Gered.
Zaterdag 23 Januari 1909.
TWEEDE BLAD.
KALENDER
roor de dagen der week.
24 JANUARI.
•Biyt zitten, Geerhof, ik zal dien man
wel heipen. Wnt is dat? Hier hebt u drie
honderd gnlden, goeden middag..
Bibi-Loló,
Gemengd Nieuws.
ONS BLAD.
Si Jan. Zondag. Feest van de H. Familie.
EvangelieJezus geneest
een melaatsche. Mattheus
VII: 11—13.
26 Maandag. Paulas bekeering.
26 Dinsdag. H. Polyearpus, Martelaar.
27 Woensdag. H. Joannes Chrysoatomus,
Leeraar.
28 Donderdag. Zalige Karei de Groote.
29 Vrijdag. H. Franciscus van Sales,
Leeraar.
30 Zaterdag. H. Martina, Maagd en Mart.
Derde Zondag na Driekoningen.
Vierde Zondag der Maand.
Lea uit den brief van den H. apostel
Paulus aan de Romeinen; XII, 16-21.
Broeders Weest niet eigen wijs I Ver»
geldt niemand kwaad voor kwaadbe
tracht het goede, niet slechts voor God
maar ook voor alle menschen. Indien
het mogelijk is, houdt vrede met alle
rneinscheu, voorzoover het van u afhangt.
Wreekt n zei ven niet, veel geliefden
maar laat plaats voor den toornwant
er staat geschrevenMij is de wraak
Ik zal vergelden, zegt de Heer. Maar
als uw vijand honger heeft, spijzig hem
als hij dorst heeft, laaf hem want door
dit te doen zult gij kolen vuurs op ziju
hoofd zamenhoopen. Laat u niet over
winnen door het kwaad, maar overwin
het kwaad door het goed 1
Evangelie volgens den H. Hattheüs;
VIII, 1-13.
Te dien tijde, toen Jesus van den berg
was afgedaald, volgden Hem vele scha
ren. Eb zie, een melaatsche kwam en
aanbad Hem, zeggende Heer ale Gij
wilt, kunt Gij mij reinigen I Eu Jesus
strekte ague had uit, raakte hem aan
en sprak Ik wilwordt gereinigd I En
terstond werd zijns melaatschheid gerei
nigd. En Jesus zeide tot hemzie toe
dat gij het niemand zegtmaar ga, ver
toon u aan de priesters en offer de gave,
die Mozes geboden heeft, hun tot eene
getuigenis.
Toen Hij nu te Kapharcaüm gekomen
was, naderde Hem een hoofdman, Hem
biddend en sprekend Heer I mijn knecht
ligt te huis, verlamd, en lijdt zware pij
nen. Jesus zeide hem Ik zal komen en
hem genezen. Doch de hoofdman ant-
woorde en zeide I Heer, ik ben niet
waardig dat gij onder mijn dak ingaat
maar spreek slechts een woord, en mijn
knecht zal gezond worden. Want ook
ik ben een mensch, die, onder de macht
van anderen staande, soldaten onder mjj
heb en tot den eene zeg ikga 1 en
bij gaattot een anderkom 1 en hij
komten tot mij dienstknechtdoe dit
en hij doet het. Toen nu Jesus dit hoor
de, verwonderde Hij Zich en sprak tot
die Hem volgdenvoorwaar. Ik zeg
ueen zoo groot geloof heb Ik in Israël
niet gevonden 1 Doch Ik zeg u, dat velen
zullen komen van het Oosten en het
Westen, en zullen aanzitten met A bra-
ham Isaak en Jacob in het Bijk der
hemelenmaar de kinderen des Bijks
zullen uitgeworpen worden in de duister
nissen daar buitendaar zal geween
zijn en gekners der tanden. En Jesus
zeide tot den hoofdman ga, en gelijk
gij geloofd hebt, geschiede uEn de
knecht werd gezond op dat nur.
>Js, mijn beste bear Geerhof, uw vronw
moet onverwijld naar Karlsbad,, zei de
dokter op de trap tot den echtgenoot der
patiêate, die hg bad bezocht. >Haar lever
kwaal is nog te genezen, maar als zij hier
blijft, zal het niet lang meer duren...
Goeden morgen.
Langzaam ging Geerhof de trap weer op,
en trad de kamer binnen, waar zjjn vrouw
bleek en kreunend op de sofa lag.
De dokter heeft mooi praten,» zei hg,
met lange passen in de kamer op en neer
gaande, «alsof badkuren niets kosten. Zulk
een raad kan hg aan rgke lui geven, als
bgvoorbeeld mgn patroon, maar ons...»
De vrouw op de .sofa zuchtte diep, maar
»PrBk geen woord.
Geerhof verliet spoedig het vertrek en
begaf zich naar het bankierskantoor, waar
hg werkzaam was Allerlei gedachten gingen
hem onderweg door het hoofd, allerlei
plannen beraamde hg. Zon er dan geen
middel bestaan, om aan zooveel geld te
komen, dat zgn vrouw genezen kon T Want
het was zóó niet langer aan te ziendag
«n nacht kreunde, schreeuwde zg soms van
PÜn, steeds ging haar kracht echternlt, en
hoe optimistisch zj anders ook was, dezen
nacht nog had hg haar hooren zeggen
»Zóó kan 't niet lang meer dnren.<
Er moest iets op gevondsn worden, maar
hoe t Hg had niets mservier, vgf keer
had hg een kind gekregen, dat ziekelijk
was en groote sommen aan dokter en
apotheker verslond, tot God ze hem had
ontnomen. Eén dochter had hg mogen
hehonden, een meisje van even twintig jaar,
dat een goede betrekking als gouvernante
In den Haag bad, maar om haar daartoe
een paesende opvoeding te geven, had hg
het eenige geld, dat hg nog bezat, van zgn
vader gefirfd, moeten opofferen, en nn had
hg niets, torwgl zgn inkomen ook niet groot
genoeg was, om daarvan over te houden.
Hg had nog een tante, ja dat was waar,
eigeniyk een tante sgner vronw, die eenig
vermogen bezat, maar se was zoo gierig,
dat zg Diets won geven of leenen, sooale
hg vroeger al eens ondervonden had, Bijea
kwam de wensch by hem op, dat zg maaï
gauw... Doch spoedig onderdrukte hg deze
bekoring.
Maar was hg niet eigeniyk re.'da bezitter
van zgn aandeel in de erfenis der tante 7
Kon hg niet, desnoods, soolaDg iets nit de
kas nemon en dat telkens verrekenen, totdat
hg het hem toekomende kreeg 7 Hg rilde
by de gedachte, dat hg zoo slecht ion zgn,
maar te geiyk kwam het bleeke pijnlijke
gelaat van zgn vrouw hem voor den geest.
Hg had geen tyd meer om na te denken
hg was aan 't kantoor. De eerste kassier
was er al, 't was een bedaagd man) zeer
streng en nauwkeurig, die altyd afzemetön
tegenover de ondergeschikten was. Hy waa
ryk, hg kon hem heel gemakkelijk geld
leenen, maar hy was altyd zoo secour, hy
zon 't niet doen zonder voldoende zeker
heid van teruggave en bovendien, er bad
altyd zulk een groote afstand bestaan, dat
Geerhof 't niet dorst vragen, neen dat ging niet.
Met znlke gedachten kwam hy 't kantoor
binnen, groette en ging aan zgn werk.
•Mynheer Geerhof,. zei de bnreanchet,
>ik zal my tegen myn gewoonte even
moeten verwijderen, ik heb een hoodechap
te doenu wil wel kwiteeren, als het noodig
is, niet waar 7.
•Zeker, mynheer,.
De chef ging been. Goddank, dat luohtte
op, nn die man weg waa, die altyd zoo op
je vingers keek.
Daar werd geklopt, de denr ging open,
een heer trad binnen.
•Ik ben Kiamer, de naam zal n nit de
hoeken wel bekend zynik ben anders
gewoon aan 't eind van 't jaar myn af
losaing te doen, maar ik had gelegenheid,
in de stad te komen en daarom doe ik het
nn drie maanden eerder l< Meteen nam hy
esn biljet van driehonderd gnlden nit zyn
portefeuille en reikte het over.
>0 wil my wel kwitantie geven, niet
waar 7.
•Zeker, mynheer,. antwoordde Geerhof,
en even daarna was de zaak in orde en de
bezoeker vertrokken.
Wat lag dat biljet daar verleideiykkijk,
wat stond daarop? 't Leek wel Eogelsch.
Driehonderd gnlden, 't was juist genoeg
voor een reis en verbiyf van een paar
maanden. Daarmee kon zyn vrouw genezen
zyn. En anders?... Wat had ze een pijn I
Toevallig, dat de chef juist weg was, en
dat die mynheer nn drie maanden eerder
betaalde. Als hy 't sens zoolang nam: hy
kon in dien tyd geld zien te krygen. Hy
stak 't in zyu zak; neen, hy won 't in de
kas leggen. Daar kraakte de denr; 't was
de chef.
Na kon hy 't toch niet terugleggen.
Des avonds vertelde Geerhof aan zyn
vronw, dat by by nader inzien had ontdekt,
dat het nog wel wat lijden kon, en dat zy
naar de badplaats bon gaanen een paar
dagen later was zy op reis.
•Mynheer Geerhof..
•Wat belieft n, mynheer T«
•Is hier niet een heer geweest voor
enkele dagen, die met een hiljat van drie
honderd gnlden heeft betaald
•Ik, ja, neen, ik, ik geloof het wel,
mynheer..
•Weet u ook, waar dat biljet is? Ik heb
al in de kas gekeken, maar ik kan het
nergens vinden..
•Zoo, mynheer
•Ja, en dat apyt mg, want ik wou juist
dat biljet graag terughebben. Ik heb het
nsmeiyk van mQn zoon gekregen, die zooals
n weet, in Amsterdam op een kantoor ia
het wae zyn eerste overgespaarde geld, dat
hg mg als een bewys van zgn spaarzaam
held en als geschenk voor mgn verjaardag
gaf. Maar nn heeft mgn vronw daarmee
bnlten mgn weten iets aan mynheer Kramer
betaald. Ik heb mynheer Kramer geschreven,
maar die antwoordde mjj, dat hg 't voor
een paar dagen hier in betaling had ge
gevenhet is gemakkeiyk te herkennen,
want mgn zoon had er in 't Eogelsch iets
op geschreven. Herinnert n zich dat ook 7.
•Ja, ik geloof, ik denk, ik meen wel,
mOnheer..
De chef keek den kassier verwonderd
aanwat was hg zenuwachtig, dat was hy
anders nooit
Bent n niet goed, mynheer Geerhof 7.
•O, jawel, een beetje hoofdpyn en een
beetje overspannen.'
•Hm.»
Een oogenblik stilte.
•Maar waar kan dat biljet gebleven aQn 7.
Op dit oogenblik werd er geklopt en
kwam aan spoorbeambte binnen.
•Zou zeo goed willen zyu, dit biljet
te wisselen voor den stationchef 7»
•Kijk, Geerhof, dat is toevallig, daar is
het bijet, maar ik wou wei eens weten,
hoe dat by den stationchef is gekomen.
Zoover ik weet, hebben wij geen betalingen
aan 'i station gedaan. Maar wat ziet u bleek,
mijnheer, ga gauw naar buiten en drink
eens wat, n is zeker niet wel.'
Toen Geerhof weer binnen kwam, zag hy
hoe de chef juist het kasboek dichtdeed.
De chef zeide dien middag siets, maar had
een lang gesprek met den patroon in zyn
kamer en toen ze om zes uar naar hnis
zouden gaan, riep hy Geerhof.
•A propos, mynheer, ik heb met den
patroon overlegd, morgen zullen we de kas
eens opnemen, als 't n goed vindt.»
Met koortaachtigeu tred liep Geerhof door
de straten naar hniser was geen twijfel
meer aanzyn fout was ontdekt. O, wat
had hg nu een spgt en berouw, wat brandde
hem het geweten. En wat zon zyn vronw
wel zeggen, alt zy niet alleen moest terug
komen, maar haar man zelfs in de gevan
genis vinden zon en zich zelf zonder brood.
En zyn dochter, sou die niet haar betrek
king moeten veriaten 7 O God, hy was een
dUfhoe had hy ooit zoover knonen komen
Hy durfde bijna niet te biddeD, maar een
verzuchting om vergeving en hulp steeg tot
God omhoog.
Thnis lag er een brief voor hem, een
brief van zyn vronw; zy maakte 't heel
goed, de pyn verminderde al, zij was zoo
dankbaar, dat bij nog geld gevonden had,
zeker door zyn groot» zuinigheid.
O, die dankbetuigingen en veronderstel-
.Kngen, wat waren zy verschrikkelijk, Wat
£ön by toch doen 7
Daar werd gebeld.
Hij deed openeen jongmenacb, keurig
gekleed, stond vóór hem.
•Mjjohesr Geerhof, niet waar? Mag ik
u eens even over een heel ernstige zaak
spreken
Een schok voer den kassier door de
leden 't was zeker een politiebeambte die
hem in hechtenis kwam nemen. Hy ant
woordde niet, maar liet den jongen man
binnen gaan.
Mycheer Geerhof, u znlt mg niet meer
kennen, 't is ook al zoo lang geleden, sedert
ik n 't laatst heb gezienik ben de zoon
van nw collega den bareanchef, n weet nog
wel, die kleine, die vroeger wei op 't kan
toor kwam en uw boeken bekladde.'
't Werd Geerhof hoe langer hoe be
nauwder de zoon van den chef, wat moeet
die hier 7 Hy knikte.
•Nn won ik u eerst iets anders vragen,
voordat ik tot het eigenlijke doel van myn
komst overga. Kan ik u soms met eenig
geld helpen 7 Ik hoerde toevallig straks pepa
zeggen, dat n in groote fioancleele moeilijk
heden verkeerde, naar hy dacht, en dat
was do reden, waarom hy, hy er op tegen
was, dat, dat...'
Hier begon da jonge man zelf te aarzelen.
•Nu ik zal 't u maar zeggen, ik heb te
ScheveniDgen kennis gemaakt met een meisje,
dat ik tot myn vronw maken wil. Papa
heeft altyd gezegd, dat ik daarin de stem
des harten mocht opvolgen, en zoo heb ik
dan op grond van deze belofte zyn toe
stemming gekregen, haar hand te vragen.
Maar toen sprak papa over nw moeiiyk
heden, want... dat meisje is uw dochter,
mynheer Geerhof.'
Den volgenden morgea werd de kas op
genomen, maar het geld was er, want de
chef had er zelf by gelegd, wat er te kort
kwam, nadat den vorgen avond de kassier,
nn tevens de aanstaande schoonvader van
zyn zoon, met hem had gesproken.
Ia tegenwoordigheid van de herstelde
moeder werd de brniloft gevierd. (Ssgz.)
Een schaduwbeeld uit het Italiaansche
kunstenmakersleven.
•Treedt binnen, mij no beeran, treedt
binnen I Het nog nooit vertoonde sohouw-
■pel zal aanstonds beginnen I Zoo iets heeft
nog nooit een mecechenkind aanschouwd I
Treedt binnen, dames en heerenl In het
theater BibiLoió is alles echt en oorepron-
keiyk I Natuur, niets dan natuur, tentoon
gespreid met de hulpmiddelen van kunft
en wetenschap I Ia ons theater zyn geen
reuzendames, geen met behulp van zwartsel
voorgestelde Mooren, neen, by ons is alles
echt, alles origineel, alles natuur I Ons theater
herbergt den wereldberoemden Bibi Loló
dat ben ik en zijn even bekwame
collega's, wier toeren n dadelijk, dames en
beeren, zullen doen schaterlachen,
•Treedt binnen, dames en heeren 1 Ik wil
u met myn aanpryzingen niet langer lastig
vallen! Komt binnen, en overtnigt n van
de degelijkheid, die u hier te zien krijgt I
Zoo iets is er nog nooit vertoond I Wil ik
n esns een proef van myn toeren geven 7
•Tioei, tioei, tioei... ioe... ioe... tioei,
tioei Is er op de heeie wereld een ka
narievogel die mooier kan fluiten 7
•Hioe... tn, tal Hioe... hioe... tu...
tal' Welke nachtegaal kan beter slaan 7
Na den nachtegaal bootste Bibi-Loló het
blaffen van den hond, het mianwen der kat,
het loeien van de koe, het blaten van het
schaap enz. na. De voor de tent opeen
gepakte menschen, door de buitengewone
•knDitgewrochten. van Bibi-Loló in verruk
king gebracht, klommen de weinige treden
van de tribune op, en in enkele minuten
was het wereldtheater van Bibi-Loló' bezet,
BIM-Lold maakte at* paai luchtsprongen,
gaf daarna nog eenige grappen ten beste
en lachte zoo lang, totdat het publiek begon
mee te lachen. Toeu de toeschouwers ^lang
zamerhand in vrooiyke stemming geraakten,
boog hy zich tot een syoer collega's en
fluisterde hem in het oor
•Ga gü nu dadeiyk voort, ik maak nog
één sprong en verlaat dan het tooneel om
naar myn kleine te zien.'
Na deze woorden voerde hij een schit
terenden luchtsprong nit, viel op komische
wyze neer en verdween, door handgeklap
begeleid, van de planken. De wagen, die
hem en zijn gezin tot woning diende, was
in weinige schreden bereikt. Hy opende
zachtjes en met sidderende hand de buiten
deur, terwyi hy met de andere het angst
zweet van het bont geschilderde gelaat
afveegde. Over een wieg gebogen zat een
jonge vronw, wier comsdientenkleeren met
zilveren schubjes waren bedekt.
Hoe gaat het met den kleins, Marie 7'
vroeg de binnentredende met stokkende stem.
De vronw antwoordde niets, maar haar
betraand en van smart verwrongen gelaat
zei meer, dan veel woorden zouden kunnen
uitdr ukken. De anget, baar teerbemind kind
te zullen verliezen, perste da ïyderes tranen
uit de oogen. Welk een tegenstelling I De
moeder, met "de kieeren van een potaen
maakster omhangen, aan de wieg van haar
stervenden lieveling I
Bibi Loió verstond het stomme antwoord
zijner echtgenoote en boog zich eveneens'
over de wieg. Daarin lag een klein, bleek
wezen, met gesloten oogen en vale, van
koorts brandende lippen. Een bandje lag
onbeweeglyk op de deken. De vader greep
het, kuste het en bedekte bet met tranen.
Hoe was dat lachend gelaat van den potsen
maker van zoo even in dien korten tyd
veranderd I
Bibi-Loló stond onbeweeglyk, de oogen
op den kleinen zieke gericht. Na een poosje
boog hy zich met zyn beschilderd gelaat
over het bedje, beschouwde angstig het
doodsbleek gezichtje van zyn kind en luis
terde met kloppend hart naar zyn zwakke
ademhaling.
Heeft hy geweend?, vroeg hy daarna,
zich tot zyn vronw wendend.
•Neen!... Het heeft daar de kracht niet
meer toe.'
De rampzalige moeder brak by deze
woorden in een krampachtig snikken los.
•Schrei niet, Marie,, zei hy met bewogen
stem, terwyi hg zelf al zj?n krachten moest
inspannen, om de opwellende tranen terug
te houden. «Schrei niet, wy hebben vandaag
de tent vol, en veel geld gebenrd. Oomid-
dellijk na de voorstelling zal ik de stad in
loopen en den bekwaamsten dokter opzoeken.
Wy zullen allee doen om ods kind te redden,
zelfs al moeten wy gaan bedelen om de
kosten te betalen. Maar wy hebben nn veel
geld... Schrei niet, Marie, heb geduld I...
Ik ben nn reeda gernimen tyd van het tooneel
afwezig, ga gy nn een poo-jeeen Indianen-
dans, een paar luchtsprongen of iets der.
gelijk, zal genoeg zyn, om het publiek te
vreden te stellen. Ik zal intusschen by den
kleine biüven Moed Martel....
Da bedroefde vrouw hief zich met de
laatste krachtsinspanning van haar wil op,
droogde haar ingevallen oogen af, schikte
haar kleederen goed, en wilde zich verwy
deren, zonder eerst nog een blik op de wieg
te durven werpen.
Wacht even, Marie,, zei haar man,
Men kan zien, dat gy geweend hebtge
kunt met dat gezicht niet optreden.'
By deze woorden nam hy uit een verf
potje een penseel, deed eenige streken onder
de oogen zijner echtgenoote, en het vrooiyke
gezicht wae weer hersteld.
Moed, Marie I Denk aan bet vele geld,
dat we zullen verdieneD, aan den dokter, de
geneesmiddelen... Ge begrijpt mg wel, hé?
Zoo laag er nog leven ie, is er hoop
De vronw van den comediaut verliet den
wagenhy echter boog zich weer over de
wieg, die het dierbaarste borg wat hg bezat,
en »nikte halfluid...
Zoo zat hij daar, de arme vader, eenigen
tyd lang. Etndeiyk nam hy de hand van
zyn kind, dat onbeweeglyk op het laken
van de wieg lag, in de zyne. Een zwakke
ademhaling nog, en de hemel telde een
kleinen engel meer.
•Giorgino, Giorgino I Kent gy mg dan
-niet meer? Giorgino, myn kind en myn
leven I Kijk uw vader nog éénmaal aan,
slechts éénmaal I Giorgino I O, God, myn
God I dood l<
Op hetzelf Ie oogenblik ging de wagen
deur open. De moeder wierp zich op het
ïykje van haar kind, maar zy weende en
klaagde niet meer, geen traan ontwelde
haar oog, geen woord kwam over haar
bevende lippen, haar hart was te vol, zy
kon geen woorden vinden.
Bibi-Loló verscheen met verwarde haren
en tranen in de oogen op het tooneel.
•Dames en heeren l« riep hy, »de voor
stelling is ten einde... Mijn kind is zooeven
gestorven... Het entreegeld zal worden
terugbetaald
Een oogenblik heerschte doodsche stilte,
maar daarna volgde een schaterlachen, dat
de tribnnes er van beefden. Het publiek
geloofde, dat hy een treurenden vader,
wiens kind gestorven is, nadeed, wat hem
uitmuntend gelukte.
De arme, ongelukkige vader bleef voor
al dat juichende en joelende volk als ver
ateend staan; hy was sprakeloos van ont
zetting. Maar kort duurde dit, een hevige
toorn maakte zich van hem meester; hy
onderdrukte de tranen, die in iyn oogen
opwelden, ea riep de menigte met luide
stem toe:
•Het ie waar, wat ik gezegd heb, ja, het
is de vreeseiyke waarheidmyn arm kind
is Inderdaad zoo juist gestorven
•Hoera 1 Bravo 1 Hola, nog eens l<
schreeuwde bet publiek onder lnid vost-
gestamp nn hacdgeblap.
•Maar gelooft my toch, myn kind ie
werkeiyk dood I Het geld zal u allen alt
de kae worden terugbetaald.'
Een nieuw applaus volgde, iedereen hield
het gezegde van den potsenmaker voor scherts.
Door woede en smart gedreven, verliet
de rampzalige vader het theater, snelde den
wagen binnen, hief het doode kind nit de
wieg en droeg het op het tooneel.
Twee dagen later werd het zoontje van
den potsenmaker onder algemeene deelne
ming der bevolking op het kerkhof begraven.
Niemand had het entreegeld willen terug
nemen, en daardoor had men den armen
rondreiienden kunstenaar in staat gesteld,
zyn lieveling een passende begrafenis te
bezorgen.
BibiLoió speelde niet lang meer...
De cholera overwonnen. De Manila
Times schrijft vol bewondering over den
stryd, dien de aartsbisschop van Manila en
zyn geestelijken aangebonden hebben met de
cholera tydene de jongete epidemie, die op
de mooie PhillippjjDrche eilanden gewoed
heeft. In een herderiyk selirijven gelaste mgr.
Harte aan zyn geestelijkheid hun geloovigen
in kennie te stellen met de gezondheids
voorschriften van het hygiënische bureau.
Ze moesten ze niet alleen lederen Zondag
na de goddeljjke diensten van den kansel
aflezen, maar ze ook uitleggen en daaren
boven van hnn gezag gebruik maken om de
inwoDere de voorschriften te doen opvolgen.
Gedurende zes weken hebben aidus 400
priesters 2 millioen geloovigen gednrig her
innerd aan de hygiënische maatregelen welke
met znlke goede gevolgen worden aangewend
tegen de cholera. Daarenboven hebben ze
zich belast met het verspreiden der ontsmet
tingsmiddelen en met het bezoeken burner
parochianen om te zien, dat de voorschriften
nageleefd worden.
Meerdere geesteiyken zyn dan ook aange
steld geworden tot inspecteur van den ge
zondheidsdienst.
En in de parochie scholen heeft de geeste
lijkheid hetzelfde goed werk verricht met de
kinderen in de eerste begrippen van de ge
zondheidsleer te onderwyzen.
Tragisch sterfgeval. Het gilde >St.
Orispyo. te Waalwjjk vierde in het café
De Zwaan, haar jaariyksch teerLest. Op
het oogenblik dat men zich aan tafel ion
begeven, werd plotseling de deken der gilde,
de heer Corn. Van der Geld onwel, zakte
ineen en was een ïyk.
Zelmoord, ongevallen en drankzucht.
Het statistisch bureau te Kopenhagen doet
mededeeling betreffende het verband tusschen
hst misbruik van a'cohol en ongevallen en
zelfmoord, die de aandacht verdienen. In
het tienjarig tydpeik van 1896-1906 kwa
men op 100 OUO inwoners voor 22 4 zelf
moorden, waarvan by mannen en '/a by
vrouwen. Van de mannen, van 23-65 jaren
die zelfmoord pleegden, maakte de helft mts-
brnik van alcohol.
Gemiddeld kwamen jaarlQke 600 ongeval
len voor, waarin 150 by den arbeid. Onder
de manneiyke personen boven de 15 jaren,
die door het ongeval te gronde gingen, wa-
1 habitneeie drinkers, onder de mannen
van 45 60 jaar! die door een ongeval hét
leven lieten, was 1/i habitneeie dronkaards.
Een veelbewogen leven. Te Bellingwolde
(Gr) ia op 63jarigen leeftjd overleden Al-
berije Huirioga, een vrouw, die meer dan 60
jaren spiritus en kandy frandnlens nit Duitsch-
land invoelde. Ze had 123 veioordeeÜDgen
achter den rug, doch rustte sedert eenige
jaren in het armenwerkhnis.
Duizenden liters spiritus en kilo's suiker
heeft zy over de grenzen gehaaid en daarby
de belastingwetten ontdoken. Nacht en dag
was zyn in de weer. Iets aoders dan smok-
kelilk heeft ze nimmer gedaan.
Verbrand. In een bovenwoning aan het
Hobbemaplein, in Den Haag, kwam een
driejarig kind, tydens afwezigheid der ouders,
in aanraking met de brandende kachel, waar
door de kleertjee vlam vatten. Op het hulp
geschrei der kleine kwam een bnurvronw
aansnellen die de vlammen doofde.
In het ziekenhuis waarheen het kind in
allerijl gebracht werd, overleed het aan de
bekomen brandwonden.
Over het gebruik van geld zegt een
man, die zeker wel als deskundigs op geld*
gebied mag worden beschouwd, niemand
minder dan Rockefeller, in de gedenkschrif
ten die door Matin en Petit Bleu en ande
re bladen worden vertaald:
•Onoordeelkundig geld geven of geld geven
dat verkeerd gebruikt wordt, staat geiyk met
niets te geven,
•In dit opzicht geloot ik, dat de R. K,
Kerk van alle instellingen ter wereld voor
zeker die is, welke op de beste manier de
liefdadigheid beoefent
•Ik heb soms verstomd gestaan, als ik
vernam welk een goed gebrnik de priesters
en nonnen maakten van een bepaalden som
gelds, welk hun was toevertrouwd, en op
welk een bewonderenswaardige manier ie
zoon som gelds wisten te gebruiken.
•Dat komt misschien omdat de Kerk eeu
wen van ondervinding achter zich heeft,
maar het ia buiten twyfel, dat niemand ter
wereld er in geslaagd ie, een zoo volmaakte
liefdadigheidaorganisatie in 't leven te roe»
pen als zy hult'.