Lan DEL' AAR. pels Idelen ERSTRAAT. t i Stempels killaar, tot f 50.— tot - 54 tot - 65 tot - 40 keuze. TWEEDE BLAD. die eenige elt aan de vensmidde- deze in HANDEL", Hni^broawarstraat, 408. oenten. ERKAMP, Hekelstraat. Magazijn van Piano's. ld, 2STE JMAN, nat 17, 2STE srstraat i7, Alkmaar. 94. ilenboeken. iad voor 1909. straat. tüIJSEN. it 157-158, lkmaar. Zaterdag 6 Maart 1909. KALENDER voor de dagen der week. 7 MAART. N. Qeld. Hij was Roomsch. •Zgn er meer bg jullie, die er zoo over denken als jy GESLOTEN. üLDERIE 5 et. per Slijters ook per kilo i »elijke Muziekinstrumen- GRAMAPHONEN in VO's en ORGELS op ag. Scherp concur- mmen, verhuren, ruilen. B. PELS, kr, over de R. K. Kerk. igbaar bij antoor ran oorg. romen bij o's. rN, Dijk, Alkmaar. VER, Kassier. v ONS BLAD. 7 Mrt. Zondag. Reminiicere. H. Thomas van Aquino, Belijder. Evan gelieGedaanteverandering des Seeren. Mattheus XVH: 1-9. 8 Maandag. H. Joannes de Deo. 9 Dinsdag. H. Francieca, Weduwe. 10 Woensdag. 40 H.H. Martelaren van 11 Donderdag. H. Vindicianus, Bisschop en Belijder. 12 Vrijdag. H. Gregorius da Groote, Paus en Leeraar. 18 Zaterdag. H, Christina. Tweede Zondag van de Vasten. Eerste Zondag der Maand. Les uit den eersten brief v. d. H. apostel Paulus aan de Thessalonicensen; IV, 1 —7 Broeders! Wij bidden on smeeken u in den Heer Jesus, dat gij, gelijk gij van ons ontvangen hebt, hoe het n betaamt te wandelen en Gode te be hagen, aldus ook wandelt, dat gij daarin overvloediger worden moogt. Immers weet gij, welke voorschriften ik u door den Heer Jesns gegeven'heb Want dit is de wil van Goduwe heiligmaking dat gij n onthoudt van ontucht, dat ieder van u zijn vat wete te bezitten in heilig heid en eer, niet in drift der begeer lijkheid, gelijk ook de heidenen, die God niet kennendat niemand zijnen broeder verdruk ke of in eenige zaak bedriege; want de Heer neemt wraak over difr alles, gelijk wij u te voren gezegd en betuigd hebben, God immers heeft ons niet geroepen tot onreinheid, maar tot heiligmaking, in Christus Jesns onzen Heer. Evangelie volgens den H. Mattheus; XVII, 1-9. Te dien tijde nam Jesus Petrus, Ja- cobuB en diens broeder Joannes met Zioh en leidde hen, afzonderlijk, op een hoogen berg, en Hij werd voor hen van gedaante veranderd. En zijn aangezicht blonk als de zon, en zijne kleederen werden wit als sneeuw. En zie, hun versohenen Mozes en Eiias, met Hem sprekend. Petrus nu nam het woord op en zeide tot Jesns: Heerl het is ons goed hier £e zijn! Laat ons, zoo Gij wilt, hier drie tenten maken, voor één e, voor Mozes éóne en voor Elias ééne! Terwijl hij nog sprak, zie, over schaduwde hen eene lichte wolk; en zie, eene Btem klonk uit de wolk, zeg gende: deze is mijn beminde Zoon, in wien Ik mijn welbehagen heb; hoort Hem! En de leerlingen, dit hoorende, vielen op hun aangezicht neder en vrees den zeer. En Jesus naderde en raakte hen aanen Hij sprak tot henstaat op en vreest nietEn hunne oogen op slaande zagen zij niemand dan Jesns alléén. En terwijl zij den berg afdaalden, gebood Jesus hun en zeide: openbaart dit gezicht aan niemand, totdat de Zoon des mensohen van de dooden is opgestaan. ntera. Alkmaar, Met deftige pasjes en met zenuwachtige knikbewegingkjes van het hoofd, ging het onde heertje langs de stadsgracht. Hy was boos. Telkens praatte bij in zichzelf, alsof hij het met zyn zwijgende gedachten niet af kon. Bespottelijk. Wat had ze dan wel gedacht verbeeld je, ais je met zoo'n aanbod komt. Ik geloof heuecb, dat ze maar kalm had willen blijven waar ze was. Verbeeld je, als je zoo royaal bent en' dan zoo'n ge zicht. Boos was ze, geloof ik, niet dat had er ook nog bij moeten komen. Maar dat gezicht. Het was nu al een balf jaar, dat Jan ge storven was. Tot nu toe was er volstrekt niet over geid gesproken. Hij had baar in het begin een som gegeven, waar zj) zich vooreerst mee helpen kon, maar nu werd het toch tijd, dat zij eens plannen voor de toekomst maakte. Zij begreep wei, dat ze zoo niet kon blijven wonen. En dan iemand die zelve geen rooden cent bezit. Jan had natuurlijk nog niets noemens waard nagelaten. Een goede betrekking en rijke ouders, maar nog geen kapitaal na tuurlijk. Dat hij er dan ook niet aan ge dacht had een levensverzekering voor zijn vrouw te sluiten. Nu zaten zij er mee. Ze zouden heusch de weduwe van hun kind niet in den steek laten, maar zoo blijven leven als ze gedaan bad, dat ging niet na tuurlijk. Wie zou dat ook van zijn schoon ouders willen aannemen. Neen, hij k'on er met zijn verstand niet bij. Verbeeld ja, komen zeggen dat je helpen wil en zoo royaal helpen en dan aangekeken worden of je een beul bent. Als je zoo veel voor iemand doen wilt. HQ was nog al zoo tevreden er heenge gaan, omdat hij de acht honderd 's jaars, die zijn vrouw gedacht had, op duizend had gebracht. Duizend gulden. Het is veel geld en dat voor iemand, die volstrekt geen rechten heeft. Maar hij zon dat gaarne geven, want ze was een lief kind en Jan was dol op haar geweest. Nu hij aan zijn zoon dacht, begon, zijn onderlip zenuwachtig te beven... Hij was moe, wilde dat hg maar thuis was. Hg zou dadeigk alles aan zijn vrouw ver tellen, die zou hem met haar gewone zeker heid wel weer kalmeeren. Nu was hg thuis. Nu zou zgn vrouw hem helpen meer vrede met zich zelf te krggen. Hij was dadeigk begonnen met zgn ver haal boos, gejaagd, maar nu hij alles verteld had, was hij op, had hg plotseling geen lust meer, zich door haar te laten opbeuren liet hij haar woordenstroom over zich gaan zonder te luisteren. Zgn hoofd zakte hem op de borst en zijn oogen vielen toe. Zoo zat hij telkens in den laatsten tgd. Altijd als hij aan zgn gestorven zoon ge dacht had. Hg sliep dan niet, maar was moe. Hg was te oud voor zgn verdriet. Na een poosje kwam hg wat bg. Zgn vrouw, die even gezwegen had, maar toch te nieuwsgierig was, om niet alles te hoo- ren, vroeg hem nu toch eens duidelyk te vertellen, wat hij gezegd had en hoe zg had geantwoord. Hij vertelde het nog eens veel kalmer nu. Maar begrgp je dat nu, viel zg hem drif tig in de rede, dat zg daar zelf niet aan gedacht heeft 7 Die menschen, die nooit geld gehad hebben, vinden het maar het gemak- keigkst er nooit aan te denken. Zij leven maar'toe en laten een ander betalen. Driftig sloegen de breipennen tegen elkaar en baar lippen sloten zich stgf over den ingevallen mond. We hebben Jan beloofd, voor haar te zorgen, zei haar man, zacht. Ja, en wat doen we dan anders bitste zij. Duizend gulden, het is nogal geen klei nigheid. Acht honderd was meer dan genoeg geweest. Daar kon ze best van leven. Onze Nel kost veel meer, zei bg half in gedachtemeer tot zich zelf dan tot haar. Man, praat nu niet zulken onzin, sneed zgn vrouw hem ruw zgne gedachten af. Nel is ons eigen kind. Al kostte zg nog veel meer, wg hoeven er ons heusch niets om te ontzeggen. Zacht, dat de kinderen er plezier van hebben, ais ze rgke ouders hebben. Ja. Je kinderen, zei hij. lanezaam mot het hoofd knikkende. Je kinderen, en dui delijker werd hem, dat daarom haar droefheid kon geweest zijndat ze geen kind was. Zgn vrouw was ondertusschen ongeduldig van haar stoel opgestaan en kwam nn naar hem toe. Half boos, half bezorgd, legde zg haar band op zgn schouder. Vader, hoe heb ik het nu met je 7 Eerst was je zelf boor, en nu doe je net, of je vindt, dat ze geigk heeft. Zacht schudde zij hem heen en weer, toch met een trek van groote zachtheid om haar mond. Haar oude, lieve man. Nu werd het hem plotseling te machtig, en barstte hg in tranen uit. H0 trok zijn vronw dichter naar zich toe en leunde zgn hoofd tegen haar aan. Na een poos zeide hg nog hokkend Praat er nu niet meer over. Ik ben te oudik weet de dingen niet meer zoo. Doe jg maar zooals je goedvindt. Langzaam en moeilijk stond bg op uit zgn stoel en ging met ilependen tred de kamer uit. Met het hoofd voorover gebogen de oogen voor zich starende zonder te zien en de handen slap in den schoot, zat de schoondochter. Al wel een uur was haar schoonvader weg en nog was zij nagenoeg in dezelfde houding, als toen hg gegaan was. Nu en dan kromp zij huiverend samen, alsof dit aanvoelen van zicbzelve baar een troost was in haar eenzaam verdriet. Zooals zg daar zat, wist zg eigenigk niet goed meer wat er gebeurd was, voelde zg alleen een matelooze, doen en denken ver lammende ellende. Zij probeerde wel te denken, probeerde zich te herinneren wat er was, maar zoo dra haar hersenen met moeite een beeld gevormd hadden, lieten zg het dadeigk weer los en was er niets dan die doffe wanhoop om en over alles. Zg was zoo big geweest, toen haar schoon vader kwam. Zij hield van hem en ais hg, meestal zwggend, over haar zat, wist zij zgn gedachten, en troosten zg elkander, zonder woorden, met het verdriet, dat voor beiden anders, en toch hetzelfde was. Zij had altgd gemeend, dat het hem evenals haar een soort leniging van pgn was, dat Jan's huis er nog was. Dat de leegte hem niet te zien op de plekken, waar men hem nog bgna verwachtte, minder wreed was dan eene omgeving zou zgn, waar de herinnering aan hem als een vreemde zou ronddolen. Nu had ze moeten ervaren, dat er geen herinnering was geweest, die verbond, maar kleine overwegingen van allen dag, die scheidden. Het begrip >geld< was iets, dat voor haar nooit bestaan bad. Van het zorgelooze huishouden van haar ouders uit, jong overgegaan in het huis van naar man, die al dadeigk meer verdiend had dan 't jonge huishoudentje gebruiken kon, had zij er nooit een ernstige gedachte aan gegeven. Ze hadden gemakkelijk, maar eenvoudig geleefd, omdat ze beiden niet veel behoeften hadden. Jan was niet zorgeloos geweest, een goed man van zaken zelfs, maar hg had sterk het gevoel gehad, dat het onrechtvaardig was meer te hebben dan hg noodig had, terwijl er anderen waren, die gebrek leden. Dat had hem altgd meer doen geven, dan nu wel verstandig was geweest. Zoo de gedachte, dat hij voor zyn ouders kon sterven en zijne vrouw dan niet ver zorgd zou zijn, al eens bg hem was opge komen, dan was ze toch nooit reëel genoeg geweest om hem spaarzamer te doen zijn. Zgn vrouw was achter gebleven zonder kinderen. Zonder ouders, ook zonder geld, maar daar had ze nooit aan gedacht. Ze wist, dat haar schoonouders rgk waren, heel rijk zelfs, en dat ze dat wist was voldoende geweest om haar zonder verder nadenken te doen blijven in de omgeving, waar ze dacht, dat ze hoorde. De gedachte, dat ze daar geen recht meer had, was eenvoudig niet bg haar opgekomen. Nn had baar schoonvader haar gezegd, dat ze weg moest van hier. Hg had haar verder gesust met te zeggen, dat hg haar wel wat geven wilde, omdat ze Jan's vrouw was geweest en dat zijn vrouw en hg bere kend hadden, dat zg van duizend gulden 's jaars rn'm leven kon. Eensklaps uit haar gebogen houding op rgzende schudde zij voor een oogenblik die machtelooze wanhoop van zich en zenuw achtig heen en weer loopende door de kamer dacht zg met koortsige opwinding, dat zg niets wilde. Niete. Niets. Dadelyk daarop liet zij zich weer slap in haar stoei gigden en krennde met de handen voor het gezicht >Mzar, o God, wat dan Toen Jan pas gestorven was, had zij telkens hartstochtelijke uitbarstingen van verdriet gehad. Had zg zich voorover op den grond gegooid en vuisten gebald tot de nagels liaar in het vleesch drongen en het gevoel vaq pijn haar als verlichting was geweest. Het vruchtelooze van die wanhoop had haar langzamerhand afgestompt, Als zg nu soms nog even wild in verzet kwam, zakte zg dadelyk daarna krachteloos ineen. Ook was er in den laatsten tgd misschien onbewust voor haar zelve, weer iets positiefs in haar leven gekomen. Iets waar ze zich aan kon vasthouden; de herinnering aan haar man. Niet de herinnering die smart is om het gemis maar dankbaarheid om het gehad hebben. Toen was zg begonnen de dingen te koesteren, die hg had lief gehad, Ze had de herinnering aan hem levend gemaakt om zich. Er was heel vee), dat een deel vroeg in die toenemende zorg, want Jan was niet iemand geweest van sterke, naar buiten werkende levenskracht. Zy zelve was altgd een meer latente persooniykheid geweest. Meer had hg niet verlangd en had zg ook niet knnnen geven. Maar nu was hg er niet meer om zgn omgeving te vallen met toewgdende harte lijkheid. Nu moest zg zijn taak overnemen en waar ze zich eerst had laten koesteren, probeerde zij nu een warmte te zgn voor haar omgeving, omdat dat iets van hem zon zgn, dat zg nu in stand hield, nadat hij was heengegaan. zg had altgd wel van haar schoonouders gehouden vooral van haar schoonvader, maar veel meer dan vroeger uitte zich dit gevoel, nu in daden van liefde, want hem moeeten ze terugkrygen in haar. Hij mocht niet weg zijn uit hun leven. Zg zou hen laten voelen dat de atmosfeer, waarin hij geleefd had, was nagebleven ook nadat hg was heengegaan. Nn had haar schoonvader haar gezegd, dat zgn ouders in zgn oude omgeving niet hem hadden gevonden maar een indringster, die er geen rechten had. Daar zij niet in staat was door bezigheden afleiding te zoeken, ging haar verdere dag voorby in dezelfde machtelooze wanhoop. Het eene oogenblik was het de ergernis over zichzelve, die haar aftobde. Ergernis, dat een ander haar had moeten vertellen, wat zg zelve had kunnen begrgpen; dat ze genadebrood gegeten had. Echt als haar argeloos aannemen was geweest, was nn het besef, dat zg in anderer oog moest gerekend hebben op 't fortuin van haar schoonouders, haar zeer pgnigk. Dan weer voelde zg niets dan weemoed, daarom dat zy voor haar schoonouders nooit waarigk een kind was geworden. Maar het ergste was, als zg zich plotte ling voelde verstyven in radeloozen angst voor de toekomst, wanneer zg voor zich zelve zou moeten zorgen in een omgeving die nooit meer de hare kon zgn. Toen zg den volgenden morgen beneden kwam en de zon zag schgnen in de vriende lyke kamer met op hnn gewone plaatsen de dingen, die ze lief had, greep het bewustzyn, dat zg dat alles nu verlaten moest, haar aan met een felheid, die een voortloven onmogeiyk scheen te maken. Zg kon dat alles niet missen, moest haar eigen leven leiden in de omgeving waarin Jan zou voortleven naast haar. Alles was zoo vredig. Vriendeiyk stil stonden de bekende menbelen, alsof niets ze ooit zon kunnen storen in hnn rust. Uit elkander gehaald zou dat alles worden, omdat Jan gestorven was en zy geen geld had. Nadat zy haar huishoudeiyke plichten werktnigeigk bad afgedaan, zat ze weer als heel den vorigen avond krachteloos in een stoel gezakt. Langzamerhand werd toch een ding vast in haar denken. Dat ze een betrekking zou zoeken. Wat, wist ze nog niet, maar iets, dat baar onafhankelijk zou maken. Ze moest zich, meest in eigen oogen zuiveren van de blaam die op baar was, omdat zg gedachte loos genomen had, waar ze aan geen geven gedacht had. Nog niet was dit voornemen krachtgevend in haarnog bracht zg het niet verder dan tot een huiverend terugwyzen van iederen werkkring, die in haar gedachte opkwam. Maar vast in baar was het, dat ze kiezen wilde en onbewust voor haar zelve was die zekerheid haar tot steun in haar wanhoop. Verpleegster wordeD, telkens kwam het weer bg haar op en hoezeer zij ook trachtte zich angstig op te dringen dat zg een hui verend voorgevoel had dat het worden zou. Hulpeloos dacht zy, of er niet iemand was, die haar zou kunnen raden, haar tot steun kon zijn in haar zwakheid en plotseling viel haar als een lichtstraal de vrouw van haar broer in. Daar zou zg heen gaan. Die zou haar begrgpen en helpen, want die voelde als zg en had haar stellig niet kwalyk genomen, dat ze gedaan had zooals ze deed. In haar gejaagd wachten tot het tgd zou zgn om te gaan, herhaalde ze aldoor bg zichzelve wat ze zeggen zou en stelde zich voor hoe de andere zon antwoorden. Ze werd harteigk, als altgd, ontvangen. Maar nu haar opwinding voorby was wist ze niet goed wat te zeggen, hoe haar ver haal te beginnen. Na een poosje, zei ze, bgna terloops, met het hoofd loom tegen de rugleuning van haar stoelAn, ik ga een betrekking zoeken. Het gezicht van haar schoonzuster lichtte op in plotselinge verrassing. Ze voelde zich by de schouders gegrepen en harteigk ge kust. Ze hoorde lieve, deelnemende woorden, dat het zoo flink van haar was, dat het zoo moeilijk zon zijn eerst maar dat ze maar moest denken, hier een hnis te behouden, waar ze altgd welkom zou zgn. Hol ging die harteigkheid over haar heen. Ze had de eerste biydschap op An's gezicht gezien, en gevoeld, dat er ook hier geen begrgpen voor haar was geweest. Het was een paar weken geleden, dat we weer op reis moesten. We kwamen aan den trein, maar toen we vroegen, waar hg stond, was 't antwoord van den portier, dat die een kleine drie kwartiertjes vertraging had. Voor het doel van onze reis was dat zoo erg niet, zoodat we er kalm bg konden biyvaneen dikke heer met een gouden bril en dito horlogeketting vond het noodig, zgn gevoelen te niten door een vloek. ■i "vtmw kvua vu ii v osn^/iiuu ffnvur kamer binnen, waar hier en daar iemand zat, elk afzonderlijk, niet van plan een gesprek aan te knoopen, maar liefst alleen blijvend in eigen gedachten. Plotseling vliegt de denr open veel verder dan noodig was en stapt met een vrooiyk, ietwat brutaal gezicht een jongeman binnen, die vrymoedig naar alle kanten rond ziet en eindeigk zich dwars op een stoel zet aan een tafeltje vlak by me. Daar zat ook een ander, die een beweging maakte, alsof hg wilde opstaan. •Blyf maar zitten, ik zal je niet byten<, zei onze nieuwe vriend, terwyi hg zgn stoel wat recht zette en naderbg schoof. »Ook naar Leiden »Ja, ten minste dien kant op<, antwoordde de ander nog steeds schuw kykend, alsof zgn buurman toch werkeiyk wel een beetje op een menscheneter geleek. >Maar de trein is drie kwartier te laat.< >Zoo, nou, dan zullen we zoolang wachten. We zouden vooruit knnnen loopen, maar 't kon wezen, dat hg ons dan voorbijreed. Als luie menschen haast krggen, is 't altgd gevaarigk.* Hij lachte breed met groote witte tanden en de ander vond het maar 't veiligst, mee te lachen. Ik schoof zoo ongemerkt een beetje dichter bij't leek me wel, dat daar een aardig gesprek voor den dag zou komen. •Woon je in Leiden •Neen*, zei de ander. >Op een tusschen- station.' •Niet veel byzonders, die tnsschenstations.< •Neen, dat is zeker.< •Wat doe je daar voor den kost in die negerg 7* Ik kreeg haast medeiyden met den armen man, die als een beschuldigde in verhoor werd genomen, maar toch was er iets oprecht- vrooigks in den jongen kerel, men kreeg den indruk, dat hg een harteiyke man was, ruw, maar die 't goed meende. De ander keek rond, of hg geen goede gelegenheid zag heen te gaan, maar wist niets te bedenken en antwoordde eindelijk aarzelend: >ik ben timmerman* •Mooi, prachtig, dan zgn we van hetzelfde vak. Een mooi ambacht*. •Hm, er is niet veel aan I* •Zoo? Waarom ben je 't dan geworden 7 Neen hoor, je moet je eigen vak niet ver achten. Natuuriyk is er wel eens wat, maar noem jg dan eens een vak, waar niets is 7* •Neen, dat is ook wel zoo.* •En als er iets verkeerds is, dan hoeft het niet altgd zoo te big vener is toch zeker ook wel organisatie bg jullie 7 Of niet •Ja zeker, zeker,* zei de ander, die on rustig heen en weer schoof, naar de klok keek en naar den portier, die bg de deur zat te droomen alsof er in geen nren een trein zou vertrekken, •Wat kyk je vreemd 7 Je beut toch zeker wel lid van je organisatie of behoor jjj ook tot die lui, die anderen de zaakjes laten opknappen en dan zelf ganw komen aan- loopen om mee te proflteeren •Neen hoor, ik ben wel lid van de or ganisatie.* •Mooi, dat bevalt me. Maar wat voor een vereeniging is dat 7 Een neutrale Nu werd het den ondervraagde al te benauwd. HO stond op, liep naar den portier, die hem ha'f droomerig, half verschrikt aankeek en vroeg of de trein naar Leiden er al stond. •Weineen, ik heb je immers gezegd, dat het nog drie kwartier kan duren.* Kom maar weer hier -zitten, we hebben den tgd*, riep zgn gezel hem toe en er zat niets anders op, dan maar weer zich verder te laten ondervragen. •Nou, spreek eens op, ben je lid van een neutrale organisatie 7 Of ben je socialist 7 Of soms in Patrimonium 7 De aangesprokene kreeg een kleur, keek strak vóór zich op de tafel en zei half hoorbaar>Neen zie je, ik ben Roomsch.* •Zóó I* Een eigenaardig glimlachje liep om den breeden mond van den jongenman, terwgi hg dat woord uitsprak. •Zóó, ben je Roomsch 7 En dan zeker lid van de katholieke vereeniging 7* •Ja, och, dat gaat zoo moeiiyk anders. Ze willen dat zoo hebben.* •Vervelend anders, zoo onder de plak te zitten van de adviseurs, vind je niet 7* •Ja, wat zal ik zeggen, ze bemoeien zleh wel een beetje veel met alles.* •Je zon zeker liever in een' soort neutrale vereeniging zyn 7 Zoo half neutraal, met een godsdienstig tintje, niet te veel, maar tooh zoo'n beetje Weer lachte hg zoo eigen aardig. •Ja, dat zou mizschien 't beste wezen. Niet heelemaal zonder godsdienst natuuriyk, maar waarom nu de vakorganisatie katholiek moet heeten •Och, wat zal ik zeggen, we praten daar over, maar niet ai te vaak, je weet nooit wien je voor hebt.* •Neen, daar heb je geiyk aan. Wat denk je bgvoorbeeld dat ik ben van myn geloof •Ja, misschien heelemaal geen geloof •Zie ik er niet uit als een socialist •Ja, dat kan ook best wezen.* •Zoo, non dan zal ik je eens wat zeggen. Ik ben ook Roomsch, en ik ben lid van een katholieke organisatie en ik hond van myn vereeniging, omdat we beiden goed Roomsch zgn, de organisatie en ik zelf. En jg bent een... neen dat zal ik maar niet zeggen. Bonjour hoor.* Hg stond op en ging naar 't perron. De ander bleef zitten. SUIS IK. LlttU BÜil UBCijB piöZWr. KJk. rr.) ALKMAAR. Parochie van den H. Lawrentius. Zondag 's morg. 7 en 8l/# uur stille H.H. Missen10 nur ges. Hoogmis 'smidd. 2 uur Catechismus; 3 uur Ves- pers's avonds 6 uur Lof ter eere van het Onbevl. Hart van Maria voor de be- keering der zondaren en oefening van den H. Kruisweg, Maandag 's avonds 7 uur Congregatie der H. Maagd. Dinsdag 's morg. 9 uur stille ges. Maand stond voor Laurentius Zevenhuizen. Woensdag 's avonds 7 nur Lof ter eere van den H. Joseph. Donderdag morg. 9 uur gez. H. Mis ter eere van het Allerh. Sacrament en het H. Bloed van Mirakel's avonds 7 uur Lof met Meditatie over 't Lijden des Heeren. V r y d a g 's avonds 7 nur Lof ter eere van het Alierh. Hart van Jesua. Zaterdag 's morg. 9 uur H. Mie voor de overleden leden van de Broederschap het Olibevl. Hart van Maria. Parochie van den H, Dominions. Zondag 's morg. 6, 71/j en 9 uur stille H.H. Missen101/, uur gei. Hoogmis 's namidd. 2 en 31/, uur Catechismus 3 uur Vespers's avonds 5 uur Congregatie. Dinsdag 's morg. 8 uur Jaargetyde voor Cornelia Maadtjes9 uur ges. Uitvaart voor Maria BakkerHoebe 's avonds 6 uur gelegenheid om te biechten7 nnr Lof en Meditatie. Woensdag, 6de der 7 Woensdagen ter eere van den H. Joseph, 's morg. 9 uur gez. Maandstond voor Cornelia Keesom 9 uur H. Mis op 't kerkhof's avonds 7 uur Congregatie. Donderdag 's morg. 9 uur gez. Jaar getyde voor Antonia Poortman de Graaf. V r y d a g 's avonds 7 uur Lof en Kruisweg. Zaterdag 's avonds 7 uur Lof. Zondag 7 Maart a.s. St. Joseph-Club, Afd. A 9 uur Afd, B 101/1 uur Aid. O 71/, uur HEILO. Zondag 's morg. 7 uur wordt het H. Sacra ment voor het 40uurgebed ter aanbidding uitgesteld7 uur H. Mis 91/, uur Hoog mis 's midd. 2Vi uur Vespers, waarna het Rozenhoedje zal worden gebeden voor de wed. Jacob Kraakman, geb. Maria Twisk, als lid van de Broederschap van den Levenden Rozenkrans 's avonds 7 uur Lof met aanbidding. Maandag en Dinsdag 's morg. 7 uur H. Mis na uitstelling van het H. Sacrament voor het 40uurgebed 9uur ges. Hoog mis avonds 7 uur Lof met aanbidding ;frl fl

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1909 | | pagina 5