
eene heen en weergaande beweging van den
aardbodem, waardoor de trein uit de rails
werd geworpen.
Wy sprongen nit de coupés en zagen het
stations voor onze oogen in elkaar storten.
Wij hoorden het geweeklaag van de onder
de puinhoopen begraven familie van den sta
tionchef en wij snelden toe, kropen tot op de
nog half in de lucht haDgende, half neerge
storte tweede verdieping en bevryden na onge
hoorde inspanning de ongelukkigen.
Maar de stooten dnurden voort en de ont
zettende muziek der instortende huizen dreun
de altyd maar door. De zee drong over de
kusten en kwam als een brullend, zwart
monster opzetten alles verslindend, huizen,
hoornen, booten, menschen en kinderen, karren
en dieren, alles wat zich op zyn weg bevond.
In Lucia begon de brand zyn verwoesting
en in korten tyd stond een heele wyk in
vlammen.
Toen het licht werd, liepen wy naar 't St.
Vincentins instituut, dat in elkaar was gestort,
maar wy vonden er onze kameraden. Wy
redden nog een groot aantal, aldaar onderge
brachte kleine kinderen en haalden 14 doode
Nonnen uit puinhoopen te voorschyn. Daarna
begaven wy ons naar 't convict der Salesia-
nessen, gelegen op een der hoogste pnnten
der stad en tameiyk ongeschonden na de
hevige schokken bewaard gebleven. Wy gin
gen dus elders onze hulp aanbieden. In het
stedeiyk ziekenhuis was meer behoefte aan
byBtand. Meer dan 150 zieken lagen onder
de pninhoopen begraven. Een hoop schreiende
menschen kwamen ons tegemoet, viel voor
ons op de knieën, bad, dreigde, smeekte en
jammerde en vroeg onze hulp om hun dierbaren
onder de ingestorte huizen te helpen verlossen.
En zoo vervloog de gansche dag en ook
de nacht ging voorby en het daglicht begon
opnieuw te verminderen en het was my alsof
ik mijn gansche leven lang looden grager ge
weest was en ik wist niet wat my het ver
schrikkelijkst voorkwam, de alomheerschende
dood of het ellendige ïydende leven van
zoovelen.
Vóór de ramp.
In een Engelsch blad geeft Hamilton Tyse
een levendige schildering van een tocht van
Messina naar Oatania, het Siciiiaaneche kust
gebied, dat door de ramp getroffen iseen
schildering, die wij nn niet zonder een gevoel
van weemoed lezen kunnen.
Drie of vier nur lang volgt hier de trein
de zeekusten, links het diepblauwe water, dat
zilver-schittert in den sonneschyn, rechts de
bergen, steil omhoog reizend. De trein giydt
langs bloeiende hagen van citroenen- en si-
naasappelboomen en in het voorjaar ziet het
landschap wit en rose van de' bloesems der
amandelboomen. Voortdurend passeert de
trein kleine stedekes, dorpjet en gebnehten,
Nn eens liggen ze onmiddellyk aan de zee
kust, dan weer koket verscholen tnsscben
de bergruggen of als opgeha"gen tegen de
heuvelen, zooals Taormina, dat men by het
binnenkomen van het kleine station nog evei
ziet, als men het hoofd ver achterover bnigt
en in de hoogte kijkt.
Daar gaat het langs den voet van de Etna,
dien met sneeuw bekroonden reus, die een
symbool is van Sicilië, zooals ongeveer de
Tusijama van het Japansche landschap. Hier
strekt zich een gebied uit van rijk vruchtbaar
land, dat overvloedige oogsten geeft, maar
welke dan van tyd tot tyd de buit worden
van den vulkaan. Maar de zorgelooze bevol
king neemt geen maatregelen, noch tegen het
gevaar dat haar van den valkaan dreigt, noch
tegen dat der aardschokken. Viaagt men hun,
waarom ze hun hnizen niet liever op een
veiliger plaats bouwen, dan halen ze onver
schillig de schouders op. Waartoe zou dat
dienen Als ze eenmaal toch dood moeten,
dan maar dood. Niemand ontkomt hun lot,
dat hem ia voorbeschikt. Zoo gaaD hand aan
hand de hartstochtelijkheid van den gelukki
gen Siciliaan met de kille onbewogenheid en
het fatalisme van den ongelukkigen. Zoolang
alles goed gaat, ia hy de vrooiykste en zyn
werkkracht en ondernemingsgeest dringen
voor geen vraagstuk terug. Maar komt het
ongeluk over hem, dan raakt hy heel onder
den ban der catastrophe en zonder wilskracht
gaat hy daarheen, geduldige onderwerping
op het bedrukte gezicht. Het zal wel Gods
wil zyn, of die van den duivel, maar wat kan
de mensch meer doen dan geduldig verdragen
Rond om Oatania is het land woest en
leeg. Alleen hy die zich niet heeft tevreden
gesteld met een bezoek aan de zoo ?yk door
de natuur bedeelde kuststreken en in het hart
van het eiland is doorgedrongen, weet, dat
ook dit veelgeprezen eiland streken bezit,
die even troostloos zyn als op het tegenover
liggende vasteland. Oalabrië bestaat voor het
overgroot» deel uit lage zandige heuvelen Qt
V
tl
l)
(I
k
t
V
'V
yteï i*r
I N
V M. J4
1 -ó. - v