-KMAAR.
D.
IERD.
ophandel,
OMESTIBLES.
nheden.
ib „St. PETRUS,"
IEKJE
A
i
i
m
u
Ëm
x
i Ho. 408
sen en losse
3 Alkmaar,
temisch en
erzoek.
Landbouw.
1
1
O van
DEN BOOGAARD.
aposito's,
angestraat, Alkmaar.
xxxxxxxxtfUl
schillende werken.
(middelen, technische
billijk tarief.
IOOD te HEILOO.
aio voor de Beevaart.
A. Kosters. Alkmaar.'
Zaterdag 16 Januari 1909.
TWEEDE BLAD.
KALENDER
voor de dagen der week.
17 JAHÏÏARI.
Be wraak van een
Ds klompen van den Pastoor,
KERKNIEUWS
v..X,.
IBSE,
OMITÉ der KATHOLIEK
lieken, die belang atellen in
erzooht, den
-rs-ULS
..s«, '8 avonds 73/* uur, in
Nov. 1904.
KONIJN, Dijk, Alkmaar.
HKLAVER, Kassier.
ra en zijn advertentiën
3ere in
ke regel meer 6 eest.
m gunstiger conditiën,
gunstige gelegenheid,
lieberichten, (geboorte-,
goedkoope wijze een
leden en vrienden.
Administratie.
O C OS.
ital vermeerderd: sociale en
tuur, verhalen voor de jeugd.
om voor weinig geld goede,
F. WANNA,
Apotheker—Scheikundige.
;en door Pb. EPPINK, Pr.
en bij de Boekhandelaren:
oterstraat; A. KLOOSTER,
in en Wed. STROOMER,
tAR, 't Zand; W. VAN
reH. STUMPEL. Hoorn
z., AkerslootO. BRAKEN-
Nö, Purmerend.
1
ONS
*f
17 Jaa Zondag. Feest van den Zoeten Naam
Jezus. EvangelieDe brui.
lofi te Cana in Qalilea.
Joannes II1—II.
18 Maandag. St. Petrus Stoel te Rome.
19 Dinsdag. H. Canutns, Koning van
Denemarken, Martelaar.
90 Woensdag. H H. Fabianna en Sebas-
tianns, Martelaren.
91 Donderdag. H. Agnes, Maagd en Martel.
92 Vrijdag. H H. Vincentius en Anas-
tasiua, Martelaren.
28 Zaterdag. Verlov. der H. Maagd Maria.
Tweede Zondag na Driekoningen.
Derde Zondag der Maand.
Les uit den brief van den H. apostel
Paulus aan de Romeinen; XII, 6 16.
BroedersDaar wij gaven bezitten,
die, naar de ons gesohonkene genade,
verschillend zijn, hetzij profetie, laten
wij ze gebruiken overeenkomstig den
regel des geloofshetzij dienstambt, laten
wij het uitoefenen in het bedienen
hetzij iemand leeraar is, laat hij zich
beg veren in het leeraren, vermaner, in
het vermanendie uitdeelt, doe het in
eenvoudigheid, die overste is, zjj het met
ijver, die barmhartigheid doet, oefene ze
in blijmoedigheid. De liefde zij onge
veinsd. Haat het kwaad, hecht u aan
het goedbemint elk ider met brocder-
Igke liefde voorkr elkander in eer
betoon zijt niet .ag in ijverweest
vurig van geest-ent den Heerver
blijdt u in de hoopzijt geduldig in de
verdrnkkingvolhardt in het gebed
weest mededeelzaam voor de behoeften
der heiligenoefent gaarne gastvrijheid
Zegent die n vervolgen, zegent en vloekt
nietVerblijdt n met de bigden, weent
met de weenendenzjji eensgezind onder
elkandertracht niet naar het hooge,
maar hebt smaak voor het nederige
Evangelie volgens den H. Joannes
II, 1-11.
To dien tjjde was er eene bruiloft te
Kana in Oalileaen Jesus' Moeder was
daar. En ook Jesus werd met zijne leer
lingen ter bruiloft genoodigd. Toen er
nu gebrek aan wjjn was, zeide de Moe
der van Jesns tot Hem zjj hebben geen
wijn. Jesns zeide haar wat heb Ik met
u te doen, Vrouwe? Mijn nnr is nog
niet gekomen. Zijne moeder zeide tot de
bediendendoet alles wat Hij n zeggen
zai. Er stonden nn daar, ingevolge de
reiniging der Joden, zés steenen krui
ken, houdende elk twee of drie metre
ten. Jesns zeide hun vult de kruiken
met waterEn zij vulden ze tot boven
toe En Jesns sprak tot henschept nu
en brengt het aan den hofmeester I En
zjj brachten het. Zoodra nn de hofmeester
hot water, dat wijn geworden was, ge
proefd had (hij toch wist niet van waar
die wasdoch de bedienden, die het
water geBohept hadden, wisten hetriep
bjj den bruidegom en zeide tot hem
leder mensch stelt eerst den goeden wijn
op en, nadat men goed gedronken heeft
den minderen doch gij hebt den goeden
wijn tot nu toe bewaard Dit eerste der
wonderteekenen deed Jesus te Kana in
(ialilea en openbaarde zjjne glorieen
zijne leerlingen geloofden in Hem.
Brahim wae een eerzaam kampoug(dorps)
bewoner, die er warmpjes inzat Zijn peper
tuinen wierpen een behoorlijke rente af en
ook de paddi (rijst) gedijde goed op de uit
gestrekte sawahs (velden), die hg de zgne
noemde. Hg was een goed geloovig Maho-
medaan en tevens een goed huisvader en
genoot als zoodanig de achting zijner mede
burgers. Dat hg door zijn rgkdom ook vele
bengders had, ligt voor de hand. Wien bet
goed gaat op dit ondermaansche en vooral
door eigen vhjt, wordt zijn welstand misgund.
Dit is een voldongen feit zoowel by de
aoo genaamd beschaafde als onbeschaafde
volkeren. Brahim bekommerde zich weinig
om die afgunst en bemoeide zich alleen met
Allah, zijn zaken en zijn gezin. Hg hield
veel van zijne kinderen, doch zijn ongeveer
6 jarige Ketjik was vaders oogappel.
Daar brak de Atjehkrijg uit. Oelama's
(Mahomedeanrche dweepzieke, geesteigke
drgvers) trokken het land door en predikten
den heiligen oorlog tegen de gehate oage
loovigen, de Hollandsche bondon. In massa's
trok de bevolking, geleld door de fanatieke
Muzelmansche priesters, Kratonwaarts, ten
einde het land te zuiveren van de «onreine*
horden. Ook Brahim, die zich steeds huiten
«Ie veelvuldige binnenlandsche twisten had
gehouden, werd, nu het den strijd gold tegen
dëv vganden van zgn geloof en vaderland,
aangetast door blinde dweepzucht. Met een
heiligen eed zwoer hg, goed en bloed veil
te hebben voor Profeet en geboortegrond.
Dit besluit van den anders vreedzemen
i,.
man was den drijvers zeer welkom, eu tg
plunderden zijn welvoorziene voorraadschuren,
alles voor de goede zaak.
Brahim, na zgn klewang (sabe!) gewet en
zgn rentjong (dolk) gescherpt te hebben,
trok op ten strijde. Gedurende vijf jaren
kampte hg tegen de Hollanders. Wel was
al spoedig, door hetgeen hij waarnam, zgn
vaderlandsliefde aanmerkelijk bekoeld, doch
hg streed nog voor zijn eed en zgn geloof.
In ruil voor den afstand van een groot deel
zgner goederen, bad men Brahim den titel
van panglima (krggshoofd) aangeboden, doch
die belooning was beslist door hem geweigerd.
Eenigen zijner felste benijders, dorpsge-
noot en van Brahim, nog altijd tuk op de
pepertuinen en u'tgestrekte rijstvelden, was
het reeds ge'ukt het wantrouwen op te wekken
tegen hun edelen landsman. De verkoeling
zgner gloeiende geestdrift had reeds achter
docht gewekt, en de laster der4 de rest.
Op zekeren dag, na een schermutseling,
verraste men den menschlievesden Atjehe;
bg het verloeneu van hulp aan een zwaar
gewonden vijand. Dat was genoeg. Met den
gekwetste werd hg op de plaats zelve door
klewanghouwen om het leven gebracht. Zoo
vond Brahim, gebrandmerkt als een verrader,
den dood.
Vrouw en kinderen werden meedoogenloos
verjaagd, en de buit was nu weldra, verdeeld.
Het huisgezin van den vermoorde kon
nauwelijks een onderdak vinden bg een
hunner bloedverwanten. Een schamele wo
ning werd hun tot verblijfplaats aangewezen
en het voedsel hun toegeworpen als aan
gladakkers. Brahim's vrouw overleefde haren
echtgenoot niet lang, doch voor haren dood
had zg in het hart van den jongen Ketjik
de kiem geplant van ormitwischbaren haat
tegen zgne landgecooten.
Welig schoot het plantje omhoog, toen de
su ongeveer 12-jarige getuige was van de
mishandeling van het lijk zijner moeder.
Geen traan werd door hem vergoten, toen
men het lichaam van Brahims vrouw den
kaaiman ten prooi wierp. Hoe jong nog,
Ketjik wist zich reeds te beheerschen, gehard
als hij was in de school van het lijden.
Zijne saamgeperste lippen en gebalde vuisten
zeiden echter genoeg.
Een der hadji's (Mekka pelgrims, dia in
hooge eer bg de Mahomedanen staan) die
den knaap had gadegeslagen, begreep onmid
dellijk, dat er een sterke geest in hem
schuilde en vormde het plan dezen dienst
baar te maken aan de zaak der vrijheid.
Hij bracht Ketjik op een dier scholen, wier
leerplan geheel en alleen gericht Is op den
strijd tegen bet Christengeloof en de ver-
heerigking van het Mahomedanisme.
Op deze inrichtingen worden die dwepers
gekweekt, welke met de grootst mogelijke
doodsverachting in de kogels en bajonetten
hunner tegenstanders het Paradijs zoeken.
Ketjik toonde zich een uitmuntend leer
ling. Zgn volgzaamheid en lust tot kennis
strekten ten voorbeeld, maar, terwijl hij de
spreuken uit den Koran opdreunde, zag hij
voor zich de bloedige, om wraak roepende
schimmen zijner culers. Zgn lippen prevelden
dood en verdoemenis aan de ongeloovigen,
doch in zgn hart vloekte hij zijne land
genooten, de beulen zijner arme moeder, de
moordenaars zyns vaders.
De knaap groeide op tot een flink en
krachtig gebonwd jongeling. Zyne leermeesters
waren uiterst tevreden over hem, en toen
hg den wensch te kennen gaf, het zwaard
aan te gorden tot verdelging der ongeloovigen,
werd zgn verzoek onmiddeliyk ingewilligd.
Hadden zijn onderwijzers geweten, dat zgn
krijgsroep »Allah is groot, en Mahomed is
zgn profeet* niet de blanda's gold, dan had
men hem niet zoo spoedig laten gaan. Nu
ging het uur der vergelding slaan. Hg zou
handelen volgens een te voren vastgesteld,
weloverwogen plan.
Reeds eenige dagen na de inwilliging van
zgn verzoek, vertrok de jongeling met een
honderdtal makkers naar het tooneel van
den strgd.
Zooals Ketjik verwacht had, gebeurde.
In het brandpunt van verzet bevond zich
een reeks sterke bentings (forten), en in een
van deze werd de jeugdige Atjeher ingedeeld.
De bezetting bestond u't 150 man, grooten-
deels bewapend met Beaumontgeweer en
tromplader. De vele hindernissen en hare
ligging op een heuvel maakten deze benting
tot een sterke veste, waarvoor de Hollanders
zeker het hoofd zouden stooten. Van spionnen,
waarvan men er etteigke onder de zooge
naamd hevrienden van de >Kompenie< telde,
was vernomen, dat de aanval der blanda's
(blanken) op deze benting», niet lang meer
zou uitblijven, en om die reden was de
bezetting aanzienlijk versterkt.
In lange kolonnes rukken onze Hollandtsohe
bataljons op tegen de Atjehsehe verster
kingen de bajonetten flonkeren in het helle
zonlicht en doen do troepen geigken op
reusachtige, schitterende slangen, zich kron
kelend over heuvel en dal.
Weldra kraken de eerste salvo's ter be
antwoording van het ongeregelde vuur der
Atjeher». Naarmate de bataljons voortschre
den, trekken de aangevallenen zich terug
op hunne bentings. Van hieruit geven zg
een overstelpend vuur af op de tegenpartg,
maar al treCen enkele kogels hu* doel, de
kolonnes naderen en ontplooien zich.
De eersta benting, tevens een der grootste
eu sterkste, is nog slechts op koi ten afstand
verwijderd, en de stormloop neemt een
aanvang.
Drie zyden van de bijna onneembare
sterkte braken vuur en vlam. Het dondert
en knettert van de wallen, en snlzend en
sissend vliegt het doodend lood in de wild
aanstormende menscbenmassa. De tegenstand
is groot, de hinderpalen zgn vele. De eenige
toegang is afgesloten door een stevige poort
van zware palissaden. Het bigkt den aan
vallers onmogeigk er in te komen, zg zgn
genoodzaakt zich met groot verlies terug te
trekken.
Maar, wat is dat 7 Een stoere Atjeher,
een witten doek zwaaiend, verschijnt op een
der wallen. In het volgende oogenblik
springt hij naar beneden en opent voor de
verbaasde blikken vau vriend en vijand den
eenigen toegang tot de benting.
Een woedend gehuil stygt op uit de ver
sterking, het regent in het wild afgeschoten
kogels op den verrader, en eenige Atjehers
vliegen naar den toegang, doch 't is te laat.
Met een donderend «hoera* stormen de Hol
landers naar binnen en de kamp ie beslist.
Een korte rilling schokt het lichaam van
Ketjik bg het aanschouwen van het bloed
bad, maar dan, met een plotseliiigen ruk
zich herstellend, fluistert hij«Gewroken
vader, gewroken moeder I*
Ketjik is nu sedert jaren een der meest
betrouwbare gidsen van de «Kompenie*.
(L. K)
Mynheer pastoor... Mynheer pastoor...
gauw I gauw I kom eens naar beneden I
Maar wat is er dan toch, Gonda, wat
is er gebeurd
Gauw, haast, u toch. Gij moet aanstonds
bg Parings aan den Vogelstaug komen, de
man is van een vyftien voet hooge ladder
gevallen. Hij ichgnt ontzaglijk veel bloed
verloren te hebben en ligt op het uiterste
Groote God, ontferm U zijner 1 zuchtte
de priester, terwgi hij zgn blikken ten hemel
sloeg.
Maar haast u dan toch, mijnheer pas- j
toor. De kleine Jacob was zooeven hier om
u te halenhg is reeds naar den dokter.
Maar pas op, dat ge zelf niet van de ladder
valt. Eén is meer dan genoeg. Voorzichtig
toch, voorzichtig I Staat de ladder ook wel
vast Heeremyntyd I zuchtte ze stil, als bg
eens op zgn klompen uitgleed in zgn ijver
om anderen te helpen I
Zoo praatte en kermde Gonda, de huls-
hondster van den pastoor te L
Trols haar 68 jaren was zg komen toe-
geloopen om haar meester de droevige bood
schap te brengen, want haar oprecht geloof
gaf baar als bet ware vleugelen, wanneer
er hulp moest verleend worden. Zg dacht
slechts aan het lot van een arme ziel, die
zonder de HH. Sacramenten te ontvangen
voor haar eeuwigen Rechter moest verschynen.
De dertig jaren, gedurende welken tyd
zg het huishouden des priesters bestierde,
hadden haar in de kleinste byzonderheden
der parochie ingewijd. Haars inziens moest
een goede pastoorshuishoudster zich niet
alleen tot haar kenken bepalenzg moest
zich op de hoogte honden van alles, en bij
tijd en gelegenheid iedereen met raad en
daad bystaan.
Op het eerste woord van den boodschapper,
den kleinen Jacob, had Gonda den geheelen
omvang van het gevaar begrepen.
Ze liet de borden, die ze juist bezig was
te wasschen, in den steek en zei, terwijl
ze naar buiten spoedde
Loop naar den dokter, ventje, ik zal
je boodschap wel overbrengen,
Ze kwam dan schier buiten adem aan-
loopeu, en zette, om beter adem te kunnen
scheppen, beide armen in de zyde, den
pastoor, zooals boven verhaald werd, toe
roepend.
Deze stond midden onder de arbeiders
op een hooge stelling, het werk leidond
van een nieuwe kerk ter eere van den
H. Jozef, daar bg niet onbedreven in de
bouwkunst was.
Reeds meer dan dertig jaar was L... nog
altijd zijn eerste plaats, en waarechgoiyk'
zou hg ook diér eens sterven. Hij had
twee derde zijner parochianen gedoopt, was
goed jegens een ieder en had zich aller
achting en de liefde van verreweg de meesten
weten te verwerven. Hg was gastvrij en
liefdadig, zoodat zgn lof op ieders lippen
zweefde. Daarenboven leefde bg zeer sober
voor zich zelf. De trouwe Gonda maakte
daar geen geheim van, en beweerde, dat dit
het e6nige geheim was, dat zg niet voor
zich kon behoudeD,
Eén ding slechts had het hart van den
goeden pastoor by het betrekken zgner
nieuwe parochie mishaagd, de oude, ver
vallen kerk namelijk, die meer op een
schuur dan op een Godshuis geleek, en zoo
dikwijls hg het armoedig gebouw betrad,
bloedde zgn hart; en toch dageigks, meer
malen daags, bezocht hg er zgn Heiland.
Aan herstellen viel niet te denken en dus
moest men zien om een nieuwe te bouwen.
Dat was dan ook da eenige droom, het
eerste onderwerp der gesprekken en gebeden
van den vromen priester. Maar met wat
moeiiykheden van allerlei aard bad hg te
kampen I
Doch hg wist ze te boven te komenzgn
vurige wensch zou in vervulling gaan, en
than* bonwde men een prachtige gothische
kerk. Hg zelf volgde met buitengewone
belangstelling alles tot in de kleinste by
zonderheden, en in zgn vrye uren liep hg
dageiyk» met grove klempen aan de voeten
over het morsig terrein, om de werklieden
door zijn tegenwoordigheid aan te wakkeren
met moed voort te werken. Men kan zich
verbeelden, hoe het hem te moede was, toen
hij Gonda daar op eens hoorde roepen
Ganw, gauw, kom eens naar beneden I
Zonder iets te zeggen verliet hij terstond
de stelling, waarop hg stond, en daalde
met jongelingsvlugheid langs de ladder naar
beneden. Hy ijlde naar de pastorie, nam de
H. Olie, zgn stola en gebedenboek, want
de koster woonde aan het andere eind van
het dorp en ieder oogenblik was kostbaar.
De ontstelde Gonda liep hem na, terwyi
ze voortdurend aan haar heer allerlei wel
gemeende wenken gaf.
Hebt ge nu ook alles wat noodig ia,
mynheer pastoor 7 Nn, loop maar niet te
hard, want 't zgn vijf kwartiertjes tot aan
den Vogelstang I
Ja, ja, ik weet het, maar 't is een
goede weg I
De avond zal gauw invallen; u deed
goed een overjas aan te trekken, want 't
zal van avond koud zgn.
Neen, dat is oonoodig I
Neem ook niet den weg langs het
bosch, als ik u bidden magde andere is
wei eenige minuutjes om, maar veel veiligeT.
Wees gerust, Gonda.
Als die nevel maar 'niet tot regen om
slaat... Zou ik de doodsklok laten luiden?
Wacht maar, tot ik van den zieke
terug ben.
Wil ik n den koster nasturen
Goed, goed I
Reeds was de pastoor de deur uit, toen
zyn huishoudster hem nog nariep
Loop nn maar niet zoo hard, mijnheer
pastoor, neem den grooten weg en zorg,
dat gy u niet bezweet 1
Na etteHjke minuten had 's Heeren dienaar
het dorp achter den rug en snelde met
rassehe schreden voort naar den zieke, by
wien al zgn gedachten waren. De toestand
dier arme ziel-hield hem geheel bezig, en
eerst nu bemerkte hg, dat hg in der haast
vergeten had zgn klompen uit te doen. Zelfs
de opmerkzame Gonda waz het ontgaan
aan alles had zg gedacht behalve daaraan.
Waarschijnlijk viel het haar nn in en be
treurde zg thans haar onachtzaamheid.
Wat zal de pastoor doen 7 Terngkeeren
Onmogelijk I 't Geldt een onsterflyke ziel en
de dood toeft niet. Wat dan aangevangen 7
Hg trekt zyn klompen uit, neemt ze onder
den arm en loopt verder op zyn kousen.
Sneller en sneller ging hij nu voort, en
wie weet of het kwartiertje, dat hg zoodoende
uitwon, niet de oorzaak was van het zalig
afsterven vau den armen Parings. Wel
moesten zyn kousen en insgeiyks zyn voeten
het bezOren, maar wat kan dat een priester
deren, die blaakt van zielenyver 7
Ook zal Gonda zich straks wel weer doen
hooren, maar zg zal toch voortaan ook weer
nieuwe stof hebben om den lof van haar
meester te verkondigen. Tot nu toe deelde
zg iedereen in vertrouwen mee, hoe de
pastoor van dag tot dag zieh meer en meer
verstierf, hoe hg onlangs zyn laatste linnen
goed had weggeven, en zg het vleesoh,
voor den pBstoor bestemd, niet zelden naar
de zieken moest brengen. Nn kon ze er ook
nog bg vertellen, dat de vrome man den
geheelen weg van de paatorie tot den Vogel
stang op de bloote voeten had afgelegd om
een ziel te redden.
De pastoor was middelerwijl bg zyn zieke
gekomen, dien hg biecht hoorde en het
H. Oliesel toediende.
Terwgi de goede dorpsherder dan op
bioote voeten zyn weg vervolgde, halfluid
dan rozenkrans ter eere van de Toevlucht
der zondaars biddend, bad hg niet opge
merkt, dat een zgner parochianen hem een
eindweegs gevolgd had. 't Was een zgner
weinige afgedwaalde schaapjes. Toen hij zijn
pastoor zoo met verdubbelde schreden zonder
schoenen naar een stervende zag yien, ge
loofde hg zyn oogen niet en begon onwille
keurig na te denken. «Men zegt, dat de
priesters zelf niet gelooven, wat ze leeren
en preeken, en dat zg zelf niet doen, wat
ze anderen aanraden... Dat ls toch niet
waar... hier is wel degelijk een bewys
Wie dwingt hem barrevoets te loopen?...
Er is dus wel degelijk een hel te myden,
een hemel te winnen
Deze en dergeiyke gedachten kwamen op
en verdrongen zich bg hem, ze verlichtten
zijn geest en bewogen zyn hart.
Hg werd hoe langer zoo dieper geroerd.
Achwat ben ik een ongelukkige, zuchtte
hg I Als ik nu eens zou sterven... brrl...
als een hond, want zoo leef ik ook... Wie
weet of ook myn nor niet naby is. De arme
Parings dacht gisteren ook niet, dat het
zoo gauw met hem gedaan zou zyn I
Dienzelfden avond, toen de klok der kerk
reeds negen unr geslagen bad en de lampen
reeds nitgebrand waren, sloop er Iemand
naar de pastorie en schelde bescheiden aan
het poortje.
Wie mag daar nog zoo laat bellen,
zeide Gonda by zieh zelve, terwyi ze naar
voren slofte. Wie is daar 7 vroeg ze voor
de gesloten deur.
Maak eens open, als 't n belieft I
Is het voor een zieke 7 wat verlangt gij
Ik wilde mynheer pastoor spreken I
Nu nogl Hg is zear moe, Kunt ge
morgen niet terugkomen 7
Neen
Dan wacht maar een oogenblikje. Ik
zal eens hooren I
't Antwoord laat zich gemakkelijk raden,
Gonda moest den bezoeker binnenlaten.
Gij hier, myn beete vriend I zoo heette
de pastoor zyn parochiaan recht harteiyk
welkom, ofschoon wel een weinig verwon
derd. Gij hier, en det zoo laatl Wat voert
u hierheen, en waaraan heb ik het geluk
te danken u hier te zien Neem plaat* I
Wat ik hier kom doen?... Komaan,
ik zal het u maar terstond zeggen. Ik wil
biechten I
BiechtenWerkeiyk O myn zoon,
welk een bigde tgding voor uw pastoor...
Zeker, zeker ik ben tot nw dienst... Maar
hoe kom je er zoo op eens toe... waarom
nog dezen avond? 't Is dus wel een plot
selinge bekeering 7
Ja, mynheer pastoor, uw klompen
hebben mg tot inkeer gebracht
Ais een vuurtje ging het geval door het
dorp rond, en de oude, dierbare herder
steeg nog hooger in ieders achting, want
allen waren zeer gesticht door het verhaal,
dat de bekeerling, aan ieder die het maar
hooren wilde, deed over de klompen van
mynheer pastoor.
Openbare gebeden voor H. M. de
Koningin.
Z. D. H. Mgr. A. J. Cellier, bisschop vau
Haarlem, heeft bepaald, dat van af Zondag
17 Januari e.k., in. alle kerken van zyn bis
dom, henevens in alle kapellen, waarover
een rector is aangesteld, na alle vastgestelde
H.H. Missen op Zon- en feestdagen, 5 maal
het Onze Vader en Wees Gegroet zal gebeden
worden, teneinde door deze voorbede der
geloovlgen, In deze dagen der bigde ver
wachting, het welzyn van H. M. onze geëer
biedigde Koningin van God af te smeeken.
Een jubileum.
Iu den loop dezer maand zullen de Zusters
van het z.g. kleine klooster te Weltevreden,
het gouden feest vieren van het bestaan
hsrer inlichting. Deze onderwijs inrichting
die In da vijftig jaren van haar bestaan zich
uit een nietig zaadje ontwikkeld heeft tot
een grooten boom met overvloedige vruchten,
is niet alleen te Weltevreden, maar over ge
heel Java, ja geheel Insnlinde zeer gunstig
bekend.
Talrijk zyn de leerlingen, die daar ondeT
de leiding der Eerw. Zusters hare opvoeding
genoten en die wetenschappen en vaardig
heden opdeden, noodig om den strgd des
levsna goed te etryden.
Zooals wy vernemen, is men reeds met
alle kracht aan 't werk om dit feest op
waardige wyze te vieren.
Bovendien hebben eenige oud leerlingen,
geheel uit eigen initiatief, een comité ge
vormd, dat zich voorstelt de Znsters op dien
dag te verrassen met een prachtig geschenk,
gekocht uit de bijdragen van hare vroegere
scholieren.
Vroegrijp» dieren.
Praetiiche landbouwer* weten heel goed,
dat dieren van een zelfde soort niet in den
zelfden tyd volgroeid kunnen zyn en voor
verschillende levensfuncties geschikt. Zyn
de dieren vroeg volwassen, dan noemt men
ze vroegrijp, duurt het lang eer ze uitgegroeid
zyn, dan heeten ze laat rijp. En nu ie het
wel toevallig, dat deze eigenschappen vry
wel overgaan op de nakomelingen, dus over
erven. Toch moet men hierby in aanmerking
nemen, dat ook voeding en verpleging in
dezen heel veel vermogen. Het is nn maar
de VTaag welke dieren wy graag vroegryp
hebben. Natunrlyk alle, welke voor de slacht
bank moeten dienen. In hoe korter tyd een
beest vetgemest kan worden, hoe voordeellgeT
voor den hoer, dat spreekt als een boek.
En wanneer iemand zich wydt aan de
mestery van koeien, varkens of Bchapen, dan
ls er hem veel aan gelegen vroeg rype
exemplaren daarvoor te bestemmen. Deze
vroegrijpheid kenmerkt zich uitwendig reeds
eenigsiins aan het dier door een fijn ge
raamte, een «enigszins gedrongen liehaams-
vorm, korte pooten, breede gewelfde borat
en tamelijk breeden rug. By deze dieren zet
zich in da beenderen, welke oorspronkeiyk
grootendeels uit kraakbeen bestaan, al heel
spoedig voldoende koolzure kalk af, waar
door de beenderen vroeg verbeenen en in
korten tyd uitgegroeid zijn. By de voeding
en de verpleging moet men er op letten,
dat men door krachtig voer in weinig massa
genoeg voedende bestanddeelen geeft, waar
onder vooral een goede hoeveelheid eiwit,
Daardoor worden de spysverteringsorganen
krachtig ontwikkeld en de beesten kunnen
steeds het krachtvoer volkomen verteren.
Daardoor is het niet noodig, dat vroegrype
dieren een groote maag en groote inge
wanden krijgen en ze zuilen die by goede
behandeling ook niet hebben. Een gevolg
hiervan is weer, dat ze by 't slachten minder
afleggen en door den slager graag gewild
worden, en dit te meer wyi ook de verhou
ding van vleeech tot been in het voordeal
van den slager is. Voor den boer zit hat
groote voordeel hierin, dat die vroegrype
dieren in heel korten tijd vetgemest kunnen
worden en puik vleesch leveren, dat byzonder
uitmunt door malschheid. Nn moge het waar
iyn, det vroegrypheid niet bevorderlijk ia
voor een lang leven, maat welke onzer huis
dieren laat men van ouderdom doodgaan4-?
Wanneer men in de fokkerij een weinig de
vroegrypheid betracht, zal men zyn dieren
toch zeker vroeger voor het doel gereed
hebben, waarvoor het werd gehouden. En
al mogen b.v. vroegrype koeien niet zoo lang
voor de melkgift dienen als laatrype, dan
biytt toch het voordeel, dat ze na 't afmel
ken gemakkelijker en goedkooper gemest
worden. En dat vroegryp en goede melkgift
kunnen samengaan, bawyst het Nederlandsshe-
rundvee, dat in dubbele richting wordt ge-
1
1
:3
t! 'I
¥M
■M
V. t.v V-,--- 'V
ttoÉtBÉÉ-