i, Mient,
[ient 1 en
ZEN, n n n i
ngarneerin.
en TROUWEN.
Vrouw van Lourdesj
TWEEDE BLAD.
0 LILange-
GOEDKOOPSTE
de kast met
:n ZILVER wordt
[OOGSTE waarde
Zaterdag 13 Maart 1909.
groote collectie
cLes^L,
Cigen gemaakte
Heerenpakken
8.50 tot f 36,-
usons
6 50 tot f 30
t f2.25 tot flO.—
f 150 tot f 5,-
jUMAïWEBBIBG.
aan huis te ontbieden.
AK. II I
tFWAREN, BEHANG-
iTIKELEN, GLAZEN I
ALKMAAR. lil
KALENDER
voor de dagen der week.
14 MAART.
De logen.
ootste sorteering bij
mdruk. A. Kuste™. j
ONS BLAD.
rden verzocht eene BIO I
met* Donderdag 25 Maal
.leer Th. P. van Swieten, Pastool
te Alkmaar; P. Bart te Wormerl
cker; P. Oadejans Jz. te Beemsteif
Dames A. Betjes te Assendell
Het BestuurL
St. Catharinakerk, Singel 427
in, Singel 427 te Amsterdam, Sec\
jl 381 te Amsterdam, Penning 4
KUSTERS, Boekdrukker, Ramen Bj
14 Mrt. Zondag. Oculi. H. Mathilda, Ko
ningin. Evangelie: Jezus
drijft den duivel uit. Lncas
XI: 14-28.
15 Maandag. H. Longinus.
16 Dinsdag. H. Heribertns, Bisschop en
Belijder.
17 "WoensdagH. Gertrudis, Maagd.
18 Donderdag. H. Gabriêl, Aartsengel.
19 Vrijdag. H. Joseph, Bruidegom der
Allerb. Maagd Maria. A1-
gemeene Patroon der Kerk,
20 Zaterdag. H. Joachim.
Derde Zondag van de Vasten.
Tweede Zondag der Maand.
Les uit den eersten brief v. d. H. apostel
Paulus aan de Ephesiërs; V, 19.
Broeders! Weest navolgers van God,
als veel geliefde kinderen, en wandelt
in de liefde, gelijk ook Christus ons
liefgehad en Zioh zeiven voor ons ge
geven heeft als een offerande en een
slachtoffer Gode tot een aangenamen
geur. Dooh ontucht on allerlei onreinheid
of gierigheid worde zelfs niet genoemd
onder u, gelijk het heiligen betaamt;
noch schandelijkheden, nooh dwaze praat,
noch onbetamelijke soherts, die niet past
maar veeleer dankzegging. Want weet
dit en beseft het, dat geen ontuchtige,
noch onreine, nooh gierigaard, hetgeen
afgodendienst is, erfdeel heeft in het
Rijk van Christus en God. Dat niemand
u verleide door ij dele redenen; want
om die dingen komt de toorn Gods over
de kinderen des ongeloofs. Wordt dus
hunne deelgecooten niet. Want gij waart
eens duisternis, nu echter zijt gij licht
in den Heer. Wandelt als kinderen des
lichts! immers is de vrucht des lichts
iu alle goedheid en rechtvaardigheid en
waarheid.
Evangelie volgens den H. Lucas;
XI, 14-28.
Te dien tijde dreef Jesus eenen duivel
uit, en deze was stom. Eu toen Hij den
duivel had uitgedreven, sprak de stomme,
en de scharen stonden verbaasd. Doch
sommigen van hen zeidenin Beëlzebub,
den vorst der duivelen, drijft Hij de
duivelen uit. Eu anderen, Hem op de
proef stelleed, vroegen van Hem een
teeken uit den hemel. Hij nu, hunne
gedachten ziende, sprak tot hen; elk
rijk, dat tegen zich zelf verdeeld is, zal
verwoest worden, en het eene huis zal
op het andere vallen. Indien nu ook de
Satan tegen zich zelven verdeeld is, hoe
zal zijn rijk stand houden P daar gij
zegt, dat Ik in Beëlzebub de duivelen
uitdrgf. Doch zoo Ik in Beëlzebub de
duivelen uitdrijf, door wien dan drijven
uwe zonen ze uitp Zij derhalve zullen
uwe rechters zijn. Maar, zoo Ik door
den vinger Gods de duivelen uitdrgf,
dan is waarlijk het Rjjk Gods tot u
gekomen. Als een sterke, gewapend, zijn
hof bewaakt, is hetgeen hij bezit in
veiligheid. Doch als een sterkere dan
hg hem overvalt en overwint, zal hij
hem al zjjne wapenen, waarop hjj ver
trouwde, ontnemen en zijnen buit ver-
deelen. Die niet met Mij is, iB tegen
Mijen die niet met Mij vergadert,
verstrooit.
Wanneer de onreine geest van den
mensch is uitgegaan, waart hg rond
door dorre plaatsen, zoekend naar rust
en ze niet vindend, zegt hgik zal
terugkeeren in mijn huis, van waar ik
ben uitgegaan. En gekomen zjjnde, vindt
hjj het schoon geveegd en opgesierd.
Alsdan gaat hij en neemt zeven andere
geesten, boozer dan hg zelf, mede; en,
binnengegaan zijnde, wonen zij daar.
En het laatste van dien mensch wordt
erger dan het eerste.
Het gesohiedde nu, toen Hg dit sprak,
dat eene zekere vrouw uit de schare
hare stem verhief en tot Hem zeide:
zalig de schoot, die U gedragen heeft,
en de borsten, welke Gjj gesogen hebt
Doch Hij sprak: ja zalig zij, die Gods
woord hooron en het bewaren
g@r voordeeligs conditij
en kwaliteiten#
Naar 't Duitsch, door Willem, van Reusel.
Professor Masmann bshoorde tot die eoort
van menschen, welke heden bijna geheel ia
uitgestorven. Hij bood een origineel, hoog
geleerd, zeer verstrooid en over het algemeen
niet teer toegankelijk karakter. Het hart
droeg hij op de rechte plaats en zyne liefde
voor wat recht was, toonde Zich steeds even
groot ais sjjne goedheid.
Masmann was zoo jong niet meer, toen
hij trouwde, spoedig na de geboorte van
ajjn eerste kind trof hem een zware slag.
Be moeder stierf en zoo was het eerste ook
het iaatate. Vanaf dien tijd moest hy zich
niet eigenzinnige huishoudsters tevreden
•tellen, totdat zyn dochter Truitje voor goed
van school thuis kwam en vastberaden de
teugela van het huishoudeiyk bewind in
handen nam.
Juffrouw Truitje was een even lieve als
energieke jongevdame. 't Ontging haar niet
hoe haar oude vader door de huishoudsters
niet met die zorg werd behandeld, welke
hy van een eigen vrouw had kunnen ver
wachten, en zoodra haar dit volkomen dui-
deiyk was geworden, maakte zy een kort
proces. Op zekeren dag ging de laatste dezer
draken, zooals zy die niet zeer beminneiyke
wezens noemde, met de looppas de deur uit,
en „dan nam zy het commando op zich over
van een paar dienstboden, die onder haar
direkt bevel stonden.
De gezondheid van den geleerde liet in
den iaatsten tijd veel te wenschen over, en
vol zorgen dacht zy aan het eogenblik, dat
hy uit het leven geroepen zou worden om
zyne dochter alleen in de wereld te laten.
Voor nood was zy gevrywaard, maar het
moest wel hard zyn voor het meisje, op den
drempel des levens te staan, met het voor
uitzicht der weeze, die geheel alleen is op
aarde. De oude heer liet welgevallig het
oog rusten op de jongedame. a
De professor had twee assistenten aan
huis en over deze jongelui, die pas hun
examen hadden afgelegd in de rechten, was
het tusschen vader en dochter reeds vaker
tot een klein mondgevecht gekomen. Zy
dachten zeer verechillend over de eigen-
schappen, waardoor zij zich onderscheiden.
Koert Thnrmer, een zeer levenslustig en
vlot denkend joDgman, de lieveling des pro
fessors, die de hoop niet opgaf zijne dochter
spoedig zyn gevoelens in deze aangelegen
heid te zien deelen. Hoe prachtig zou het
zyn, indien hy zyn kind, alvorens de oogen
te sluiten, goed verzorgd in het leven kon
zien staan. Verliefd waren beiden tot over
de ooren in de knappe professorsdochter.
Deze hield echter veel meer van Paul Kramer,
die veel stiller was en niet zoo overmoedig,
doch de vader vreesde, dat aan diens zyde
het meisje spoedig in eentonigheid zou ver-
kwijnen.
Waar Koert was, daar was ook vrooiyk-
heid en levenslust, doch by Paul heerscbte
zekerheid, op diepe grondslagen gevestigd.
Koert was sneller van begrip, Paul werkte
meer. Van Koert kreeg men nu en dan een
uitgelaten boevenstuk te hooren. Dan lachte
professor Masmann in zyn binnenste, al
mocht hy het ook uiterlijk niet tonnen.
Jeugd kent geen deugd, zei hy tot
Truitje.
't Is een sterk stuk, meende wel eens
het meisje, Paul zou dat zeker nooit hebben
Natuuriyk niet, daar hy zich niet
vertrouwt.
Truitje kon het verwyt onmogelijk op
Paul laten rusten.
Aan moed ontbreekt het hem niet, papa,
zei ze, maar voor dergelijke deugden is
minder moed noodig dan onverschilligheid.
En dan reeds gevoelde zy spyt over het
harde woord en trachtte het te temperen.
Kom, kom, meende papa, nu geen woord
meer daarover, gy kunt van den eene niets
verdragen en van den andere alles.
O, zy syn my beiden even onverschillig,
verzekerde Trnitje, en ik stel slechts eenig
belang in hen, zooverre zy uwe assistenten
zyn.
De helroode kleur, die op de wangen lag
van het meisje, logenstrafte echter deze
woorden.
Er stond een feestdag te wachten by de
Maemanns, de dag dat beide assistenten
plechtig promoveerden met de verdediging,
de eene zoowel als de andere, eener hoog
geleerde thesis. Ook Truitjes oogen schoten
vurige stralen en haar gelukwensch kwam
even diep nit het hart als die des vaders.
De oude heer noodigde des avonds de beide
jonge rechtsgeleerden uit op eene fijne flescb,
die door Truitje werd geschonken en hy
hield een feestrede zoo vol ontroering en
begeestering, dat men hem op ditoogenblik
dertig jaren minder zou gegeven hebben dan
hy in werkeiykheid telde. Hy liet het niet
onder zich, dien avond, doch dronk een
goed glas met hen, en toen in 't late nachte-
ïyke nur de beide gasten vertrokken, bracht
de oude heer hen weg, niettegenstaande de
vermaningen zijner dochter tot de tuindeur.
Daar stond hy nog geruimen tijd in weer
en wiud in een druk gesprek verdiept met
de beide jongelui.
Toen hy weer het huis binnentrad, legde
Truitje met zaehten druk hem de hand op
den schouder. Vragend staarde de vader
haar aan.
Papa, ik heb u iets te zeggen, zei ze.
En dat is 1 vroeg hy verwonderd.
Truitje wilde het mondje tot een lachje
plooiendit echter wilde haar niet gelukken.
Het meisje was zeer bleek en door en door
ernstig.
Ik weet niet wat ik doen moet, papa.
Heden hebben eigeniyk heiden...
Hare stem stokte.
De professor stak in vrooiyke stemming
nog een sigaar aan.
Gy wilt zeggen, meende hy, dat beiden
van avond een glaasje te veel hebben ge
dronken. Is 't niet zoo My dunkt, dat ik
ook ruim veel van het goede heb gehad.
Ach neen, papa, dat wil ik in 't geheel
niet zeggen. Beiden hebben vandaag my eene
liefdesverklaring afgelegd.
De professor liet zich van verbazing op
een stoel neervallen.
En daarvan heb ik niets bemerkt I
Nu moest Truitje ook lachen.
O, zij zyn met heel wat beleid te werk
gegaan. Zoowel Paul als Koert maakte van
de gelegenheid gebruik, dat u zich meer
bizonder met den andere onderhield. En
eigeniyk was het ook niet juist een liefdes
verklaring in den waren sin des woords.
Een lange, vaste handdruk was 't en daü
een eigenaardig staren uit de oogen. Dat
kan ik zoo juist niet verklaren. Men voelt
het beter dan men het zeggen kan.
Welnu, en verder
Dat zou ik van u willen vernemen, papa.
De professor haalde de schouders op als
wilde hy seggen
Maar lk heb toch niet de een of andere
te trouwen I
Daarmede vergenoegde Truitje sich echter
in 't geheel niet. Zy trad dicht by haar
vader eu greep hem by de hand.
Zeg, papa, als nu een der volgende
dagen Paul of Koert hunne gevoelens ic
woorden vertolken I En ik gevoel maar al
te goed, dat dit gebeuren gaat I O, als mama
nu nog maar leefde)...
Er schoten tranen in Truitjes oogen.
De professor drukte het meisje in de
armen en prentte haar een warmen zoen
op het voorhoofd.
Truitje, als je moeder nog leefde, kon
zy onmogeiyk iets anders zeggen, dan wat
ik je zeg.
De stem van den oude klonk zoet en vol
liefde.
Staar niet rechts, noch links, mijn
kind, doe alleen wat je eigen hart je in
geeft. Je hebt alleen over je leven te be
schikken op het oogenblik, dat je een vraag
van dien aard wordt gesteld. Bied hem hart
en hand, tot wien jy je het sterkst voelt
aangetrokken.
En wat raadt u mij, papa 1
De professor streek met de hand over
Truitje's blond kopje.
Meer kan ik je niet zeggen, myn lief
goed kind. Ge moet by je zelve te rade
gaan. De ouders kunnen slechts hun zegen
geven, de kinderen moeten beschikken.
Met deze woorden liet de vader zijn
Truitje alleen.
't Was laat geworden, en hy gevoelde de
grootste behoefte aan rust.
Den volgenden dag was er geen vreugde
meer te bespeuren in Masmann's huis.
Truitje liep rond met roodgeweende oogen
en de arts kwam meermalen per dag om
zyu ouden vriend te bezoeken, die een
zware verkoudheid had opgedaan. De koude
nachtlucht van den vroolijken avond, het
ongewone gebruik van een goed glaasje wyn,
de sterke ontroering. dat alles had krachtig
samengewerkt om het ook overigens niet
zeer sterke gestel van den geleerde zwaar
aan te tasten.
De belde assistenten van den professor
kwamen dageiyks en zaten dan opbeurend
aan de sponde van den zieke. Koert bleef
gewoonlijk niet lang, maar Paul rekte zeer
graag zijne herhaalde bezoeken.
Toen de professor zich op zekeTen dag
byzonder afgemat gevoelde en over erge
pynen klaagde in de borst onderhield hij
zich drnkker dan gewoonlijk met zyn vriend
Koert over diens toekomst en die van Paul.
Ik wil u een vraag stellen, beste Thur-
mer, zeide hij. Geef my uw eerewoord, dat
gij het geheim plechtig zult bewaren. Op al
myne bescheidenheid kunt gy natuuriyk
rekenen.
Zwijgend reikten zy elkander de hand.
Beste vriend, zei de professor, mijne
jaren, myne dagen wellicht zyn geteld, en
daarom zult gy wel begrijpen, dat ik thans
meer dan ooit aan de toekomst van myn
dochter denk.
De zieke zweeg een oogenbiik.
Koerts gelaat werd met een vnrig rood
overtrokken.
Al ben ik ook niet van plan, hernam
de geleerde, myn kind in de zaken, waarvan
haar levensgeluk licht kan afhangen, myn
eigen wil op te dringen, zou ik toch graag
voor my de troostende zekerheid hebben,
dat zy zich niet vergist bij het doen eener
keuze. Ik meen te hebben opgemerkt, dat
onze goede vriend Paul zich warm voor
Truitje interesseert.
Op nieuw zweeg de vriendeiyke spreker
een oogenbiik. Hem ontging niet de hevige
beweging, die zich van den toehoorder had
meester gemaakt.
En daar gy 't naaste staat tot Paul
van allen die hem kennen en door en door
met al zyne zaken bekend zyt, richt ik tot
u de vraag, zoo openhartig mogeiykGelooft
gy dat Paal in staat is myn kind gelukkig
te maken In de veronderstelling natuuriyk,
dat het meisje zyne neiging beantwoordt.
Zeg my nu uwe meening en kom onver
holen voor de zaak uit. Gy hebt myn eere
woord dat nooit iemand een syllabe er ven
zal vernemen. -
Koert staarde enkele oogenblikken strak
voor zich nit.
't Ia voor my zeer zwaar,.begon
hy dan.
De professor staarde hem met een zeer
ernstigen blik aan.
Onverdeelde waarheid, beste Thurmer I
Koert zat onrustig op zyn stoel.
Wel, Heer Professor, waar gy my zoo
openhartig myne meening vraagt, daar mag
ik myne ernstige bedenkingen niet verzwygen.
En waarin bestaan uwe bedenkingen?
Kom er maar rond voor uit, myn jonge
vriend.
Paul ie een zwakke natuur, zeer onbe
stendig van aard, die het hoofd naar alle
winden set. Hy behoort tot die klasse van
lieden, welke meer denkt aan genietingen
van allerlei aard. dan aan plichten. Ik weet
niet of met dergeiyk karakter....
De zieke enderbrak hem.
Ik dank u, mynheer Thurmer, zei by
met zeer rustige item, dat ie my voldoende,
meer dan voldoende. Gelief my echter thans
te excuseeren, het gesprek heeft my geheel
afgemat.
Koert stond op en nam afscheid.
Daarbniten stond hy stil en dacht met
betrokken voorhoofd na over hetgeen er was
gebeurd. Zeer ocbehaagiyk was hy te moede.
Ach wat I klonk 't dan weer in zyn
binnenste, men moet weten wat men doet
in de wereld en eigen is geen vodje.
Enkele uren later zat Paul aan het ziekbed.
De professor maakte dezelfde inleidende
bemerkingen en weder bekrachtigde een
wederzij dsche handdruk de wederzydsche
belofte, dat alles geheim zou worden ge
houden.
Ik heb bemerkt, zei de oude man, dat
Koert zich levendig intereaseert^'in myne
dochter.
By deze woorden week Paul al het bloed
uit de wangen. Hy ademde zwaar, doch
liet niet merken, dat zijne oogen iets be
speurden van de ontsteltenis, waarin zyn
toehoorder verkeerde'
En toch heb ik zware bedenkingen,
hernam de professor. Koert is naar myne
overtuiging vrij lichtzinnig. Gy moet hem
het best kennen. Men schat hem minder
goede gevoelens toe. Spreek nu myn goede
Kramer en zeg my de geheele waarheid.
Paul streed een zwaren stryd, maar dit
duurde niet lang, spoedig was deze over
wonnen.
De jongman sprong op.
Heer Professor, riep hy uit, terwyl
zyne oogen bliksems schoten, wanneer er
een ernstig woord waar was van hetgeen
Koert wordt nagegeven, dan zou ik, die zyn
vriend ben, moeten zwygen. Maar ik mag
spreken, ik moet spreken. Koert is een
levenslustig jongman die wel is waar menige
dolle streken heeft uitgehaald, zoo als dui
zenden met hem. Doch wat heeft dit te
beteekenen Uit dergeiyke jongelui groeien
de flinkste mannen.
Hebt gij my verder nog iets te zeggen,
Kramer, vroeg de zieke, hem met groote
vriendelijke oogen aanstarend.
Pao' drukte de lippen saam en schudde
dan be iaard het hoofd.
Ik dank u zeer, zei professor Mas
mann en strekte hem de hand toe.
Met warmte drukte by 'e jongemans hand
doch dan overviel hem eensklaps een
krampachtig hoesten en Truitje trad be
zorgd binnen.
De toestand van den zieke werd van dag
tot dag bedenkelijker. De longontsteking
maakte meer en meer vorderingen en de
arts gaf geen hoop meer.
Toen de professor uit den toestand van
bewusteloosheid ontwaakte, die geruimen tyd
geduurd had en de koorts hem eenigen tijd
vry liet, riep hy Truitje by zich aan het
bed, die geregeld bij hem waakte en den
ouden vader met de grootste liefde oppaste.
Truitje, sprak hy op zwakken toon,
denkt gy nog ooit aan den avond, toen
Koert en Paal by ons feest vierden na de
promotie
Of ik daar nog aan denk 1 Zeker, papa,
denk ik nog daaraan 1 Dat was een onge
luksdag voor ons. Toen waart gy nog gezond
als een vischje in 't water, maar daags
daarna..)
Dat bedoel ik niet, kind. Ik denk thans
aan je vraag of ik je Diet raden kon in
een gewichtige aangelegenheid.
Truitje bloosde.
Daarvoor is thans de tyd gekomen,
hernam de vader. Wie weet hoe snel 't hier
met my zal gedaan zyn Dien raad wil ik
je thans geven. Vraag my echter niet, hoe
ik er aan kom, doch geloof my. 't Is zoo
als ik je zeg.
Eene lang aanhoudende hoestbui deed heel
het lichaam schudden en Truitje weende
bittere tranen uit de moede oogen.
Geen van beiden had gehoord, dat er
zacht geklopt werd aan de deur. Paul ver
scheen op den drempel. De trekken van den
zieke helderden even op. Hy wenkte den
jongman nader te treden. Met eene laatste
krachtsinspanning richtte de professor zich
op in zyn bed en greep naar Pauls hand
en met den mond aan Truitjes oor stamel
den zyne bevende lippen
Neem deze hand, myn kind, ze zal je
veilig geleiden door 't leven.
Dan viel zyn hoofd zwaar in het kussen
neder, t
Toen de nacht aanbrak knielden Trnitje
en haar verloofde Paul weenend voor het
■toffeiyk overschot van den ouden man en
baden voor de ziel uit de grootste vurig
heid des harten.
De rouw, die een uitwendige betuiging
van smart is, heeft by de verschillende
volkeren der aarde aan de meest uiteen-
loopende gebruiken aanleiding gegeven.
By het vernemen eener doodstyding
scheurden de Israëlieten hunne kleederen,
sloegen op hun borst, bedekten huns hoof
den met asch, liepen blootshoofds en bloots
voets, onthielden zich eenigen tyd van eten
en drinken en bewaarden zeven dagen lang
het stilzwygen.
By de Egyptenaren bedekten da vrouwen
haar hoofd met Nyisllb,- brachten met pun-
tlga voorwerpen schrammen aan op haar
armen en handen en liepen luidkeels jam
merend door de stratende mannen lieten
hun haar groeien, onthielden zich van wijn,
wieschen zich niet gedurende eenige dagen en
droegen^ versleten [en^ havelooze kleederen.
Een zonderlinge wet - verplichtte den
Lyciërs gedurende den rouwtyd vrouwen
kleederen te dragen daar de droefheid be
schouwd werd als eene zwakheid, den man
onwaardig.
De inwoners van Syrll trokken zich ge
durende eenige dagen terng op afgelegen
en eenzame plaatsen om daar over hun
dooden te weenen.
De Perzen hadden, behalve andere uit
wendige teekenen van ronw, de gewoonte,
dc manen hunner paarden af te snyden.
De Grieken verwyderden voor den rouw
tyd alle muziekinstrumenten uit hun hnis,
vermeden alle weelde in hun kleederdracht,
droegen grove kleederen van witte wol en
schoren hun hoofd kaal.
De Lacedemoniëra gaven geen enkel uit
wendig biyk van droefheid by den dood
van particuliere personen. Alleen by het
overiyden van den koning verwondden zy zich
het voorhoofd en de wangen met naalden.
Te Rome, tydens de Republiek, droegen
de vrouwen zwarte rouwkleederen, en onder
de Keizers wittede mannen hu'den zich
dan in zwarte dracht en lieten haar en
baard groeien. De overheidspersonen legden
de teekenen hunner waardigheid af.
De keizars Gratianus, Valentinianus en
Theodosiua stelden den rouwtyd vast op
een jaar, en gedurende dit tydsverloop waa
het aan de weduwe verboden een ander
huweiyk aan te gaan.
In Frankryk droeg voorheen de koning
paarse rouwkleederen en kousenzyn hoed
en degen waren eveneens met paars om
floerst. Den ministers en hovelingen was
het in den rouwtyd verboden hun baar te
poederen j zy droegen zwarte kleederen en
bronskleurige gespen op hnn schoenen en
een zwart floers om hun degen.
In Europa is de algemeen geb>uk<-lyke
kleur voor rouwkleederen zwart; in Tu feije
is het de blauwe kleur.
In Korea, Tonkin, Japan en Voor-Ind
geeft de rouwtyd tegenwoordig nog aanlei
ding tot eigenaardige gebruiken. De mannen
ontvluchten daar het gezelschap hunuer
vrouwen en verlaten hun woning; zy blij yen
dag en nacht onder den blooten hemelna
bun terugkeer verwijderen zij uit bet huis
alles, waarvan de overledene zich bediend
heeft en beschouwen het ais een misdaad,
of elders als eene onwellevendheid zijn naam
Uit te spreken.
By de Ohineezen wordt de rouwtyd be
paald door den graad van bloedverwantschap
met den overledene.
De zoon moet over zyn vader eigeniyk
drie volle jaren rouwen, maar in werkeiyk-
hoid doet hy het meestal slechts 2 jaren
en 3 maanden. Evenzoo de weduwe over
haar man.
Over eene overledene echtgenoote wordt
slechts één jaar gerouwd, en dezelfde rouw
tyd is bepaald voor een broeder, een zuster
of een kind.
De rouwkleederen, die gewooniyk op den
derden dag na den dood van den overledene
worden aangetrokken, bestaan uit grof
zakkenlinnen.
In den eersten graad van rouw draagt
de Ohinees ongezoomd linnen; in den twee
den gezoomd linnen. In de drie volgende
graden worden slechts afsonderiyke stukken
grof, grauwkleurig linnen hier en daar op
bepaalde plaatsen van het bovenkleed genaaid.
Gedurende de eerstvolgende 21 dagen
worden het scheren en knippen van haar,
baard en nagels achterwege gelaten.
Is de overledene gehuwd geweest, dan
moeten zijn weduwe eu kinderen zeven
dagen in zittende houding op den vloer
doorbrengen en slapen op vloermatten.
Vrienden en bloedverwanten zorgen voor
de bereiding der spyzen, hetgeen niet in
het sterfhuis zelf mag gebeuren, In plaats
van de eetstaafjes, bedient men zich by het
eten van de handen, en de in China in
zwang zynde roode naamkaartjes worden in
den rouwtyd vervangen door blauwe.
By het overiyden van den Keiier moet
ieder Chineesch onderdaan een openlik be
wijs van deelneming geven in het verlies
van den »gemeenschappelijken« vader. Aan
de goeverneurs der provinciën wordt officieel
uit Peking bekend gemaakt dat de »Berg
ingestort is<.
Door de gouverneurs worden ook de
overige lagere ambtenaren in kennis gesteld
van het sterfgeval en nu begint aanstonds
de rouw in het geheele Hemeleche Rijk.
Iedere ambtenaar, die krachtens siju ambt
het reoht bezit een zegelring te dragen is
verplicht de eerstvolgende drie dsgsn drie
maal de pagode van zyn district te bezoeker;
en daar op verataanbaren toon den dood
des keizers te bejammeren. Vervolgens moet
hy drie maanden iang een bovenkleed va»
wit bont dragen.
De vrouwen moeten in datzelfde tydiver-
Ioop alle sieraden, linten, strikken, kammen,
haarspelden, enz. afleggen. Alle theaters,
die (vooral de rondtrekkende) in China zeer
talryk zijn, moeten een jaar lang gesloten
biyven en de spelers en muzikanten mogen
hun beroep in dat tydsverloop niet meer
uitoefenen.
Behalve op vjjf dagen, die daarom »ge-
nadedagen< genoemd worden, zijn alle hu
weiyken verboden en worden er niettemin
aangegaan, dan zyn zy ongeldig, en de be
trokken personen strafbaar voor de wet.
Eindeiyk bestaat in China ook het gebruik
om by het overiyden van een persoon
rouweireulaires, juister gezegd een »rouw-
berichte rond te zenden.
Hierin worden alle bijzonderheden ver-