Lan
DEL'
AAR.
pels
Idelen
ERSTRAAT.
t
i
Stempels
killaar,
tot f 50.—
tot - 54
tot - 65
tot - 40
keuze.
TWEEDE BLAD.
die eenige
elt aan de
vensmidde-
deze in
HANDEL",
Hni^broawarstraat,
408.
oenten.
ERKAMP,
Hekelstraat.
Magazijn van Piano's.
ld,
2STE
JMAN,
nat 17,
2STE
srstraat i7, Alkmaar.
94.
ilenboeken.
iad voor 1909.
straat.
tüIJSEN.
it 157-158,
lkmaar.
Zaterdag 6 Maart 1909.
KALENDER
voor de dagen der week.
7 MAART.
N.
Qeld.
Hij was Roomsch.
•Zgn er meer bg jullie, die er zoo over
denken als jy
GESLOTEN.
üLDERIE 5 et. per
Slijters ook per kilo
i
»elijke Muziekinstrumen-
GRAMAPHONEN in
VO's en ORGELS op
ag. Scherp concur-
mmen, verhuren, ruilen.
B. PELS,
kr, over de R. K. Kerk.
igbaar bij
antoor ran
oorg.
romen bij
o's.
rN, Dijk, Alkmaar.
VER, Kassier.
v
ONS BLAD.
7 Mrt. Zondag. Reminiicere. H. Thomas
van Aquino, Belijder. Evan
gelieGedaanteverandering
des Seeren. Mattheus XVH:
1-9.
8 Maandag. H. Joannes de Deo.
9 Dinsdag. H. Francieca, Weduwe.
10 Woensdag. 40 H.H. Martelaren van
11 Donderdag. H. Vindicianus, Bisschop
en Belijder.
12 Vrijdag. H. Gregorius da Groote,
Paus en Leeraar.
18 Zaterdag. H, Christina.
Tweede Zondag van de Vasten.
Eerste Zondag der Maand.
Les uit den eersten brief v. d. H. apostel
Paulus aan de Thessalonicensen; IV, 1 —7
Broeders! Wij bidden on smeeken u
in den Heer Jesus, dat gij, gelijk gij
van ons ontvangen hebt, hoe het n
betaamt te wandelen en Gode te be
hagen, aldus ook wandelt, dat gij daarin
overvloediger worden moogt. Immers
weet gij, welke voorschriften ik u door
den Heer Jesns gegeven'heb Want dit
is de wil van Goduwe heiligmaking
dat gij n onthoudt van ontucht, dat ieder
van u zijn vat wete te bezitten in heilig
heid en eer, niet in drift der begeer
lijkheid, gelijk ook de heidenen, die God
niet kennendat niemand zijnen broeder
verdruk ke of in eenige zaak bedriege;
want de Heer neemt wraak over difr
alles, gelijk wij u te voren gezegd en
betuigd hebben, God immers heeft ons
niet geroepen tot onreinheid, maar tot
heiligmaking, in Christus Jesns onzen
Heer.
Evangelie volgens den H. Mattheus;
XVII, 1-9.
Te dien tijde nam Jesus Petrus, Ja-
cobuB en diens broeder Joannes met
Zioh en leidde hen, afzonderlijk, op een
hoogen berg, en Hij werd voor hen van
gedaante veranderd. En zijn aangezicht
blonk als de zon, en zijne kleederen
werden wit als sneeuw. En zie, hun
versohenen Mozes en Eiias, met Hem
sprekend. Petrus nu nam het woord op
en zeide tot Jesns: Heerl het is ons
goed hier £e zijn! Laat ons, zoo Gij
wilt, hier drie tenten maken, voor
één e, voor Mozes éóne en voor Elias
ééne! Terwijl hij nog sprak, zie, over
schaduwde hen eene lichte wolk; en
zie, eene Btem klonk uit de wolk, zeg
gende: deze is mijn beminde Zoon, in
wien Ik mijn welbehagen heb; hoort
Hem! En de leerlingen, dit hoorende,
vielen op hun aangezicht neder en vrees
den zeer. En Jesus naderde en raakte
hen aanen Hij sprak tot henstaat
op en vreest nietEn hunne oogen op
slaande zagen zij niemand dan Jesns
alléén. En terwijl zij den berg afdaalden,
gebood Jesus hun en zeide: openbaart
dit gezicht aan niemand, totdat de Zoon
des mensohen van de dooden is opgestaan.
ntera. Alkmaar,
Met deftige pasjes en met zenuwachtige
knikbewegingkjes van het hoofd, ging het
onde heertje langs de stadsgracht. Hy was
boos. Telkens praatte bij in zichzelf, alsof
hij het met zyn zwijgende gedachten niet
af kon.
Bespottelijk. Wat had ze dan wel gedacht
verbeeld je, ais je met zoo'n aanbod
komt. Ik geloof heuecb, dat ze maar kalm
had willen blijven waar ze was. Verbeeld
je, als je zoo royaal bent en' dan zoo'n ge
zicht. Boos was ze, geloof ik, niet dat
had er ook nog bij moeten komen. Maar
dat gezicht.
Het was nu al een balf jaar, dat Jan ge
storven was. Tot nu toe was er volstrekt
niet over geid gesproken. Hij had baar in
het begin een som gegeven, waar zj) zich
vooreerst mee helpen kon, maar nu werd
het toch tijd, dat zij eens plannen voor de
toekomst maakte. Zij begreep wei, dat ze
zoo niet kon blijven wonen. En dan iemand
die zelve geen rooden cent bezit.
Jan had natuurlijk nog niets noemens
waard nagelaten. Een goede betrekking en
rijke ouders, maar nog geen kapitaal na
tuurlijk. Dat hij er dan ook niet aan ge
dacht had een levensverzekering voor zijn
vrouw te sluiten. Nu zaten zij er mee. Ze
zouden heusch de weduwe van hun kind
niet in den steek laten, maar zoo blijven
leven als ze gedaan bad, dat ging niet na
tuurlijk. Wie zou dat ook van zijn schoon
ouders willen aannemen. Neen, hij k'on er
met zijn verstand niet bij.
Verbeeld ja, komen zeggen dat je helpen
wil en zoo royaal helpen en dan aangekeken
worden of je een beul bent. Als je zoo
veel voor iemand doen wilt.
HQ was nog al zoo tevreden er heenge
gaan, omdat hij de acht honderd 's jaars,
die zijn vrouw gedacht had, op duizend had
gebracht. Duizend gulden. Het is veel geld
en dat voor iemand, die volstrekt geen
rechten heeft. Maar hij zon dat gaarne geven,
want ze was een lief kind en Jan was dol
op haar geweest.
Nu hij aan zijn zoon dacht, begon,
zijn onderlip zenuwachtig te beven... Hij
was moe, wilde dat hg maar thuis was.
Hg zou dadeigk alles aan zijn vrouw ver
tellen, die zou hem met haar gewone zeker
heid wel weer kalmeeren.
Nu was hg thuis. Nu zou zgn vrouw hem
helpen meer vrede met zich zelf te krggen.
Hij was dadeigk begonnen met zgn ver
haal boos, gejaagd, maar nu hij alles
verteld had, was hij op, had hg plotseling
geen lust meer, zich door haar te laten
opbeuren liet hij haar woordenstroom
over zich gaan zonder te luisteren. Zgn
hoofd zakte hem op de borst en zijn oogen
vielen toe.
Zoo zat hij telkens in den laatsten tgd.
Altijd als hij aan zgn gestorven zoon ge
dacht had. Hg sliep dan niet, maar was
moe. Hg was te oud voor zgn verdriet.
Na een poosje kwam hg wat bg. Zgn
vrouw, die even gezwegen had, maar toch
te nieuwsgierig was, om niet alles te hoo-
ren, vroeg hem nu toch eens duidelyk te
vertellen, wat hij gezegd had en hoe zg
had geantwoord.
Hij vertelde het nog eens veel
kalmer nu.
Maar begrgp je dat nu, viel zg hem drif
tig in de rede, dat zg daar zelf niet aan
gedacht heeft 7 Die menschen, die nooit geld
gehad hebben, vinden het maar het gemak-
keigkst er nooit aan te denken. Zij leven
maar'toe en laten een ander betalen.
Driftig sloegen de breipennen tegen elkaar
en baar lippen sloten zich stgf over den
ingevallen mond.
We hebben Jan beloofd, voor haar te
zorgen, zei haar man, zacht.
Ja, en wat doen we dan anders bitste
zij. Duizend gulden, het is nogal geen klei
nigheid. Acht honderd was meer dan genoeg
geweest. Daar kon ze best van leven.
Onze Nel kost veel meer, zei bg half in
gedachtemeer tot zich zelf dan tot haar.
Man, praat nu niet zulken onzin, sneed
zgn vrouw hem ruw zgne gedachten af.
Nel is ons eigen kind. Al kostte zg nog veel
meer, wg hoeven er ons heusch niets om te
ontzeggen. Zacht, dat de kinderen er plezier
van hebben, ais ze rgke ouders hebben.
Ja. Je kinderen, zei hij. lanezaam mot
het hoofd knikkende. Je kinderen, en dui
delijker werd hem, dat daarom haar droefheid
kon geweest zijndat ze geen kind was.
Zgn vrouw was ondertusschen ongeduldig
van haar stoel opgestaan en kwam nn naar
hem toe. Half boos, half bezorgd, legde zg
haar band op zgn schouder.
Vader, hoe heb ik het nu met je 7
Eerst was je zelf boor, en nu doe je net,
of je vindt, dat ze geigk heeft.
Zacht schudde zij hem heen en weer,
toch met een trek van groote zachtheid om
haar mond. Haar oude, lieve man.
Nu werd het hem plotseling te machtig,
en barstte hg in tranen uit.
H0 trok zijn vronw dichter naar zich toe
en leunde zgn hoofd tegen haar aan. Na
een poos zeide hg nog hokkend
Praat er nu niet meer over. Ik ben te
oudik weet de dingen niet meer zoo. Doe
jg maar zooals je goedvindt.
Langzaam en moeilijk stond bg op uit
zgn stoel en ging met ilependen tred de
kamer uit.
Met het hoofd voorover gebogen de
oogen voor zich starende zonder te zien en
de handen slap in den schoot, zat de
schoondochter.
Al wel een uur was haar schoonvader
weg en nog was zij nagenoeg in dezelfde
houding, als toen hg gegaan was.
Nu en dan kromp zij huiverend samen,
alsof dit aanvoelen van zicbzelve baar een
troost was in haar eenzaam verdriet.
Zooals zg daar zat, wist zg eigenigk niet
goed meer wat er gebeurd was, voelde zg
alleen een matelooze, doen en denken ver
lammende ellende.
Zij probeerde wel te denken, probeerde
zich te herinneren wat er was, maar zoo
dra haar hersenen met moeite een beeld
gevormd hadden, lieten zg het dadeigk weer
los en was er niets dan die doffe wanhoop
om en over alles.
Zg was zoo big geweest, toen haar schoon
vader kwam. Zij hield van hem en ais
hg, meestal zwggend, over haar zat, wist
zij zgn gedachten, en troosten zg elkander,
zonder woorden, met het verdriet, dat voor
beiden anders, en toch hetzelfde was.
Zij had altgd gemeend, dat het hem
evenals haar een soort leniging van pgn
was, dat Jan's huis er nog was. Dat de
leegte hem niet te zien op de plekken, waar
men hem nog bgna verwachtte, minder
wreed was dan eene omgeving zou zgn,
waar de herinnering aan hem als een
vreemde zou ronddolen.
Nu had ze moeten ervaren, dat er geen
herinnering was geweest, die verbond, maar
kleine overwegingen van allen dag, die
scheidden.
Het begrip >geld< was iets, dat voor haar
nooit bestaan bad.
Van het zorgelooze huishouden van haar
ouders uit, jong overgegaan in het huis van
naar man, die al dadeigk meer verdiend
had dan 't jonge huishoudentje gebruiken
kon, had zij er nooit een ernstige gedachte
aan gegeven.
Ze hadden gemakkelijk, maar eenvoudig
geleefd, omdat ze beiden niet veel behoeften
hadden.
Jan was niet zorgeloos geweest, een goed
man van zaken zelfs, maar hg had sterk
het gevoel gehad, dat het onrechtvaardig
was meer te hebben dan hg noodig had,
terwijl er anderen waren, die gebrek leden.
Dat had hem altgd meer doen geven, dan
nu wel verstandig was geweest.
Zoo de gedachte, dat hij voor zyn ouders
kon sterven en zijne vrouw dan niet ver
zorgd zou zijn, al eens bg hem was opge
komen, dan was ze toch nooit reëel genoeg
geweest om hem spaarzamer te doen zijn.
Zgn vrouw was achter gebleven zonder
kinderen. Zonder ouders, ook zonder geld,
maar daar had ze nooit aan gedacht. Ze
wist, dat haar schoonouders rgk waren, heel
rijk zelfs, en dat ze dat wist was voldoende
geweest om haar zonder verder nadenken
te doen blijven in de omgeving, waar ze
dacht, dat ze hoorde. De gedachte, dat ze
daar geen recht meer had, was eenvoudig
niet bg haar opgekomen.
Nn had baar schoonvader haar gezegd,
dat ze weg moest van hier. Hg had haar
verder gesust met te zeggen, dat hg haar
wel wat geven wilde, omdat ze Jan's vrouw
was geweest en dat zijn vrouw en hg bere
kend hadden, dat zg van duizend gulden
's jaars rn'm leven kon.
Eensklaps uit haar gebogen houding op
rgzende schudde zij voor een oogenblik die
machtelooze wanhoop van zich en zenuw
achtig heen en weer loopende door de kamer
dacht zg met koortsige opwinding, dat zg
niets wilde. Niete. Niets. Dadelyk daarop
liet zij zich weer slap in haar stoei gigden
en krennde met de handen voor het gezicht
>Mzar, o God, wat dan
Toen Jan pas gestorven was, had zij
telkens hartstochtelijke uitbarstingen van
verdriet gehad. Had zg zich voorover op
den grond gegooid en vuisten gebald tot de
nagels liaar in het vleesch drongen en het
gevoel vaq pijn haar als verlichting was
geweest. Het vruchtelooze van die wanhoop
had haar langzamerhand afgestompt, Als
zg nu soms nog even wild in verzet kwam,
zakte zg dadelyk daarna krachteloos ineen.
Ook was er in den laatsten tgd misschien
onbewust voor haar zelve, weer iets positiefs
in haar leven gekomen. Iets waar ze zich
aan kon vasthouden; de herinnering aan
haar man.
Niet de herinnering die smart is om het
gemis maar dankbaarheid om het gehad
hebben. Toen was zg begonnen de dingen
te koesteren, die hg had lief gehad, Ze had
de herinnering aan hem levend gemaakt
om zich.
Er was heel vee), dat een deel vroeg in
die toenemende zorg, want Jan was niet
iemand geweest van sterke, naar buiten
werkende levenskracht. Zy zelve was altgd
een meer latente persooniykheid geweest.
Meer had hg niet verlangd en had zg
ook niet knnnen geven.
Maar nu was hg er niet meer om zgn
omgeving te vallen met toewgdende harte
lijkheid. Nu moest zg zijn taak overnemen
en waar ze zich eerst had laten koesteren,
probeerde zij nu een warmte te zgn voor
haar omgeving, omdat dat iets van hem
zon zgn, dat zg nu in stand hield, nadat
hij was heengegaan.
zg had altgd wel van haar schoonouders
gehouden vooral van haar schoonvader, maar
veel meer dan vroeger uitte zich dit gevoel,
nu in daden van liefde, want hem moeeten
ze terugkrygen in haar. Hij mocht niet weg
zijn uit hun leven. Zg zou hen laten voelen
dat de atmosfeer, waarin hij geleefd had, was
nagebleven ook nadat hg was heengegaan.
Nn had haar schoonvader haar gezegd,
dat zgn ouders in zgn oude omgeving niet
hem hadden gevonden maar een indringster,
die er geen rechten had.
Daar zij niet in staat was door bezigheden
afleiding te zoeken, ging haar verdere dag
voorby in dezelfde machtelooze wanhoop.
Het eene oogenblik was het de ergernis
over zichzelve, die haar aftobde. Ergernis,
dat een ander haar had moeten vertellen,
wat zg zelve had kunnen begrgpen; dat ze
genadebrood gegeten had.
Echt als haar argeloos aannemen was
geweest, was nn het besef, dat zg in anderer
oog moest gerekend hebben op 't fortuin
van haar schoonouders, haar zeer pgnigk.
Dan weer voelde zg niets dan weemoed,
daarom dat zy voor haar schoonouders nooit
waarigk een kind was geworden.
Maar het ergste was, als zg zich plotte
ling voelde verstyven in radeloozen angst
voor de toekomst, wanneer zg voor zich
zelve zou moeten zorgen in een omgeving
die nooit meer de hare kon zgn.
Toen zg den volgenden morgen beneden
kwam en de zon zag schgnen in de vriende
lyke kamer met op hnn gewone plaatsen de
dingen, die ze lief had, greep het bewustzyn,
dat zg dat alles nu verlaten moest, haar
aan met een felheid, die een voortloven
onmogeiyk scheen te maken.
Zg kon dat alles niet missen, moest haar
eigen leven leiden in de omgeving waarin
Jan zou voortleven naast haar.
Alles was zoo vredig. Vriendeiyk stil
stonden de bekende menbelen, alsof niets
ze ooit zon kunnen storen in hnn rust.
Uit elkander gehaald zou dat alles worden,
omdat Jan gestorven was en zy geen geld had.
Nadat zy haar huishoudeiyke plichten
werktnigeigk bad afgedaan, zat ze weer als
heel den vorigen avond krachteloos in een
stoel gezakt.
Langzamerhand werd toch een ding vast
in haar denken. Dat ze een betrekking zou
zoeken. Wat, wist ze nog niet, maar iets,
dat baar onafhankelijk zou maken. Ze moest
zich, meest in eigen oogen zuiveren van de
blaam die op baar was, omdat zg gedachte
loos genomen had, waar ze aan geen geven
gedacht had.
Nog niet was dit voornemen krachtgevend
in haarnog bracht zg het niet verder dan
tot een huiverend terugwyzen van iederen
werkkring, die in haar gedachte opkwam.
Maar vast in baar was het, dat ze kiezen
wilde en onbewust voor haar zelve was die
zekerheid haar tot steun in haar wanhoop.
Verpleegster wordeD, telkens kwam het
weer bg haar op en hoezeer zij ook trachtte
zich angstig op te dringen dat zg een hui
verend voorgevoel had dat het worden zou.
Hulpeloos dacht zy, of er niet iemand
was, die haar zou kunnen raden, haar tot
steun kon zijn in haar zwakheid en
plotseling viel haar als een lichtstraal de
vrouw van haar broer in. Daar zou zg heen
gaan. Die zou haar begrgpen en helpen,
want die voelde als zg en had haar stellig
niet kwalyk genomen, dat ze gedaan had
zooals ze deed.
In haar gejaagd wachten tot het tgd zou
zgn om te gaan, herhaalde ze aldoor bg
zichzelve wat ze zeggen zou en stelde zich
voor hoe de andere zon antwoorden.
Ze werd harteigk, als altgd, ontvangen.
Maar nu haar opwinding voorby was wist
ze niet goed wat te zeggen, hoe haar ver
haal te beginnen.
Na een poosje, zei ze, bgna terloops, met
het hoofd loom tegen de rugleuning van
haar stoelAn, ik ga een betrekking zoeken.
Het gezicht van haar schoonzuster lichtte
op in plotselinge verrassing. Ze voelde zich
by de schouders gegrepen en harteigk ge
kust. Ze hoorde lieve, deelnemende woorden,
dat het zoo flink van haar was, dat het zoo
moeilijk zon zijn eerst maar dat ze maar
moest denken, hier een hnis te behouden,
waar ze altgd welkom zou zgn.
Hol ging die harteigkheid over haar heen.
Ze had de eerste biydschap op An's gezicht
gezien, en gevoeld, dat er ook hier geen
begrgpen voor haar was geweest.
Het was een paar weken geleden, dat
we weer op reis moesten.
We kwamen aan den trein, maar toen
we vroegen, waar hg stond, was 't antwoord
van den portier, dat die een kleine drie
kwartiertjes vertraging had.
Voor het doel van onze reis was dat zoo
erg niet, zoodat we er kalm bg konden
biyvaneen dikke heer met een gouden
bril en dito horlogeketting vond het noodig,
zgn gevoelen te niten door een vloek.
■i "vtmw kvua vu ii v osn^/iiuu ffnvur
kamer binnen, waar hier en daar iemand
zat, elk afzonderlijk, niet van plan een
gesprek aan te knoopen, maar liefst alleen
blijvend in eigen gedachten.
Plotseling vliegt de denr open veel verder
dan noodig was en stapt met een vrooiyk,
ietwat brutaal gezicht een jongeman binnen,
die vrymoedig naar alle kanten rond ziet
en eindeigk zich dwars op een stoel zet
aan een tafeltje vlak by me. Daar zat ook
een ander, die een beweging maakte, alsof
hg wilde opstaan.
•Blyf maar zitten, ik zal je niet byten<,
zei onze nieuwe vriend, terwyi hg zgn stoel
wat recht zette en naderbg schoof. »Ook
naar Leiden
»Ja, ten minste dien kant op<, antwoordde
de ander nog steeds schuw kykend, alsof
zgn buurman toch werkeiyk wel een beetje
op een menscheneter geleek.
>Maar de trein is drie kwartier te laat.<
>Zoo, nou, dan zullen we zoolang wachten.
We zouden vooruit knnnen loopen, maar 't
kon wezen, dat hg ons dan voorbijreed.
Als luie menschen haast krggen, is 't altgd
gevaarigk.*
Hij lachte breed met groote witte tanden
en de ander vond het maar 't veiligst, mee
te lachen.
Ik schoof zoo ongemerkt een beetje dichter
bij't leek me wel, dat daar een aardig
gesprek voor den dag zou komen.
•Woon je in Leiden
•Neen*, zei de ander. >Op een tusschen-
station.'
•Niet veel byzonders, die tnsschenstations.<
•Neen, dat is zeker.<
•Wat doe je daar voor den kost in die
negerg 7*
Ik kreeg haast medeiyden met den armen
man, die als een beschuldigde in verhoor
werd genomen, maar toch was er iets oprecht-
vrooigks in den jongen kerel, men kreeg
den indruk, dat hg een harteiyke man was,
ruw, maar die 't goed meende.
De ander keek rond, of hg geen goede
gelegenheid zag heen te gaan, maar wist
niets te bedenken en antwoordde eindelijk
aarzelend: >ik ben timmerman*
•Mooi, prachtig, dan zgn we van hetzelfde
vak. Een mooi ambacht*.
•Hm, er is niet veel aan I*
•Zoo? Waarom ben je 't dan geworden 7
Neen hoor, je moet je eigen vak niet ver
achten. Natuuriyk is er wel eens wat, maar
noem jg dan eens een vak, waar niets is 7*
•Neen, dat is ook wel zoo.*
•En als er iets verkeerds is, dan hoeft
het niet altgd zoo te big vener is toch zeker
ook wel organisatie bg jullie 7 Of niet
•Ja zeker, zeker,* zei de ander, die on
rustig heen en weer schoof, naar de klok
keek en naar den portier, die bg de deur
zat te droomen alsof er in geen nren een
trein zou vertrekken,
•Wat kyk je vreemd 7 Je beut toch zeker
wel lid van je organisatie of behoor jjj ook
tot die lui, die anderen de zaakjes laten
opknappen en dan zelf ganw komen aan-
loopen om mee te proflteeren
•Neen hoor, ik ben wel lid van de or
ganisatie.*
•Mooi, dat bevalt me. Maar wat voor een
vereeniging is dat 7 Een neutrale
Nu werd het den ondervraagde al te
benauwd. HO stond op, liep naar den portier,
die hem ha'f droomerig, half verschrikt
aankeek en vroeg of de trein naar Leiden
er al stond.
•Weineen, ik heb je immers gezegd, dat
het nog drie kwartier kan duren.*
Kom maar weer hier -zitten, we hebben
den tgd*, riep zgn gezel hem toe en er zat
niets anders op, dan maar weer zich verder
te laten ondervragen.
•Nou, spreek eens op, ben je lid van een
neutrale organisatie 7 Of ben je socialist 7
Of soms in Patrimonium 7
De aangesprokene kreeg een kleur, keek
strak vóór zich op de tafel en zei half
hoorbaar>Neen zie je, ik ben Roomsch.*
•Zóó I*
Een eigenaardig glimlachje liep om den
breeden mond van den jongenman, terwgi
hg dat woord uitsprak.
•Zóó, ben je Roomsch 7 En dan zeker
lid van de katholieke vereeniging 7*
•Ja, och, dat gaat zoo moeiiyk anders.
Ze willen dat zoo hebben.*
•Vervelend anders, zoo onder de plak te
zitten van de adviseurs, vind je niet 7*
•Ja, wat zal ik zeggen, ze bemoeien zleh
wel een beetje veel met alles.*
•Je zon zeker liever in een' soort neutrale
vereeniging zyn 7 Zoo half neutraal, met een
godsdienstig tintje, niet te veel, maar tooh
zoo'n beetje Weer lachte hg zoo eigen
aardig.
•Ja, dat zou mizschien 't beste wezen.
Niet heelemaal zonder godsdienst natuuriyk,
maar waarom nu de vakorganisatie katholiek
moet heeten
•Och, wat zal ik zeggen, we praten daar
over, maar niet ai te vaak, je weet nooit
wien je voor hebt.*
•Neen, daar heb je geiyk aan. Wat denk
je bgvoorbeeld dat ik ben van myn geloof
•Ja, misschien heelemaal geen geloof
•Zie ik er niet uit als een socialist
•Ja, dat kan ook best wezen.*
•Zoo, non dan zal ik je eens wat zeggen.
Ik ben ook Roomsch, en ik ben lid van
een katholieke organisatie en ik hond van
myn vereeniging, omdat we beiden goed
Roomsch zgn, de organisatie en ik zelf. En
jg bent een... neen dat zal ik maar niet
zeggen. Bonjour hoor.*
Hg stond op en ging naar 't perron.
De ander bleef zitten.
SUIS IK. LlttU BÜil UBCijB piöZWr.
KJk. rr.)
ALKMAAR.
Parochie van den H. Lawrentius.
Zondag 's morg. 7 en 8l/# uur stille
H.H. Missen10 nur ges. Hoogmis
'smidd. 2 uur Catechismus; 3 uur Ves-
pers's avonds 6 uur Lof ter eere van
het Onbevl. Hart van Maria voor de be-
keering der zondaren en oefening van den
H. Kruisweg,
Maandag 's avonds 7 uur Congregatie der
H. Maagd.
Dinsdag 's morg. 9 uur stille ges. Maand
stond voor Laurentius Zevenhuizen.
Woensdag 's avonds 7 nur Lof ter eere
van den H. Joseph.
Donderdag morg. 9 uur gez. H. Mis
ter eere van het Allerh. Sacrament en
het H. Bloed van Mirakel's avonds
7 uur Lof met Meditatie over 't Lijden
des Heeren.
V r y d a g 's avonds 7 nur Lof ter eere van
het Alierh. Hart van Jesua.
Zaterdag 's morg. 9 uur H. Mie voor de
overleden leden van de Broederschap het
Olibevl. Hart van Maria.
Parochie van den H, Dominions.
Zondag 's morg. 6, 71/j en 9 uur stille
H.H. Missen101/, uur gei. Hoogmis
's namidd. 2 en 31/, uur Catechismus
3 uur Vespers's avonds 5 uur Congregatie.
Dinsdag 's morg. 8 uur Jaargetyde voor
Cornelia Maadtjes9 uur ges. Uitvaart
voor Maria BakkerHoebe 's avonds 6
uur gelegenheid om te biechten7 nnr
Lof en Meditatie.
Woensdag, 6de der 7 Woensdagen ter
eere van den H. Joseph, 's morg. 9 uur
gez. Maandstond voor Cornelia Keesom
9 uur H. Mis op 't kerkhof's avonds
7 uur Congregatie.
Donderdag 's morg. 9 uur gez. Jaar
getyde voor Antonia Poortman de Graaf.
V r y d a g 's avonds 7 uur Lof en Kruisweg.
Zaterdag 's avonds 7 uur Lof.
Zondag 7 Maart a.s. St. Joseph-Club, Afd. A
9 uur Afd, B 101/1 uur Aid. O 71/, uur
HEILO.
Zondag 's morg. 7 uur wordt het H. Sacra
ment voor het 40uurgebed ter aanbidding
uitgesteld7 uur H. Mis 91/, uur Hoog
mis 's midd. 2Vi uur Vespers, waarna
het Rozenhoedje zal worden gebeden voor
de wed. Jacob Kraakman, geb. Maria
Twisk, als lid van de Broederschap van
den Levenden Rozenkrans 's avonds 7 uur
Lof met aanbidding.
Maandag en Dinsdag 's morg. 7 uur
H. Mis na uitstelling van het H. Sacrament
voor het 40uurgebed 9uur ges. Hoog
mis avonds 7 uur Lof met aanbidding
;frl
fl