tweede blad. Zaterdag 27 Maart 1909. KALENDER voor de dagen der week. 28 MAART. Een vreeselijk bezoek Lijkverbranding in China. ISerlclsjston» ONS BLAD. 28 Mrt. Zondag. Judica. Evangelie: Wie zal Mij van zonde overtuigen Joanne* VIII46—59. 29 Maandag. H. Augusta. 80 Dinsdag. H. Joannes Bamascenus, Leeraar. 31 Woensdag. H. Cornelia, Maagd en Martelares. 1 Apr. Donderdag. H. Hugo, Bisschop en Bel. 2 Vrijdag, H. Franciscus van Paula, Belijder. 8 Zaterdag. H. Bichardus, Bisschop en Belijder. Passie-Zondag. Vierde Zondag der Maand. Les uit den brief van den H. apostel Paulus aan de Hebreën; IX, 11—15. Broeders! Christus, als hoogepriester der toekomstige goederen opgetreden zijnde, is door den grooteren en meer volmaakten tabernakel, die niet met handen gemaakt, dat is: niet van deze sohepping is, en niet door het bloed van bokken of vaarzen, maar door zijn eigen bloed, éénmaal in het heiligdom binnen gegaan, na eeuwige verlossing verworven te hebben. Want indien het bloed van bokken en stieren en de besprenkeling met de asch der jonge koe de besmetten zuivert tot reiniging des vleesehes, hoe veel meer zal het bloed van Christus, die Zich zeiven door den Heiligen Geest onbevlekt aan God heeft opgeofferd, ons geweten zuiveren van doode werken, om den levenden God te dienen P Daarom ook is Hg Middelaar des Nieuwen Tes taments opdat, door tussehënkomst van zjjnen dood tot verzoening van die over tredingen, welke onder het vorig Testa ment geschied waren, zij, die geroepen zijn, de belofte ontvangen mogen der eeuwige erfenis, in Christus Jesus onzen Heer. Evangelie volgens den H. Joannes; VIII, 46-5». Te dien tijde sprak Jesus tot de scharen der Joden: wie van u zal Mg van zonde overtuigen P Indien Ik u de waarheid zeg, waarom gelooft gij Mg nietP Wie uit God is, hoort Gods woor den; daarom hoort gij ze niet, omdat g» niet uit God zgt. De Joden ant woordden dan en zeiden Hem: zeggen wij niet te recht, dat Gij een Samaritaan zgt en eenen duivel hebt? Jesus ant woordde: Ik heb geenen duivel; maar Ik vereer mijnen Vader, en gij hebt Mij onteerd. Echter zoek Ik mijne eer niet er is Iemand, die ze zoekt en die oor deelt. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u indien iemand mijn woord bewaart, hij zal den dood niet zien in eeuwigheid. De Joden zeiden dannu erkennen wij, dat Gij eenen duivel hebt! Abraham is gestorven en de profetenen Gjj zegt ndien iemand mgn woord bewaart, hij zal den dood niet smaken in eeuwigheid. Zgt Gg grooter dan onze vader Abraham, die gestorven isP Ook de profeten zijn gestorven. Wien maakt Gij U zeiven? Jesus antwoordde: indien Ik Mij zei ven verheerlijk, is mijne verheerlijking niets. Het is' mgn Vader, die Mij verheerlijkt, van wien gij zegt dat Hij uw God is. Maar gg kent Hem nietIk echter ken Hemen, zoo Ik zeide dat Ik Hem niet ken, zou ik aan u gelijk zijn, een leuge naar. Maar Ik ken Hem en bewaar zijn woord. Abraham, uw vader, heeft zich zeer verheugd dat hg mjjnen dag zou zienhij heeft dien gezien en zich ver bljjd. De Joden zeiden dan tot Hem: nog geen vijftig jaren egt Gij oud, en Gij hebt Abraham gezien! Jesus sprak tot henvoorwaar, voorwaar, Ik zeg u eer Abraham werd, ben Ik Zjj namen dan steenen op om op Hem te werpen doch Jesus verborg Zioh en ging uit den tempel. Op het uur van middernacht werd er by den dichter aangebeld. Hy stond op van iyn Bourgonje en zyn inktpot, om open te doen. Hy nam de lamp mee en hield ze voor zich uit. Op de stoep stond een lang, mager jongmensch met een breedgeranden vilten hoed. Otschoon het zeer koud was, had de jonge man geen overjas aan. Zyn bovenlijf stak in een korte, kleine, toegeknoopte jas, waarvan de kraag tot over zijn ooren was opgezet. Hy noemde den dichter by zyn naam en verzocht hem om een onderhoud. Be dichter liet den vreemde in en ging zelf na hem binnen. Ze zaten samen in de ka mer op de tafel stonden de bloemen, de Bourgonje en de inktpot. Onafgewend staarde de jongeling op deze voorwerpen. Be dichter had nog een glas gehaald en schonk iyn zonderlingen gast in van den zwaren wyn. »Zoo, ziet het er zóó by u uit,« zeide de vreemdeling «indeljjk met een zweht van verlichting, en hy vestigde een byna aan- biddenden blik op den dichter. >Ik ben gekomen om het te zien, vóórdat ik sterf.< Be dichter zette haastig zyn glas neer, dat het kristal rinkelde. >zyt ge niet goed man vroeg hy. >Ik ben zeer wel,< antwoordde de vreemdeling. >Myn lichaam mankeert niets. Maar 't is de ziel, die niet meer kan. Ik ga sterven, doch eerst wilde ik u nog zien daarom belde ik by u aan op dit ontydig uur.« Be vreemdeling dronk zyn glas, zyne stem beefde, zeer bleek was zyn gelaat. Hy kon ongeveer twintig jaren oud zyn en in zyne houding en zyne trekken lag eenige geiy tenia van den dichter. Het scheen, als waren ze eenigszins met elkaar verwant. •Gy zyt de menscb, die voor my het meest op aarde zyt geweest,ging de vreem deling voort. »Ik heb al uw boeken gelezen en ze immer nog eens weer gelezen. Heele bladzyden ken ik van buiten en heele ge dichten. Myn werkelijk leven heb ik in u en met u geleefd.' •Wat zyt ge dan vroeg de dichter doch niet zoodra bemerkte hij 't onnoozele zyner vraag, of hy voegde er by>En waarom hebt ge my niet eer bezocht •Bat was niet noodig,< antwoordde de andere. >Ik kende u goed genoeg, misschien wel al te goed. Ik heb nu nog maar één wensch: dat gy de laatste mensch moogt zyn, dien ik ontmoet en dat dit huis de laatste menschenwoning zy, die ik betreed. Ik zou willen, dat myn begrafenis van uit dit huis plaats had.s Be vreemdeling dronk eens en ging verder: •Gy vroegt my, wat ik in myn leven was geweest. Is dat niet heeiemaal onver schillig? Misschien heb ik myn gansche jeugd achter de toonbank van een kleinen en vunzigen boekenwinkel doorgebracht en elk half uur een verschimmeld boek ver kocht aan een armen student, en heb ik intusschen uit staan zien op een smal en smerig steegje, tusschen welks puntige steenen het regenwater lot vuile putjes samen liep. Misschien dat, misschien ook wel iets anders, misschien heb ik eens willen dichten, zooals gy. Ik herinner my nog de eerste maal dat ik u zag. Het was in den zomer, in een kleine stad. Gy waart daar op een doorreis. Het land was toen vol van uw naam, allen namen öf ergernis aan u, öf waren over u in verrukking. Wy, jongeren, stonden in gesloten ryen om uw gedichten, als om een vaandel. Ik zag u op de markt der stad uit een hotel komeneen rytuig hield stil vóór de deur 6n wachtte. U kwam, gevolgd door twee jonge dames, voor wie u het portier opendet; na hen stapte u zelf in, schoon en prachtig, fijn gekleed, door wyn en spy zen goed gedaan, lachend en sprekend. Uw rytuig reed dicht langs my heen, u zag myn be wondering, en wierp my een vluchtigen, welwillenden blik toe, zooals een cent aan een bedelaar. Nu weet ik dat ik geen dichter ben, maar toen wist ik het nog niet. Ik meende, dat ik hetzelfde was als gy, omdat ik voelde wat u uitdrukte. Ik meende dat die weerklank in my, de klank was van myn eigen harp.< •Ach, u weet niet,' ging de vreemdeling voort, en zyn stem klom en werd vaster, •n weet niet wat ge doet, als u hier zit te sehryven en uwe ziel zwelt onder de macht van den wyn en van den nacht, hoevele levens gy door een enkelen regel op het wit papier vervormt, verandert en her schept, hoeveel geluk u doodt, hoe menig doodvonnis gy onderteekent, hier in uwe stille eenzaamheid, by de rustig brandende lamp, tusschen uw bloemen en de Bourgonje fiesch. Want bedenk het wel, wy lezen, wat gy schryft, wy zyn, zooals gy ons vormt. Uw verzen worden gelezen door de jeugd van dit land. Be jonge lieden gelooven en verzaken, aan hetgeen gy zelf gelooft, aan hetgeen gy zelf verzaakt.' Be vreemdeling dronk weer aan zyn glas. Ban reikte hy over de tafel heen en vulde opnieuw zyn glas met den zwaren wyn des dichters. •Hy nam, wat zyn handen konden krygen, en hy ging waarheen zyn beenen hem wilden dragen,' schreeft u in uw laatste boek, zeide de vreemde. >Gy hebt zelf my geleerd te nemen. Gij hebt ons allen geleerd. Wy hebben van u gehoord, dat hy goed is, die sterk en onverbiddeiyk is, die hooge eischen stelt en onverzadigiyke begeerten en grooten levenslust bezit. Om mensch te worden moeten wy gemeen soldaat worden. Ben roes van den wyn, de bedwelming der liefde, de slingering van oorlog en geluk, het los bandig leven, dat alles hebt gy het echte leven genoemd, gy hebt het ons heerlijk voorgesteld. •Gy kent het sprookje van den ratten vanger van Hameln. Geiyk deze, zoo zongt gy voor ons uit, grooter dan alle anderen, en met fluit en lokgezang dreeft gy ons uit ons vaderhuis en uit de stad naar buiten, en wy volgden die schoone tonen volgden tot aan den rand van den afgrond waar gy bleeft staan, doch waar wy in neder- stortten. Het baat u niet, of ge ook al spottend lacht en het hoofd schudt, groote toovenaar. Ach, wist gy eens hoevele zielen gy den vreds hebt ontnomen hoevele akeligs schimmen van uw gemeen soldaten type er allerwegen spoken in dit land. Ook ik ben geraakt door uwe tooverkracht zwak als ik ben en eerst dezen avond voel ik, dat haar macht over my verlamd is. Ik noemde u straks den boekwinkel, waarin ik eens achter de toonbank stond. Er was een tijd, dat ik daar stond met kalme ziel, en nu en dan scheen de zon in de steeg, en als ik na myn werk op de steenen trap myn aarden pypje rookte, zag ik den hemel blij blauwen boven de vredige roode daken, en de zwaluwen zwierden in hooge kringen om een slanken, groen grauwen toren. Toen trok uwe rattenvangersfluit ook myne deur voorby. En er begon een ver lokkende zucht naar het vrije leven der Zigeuner steppen te zingen in myne ziel. Toen bruiste myn hart, toen kookte myn bloed, toen verliet ik den winkel welgemoed en nooit keerde ik daar weer.' •Wel, je spreekt in verzen,' zei de dichter vriendeiyk. Be vreemdeling dronk zyn glas leeg en stond op. »Het is al laat,< sprak hy. >Ik wil u niet langer ophouden. Het is den eersten keer, dat ik u bezoek en dit bezoek zal ik niet meer herhalen. Ergeryj in een boek, dat gy zeker wel niet kent, en waarin ook ik niet erg belezen ben, staan de volgende woorden •Zie, Heer, wy hebben alles verlaten en zyn U gevolgd, wat zal ons daarvoor ge worden Beza woorden klinken dezen avond onophoudeiyk in myne ziel. •Ja, meester, wy hebben waariyk alles verlaten om u te volgen en wy hebben anders niets meer. Wy hebben niet eens meer zolen onder onze schoenen, maar het water en het siyk der wegen dringt er in en maakt ons nat en vuil. We hebben geen geld meer en geen crediet meer in de koffie huizen, en ik walg van me zeiven, ben afgetobt en heeiemaal op van den honger en van 't drinken en van 't vele nachtbraken. Myn moeder is werkvrouw geworden om te kunnen leven, en uit den winkel, die vroeger aan my behoorde, heb ik boeken gestolen, om my zondig genot te kunnen koopen. Het gerecht heeft my in zyne klauwen gehad, ik heb gehuild en om genade gesmeekt als een arme stakker, en toch hebben ze my in de gevangenis gezet. Binnen weinige oogenblikken zal ik gebruik gemaakt hebben van het wapen, dat in myn borstzak is verborgen en zal den dood gestorven zyn, zooals gy ons hebt geleerd. Ban ben ik een zelfmoordenaar, door de menschen veroor deeld, door God verdoemd.' Be jonge vreemdeling zweeg en het was doodstil in de kamer. Geen geluid was buiten te vernemende nacht was zwart en stom, de beide mannen heel alleen. Spookachtig bleek en huiverig stond de jonge man voor de eenige deur der kamer en zyn hand wees naar den borstzak, waarin het wapen stak. Be dichter zat onbeweegly'k op zyn stoel zyn handen waren koudhy kon zyn hart hooren kloppen. Eindeiyk zei de vreemdeling, en nu klonk zyn stem gedempt en vrien- deiyk •Ja, ik heb u verder niets te zeggen. Ik dacht, dat u er belang in stellen zoudt my te hooren. U kunt er eens over nadenken, als ge de zomervacantie by uw rijken uit gever doorbrengt.' Be zonderlinge bezoeker boog en ging. Be dichter vergezelde hem. •Bank u, u behoeft mij niet by te lichten. Ik heb een doosje lucifers. Goeden nacht. Ik dank u voor dezen avond.' Hy ging de trap af. Halverwege bleef hy staan, stak een lucifer aan en ging verder. Be dichter hoorde hoe zyn yzige gast verder naar beneden nog eens bleef staan en een nieuw licht werd ontstoken. Met knikkende knieën ging hy naar zyn kamer terug. In de stilte van den nacht galmde het langs de trap naar boven. Het was de vreemdeling, die van beneden tot hem, die zyn leven had gedicht, en hem ten doode gedicht had, riep •Vaarwel, en... tot wederziens.' Op den 2den Mei zal de plechtige over brenging plaats hebben van het stoffeiyk overschot van den in November van het vorige jaar gestorven ongelukkigen keizer Kwang su naar Hsiling, de westeiyke keizer- graven, om daar voorloopig te worden byge- zet, totdat het keizeriyk mausoleum gereed zal zyn. Be kosten daarvoor sullen eenige millioenen bedragen. By den grooten eerbied, welken in China het kind koestert voor de ouders en by den ontzettenden afkeer, welken de levende gevoelt voor den geest der afge storvenen, worden ook by het laatste einde van den levensweg geen gelden gespaard om de geesten der dooden zoo gunstig mogeiyk te stemmen. In China worden de dooden byna zonder uitzondering onder de aarde begravende verbranding is in het hemelsche ryk, reeds door de vereering, welke er aan de voor ouders wordt toegedragen, nooit gewoonte kunnen worden, en wanneer zy dit vroeger ook al eens geweest is, dan was het toch slechts voor korten tyd. Ofschoon Lietsu, een Chineesch geschied- schryver, kort na Confucius, weet te verhalen, dat in 't ryk Itschutkuo (prov. Schensi) de kinderen de ïyken van hunne gestorven ouders pleegden te - verbranden en een ander schry ver uit de derde eeuw voor Christus meldt, dat reeds in de voor historische Behang- dynastie 1700 v. Chr.) in de provincie Eansu de ïykverbranding gewoonte was, zoo kan des ondanks met heel veel zekerheid worden aangenomen, dat eerst met de Invoe ring van het Boedhisme in Obina, in de eerste eeuw na de geboorte van Christus, de ïyk- verbranding ook daar meer bekend werd en in toepassing gebracht. In het Chineesche geschiedboek >Eaoschgt schuan' wordt uitdrukkeiyk bericht, dat eerst onder keizer Hoti uit de Handynastie (89—106 na Christus) de ïykverbranding uit Tient- schukuo (thans Intukuo, Indië) naar China is overgebrachtde volgende legende is daaraan verbonden Eens liet keizer Hoti in zyn paleis een vijver graven en daarby leidde hy zelf de werkzaamheden. Men vond asch van menschen- beenderen en de keizer wendde zich tot zyn beroemden minister Tungsang met de vraag wat voor asch dat wel wezen kon. Be minister antwoordde, dat het de asch was van het ïyk van een Boedhistisch hoogepriester, die volgens den ritus door >vuur begraven' was om weer >tot asch terug te keeren'. Verdere verspreiding vond het verbranden der lyken in China, volgens een ander Chi neesch werk, de Jitschihlu, eerst onder de Sung dynastie (920 tot 1280 na Christus) en wel in de provincie Kiangsi, Eiangsu en Anhui. Er moet toen een sterke overbevol king hebben geheerscht en uit gebrek aan land om de ïyken te begraven, zou men het voorbeeld van de Boeddhistische priesters volgend, tot ïykverbranding zyn overgegaan. Natuuriyk verzetten zich beambten en schtyvers hiertegen, terwyi priesters, die uit deze gewoonte der arme bevolking voordeel trokken, ze naar krachten steunden. Eerst toen ook de meer welgestelde klassen er eene gewoonte van maakten, vaardigde in het jaar 1157 keizer Eaotsung een edict uit tegen deze •slechte gewoonte', en om baar krach tiger tegen te gaan, werden van staatswege talryke armenkerkhoven aangelegd. Toch liet men de ingewortelde gewoonte nu niet meer varen. Eerst in 1261, toen de geleerden zich met een smeekschrift tot den keizer wendden, werden strenge maatregelen tegen de ïykverbranding genomen. Be ge leerden vonden een gewenschte ondersteuning in de omstandigheid, dat een verbrandings oven in de hoofdstad der provincie Eiangsu, Sutschau, door den bliksem was getroffen en afgebrand. Het werd beschouwd als een •godsgericht' en voortaan werden voor elke 25 familiën in de steden en dorpen kerk hoven van staatswege aangelegd. Tegenwoordig wordt in China nog maar zelden van de ïykverbranding gebruik ge maakt, en dan nog meestal door de laagste volksklassen, die in den volksmond den naam hebben ontvangen van Huotschia, ïykver- branders. ALKMAAR. Parochie van den H. Laurentius. Zondag 's morg. 7 en 87, uur stille H.H. Missen10 uur gez. Hoogmis 'smidd. 2 uur Catechismus; 3 uur Ves pers 's avonds 6 uur Lof ter eere van het Onbevl. Hart van Maria voor de be keering der zondaren, met Meditatie over het Lyden des Heeren. Maandag 's avonds 7 uur Congregatie der H. Maagd. Woensdag 's avonds 7 uur Lof ter eere van den H. Joseph. Bonderdag 's morg. 7 uur uitstelling van het Allerh. Sacrament ter aanbidding tot na de gez. H. Mis van 9 uur, die wordt opgedragen voor de leden van de Broe derschap der Ged. Aanbidding 's avonds 7 uur Lof met Meditatie over 't Lyden des Heeren. V r y d a g 's morg. 8 uur gez. H. Mis voor de leden van het Genootschap het H. Hart van Jesus 's avonds 7 uur Lof ter eere van het Allerh. Hart van Jesus. Zaterdag 's morg, 9 uur H. Mis ter eere van het Onbevl. Hart van Maria voor de bekeering der zondaren. A.s. Zondag 61/] en 8 uur de stille Missen en 10 uur gez. Hoogmis. Parochie van den H. Dominions. Zondag 's morg. 6, 7*/i en 9 uur stille H.H. Missen101/, uur gez. Hoogmis 's namidd. 2 en 31/, uur Catechismus 3 uur Vespers's avonds 5 uur Congregatie. Maandag 's morg. 9 uur gez. Maandstond voor Clasina Besteman—Zweekhorst. B i n s d a g 's morg. 9 uur solemneel Jaar- getyde voor mevr. Josephine de Sonna- ville—Sormanl's avonds 7 uur Lof en Meditatie. Woensdag 's avonds 7 uur Congregatie. Bonderdag 's morg. 9 uur gez. Maand- stond voor Johanna Bakker—Hoebe 's avonds van 5—6 uur gelegenheid om te biechten. V r y d a g, 1ste Vrydag der maand, 's morg. 9 uur gez. H. Mis's avonds 7 uur Lof en Eruisweg. Zaterdag 'savonds 7 uur Lof. A.s. Zondag begin van den Faaschtyd. Zondag 28 Maart a.s. St. Joseph-Club, Aid. A 9 uur Afd. B 101/, uur Afd. O 71/# uur HEILO. Zondag 's morg. 7 uur H. Mis 91/, uur Hoogmis, w.o. predikatie 11 uur Catechis mus's midd. 2'/i unr Bof en Lydens- meditatie. In de week de H.H. Missen om 77» en 87, uur B 1 n s d a g 's morg. 9 uur gez. Jaargetyde voor Catharina' Verduin, geb. Leeuw. Woensdag 's avonds 61/i uur voorgeschre ven Lof en >Te Beum<, tot sluiting der St. Josephmaand. Bonderdag 's avonds van 5—7 uur ge legenheid om te Biechten. Vrydag, 1ste Vrydag der maand, toege- wyd aan de vereering van het Godd. Hart, tevens gedachtenis der 7 Smarten van Maria, 's morg. 7'/, uur gez, H. Mis met pl. uitstelling 's avonds 61/» uur oefening van den H. Eruisweg, waarna vereering der rellquie van het H. Eruis. Zaterdag 's namidd. van 3 uur af gelegen heid om te biechten's avonds 61/, uur Lof ter eere van Maria. Op de gewone dagen de Catechismus. Zondag a.s., Palm-Zondag, begint in deze parochie de Paaschtyd. Van de laatste H.H. Sacramenten voorzien: Cornelia Zuurbier. EGMOND-BINNEN. Parochie van den S. Adelbertus. Zondag, Passiezondag, 's morg. 7 uur H. Mis91/] uur Hoogmis voor da parochie's midd. 1 uur onderrichting in de Byb. Geschiedenis 2 uur H. Eruisweg; 's avonds 61/, uur Boetelof met Lydens- overweging. Maandag gedachtenis aan de 5 H. Won den onzes Heeren. B i n s d a g 's morg. 9 uur gez. H, Mis van Requiem, als Jaargetyde voor de a. v. z. Joannes Liefting. Woensdag, laatste dag der H. Joseph maand, 's morg. 9 uur gez. H. Mis van Requiem als Maandstond voor de wed. Adriana de Waard, geb. Madder'a avonds 61/, uur Lof met >Te Beum« ter eere van den H. Joseph. Bonderdag 's morg. 9 uur gez. H. Mis van Requiem als Maandstond voor de z. v. z. Cornelius Euiper. Vrydag, late Vrydag der maand, 's morg. 7 uur gez. H. Mis voor de leden van het Genootschap het H. Hart's avonds 67» uur Lof met acte van toewyding. Zaterdag geheel den dag, uitgenomen van 12—3 uur, gelegenheid om te Biechten. Van de laatste H.H. Sacramenten voorzien: Wed. Joanna Glorie, geb. Stokman Elisa beth WittebroodMargaretha Buinmeyer Maria ZendveltAnna Winder en Jacoba Valkering, geb. Noort. In den Heer overledenWed. Adriana de Waard, geb. Madder Cornelius Euiper en Martinne Eleverlaan. LIMMEN. Zondag 's morg. 7l/t uur H. Mis10 uur Hoogmis geen Catechismus 's namidd. 2]/| uur Lof met Lydensmeditatie. B i n b d a g 's morg. 87, uur gelezen Maand stond voor Oornelis Bekker. Woensdag 's morg. 9 uur gez. Maandstond voor Joannes Groen's avonds 7 uur Lof ter eere van den H. Jozef. Bonderdag 's morg. .9 uur gez. Jaargetf voor de wed. Adrichem,. geb. Admiraal 's avonds 7 uur Eruisweg. Vrydag 's morg. 81/, uur acte van eere boete en toewyding en gez. H. Mis met uitstelling's avonds 7 uur Lof ter eere van het H. Hart. Catechismus naar gewoonte. Van de laatste H.H. Sacramenten voorzien: Joannes Everard. UITGEEST. Zondag 's morg. 71/* uur H. Mis voor Willem Berkhout91/s uur Hoogmis voor de gemeente 's namidd. 1 uur Catechis mus 2 uur Vespers's avonds 7 uur Lof en Meditatie. Maandag 's morg. 81/, uur H. Mis voor Antje Buinmayer9 uur H. Mis voor Joannes Groen. B i n s d a g 's morg. Sl/1 uur H. Mis voor Basilius Zonjée en Clasina Melker 9 uur H. Mis voor Cornells en Willem Smit. Woensdag 's morg. 81/, uur H. Mis voor Maria Verdegaal9 uur H. Mis voor Mevr. Anna Maria Antonia Herckenradt, hvr. van den WelEd. Heer Jacobus Water schoot van den Gracht. Bonderdag 'smorg. 71/» uur H. Mis tot zekere intentie 91/* uur gez. H. Mis voor Maria Voets, wed. van Frans Zonjée 's namidd. van 4—6 uur Biechtgelegenheid. Vrydag 's morg. 81/» uur H. Mis voor Tryntje Oornelisse, hvr. van Willem Groen 9 uur gez. H. Mis voor de leden van het genootschap van het H. Hart van Jesus 's avonds 7 uur oefening van den Eruis weg, daarna eereboete. Zaterdag 'smorg. 81/, uur H. Mis voor Myntje Euys, hvr. van Herm. Terra 9 uur H. Mis voor pastoor Wynandus van Ryn en familie; biechtgelegenheid van na de H. Mis tot 12 uur en 's midd. van 3 uur's avonds 7 uur Lof. In den Heer overledenTrijntje Oornelisse, hvr. van Willem GroenJoh. Jonker. HEEMSKERK. Zondag 's morg. 7 uur Vroegmis10 uur Hoogmis 's namidd. 1% uur Catechismus; 27, uur Eruisweg's avonds 6l/i uur H. Familie. In de week de H.H. Missen om 71/, en 87, uur, Zaterdag alleen om Bï/i uur. Catechismus als naar gewoonte. Woensdag 's avonds 61/* nur Lof met Te Beum ter eere van den H. Joseph tot sluiting der maand Maart. Bonderdag 'snamidd. van 4 uur af gelegenheid om te biechten's avonds 67, uur Lof met Meditatie. Vrydag, le Vrydag, 's avonds 61/, uur Lof met de gewone gebeden ter eere van het Goddel. Hart. Zaterdag 's midd. van 3 uur af gelegen heid om te biechten's avonds 61/, uur Lof ter eere van de H. Maagd. SCHOORL. Zondag 's morg. 7 uur H. Mis97, unr Hoogmis's namidd. I1/, uur Oateohis- mus2 uur Lof met ïydensmeditatie. Woensdag 'savonds 7 uur Lof ter eere van den H. Jozef. Vrydag 's morg. 71/, uur gez. H. Mis te*

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1909 | | pagina 5