-KMAAR. D. IERD. ophandel, OMESTIBLES. nheden. ib „St. PETRUS," IEKJE A i i m u Ëm x i Ho. 408 sen en losse 3 Alkmaar, temisch en erzoek. Landbouw. 1 1 O van DEN BOOGAARD. aposito's, angestraat, Alkmaar. xxxxxxxxtfUl schillende werken. (middelen, technische billijk tarief. IOOD te HEILOO. aio voor de Beevaart. A. Kosters. Alkmaar.' Zaterdag 16 Januari 1909. TWEEDE BLAD. KALENDER voor de dagen der week. 17 JAHÏÏARI. Be wraak van een Ds klompen van den Pastoor, KERKNIEUWS v..X,. IBSE, OMITÉ der KATHOLIEK lieken, die belang atellen in erzooht, den -rs-ULS ..s«, '8 avonds 73/* uur, in Nov. 1904. KONIJN, Dijk, Alkmaar. HKLAVER, Kassier. ra en zijn advertentiën 3ere in ke regel meer 6 eest. m gunstiger conditiën, gunstige gelegenheid, lieberichten, (geboorte-, goedkoope wijze een leden en vrienden. Administratie. O C OS. ital vermeerderd: sociale en tuur, verhalen voor de jeugd. om voor weinig geld goede, F. WANNA, Apotheker—Scheikundige. ;en door Pb. EPPINK, Pr. en bij de Boekhandelaren: oterstraat; A. KLOOSTER, in en Wed. STROOMER, tAR, 't Zand; W. VAN reH. STUMPEL. Hoorn z., AkerslootO. BRAKEN- Nö, Purmerend. 1 ONS *f 17 Jaa Zondag. Feest van den Zoeten Naam Jezus. EvangelieDe brui. lofi te Cana in Qalilea. Joannes II1—II. 18 Maandag. St. Petrus Stoel te Rome. 19 Dinsdag. H. Canutns, Koning van Denemarken, Martelaar. 90 Woensdag. H H. Fabianna en Sebas- tianns, Martelaren. 91 Donderdag. H. Agnes, Maagd en Martel. 92 Vrijdag. H H. Vincentius en Anas- tasiua, Martelaren. 28 Zaterdag. Verlov. der H. Maagd Maria. Tweede Zondag na Driekoningen. Derde Zondag der Maand. Les uit den brief van den H. apostel Paulus aan de Romeinen; XII, 6 16. BroedersDaar wij gaven bezitten, die, naar de ons gesohonkene genade, verschillend zijn, hetzij profetie, laten wij ze gebruiken overeenkomstig den regel des geloofshetzij dienstambt, laten wij het uitoefenen in het bedienen hetzij iemand leeraar is, laat hij zich beg veren in het leeraren, vermaner, in het vermanendie uitdeelt, doe het in eenvoudigheid, die overste is, zjj het met ijver, die barmhartigheid doet, oefene ze in blijmoedigheid. De liefde zij onge veinsd. Haat het kwaad, hecht u aan het goedbemint elk ider met brocder- Igke liefde voorkr elkander in eer betoon zijt niet .ag in ijverweest vurig van geest-ent den Heerver blijdt u in de hoopzijt geduldig in de verdrnkkingvolhardt in het gebed weest mededeelzaam voor de behoeften der heiligenoefent gaarne gastvrijheid Zegent die n vervolgen, zegent en vloekt nietVerblijdt n met de bigden, weent met de weenendenzjji eensgezind onder elkandertracht niet naar het hooge, maar hebt smaak voor het nederige Evangelie volgens den H. Joannes II, 1-11. To dien tjjde was er eene bruiloft te Kana in Oalileaen Jesus' Moeder was daar. En ook Jesus werd met zijne leer lingen ter bruiloft genoodigd. Toen er nu gebrek aan wjjn was, zeide de Moe der van Jesns tot Hem zjj hebben geen wijn. Jesns zeide haar wat heb Ik met u te doen, Vrouwe? Mijn nnr is nog niet gekomen. Zijne moeder zeide tot de bediendendoet alles wat Hij n zeggen zai. Er stonden nn daar, ingevolge de reiniging der Joden, zés steenen krui ken, houdende elk twee of drie metre ten. Jesns zeide hun vult de kruiken met waterEn zij vulden ze tot boven toe En Jesns sprak tot henschept nu en brengt het aan den hofmeester I En zjj brachten het. Zoodra nn de hofmeester hot water, dat wijn geworden was, ge proefd had (hij toch wist niet van waar die wasdoch de bedienden, die het water geBohept hadden, wisten hetriep bjj den bruidegom en zeide tot hem leder mensch stelt eerst den goeden wijn op en, nadat men goed gedronken heeft den minderen doch gij hebt den goeden wijn tot nu toe bewaard Dit eerste der wonderteekenen deed Jesus te Kana in (ialilea en openbaarde zjjne glorieen zijne leerlingen geloofden in Hem. Brahim wae een eerzaam kampoug(dorps) bewoner, die er warmpjes inzat Zijn peper tuinen wierpen een behoorlijke rente af en ook de paddi (rijst) gedijde goed op de uit gestrekte sawahs (velden), die hg de zgne noemde. Hg was een goed geloovig Maho- medaan en tevens een goed huisvader en genoot als zoodanig de achting zijner mede burgers. Dat hg door zijn rgkdom ook vele bengders had, ligt voor de hand. Wien bet goed gaat op dit ondermaansche en vooral door eigen vhjt, wordt zijn welstand misgund. Dit is een voldongen feit zoowel by de aoo genaamd beschaafde als onbeschaafde volkeren. Brahim bekommerde zich weinig om die afgunst en bemoeide zich alleen met Allah, zijn zaken en zijn gezin. Hg hield veel van zijne kinderen, doch zijn ongeveer 6 jarige Ketjik was vaders oogappel. Daar brak de Atjehkrijg uit. Oelama's (Mahomedeanrche dweepzieke, geesteigke drgvers) trokken het land door en predikten den heiligen oorlog tegen de gehate oage loovigen, de Hollandsche bondon. In massa's trok de bevolking, geleld door de fanatieke Muzelmansche priesters, Kratonwaarts, ten einde het land te zuiveren van de «onreine* horden. Ook Brahim, die zich steeds huiten «Ie veelvuldige binnenlandsche twisten had gehouden, werd, nu het den strijd gold tegen dëv vganden van zgn geloof en vaderland, aangetast door blinde dweepzucht. Met een heiligen eed zwoer hg, goed en bloed veil te hebben voor Profeet en geboortegrond. Dit besluit van den anders vreedzemen i,. man was den drijvers zeer welkom, eu tg plunderden zijn welvoorziene voorraadschuren, alles voor de goede zaak. Brahim, na zgn klewang (sabe!) gewet en zgn rentjong (dolk) gescherpt te hebben, trok op ten strijde. Gedurende vijf jaren kampte hg tegen de Hollanders. Wel was al spoedig, door hetgeen hij waarnam, zgn vaderlandsliefde aanmerkelijk bekoeld, doch hg streed nog voor zijn eed en zgn geloof. In ruil voor den afstand van een groot deel zgner goederen, bad men Brahim den titel van panglima (krggshoofd) aangeboden, doch die belooning was beslist door hem geweigerd. Eenigen zijner felste benijders, dorpsge- noot en van Brahim, nog altijd tuk op de pepertuinen en u'tgestrekte rijstvelden, was het reeds ge'ukt het wantrouwen op te wekken tegen hun edelen landsman. De verkoeling zgner gloeiende geestdrift had reeds achter docht gewekt, en de laster der4 de rest. Op zekeren dag, na een schermutseling, verraste men den menschlievesden Atjehe; bg het verloeneu van hulp aan een zwaar gewonden vijand. Dat was genoeg. Met den gekwetste werd hg op de plaats zelve door klewanghouwen om het leven gebracht. Zoo vond Brahim, gebrandmerkt als een verrader, den dood. Vrouw en kinderen werden meedoogenloos verjaagd, en de buit was nu weldra, verdeeld. Het huisgezin van den vermoorde kon nauwelijks een onderdak vinden bg een hunner bloedverwanten. Een schamele wo ning werd hun tot verblijfplaats aangewezen en het voedsel hun toegeworpen als aan gladakkers. Brahim's vrouw overleefde haren echtgenoot niet lang, doch voor haren dood had zg in het hart van den jongen Ketjik de kiem geplant van ormitwischbaren haat tegen zgne landgecooten. Welig schoot het plantje omhoog, toen de su ongeveer 12-jarige getuige was van de mishandeling van het lijk zijner moeder. Geen traan werd door hem vergoten, toen men het lichaam van Brahims vrouw den kaaiman ten prooi wierp. Hoe jong nog, Ketjik wist zich reeds te beheerschen, gehard als hij was in de school van het lijden. Zijne saamgeperste lippen en gebalde vuisten zeiden echter genoeg. Een der hadji's (Mekka pelgrims, dia in hooge eer bg de Mahomedanen staan) die den knaap had gadegeslagen, begreep onmid dellijk, dat er een sterke geest in hem schuilde en vormde het plan dezen dienst baar te maken aan de zaak der vrijheid. Hij bracht Ketjik op een dier scholen, wier leerplan geheel en alleen gericht Is op den strijd tegen bet Christengeloof en de ver- heerigking van het Mahomedanisme. Op deze inrichtingen worden die dwepers gekweekt, welke met de grootst mogelijke doodsverachting in de kogels en bajonetten hunner tegenstanders het Paradijs zoeken. Ketjik toonde zich een uitmuntend leer ling. Zgn volgzaamheid en lust tot kennis strekten ten voorbeeld, maar, terwijl hij de spreuken uit den Koran opdreunde, zag hij voor zich de bloedige, om wraak roepende schimmen zijner culers. Zgn lippen prevelden dood en verdoemenis aan de ongeloovigen, doch in zgn hart vloekte hij zijne land genooten, de beulen zijner arme moeder, de moordenaars zyns vaders. De knaap groeide op tot een flink en krachtig gebonwd jongeling. Zyne leermeesters waren uiterst tevreden over hem, en toen hg den wensch te kennen gaf, het zwaard aan te gorden tot verdelging der ongeloovigen, werd zgn verzoek onmiddeliyk ingewilligd. Hadden zijn onderwijzers geweten, dat zgn krijgsroep »Allah is groot, en Mahomed is zgn profeet* niet de blanda's gold, dan had men hem niet zoo spoedig laten gaan. Nu ging het uur der vergelding slaan. Hg zou handelen volgens een te voren vastgesteld, weloverwogen plan. Reeds eenige dagen na de inwilliging van zgn verzoek, vertrok de jongeling met een honderdtal makkers naar het tooneel van den strgd. Zooals Ketjik verwacht had, gebeurde. In het brandpunt van verzet bevond zich een reeks sterke bentings (forten), en in een van deze werd de jeugdige Atjeher ingedeeld. De bezetting bestond u't 150 man, grooten- deels bewapend met Beaumontgeweer en tromplader. De vele hindernissen en hare ligging op een heuvel maakten deze benting tot een sterke veste, waarvoor de Hollanders zeker het hoofd zouden stooten. Van spionnen, waarvan men er etteigke onder de zooge naamd hevrienden van de >Kompenie< telde, was vernomen, dat de aanval der blanda's (blanken) op deze benting», niet lang meer zou uitblijven, en om die reden was de bezetting aanzienlijk versterkt. In lange kolonnes rukken onze Hollandtsohe bataljons op tegen de Atjehsehe verster kingen de bajonetten flonkeren in het helle zonlicht en doen do troepen geigken op reusachtige, schitterende slangen, zich kron kelend over heuvel en dal. Weldra kraken de eerste salvo's ter be antwoording van het ongeregelde vuur der Atjeher». Naarmate de bataljons voortschre den, trekken de aangevallenen zich terug op hunne bentings. Van hieruit geven zg een overstelpend vuur af op de tegenpartg, maar al treCen enkele kogels hu* doel, de kolonnes naderen en ontplooien zich. De eersta benting, tevens een der grootste eu sterkste, is nog slechts op koi ten afstand verwijderd, en de stormloop neemt een aanvang. Drie zyden van de bijna onneembare sterkte braken vuur en vlam. Het dondert en knettert van de wallen, en snlzend en sissend vliegt het doodend lood in de wild aanstormende menscbenmassa. De tegenstand is groot, de hinderpalen zgn vele. De eenige toegang is afgesloten door een stevige poort van zware palissaden. Het bigkt den aan vallers onmogeigk er in te komen, zg zgn genoodzaakt zich met groot verlies terug te trekken. Maar, wat is dat 7 Een stoere Atjeher, een witten doek zwaaiend, verschijnt op een der wallen. In het volgende oogenblik springt hij naar beneden en opent voor de verbaasde blikken vau vriend en vijand den eenigen toegang tot de benting. Een woedend gehuil stygt op uit de ver sterking, het regent in het wild afgeschoten kogels op den verrader, en eenige Atjehers vliegen naar den toegang, doch 't is te laat. Met een donderend «hoera* stormen de Hol landers naar binnen en de kamp ie beslist. Een korte rilling schokt het lichaam van Ketjik bg het aanschouwen van het bloed bad, maar dan, met een plotseliiigen ruk zich herstellend, fluistert hij«Gewroken vader, gewroken moeder I* Ketjik is nu sedert jaren een der meest betrouwbare gidsen van de «Kompenie*. (L. K) Mynheer pastoor... Mynheer pastoor... gauw I gauw I kom eens naar beneden I Maar wat is er dan toch, Gonda, wat is er gebeurd Gauw, haast, u toch. Gij moet aanstonds bg Parings aan den Vogelstaug komen, de man is van een vyftien voet hooge ladder gevallen. Hij ichgnt ontzaglijk veel bloed verloren te hebben en ligt op het uiterste Groote God, ontferm U zijner 1 zuchtte de priester, terwgi hij zgn blikken ten hemel sloeg. Maar haast u dan toch, mijnheer pas- j toor. De kleine Jacob was zooeven hier om u te halenhg is reeds naar den dokter. Maar pas op, dat ge zelf niet van de ladder valt. Eén is meer dan genoeg. Voorzichtig toch, voorzichtig I Staat de ladder ook wel vast Heeremyntyd I zuchtte ze stil, als bg eens op zgn klompen uitgleed in zgn ijver om anderen te helpen I Zoo praatte en kermde Gonda, de huls- hondster van den pastoor te L Trols haar 68 jaren was zg komen toe- geloopen om haar meester de droevige bood schap te brengen, want haar oprecht geloof gaf baar als bet ware vleugelen, wanneer er hulp moest verleend worden. Zg dacht slechts aan het lot van een arme ziel, die zonder de HH. Sacramenten te ontvangen voor haar eeuwigen Rechter moest verschynen. De dertig jaren, gedurende welken tyd zg het huishouden des priesters bestierde, hadden haar in de kleinste byzonderheden der parochie ingewijd. Haars inziens moest een goede pastoorshuishoudster zich niet alleen tot haar kenken bepalenzg moest zich op de hoogte honden van alles, en bij tijd en gelegenheid iedereen met raad en daad bystaan. Op het eerste woord van den boodschapper, den kleinen Jacob, had Gonda den geheelen omvang van het gevaar begrepen. Ze liet de borden, die ze juist bezig was te wasschen, in den steek en zei, terwijl ze naar buiten spoedde Loop naar den dokter, ventje, ik zal je boodschap wel overbrengen, Ze kwam dan schier buiten adem aan- loopeu, en zette, om beter adem te kunnen scheppen, beide armen in de zyde, den pastoor, zooals boven verhaald werd, toe roepend. Deze stond midden onder de arbeiders op een hooge stelling, het werk leidond van een nieuwe kerk ter eere van den H. Jozef, daar bg niet onbedreven in de bouwkunst was. Reeds meer dan dertig jaar was L... nog altijd zijn eerste plaats, en waarechgoiyk' zou hg ook diér eens sterven. Hij had twee derde zijner parochianen gedoopt, was goed jegens een ieder en had zich aller achting en de liefde van verreweg de meesten weten te verwerven. Hg was gastvrij en liefdadig, zoodat zgn lof op ieders lippen zweefde. Daarenboven leefde bg zeer sober voor zich zelf. De trouwe Gonda maakte daar geen geheim van, en beweerde, dat dit het e6nige geheim was, dat zg niet voor zich kon behoudeD, Eén ding slechts had het hart van den goeden pastoor by het betrekken zgner nieuwe parochie mishaagd, de oude, ver vallen kerk namelijk, die meer op een schuur dan op een Godshuis geleek, en zoo dikwijls hg het armoedig gebouw betrad, bloedde zgn hart; en toch dageigks, meer malen daags, bezocht hg er zgn Heiland. Aan herstellen viel niet te denken en dus moest men zien om een nieuwe te bouwen. Dat was dan ook da eenige droom, het eerste onderwerp der gesprekken en gebeden van den vromen priester. Maar met wat moeiiykheden van allerlei aard bad hg te kampen I Doch hg wist ze te boven te komenzgn vurige wensch zou in vervulling gaan, en than* bonwde men een prachtige gothische kerk. Hg zelf volgde met buitengewone belangstelling alles tot in de kleinste by zonderheden, en in zgn vrye uren liep hg dageiyk» met grove klempen aan de voeten over het morsig terrein, om de werklieden door zijn tegenwoordigheid aan te wakkeren met moed voort te werken. Men kan zich verbeelden, hoe het hem te moede was, toen hij Gonda daar op eens hoorde roepen Ganw, gauw, kom eens naar beneden I Zonder iets te zeggen verliet hij terstond de stelling, waarop hg stond, en daalde met jongelingsvlugheid langs de ladder naar beneden. Hy ijlde naar de pastorie, nam de H. Olie, zgn stola en gebedenboek, want de koster woonde aan het andere eind van het dorp en ieder oogenblik was kostbaar. De ontstelde Gonda liep hem na, terwyi ze voortdurend aan haar heer allerlei wel gemeende wenken gaf. Hebt ge nu ook alles wat noodig ia, mynheer pastoor 7 Nn, loop maar niet te hard, want 't zgn vijf kwartiertjes tot aan den Vogelstang I Ja, ja, ik weet het, maar 't is een goede weg I De avond zal gauw invallen; u deed goed een overjas aan te trekken, want 't zal van avond koud zgn. Neen, dat is oonoodig I Neem ook niet den weg langs het bosch, als ik u bidden magde andere is wei eenige minuutjes om, maar veel veiligeT. Wees gerust, Gonda. Als die nevel maar 'niet tot regen om slaat... Zou ik de doodsklok laten luiden? Wacht maar, tot ik van den zieke terug ben. Wil ik n den koster nasturen Goed, goed I Reeds was de pastoor de deur uit, toen zyn huishoudster hem nog nariep Loop nn maar niet zoo hard, mijnheer pastoor, neem den grooten weg en zorg, dat gy u niet bezweet 1 Na etteHjke minuten had 's Heeren dienaar het dorp achter den rug en snelde met rassehe schreden voort naar den zieke, by wien al zgn gedachten waren. De toestand dier arme ziel-hield hem geheel bezig, en eerst nu bemerkte hg, dat hg in der haast vergeten had zgn klompen uit te doen. Zelfs de opmerkzame Gonda waz het ontgaan aan alles had zg gedacht behalve daaraan. Waarschijnlijk viel het haar nn in en be treurde zg thans haar onachtzaamheid. Wat zal de pastoor doen 7 Terngkeeren Onmogelijk I 't Geldt een onsterflyke ziel en de dood toeft niet. Wat dan aangevangen 7 Hg trekt zyn klompen uit, neemt ze onder den arm en loopt verder op zyn kousen. Sneller en sneller ging hij nu voort, en wie weet of het kwartiertje, dat hg zoodoende uitwon, niet de oorzaak was van het zalig afsterven vau den armen Parings. Wel moesten zyn kousen en insgeiyks zyn voeten het bezOren, maar wat kan dat een priester deren, die blaakt van zielenyver 7 Ook zal Gonda zich straks wel weer doen hooren, maar zg zal toch voortaan ook weer nieuwe stof hebben om den lof van haar meester te verkondigen. Tot nu toe deelde zg iedereen in vertrouwen mee, hoe de pastoor van dag tot dag zieh meer en meer verstierf, hoe hg onlangs zyn laatste linnen goed had weggeven, en zg het vleesoh, voor den pBstoor bestemd, niet zelden naar de zieken moest brengen. Nn kon ze er ook nog bg vertellen, dat de vrome man den geheelen weg van de paatorie tot den Vogel stang op de bloote voeten had afgelegd om een ziel te redden. De pastoor was middelerwijl bg zyn zieke gekomen, dien hg biecht hoorde en het H. Oliesel toediende. Terwgi de goede dorpsherder dan op bioote voeten zyn weg vervolgde, halfluid dan rozenkrans ter eere van de Toevlucht der zondaars biddend, bad hg niet opge merkt, dat een zgner parochianen hem een eindweegs gevolgd had. 't Was een zgner weinige afgedwaalde schaapjes. Toen hij zijn pastoor zoo met verdubbelde schreden zonder schoenen naar een stervende zag yien, ge loofde hg zyn oogen niet en begon onwille keurig na te denken. «Men zegt, dat de priesters zelf niet gelooven, wat ze leeren en preeken, en dat zg zelf niet doen, wat ze anderen aanraden... Dat ls toch niet waar... hier is wel degelijk een bewys Wie dwingt hem barrevoets te loopen?... Er is dus wel degelijk een hel te myden, een hemel te winnen Deze en dergeiyke gedachten kwamen op en verdrongen zich bg hem, ze verlichtten zijn geest en bewogen zyn hart. Hg werd hoe langer zoo dieper geroerd. Achwat ben ik een ongelukkige, zuchtte hg I Als ik nu eens zou sterven... brrl... als een hond, want zoo leef ik ook... Wie weet of ook myn nor niet naby is. De arme Parings dacht gisteren ook niet, dat het zoo gauw met hem gedaan zou zyn I Dienzelfden avond, toen de klok der kerk reeds negen unr geslagen bad en de lampen reeds nitgebrand waren, sloop er Iemand naar de pastorie en schelde bescheiden aan het poortje. Wie mag daar nog zoo laat bellen, zeide Gonda by zieh zelve, terwyi ze naar voren slofte. Wie is daar 7 vroeg ze voor de gesloten deur. Maak eens open, als 't n belieft I Is het voor een zieke 7 wat verlangt gij Ik wilde mynheer pastoor spreken I Nu nogl Hg is zear moe, Kunt ge morgen niet terugkomen 7 Neen Dan wacht maar een oogenblikje. Ik zal eens hooren I 't Antwoord laat zich gemakkelijk raden, Gonda moest den bezoeker binnenlaten. Gij hier, myn beete vriend I zoo heette de pastoor zyn parochiaan recht harteiyk welkom, ofschoon wel een weinig verwon derd. Gij hier, en det zoo laatl Wat voert u hierheen, en waaraan heb ik het geluk te danken u hier te zien Neem plaat* I Wat ik hier kom doen?... Komaan, ik zal het u maar terstond zeggen. Ik wil biechten I BiechtenWerkeiyk O myn zoon, welk een bigde tgding voor uw pastoor... Zeker, zeker ik ben tot nw dienst... Maar hoe kom je er zoo op eens toe... waarom nog dezen avond? 't Is dus wel een plot selinge bekeering 7 Ja, mynheer pastoor, uw klompen hebben mg tot inkeer gebracht Ais een vuurtje ging het geval door het dorp rond, en de oude, dierbare herder steeg nog hooger in ieders achting, want allen waren zeer gesticht door het verhaal, dat de bekeerling, aan ieder die het maar hooren wilde, deed over de klompen van mynheer pastoor. Openbare gebeden voor H. M. de Koningin. Z. D. H. Mgr. A. J. Cellier, bisschop vau Haarlem, heeft bepaald, dat van af Zondag 17 Januari e.k., in. alle kerken van zyn bis dom, henevens in alle kapellen, waarover een rector is aangesteld, na alle vastgestelde H.H. Missen op Zon- en feestdagen, 5 maal het Onze Vader en Wees Gegroet zal gebeden worden, teneinde door deze voorbede der geloovlgen, In deze dagen der bigde ver wachting, het welzyn van H. M. onze geëer biedigde Koningin van God af te smeeken. Een jubileum. Iu den loop dezer maand zullen de Zusters van het z.g. kleine klooster te Weltevreden, het gouden feest vieren van het bestaan hsrer inlichting. Deze onderwijs inrichting die In da vijftig jaren van haar bestaan zich uit een nietig zaadje ontwikkeld heeft tot een grooten boom met overvloedige vruchten, is niet alleen te Weltevreden, maar over ge heel Java, ja geheel Insnlinde zeer gunstig bekend. Talrijk zyn de leerlingen, die daar ondeT de leiding der Eerw. Zusters hare opvoeding genoten en die wetenschappen en vaardig heden opdeden, noodig om den strgd des levsna goed te etryden. Zooals wy vernemen, is men reeds met alle kracht aan 't werk om dit feest op waardige wyze te vieren. Bovendien hebben eenige oud leerlingen, geheel uit eigen initiatief, een comité ge vormd, dat zich voorstelt de Znsters op dien dag te verrassen met een prachtig geschenk, gekocht uit de bijdragen van hare vroegere scholieren. Vroegrijp» dieren. Praetiiche landbouwer* weten heel goed, dat dieren van een zelfde soort niet in den zelfden tyd volgroeid kunnen zyn en voor verschillende levensfuncties geschikt. Zyn de dieren vroeg volwassen, dan noemt men ze vroegrijp, duurt het lang eer ze uitgegroeid zyn, dan heeten ze laat rijp. En nu ie het wel toevallig, dat deze eigenschappen vry wel overgaan op de nakomelingen, dus over erven. Toch moet men hierby in aanmerking nemen, dat ook voeding en verpleging in dezen heel veel vermogen. Het is nn maar de VTaag welke dieren wy graag vroegryp hebben. Natunrlyk alle, welke voor de slacht bank moeten dienen. In hoe korter tyd een beest vetgemest kan worden, hoe voordeellgeT voor den hoer, dat spreekt als een boek. En wanneer iemand zich wydt aan de mestery van koeien, varkens of Bchapen, dan ls er hem veel aan gelegen vroeg rype exemplaren daarvoor te bestemmen. Deze vroegrijpheid kenmerkt zich uitwendig reeds eenigsiins aan het dier door een fijn ge raamte, een «enigszins gedrongen liehaams- vorm, korte pooten, breede gewelfde borat en tamelijk breeden rug. By deze dieren zet zich in da beenderen, welke oorspronkeiyk grootendeels uit kraakbeen bestaan, al heel spoedig voldoende koolzure kalk af, waar door de beenderen vroeg verbeenen en in korten tyd uitgegroeid zijn. By de voeding en de verpleging moet men er op letten, dat men door krachtig voer in weinig massa genoeg voedende bestanddeelen geeft, waar onder vooral een goede hoeveelheid eiwit, Daardoor worden de spysverteringsorganen krachtig ontwikkeld en de beesten kunnen steeds het krachtvoer volkomen verteren. Daardoor is het niet noodig, dat vroegrype dieren een groote maag en groote inge wanden krijgen en ze zuilen die by goede behandeling ook niet hebben. Een gevolg hiervan is weer, dat ze by 't slachten minder afleggen en door den slager graag gewild worden, en dit te meer wyi ook de verhou ding van vleeech tot been in het voordeal van den slager is. Voor den boer zit hat groote voordeel hierin, dat die vroegrype dieren in heel korten tijd vetgemest kunnen worden en puik vleesch leveren, dat byzonder uitmunt door malschheid. Nn moge het waar iyn, det vroegrypheid niet bevorderlijk ia voor een lang leven, maat welke onzer huis dieren laat men van ouderdom doodgaan4-? Wanneer men in de fokkerij een weinig de vroegrypheid betracht, zal men zyn dieren toch zeker vroeger voor het doel gereed hebben, waarvoor het werd gehouden. En al mogen b.v. vroegrype koeien niet zoo lang voor de melkgift dienen als laatrype, dan biytt toch het voordeel, dat ze na 't afmel ken gemakkelijker en goedkooper gemest worden. En dat vroegryp en goede melkgift kunnen samengaan, bawyst het Nederlandsshe- rundvee, dat in dubbele richting wordt ge- 1 1 :3 t! 'I ¥M ■M V. t.v V-,--- 'V ttoÉtBÉÉ-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1909 | | pagina 5