Gered. Zaterdag 23 Januari 1909. TWEEDE BLAD. KALENDER roor de dagen der week. 24 JANUARI. •Biyt zitten, Geerhof, ik zal dien man wel heipen. Wnt is dat? Hier hebt u drie honderd gnlden, goeden middag.. Bibi-Loló, Gemengd Nieuws. ONS BLAD. Si Jan. Zondag. Feest van de H. Familie. EvangelieJezus geneest een melaatsche. Mattheus VII: 11—13. 26 Maandag. Paulas bekeering. 26 Dinsdag. H. Polyearpus, Martelaar. 27 Woensdag. H. Joannes Chrysoatomus, Leeraar. 28 Donderdag. Zalige Karei de Groote. 29 Vrijdag. H. Franciscus van Sales, Leeraar. 30 Zaterdag. H. Martina, Maagd en Mart. Derde Zondag na Driekoningen. Vierde Zondag der Maand. Lea uit den brief van den H. apostel Paulus aan de Romeinen; XII, 16-21. Broeders Weest niet eigen wijs I Ver» geldt niemand kwaad voor kwaadbe tracht het goede, niet slechts voor God maar ook voor alle menschen. Indien het mogelijk is, houdt vrede met alle rneinscheu, voorzoover het van u afhangt. Wreekt n zei ven niet, veel geliefden maar laat plaats voor den toornwant er staat geschrevenMij is de wraak Ik zal vergelden, zegt de Heer. Maar als uw vijand honger heeft, spijzig hem als hij dorst heeft, laaf hem want door dit te doen zult gij kolen vuurs op ziju hoofd zamenhoopen. Laat u niet over winnen door het kwaad, maar overwin het kwaad door het goed 1 Evangelie volgens den H. Hattheüs; VIII, 1-13. Te dien tijde, toen Jesus van den berg was afgedaald, volgden Hem vele scha ren. Eb zie, een melaatsche kwam en aanbad Hem, zeggende Heer ale Gij wilt, kunt Gij mij reinigen I Eu Jesus strekte ague had uit, raakte hem aan en sprak Ik wilwordt gereinigd I En terstond werd zijns melaatschheid gerei nigd. En Jesus zeide tot hemzie toe dat gij het niemand zegtmaar ga, ver toon u aan de priesters en offer de gave, die Mozes geboden heeft, hun tot eene getuigenis. Toen Hij nu te Kapharcaüm gekomen was, naderde Hem een hoofdman, Hem biddend en sprekend Heer I mijn knecht ligt te huis, verlamd, en lijdt zware pij nen. Jesus zeide hem Ik zal komen en hem genezen. Doch de hoofdman ant- woorde en zeide I Heer, ik ben niet waardig dat gij onder mijn dak ingaat maar spreek slechts een woord, en mijn knecht zal gezond worden. Want ook ik ben een mensch, die, onder de macht van anderen staande, soldaten onder mjj heb en tot den eene zeg ikga 1 en bij gaattot een anderkom 1 en hij komten tot mij dienstknechtdoe dit en hij doet het. Toen nu Jesus dit hoor de, verwonderde Hij Zich en sprak tot die Hem volgdenvoorwaar. Ik zeg ueen zoo groot geloof heb Ik in Israël niet gevonden 1 Doch Ik zeg u, dat velen zullen komen van het Oosten en het Westen, en zullen aanzitten met A bra- ham Isaak en Jacob in het Bijk der hemelenmaar de kinderen des Bijks zullen uitgeworpen worden in de duister nissen daar buitendaar zal geween zijn en gekners der tanden. En Jesus zeide tot den hoofdman ga, en gelijk gij geloofd hebt, geschiede uEn de knecht werd gezond op dat nur. >Js, mijn beste bear Geerhof, uw vronw moet onverwijld naar Karlsbad,, zei de dokter op de trap tot den echtgenoot der patiêate, die hg bad bezocht. >Haar lever kwaal is nog te genezen, maar als zij hier blijft, zal het niet lang meer duren... Goeden morgen. Langzaam ging Geerhof de trap weer op, en trad de kamer binnen, waar zjjn vrouw bleek en kreunend op de sofa lag. De dokter heeft mooi praten,» zei hg, met lange passen in de kamer op en neer gaande, «alsof badkuren niets kosten. Zulk een raad kan hg aan rgke lui geven, als bgvoorbeeld mgn patroon, maar ons...» De vrouw op de .sofa zuchtte diep, maar »PrBk geen woord. Geerhof verliet spoedig het vertrek en begaf zich naar het bankierskantoor, waar hg werkzaam was Allerlei gedachten gingen hem onderweg door het hoofd, allerlei plannen beraamde hg. Zon er dan geen middel bestaan, om aan zooveel geld te komen, dat zgn vrouw genezen kon T Want het was zóó niet langer aan te ziendag «n nacht kreunde, schreeuwde zg soms van PÜn, steeds ging haar kracht echternlt, en hoe optimistisch zj anders ook was, dezen nacht nog had hg haar hooren zeggen »Zóó kan 't niet lang meer dnren.< Er moest iets op gevondsn worden, maar hoe t Hg had niets mservier, vgf keer had hg een kind gekregen, dat ziekelijk was en groote sommen aan dokter en apotheker verslond, tot God ze hem had ontnomen. Eén dochter had hg mogen hehonden, een meisje van even twintig jaar, dat een goede betrekking als gouvernante In den Haag bad, maar om haar daartoe een paesende opvoeding te geven, had hg het eenige geld, dat hg nog bezat, van zgn vader gefirfd, moeten opofferen, en nn had hg niets, torwgl zgn inkomen ook niet groot genoeg was, om daarvan over te houden. Hg had nog een tante, ja dat was waar, eigeniyk een tante sgner vronw, die eenig vermogen bezat, maar se was zoo gierig, dat zg Diets won geven of leenen, sooale hg vroeger al eens ondervonden had, Bijea kwam de wensch by hem op, dat zg maaï gauw... Doch spoedig onderdrukte hg deze bekoring. Maar was hg niet eigeniyk re.'da bezitter van zgn aandeel in de erfenis der tante 7 Kon hg niet, desnoods, soolaDg iets nit de kas nemon en dat telkens verrekenen, totdat hg het hem toekomende kreeg 7 Hg rilde by de gedachte, dat hg zoo slecht ion zgn, maar te geiyk kwam het bleeke pijnlijke gelaat van zgn vrouw hem voor den geest. Hg had geen tyd meer om na te denken hg was aan 't kantoor. De eerste kassier was er al, 't was een bedaagd man) zeer streng en nauwkeurig, die altyd afzemetön tegenover de ondergeschikten was. Hy waa ryk, hg kon hem heel gemakkelijk geld leenen, maar hy was altyd zoo secour, hy zon 't niet doen zonder voldoende zeker heid van teruggave en bovendien, er bad altyd zulk een groote afstand bestaan, dat Geerhof 't niet dorst vragen, neen dat ging niet. Met znlke gedachten kwam hy 't kantoor binnen, groette en ging aan zgn werk. •Mynheer Geerhof,. zei de bnreanchet, >ik zal my tegen myn gewoonte even moeten verwijderen, ik heb een hoodechap te doenu wil wel kwiteeren, als het noodig is, niet waar 7. •Zeker, mynheer,. De chef ging been. Goddank, dat luohtte op, nn die man weg waa, die altyd zoo op je vingers keek. Daar werd geklopt, de denr ging open, een heer trad binnen. •Ik ben Kiamer, de naam zal n nit de hoeken wel bekend zynik ben anders gewoon aan 't eind van 't jaar myn af losaing te doen, maar ik had gelegenheid, in de stad te komen en daarom doe ik het nn drie maanden eerder l< Meteen nam hy esn biljet van driehonderd gnlden nit zyn portefeuille en reikte het over. >0 wil my wel kwitantie geven, niet waar 7. •Zeker, mynheer,. antwoordde Geerhof, en even daarna was de zaak in orde en de bezoeker vertrokken. Wat lag dat biljet daar verleideiykkijk, wat stond daarop? 't Leek wel Eogelsch. Driehonderd gnlden, 't was juist genoeg voor een reis en verbiyf van een paar maanden. Daarmee kon zyn vrouw genezen zyn. En anders?... Wat had ze een pijn I Toevallig, dat de chef juist weg was, en dat die mynheer nn drie maanden eerder betaalde. Als hy 't sens zoolang nam: hy kon in dien tyd geld zien te krygen. Hy stak 't in zyu zak; neen, hy won 't in de kas leggen. Daar kraakte de denr; 't was de chef. Na kon hy 't toch niet terugleggen. Des avonds vertelde Geerhof aan zyn vronw, dat by by nader inzien had ontdekt, dat het nog wel wat lijden kon, en dat zy naar de badplaats bon gaanen een paar dagen later was zy op reis. •Mynheer Geerhof.. •Wat belieft n, mynheer T« •Is hier niet een heer geweest voor enkele dagen, die met een hiljat van drie honderd gnlden heeft betaald •Ik, ja, neen, ik, ik geloof het wel, mynheer.. •Weet u ook, waar dat biljet is? Ik heb al in de kas gekeken, maar ik kan het nergens vinden.. •Zoo, mynheer •Ja, en dat apyt mg, want ik wou juist dat biljet graag terughebben. Ik heb het nsmeiyk van mQn zoon gekregen, die zooals n weet, in Amsterdam op een kantoor ia het wae zyn eerste overgespaarde geld, dat hg mg als een bewys van zgn spaarzaam held en als geschenk voor mgn verjaardag gaf. Maar nn heeft mgn vronw daarmee bnlten mgn weten iets aan mynheer Kramer betaald. Ik heb mynheer Kramer geschreven, maar die antwoordde mjj, dat hg 't voor een paar dagen hier in betaling had ge gevenhet is gemakkeiyk te herkennen, want mgn zoon had er in 't Eogelsch iets op geschreven. Herinnert n zich dat ook 7. •Ja, ik geloof, ik denk, ik meen wel, mOnheer.. De chef keek den kassier verwonderd aanwat was hg zenuwachtig, dat was hy anders nooit Bent n niet goed, mynheer Geerhof 7. •O, jawel, een beetje hoofdpyn en een beetje overspannen.' •Hm.» Een oogenblik stilte. •Maar waar kan dat biljet gebleven aQn 7. Op dit oogenblik werd er geklopt en kwam aan spoorbeambte binnen. •Zou zeo goed willen zyu, dit biljet te wisselen voor den stationchef 7» •Kijk, Geerhof, dat is toevallig, daar is het bijet, maar ik wou wei eens weten, hoe dat by den stationchef is gekomen. Zoover ik weet, hebben wij geen betalingen aan 'i station gedaan. Maar wat ziet u bleek, mijnheer, ga gauw naar buiten en drink eens wat, n is zeker niet wel.' Toen Geerhof weer binnen kwam, zag hy hoe de chef juist het kasboek dichtdeed. De chef zeide dien middag siets, maar had een lang gesprek met den patroon in zyn kamer en toen ze om zes uar naar hnis zouden gaan, riep hy Geerhof. •A propos, mynheer, ik heb met den patroon overlegd, morgen zullen we de kas eens opnemen, als 't n goed vindt.» Met koortaachtigeu tred liep Geerhof door de straten naar hniser was geen twijfel meer aanzyn fout was ontdekt. O, wat had hg nu een spgt en berouw, wat brandde hem het geweten. En wat zon zyn vronw wel zeggen, alt zy niet alleen moest terug komen, maar haar man zelfs in de gevan genis vinden zon en zich zelf zonder brood. En zyn dochter, sou die niet haar betrek king moeten veriaten 7 O God, hy was een dUfhoe had hy ooit zoover knonen komen Hy durfde bijna niet te biddeD, maar een verzuchting om vergeving en hulp steeg tot God omhoog. Thnis lag er een brief voor hem, een brief van zyn vronw; zy maakte 't heel goed, de pyn verminderde al, zij was zoo dankbaar, dat bij nog geld gevonden had, zeker door zyn groot» zuinigheid. O, die dankbetuigingen en veronderstel- .Kngen, wat waren zy verschrikkelijk, Wat £ön by toch doen 7 Daar werd gebeld. Hij deed openeen jongmenacb, keurig gekleed, stond vóór hem. •Mjjohesr Geerhof, niet waar? Mag ik u eens even over een heel ernstige zaak spreken Een schok voer den kassier door de leden 't was zeker een politiebeambte die hem in hechtenis kwam nemen. Hy ant woordde niet, maar liet den jongen man binnen gaan. Mycheer Geerhof, u znlt mg niet meer kennen, 't is ook al zoo lang geleden, sedert ik n 't laatst heb gezienik ben de zoon van nw collega den bareanchef, n weet nog wel, die kleine, die vroeger wei op 't kan toor kwam en uw boeken bekladde.' 't Werd Geerhof hoe langer hoe be nauwder de zoon van den chef, wat moeet die hier 7 Hy knikte. •Nn won ik u eerst iets anders vragen, voordat ik tot het eigenlijke doel van myn komst overga. Kan ik u soms met eenig geld helpen 7 Ik hoerde toevallig straks pepa zeggen, dat n in groote fioancleele moeilijk heden verkeerde, naar hy dacht, en dat was do reden, waarom hy, hy er op tegen was, dat, dat...' Hier begon da jonge man zelf te aarzelen. •Nu ik zal 't u maar zeggen, ik heb te ScheveniDgen kennis gemaakt met een meisje, dat ik tot myn vronw maken wil. Papa heeft altyd gezegd, dat ik daarin de stem des harten mocht opvolgen, en zoo heb ik dan op grond van deze belofte zyn toe stemming gekregen, haar hand te vragen. Maar toen sprak papa over nw moeiiyk heden, want... dat meisje is uw dochter, mynheer Geerhof.' Den volgenden morgea werd de kas op genomen, maar het geld was er, want de chef had er zelf by gelegd, wat er te kort kwam, nadat den vorgen avond de kassier, nn tevens de aanstaande schoonvader van zyn zoon, met hem had gesproken. Ia tegenwoordigheid van de herstelde moeder werd de brniloft gevierd. (Ssgz.) Een schaduwbeeld uit het Italiaansche kunstenmakersleven. •Treedt binnen, mij no beeran, treedt binnen I Het nog nooit vertoonde sohouw- ■pel zal aanstonds beginnen I Zoo iets heeft nog nooit een mecechenkind aanschouwd I Treedt binnen, dames en heerenl In het theater BibiLoió is alles echt en oorepron- keiyk I Natuur, niets dan natuur, tentoon gespreid met de hulpmiddelen van kunft en wetenschap I Ia ons theater zyn geen reuzendames, geen met behulp van zwartsel voorgestelde Mooren, neen, by ons is alles echt, alles origineel, alles natuur I Ons theater herbergt den wereldberoemden Bibi Loló dat ben ik en zijn even bekwame collega's, wier toeren n dadelijk, dames en beeren, zullen doen schaterlachen, •Treedt binnen, dames en heeren 1 Ik wil u met myn aanpryzingen niet langer lastig vallen! Komt binnen, en overtnigt n van de degelijkheid, die u hier te zien krijgt I Zoo iets is er nog nooit vertoond I Wil ik n esns een proef van myn toeren geven 7 •Tioei, tioei, tioei... ioe... ioe... tioei, tioei Is er op de heeie wereld een ka narievogel die mooier kan fluiten 7 •Hioe... tn, tal Hioe... hioe... tu... tal' Welke nachtegaal kan beter slaan 7 Na den nachtegaal bootste Bibi-Loló het blaffen van den hond, het mianwen der kat, het loeien van de koe, het blaten van het schaap enz. na. De voor de tent opeen gepakte menschen, door de buitengewone •knDitgewrochten. van Bibi-Loló in verruk king gebracht, klommen de weinige treden van de tribune op, en in enkele minuten was het wereldtheater van Bibi-Loló' bezet, BIM-Lold maakte at* paai luchtsprongen, gaf daarna nog eenige grappen ten beste en lachte zoo lang, totdat het publiek begon mee te lachen. Toeu de toeschouwers ^lang zamerhand in vrooiyke stemming geraakten, boog hy zich tot een syoer collega's en fluisterde hem in het oor •Ga gü nu dadeiyk voort, ik maak nog één sprong en verlaat dan het tooneel om naar myn kleine te zien.' Na deze woorden voerde hij een schit terenden luchtsprong nit, viel op komische wyze neer en verdween, door handgeklap begeleid, van de planken. De wagen, die hem en zijn gezin tot woning diende, was in weinige schreden bereikt. Hy opende zachtjes en met sidderende hand de buiten deur, terwyi hy met de andere het angst zweet van het bont geschilderde gelaat afveegde. Over een wieg gebogen zat een jonge vronw, wier comsdientenkleeren met zilveren schubjes waren bedekt. Hoe gaat het met den kleins, Marie 7' vroeg de binnentredende met stokkende stem. De vronw antwoordde niets, maar haar betraand en van smart verwrongen gelaat zei meer, dan veel woorden zouden kunnen uitdr ukken. De anget, baar teerbemind kind te zullen verliezen, perste da ïyderes tranen uit de oogen. Welk een tegenstelling I De moeder, met "de kieeren van een potaen maakster omhangen, aan de wieg van haar stervenden lieveling I Bibi Loió verstond het stomme antwoord zijner echtgenoote en boog zich eveneens' over de wieg. Daarin lag een klein, bleek wezen, met gesloten oogen en vale, van koorts brandende lippen. Een bandje lag onbeweeglyk op de deken. De vader greep het, kuste het en bedekte bet met tranen. Hoe was dat lachend gelaat van den potsen maker van zoo even in dien korten tyd veranderd I Bibi-Loló stond onbeweeglyk, de oogen op den kleinen zieke gericht. Na een poosje boog hy zich met zyn beschilderd gelaat over het bedje, beschouwde angstig het doodsbleek gezichtje van zyn kind en luis terde met kloppend hart naar zyn zwakke ademhaling. Heeft hy geweend?, vroeg hy daarna, zich tot zyn vronw wendend. •Neen!... Het heeft daar de kracht niet meer toe.' De rampzalige moeder brak by deze woorden in een krampachtig snikken los. •Schrei niet, Marie,, zei hy met bewogen stem, terwyi hg zelf al zj?n krachten moest inspannen, om de opwellende tranen terug te houden. «Schrei niet, wy hebben vandaag de tent vol, en veel geld gebenrd. Oomid- dellijk na de voorstelling zal ik de stad in loopen en den bekwaamsten dokter opzoeken. Wy zullen allee doen om ods kind te redden, zelfs al moeten wy gaan bedelen om de kosten te betalen. Maar wy hebben nn veel geld... Schrei niet, Marie, heb geduld I... Ik ben nn reeda gernimen tyd van het tooneel afwezig, ga gy nn een poo-jeeen Indianen- dans, een paar luchtsprongen of iets der. gelijk, zal genoeg zyn, om het publiek te vreden te stellen. Ik zal intusschen by den kleine biüven Moed Martel.... Da bedroefde vrouw hief zich met de laatste krachtsinspanning van haar wil op, droogde haar ingevallen oogen af, schikte haar kleederen goed, en wilde zich verwy deren, zonder eerst nog een blik op de wieg te durven werpen. Wacht even, Marie,, zei haar man, Men kan zien, dat gy geweend hebtge kunt met dat gezicht niet optreden.' By deze woorden nam hy uit een verf potje een penseel, deed eenige streken onder de oogen zijner echtgenoote, en het vrooiyke gezicht wae weer hersteld. Moed, Marie I Denk aan bet vele geld, dat we zullen verdieneD, aan den dokter, de geneesmiddelen... Ge begrijpt mg wel, hé? Zoo laag er nog leven ie, is er hoop De vronw van den comediaut verliet den wagenhy echter boog zich weer over de wieg, die het dierbaarste borg wat hg bezat, en »nikte halfluid... Zoo zat hij daar, de arme vader, eenigen tyd lang. Etndeiyk nam hy de hand van zyn kind, dat onbeweeglyk op het laken van de wieg lag, in de zyne. Een zwakke ademhaling nog, en de hemel telde een kleinen engel meer. •Giorgino, Giorgino I Kent gy mg dan -niet meer? Giorgino, myn kind en myn leven I Kijk uw vader nog éénmaal aan, slechts éénmaal I Giorgino I O, God, myn God I dood l< Op hetzelf Ie oogenblik ging de wagen deur open. De moeder wierp zich op het ïykje van haar kind, maar zy weende en klaagde niet meer, geen traan ontwelde haar oog, geen woord kwam over haar bevende lippen, haar hart was te vol, zy kon geen woorden vinden. Bibi-Loló verscheen met verwarde haren en tranen in de oogen op het tooneel. •Dames en heeren l« riep hy, »de voor stelling is ten einde... Mijn kind is zooeven gestorven... Het entreegeld zal worden terugbetaald Een oogenblik heerschte doodsche stilte, maar daarna volgde een schaterlachen, dat de tribnnes er van beefden. Het publiek geloofde, dat hy een treurenden vader, wiens kind gestorven is, nadeed, wat hem uitmuntend gelukte. De arme, ongelukkige vader bleef voor al dat juichende en joelende volk als ver ateend staan; hy was sprakeloos van ont zetting. Maar kort duurde dit, een hevige toorn maakte zich van hem meester; hy onderdrukte de tranen, die in iyn oogen opwelden, ea riep de menigte met luide stem toe: •Het ie waar, wat ik gezegd heb, ja, het is de vreeseiyke waarheidmyn arm kind is Inderdaad zoo juist gestorven •Hoera 1 Bravo 1 Hola, nog eens l< schreeuwde bet publiek onder lnid vost- gestamp nn hacdgeblap. •Maar gelooft my toch, myn kind ie werkeiyk dood I Het geld zal u allen alt de kae worden terugbetaald.' Een nieuw applaus volgde, iedereen hield het gezegde van den potsenmaker voor scherts. Door woede en smart gedreven, verliet de rampzalige vader het theater, snelde den wagen binnen, hief het doode kind nit de wieg en droeg het op het tooneel. Twee dagen later werd het zoontje van den potsenmaker onder algemeene deelne ming der bevolking op het kerkhof begraven. Niemand had het entreegeld willen terug nemen, en daardoor had men den armen rondreiienden kunstenaar in staat gesteld, zyn lieveling een passende begrafenis te bezorgen. BibiLoió speelde niet lang meer... De cholera overwonnen. De Manila Times schrijft vol bewondering over den stryd, dien de aartsbisschop van Manila en zyn geestelijken aangebonden hebben met de cholera tydene de jongete epidemie, die op de mooie PhillippjjDrche eilanden gewoed heeft. In een herderiyk selirijven gelaste mgr. Harte aan zyn geestelijkheid hun geloovigen in kennie te stellen met de gezondheids voorschriften van het hygiënische bureau. Ze moesten ze niet alleen lederen Zondag na de goddeljjke diensten van den kansel aflezen, maar ze ook uitleggen en daaren boven van hnn gezag gebruik maken om de inwoDere de voorschriften te doen opvolgen. Gedurende zes weken hebben aidus 400 priesters 2 millioen geloovigen gednrig her innerd aan de hygiënische maatregelen welke met znlke goede gevolgen worden aangewend tegen de cholera. Daarenboven hebben ze zich belast met het verspreiden der ontsmet tingsmiddelen en met het bezoeken burner parochianen om te zien, dat de voorschriften nageleefd worden. Meerdere geesteiyken zyn dan ook aange steld geworden tot inspecteur van den ge zondheidsdienst. En in de parochie scholen heeft de geeste lijkheid hetzelfde goed werk verricht met de kinderen in de eerste begrippen van de ge zondheidsleer te onderwyzen. Tragisch sterfgeval. Het gilde >St. Orispyo. te Waalwjjk vierde in het café De Zwaan, haar jaariyksch teerLest. Op het oogenblik dat men zich aan tafel ion begeven, werd plotseling de deken der gilde, de heer Corn. Van der Geld onwel, zakte ineen en was een ïyk. Zelmoord, ongevallen en drankzucht. Het statistisch bureau te Kopenhagen doet mededeeling betreffende het verband tusschen hst misbruik van a'cohol en ongevallen en zelfmoord, die de aandacht verdienen. In het tienjarig tydpeik van 1896-1906 kwa men op 100 OUO inwoners voor 22 4 zelf moorden, waarvan by mannen en '/a by vrouwen. Van de mannen, van 23-65 jaren die zelfmoord pleegden, maakte de helft mts- brnik van alcohol. Gemiddeld kwamen jaarlQke 600 ongeval len voor, waarin 150 by den arbeid. Onder de manneiyke personen boven de 15 jaren, die door het ongeval te gronde gingen, wa- 1 habitneeie drinkers, onder de mannen van 45 60 jaar! die door een ongeval hét leven lieten, was 1/i habitneeie dronkaards. Een veelbewogen leven. Te Bellingwolde (Gr) ia op 63jarigen leeftjd overleden Al- berije Huirioga, een vrouw, die meer dan 60 jaren spiritus en kandy frandnlens nit Duitsch- land invoelde. Ze had 123 veioordeeÜDgen achter den rug, doch rustte sedert eenige jaren in het armenwerkhnis. Duizenden liters spiritus en kilo's suiker heeft zy over de grenzen gehaaid en daarby de belastingwetten ontdoken. Nacht en dag was zyn in de weer. Iets aoders dan smok- kelilk heeft ze nimmer gedaan. Verbrand. In een bovenwoning aan het Hobbemaplein, in Den Haag, kwam een driejarig kind, tydens afwezigheid der ouders, in aanraking met de brandende kachel, waar door de kleertjee vlam vatten. Op het hulp geschrei der kleine kwam een bnurvronw aansnellen die de vlammen doofde. In het ziekenhuis waarheen het kind in allerijl gebracht werd, overleed het aan de bekomen brandwonden. Over het gebruik van geld zegt een man, die zeker wel als deskundigs op geld* gebied mag worden beschouwd, niemand minder dan Rockefeller, in de gedenkschrif ten die door Matin en Petit Bleu en ande re bladen worden vertaald: •Onoordeelkundig geld geven of geld geven dat verkeerd gebruikt wordt, staat geiyk met niets te geven, •In dit opzicht geloot ik, dat de R. K, Kerk van alle instellingen ter wereld voor zeker die is, welke op de beste manier de liefdadigheid beoefent •Ik heb soms verstomd gestaan, als ik vernam welk een goed gebrnik de priesters en nonnen maakten van een bepaalden som gelds, welk hun was toevertrouwd, en op welk een bewonderenswaardige manier ie zoon som gelds wisten te gebruiken. •Dat komt misschien omdat de Kerk eeu wen van ondervinding achter zich heeft, maar het ia buiten twyfel, dat niemand ter wereld er in geslaagd ie, een zoo volmaakte liefdadigheidaorganisatie in 't leven te roe» pen als zy hult'.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1909 | | pagina 5