Zaterdag 5 Juni 1909.
TWEEDE BLAD.
Heiloo.
KALENDER
voor de dagen der week.
6 JUKI.
E. SACSaMSNTSDAG
ONS BLAD.
6 Juni Zondag. H, Drievuldigheid. Evan
geile: Gaat en leert alle
volkeren. Matth. XX VIII
18 20.
7 Maandag. H. Roberta». O. L Vrouw
van het H Hart.
8 Dinsdag. H Medar^u».
9 Woensdag. HH Prima» en Feliciauu»,
Martelaren.
10 Donderdag. H. Sacramentsdag. Evan
gelie Mijn vleescli is waar
lijk spijs Joan. VI: 55 69.
11 Vrijdag. H. Barnabas, Apostel.
12 Zaterdag. H. Odulphus, Belader.
Eerste Zondag na Pinksteren.
Eerste Zondag der Maand.
Les uit den eersten brief van den
H. apostel Joannes; IV, 8-21.
Veel geliefden! God is liefde. Hierin is
Gods Liefde tot ons geopenbaard, dat God
zijnen ééngeborenen Zoon in de wereld
heeft gezonden, opdat wij door Hem zou
den leven. Hierin bestaat deze liejdeniet
dat wij God beminden, maar dat Hij het
eerst ons liefhad en zijnen Zoon gezonden
heeft tot verzoening voor onze zonden.
Zeer geliefden! als God ons zóó heeft lief
gehad, moeten ook wij elkander liefhebben.
Niemand heeft ooit God gezien. Als wij
elkander liefhebben, blijft God in ons, en
is zijne üefde in ons volmaakt. Hieraan
weten wij dat wij in Hem blijven en Hij
in ons, dat Hij ons van zijnen Geest ge
geven heeft. En wij (hebben het aanschouwd
en geven er getuigenis van, dat de Vader
zijnen Zoon gezonden heeft tot Zaligmaker
der wereld. Al \vie belijdt dat Jesus de Zoon
Gods is, in hem blijft God en hij in God.
En wij hebben de liefde, welke God voor
ons 'heeft, erkend en geloofd. God is lief
de; en die in de liefde blijft, blijft in God
en God in hem. Hierin is Gods liefde bij
ons volkomen, zoodat wij vertrouwen mo
gen hebben op den dag des oordeelsdat
gelijk Hij is, zoo ook wij in deze wereld
zijn. Vrees is er in de liefde niet, de vol
maakte liefde sluit de vrees buitende vrees
immers heeft iets pijnlijks; en hij die vreest,
is niet volmaakt dn de liefde. Wij dus, laten
wij God liefhebben, omdat God ons eerst
heeft liefgehad. Zoo iemand zegt: ik bemin
God, en zijnen broeder haat, is hij een
leugenaar. Want die zijn broeder, welken
hij ziet, niet liefheeft, hoe kan hij God,
dien hij niet ziet, liefhebben? Ook dit ge
bod hebben wij van God, dat wie G,od lief
heeft, ook zijnen broeder moet liefhebben.
Evangelie volgens den H. Lucas;
VI, 36 42.
Te dien tijde sprak Jesus tot zijne leer
lingen: zijt barmhartig gelijk ook uw Vader
barmhartig is. Oordeelt niet, én gij zult niet
veroordeeld worden. Vergeeft, en u zal ver
geven worden. Geeft, en u zat gegeven
wordeneene goede en volgedrukte en ge
schudde en overloopende maat zal men in
uwen schoot uitstorten. Want met dezelfde
maat, waarmede gij gemeten hebt, zal u
teruggemeten worden,
En Hij zeide hun ook eene gelijkenis:
kan wel een blinde eenen blinde leiden?
vallen zij niet beiden in iden kuil? De leer
ling is niet boven zijn meester, maar vol
maakt zal ieder zijn, indien hij gelijk zijn
meester is. En wat ziet gij den splinter
in het oog uws broeders, en geeft geen
acht op den balk, die in uw oog is? Of hoe
kunt gij tot uwen broeder zeggen: broeder!
laat ik den splinter uit uw oog trekken!
g'j. die zelf den balk in uw eigen oog
niet ziet? Scheinheiligë! ruk eerst den balk
uit uw eigen oog, en dan zult gij zien
om den splinter uit het oog uws broeders
'e trekken.
Les uit den eersten brief van den
H. apostel Paulus aan de Ko
rintbiërsXI, 23-29.
Broeders! Ik-toch heb van den Heer ont
vangen, wat ik u ook heb overgeleverd, dat
de Heer Jesus, in den nacht, waarin Hij
verraden werd, brood nam en het dankend
rak en zeide: neemt en eet! dit is mijn
ïehaatn, dat voor u zal worden overgele
verd. Doet dit tot mijne gedachtenis. Ins
gelijks den kelk, nadat Hij het avondmaal
ge puden had, zeggende: deze kelk is het
ïeuwe Testament in mijn Bloed. Doet dit,
zoo dikwijls gij dien drinken zult, tot
mijne gedachtenis.
Want zoo dikwijls gij dit brood eten
en den kelk zult drinken, zult gij den dood
eeren verkondigen, totdat Hij komt.
er a ve, al wie onwaardig dit brood eet
dia y" '<e"< des Heeren drinkt, zal schul-
ren n fan het Lidlaam en Bloed des Hee-
en 'y,v,a eCh!er de mensch zich beproeve,
drinke W» br00<1 ete en van den kelk
eet en d w W'e onwaar<% eet en drinkt,
het Lichaam d^en^f' 7^1 2?
neeren niet onderscheidt.
Evangelie volgens den H. Joannes;
VI, 56-59.
Te dien tijde sprak Jesus tot de scharen
der Joden: mijn Vleesch is waarlijk spijs,
en mijn Bloed is waarlijk drank. Die mijn
Vleesch eet en mijn Bloed drinkt, blijft in
Mij en Ik in hem. Gelijk de levende Va
der Mij gezonden heeft, en Ik lieef om
den Vader, zoo zall ook hij, die Mij eet,
om Mij leven. Dit is het brood, dat uit den
hemel is nedergedaald. Niet gelijk uwe va
ders het manna gegeten hebben en gestor
ven zijn: die dit brood eet, zal leven in
eeuwigheid.
Het schoone Heiloo draagt zijn naam
niet ten onrechte. Het woord Heiloo im
mers is gevormd van Heilig-loo, hetgeen
beteekent: heilige hoogte. Geen betere
naam zou men kunnen vinden voor deze
streek, tot welke het Katholieke volk zich
om een drietal redenen zoo aangetrokken
gevoelt.
In de allereerste plaats, omdat men U
hier door de overlevering de plek kan aan
wijzen, waar de heilige Willebrordus een
maal het heilig Evangelie verkondigde, ten
tweede, wijl zich hier de Willebrordusput
bevindt en verder door de aanwezigheid
van het genadeoord van O. L. Vrouw ter
Nood. Omtrent deze drie plaatsen willen
wij 'hier het een en* ander meedeelen.
Allereerst willen we dan eenige bizon-
derheden vermelden uit het leven van St.
Willibrordus. Bij Hofdijk lezen wij hierover
het volgende: „Geboren in 657 in Nort
humberland 1), waar zijn vader Thane 2)
was, werd hij op zevenjarigen Leeftijd door
zijn ouders in het klooster van het nabu
rig Rypen besteld, en genoot er zijn op
voeding onder den Abt Wilfried, die reeds
eenmaal onder de Friezen het evangelie
gepredikt had. Tot zijn twintigste jaar bleef
hij er toeven, en trok toen als monnik
naar het lersche klooster Rathmelfigi, om
er zijn voordeel te doen met het onderwijs
van den beroemden Abt Egbert den Hei
lige en diens lessen bij te wonen. Nadat
hij, naar de gewoonte des tijds, op zijn der
tigste jaar, tot priester was gewijd, verlang
de hij naar uitgebreider werkkring Het
harte werd hem brandende in den borst,
„zoodat hij, gelijk Alkwijn schrijft: „het
zich tot een geringe verdienste rekende om
slechts naar klooster-heiligheid te streven,
wanneer hij ook niet der menschheid daar
buiten nuttig kon zijn door de prediking
der waarheid,....
...."In het laatst van 690 was hij uit En
geland overgestoken en te Katwijk aan den
Rijnmond, in schaduwe van het aloude ka
steel Brittenburg, geland. Vandaar langs
den Rijn naar Utrecht gereisd, vervoegde
hij zich bij Pepijn, den machtigen Hof
meiér van der Franken Koning Diedrijl;
waar zijn voorslag om onder het heidensch
deel der bevolking het evangelie te predi
ken met belangstelling; ontvangen werd:
het Christendom was -de beste band om
vijandig gezinde volkeren met de Franken
te verbroederen, en wat voor den Priester
een zake van zijn zieleleven heeten mocht,
was voor den Hofmeiér een zake van staat
kunde. Hij steunde daarom Willebrord op
alle wijze, en zond hem naar Rome tot
Paus Serguis, die den wakkeren zendeling
met zijn apostolischen zegen deed terug,
keeren. Hij vestigde toen zijn zetel te Ut
recht, en ging van daar uit het land door,
onder de stammen der heidenen, naar het
voorschrift van den Heiland leerende en
doopende, waarbij hem de raadgevingen en
onderrichtingen van den Fomgerschen Bis
schop Lambrecht zeer te stade kwamen.
Op aanbeveling van dezen en daaruit
voortgevloeid verzoek van Pepijn, ontving
hij vervolgens de waardigheid van Aarts
bisschop der Friezen, op negen-en-dertig-
jarigen leeftijd, 22 of 23 November 696".
„Hij drong met de wapenen des vre-
des door tot in het hart van Friesland, tot
aan den voet des troons van Koning Rad
boud, en trof dien Vorst tot in 't ge
moed, zonder hem echter van zijn heiden-
sche dwaling te kunnen terug brengen. Dit
sloeg den trouwen Apostel echter geens
zins terneder: onvermoeid bleef hij arbeL
den, in Friesland niet alleen, maar zette
zijn voetstappen noordelijk zelf tot in De
nemarken, en wendde zich zuidelijk weder
om naar Zeeland en Vlaanderen, vanwaar
hij over Brabant naar zijn Sticht terugkeer
de, altoos de stemme des roependen in
de woestijn, altoos bezig om de kudde te
vermeerderen, wier hoede hem was toebe-
trouwd. Ook in het Luxemburgsche, waar
hij het konvent van Echternach stichtte,
deed hij zich hooren, zoowel als in het
Kleefsche aan den Rijn, en in het Nij-
meegsche aan de Waal; en zoo bleef hij
rusteloos werkzaam tot aan zijn dood, die
op den zevenden November 739 voorviel
Hij had bijna den ouderdom van twee-en
tachtig jaar bereikt, toen hij te Utrecht het
vermoeide hoofd nederlegde, om in te slui
meren voor de eeuwigheid. (3)
Het was op ruim vijftig jarigen leeftijd
(in 708) dat St. Willebrordus, toen dus
reeds Aartbisschop, in Heiloo kwam pre
diken. Door de overlevering is ons nu de
plaats bekend, waar zich de bewoners de
zer streek om den Aartsbisschop verzamel
den, om uit zijn mond de Katholieke leer
te vernemen. DeZe plek, een hoogte, tus-
schen Heiloo en Alkmaar gelegen noemt
men de Preekstoel. Vele heidenen wist hij
er te bekeeren.
Maar toch waren er, die hij niet kon
overtuigen, of erger, die zich als vijanden
tegen hem over stelden. Immers, St. Wil
lebrordus werd gesteund door Pepijn, den
koning ider Franken, en vellen waren er
nu, die hierdoor wantrouwen gingen koes-
steren, jegens den ijverigen Missionaris.
Zij vreesden namelijk, dat, indien het ge
lukken mocht, hen tot het Christendom te
brengen, de Fransche koning pogingen zou
aanwenden, om hen te onderwerpen.
„Laat de legende u verhalen, hoe hem
dat eenmaal in bangen nood bracht,"
zegt Hofdijk „maar tevens ook hoe hij,
kloek en beraden, vol vertrouwen op den
Heer die hem de zending had ingegeven,
ook zelfs dat wist aan te wenden tot
bevordering van het geloof in den eeni-
gen God en diens machtige en voorzie
nige bescherming." 3)
In schoone verzen verhaalt ons dan de
Kennemer Bard de legende van het ont
staan van de St. Willebrordusput. We lat
ten ze hier volgen:
„Hoort mannen! hoort; wie Woden 4) mint,
„Wie meë aan Frigga 5) pleng; 6)
„Hij schaff' den vreemdling drank noch
spijs),
„Die hier, naar sluwer Franken wijs,
„Ons vreemde zeden brengt."
Zoo sprak de Saxische Edeling
Die heerschte op Kinheims 7) loo,
En, om de Goden van zijn stam,
Mistrouwde wat van 't Zuiden kwam,
Scheen 't ook een vredebö.
Toen rees de nood met ied'ren dag
Bij Christus kleene schaar,
Die omging zonder schuts of dak,
Maar moedig van den Meester sprak,
Trots smaad en lijfsgevaar.
Thans naakte hun een felle plaag,
Een plage lang gevreesd:
Des geestes wiek was niet geknacht
Maar 't lijf vroeg lafenis en kracht,
Tot sterking van den geest.
De male 8) droeg een luttel broods
(Hun nooddruft vroeg niet veel),
Maar ledig was de holle buike
Der uitgeschonken waterkruike,
En dorstig was de keel
Wel spoelden meir en kreek en vliet
Den 'hoogen geestrug om;
Maar elke golf was zout of brak
Die speelde op stroom of watervlak,
Die op de meiren zwom.
De dag was zwoel Geen droppel bracht
Verzachting voor hun leed.
Geen laving werd hun dorst ten deel,
En langs de dor gegloeide keel
Ging de adem brandend heet.
Maar niet een enkel morrend woord
Kwam van hun lippen af:
„Vrijmachtig j's der Heeren Heer
„Aan Hem de lof en eeuwige eer,
„Het zij Hij nam of gaf."
„Ja," sprak de Bisschop Willebrord,
Vol booge kracht in God;
„Berusting des geloofs versterkt;
„Maar niet gebeen slechts: ook ge
werkt
„Dat is zijn wijs gebod.
,,'t Geloof verzet het rofsgraniet,
„Geworteld diep in de aard:
„Breng hier een spade, en graaf met moed
„Wie zegt U, dat dees heuvelvoet,
„Geen frissche wel bewaart!"
Het Koningskind, 9) greep kloek de spa,
En woelde in zode en klont;
En ziet de grond werd koel... werd
vocht
Daar borrelde, zoo snel het mocht,
Het water uit den grond!
't Verheerlijkend „Laudarnus te!"
Klonk thans van aller mond:
Eerst God de danke uit diep gemoed
Toen ging: er met een tranenvloed
De waterkruik in 't rond.
„Een wonder!" riep 't verslagen volk,
Bij hoopen saam gerot. 10)
„Neen!" sprak des Heeren heilgezant:
„Neen, volkeren van Kennemerland
„Dat is 't geloof in God."
Thans rest ons nog mede te deelen, wat
omtrent de geschiedenis der devotie van
O. L. Vr. ter Noodt bekend is.
Niets beters kunnen wij doen, dan een
gedeelte over nemen uit het opstel„Ger
schiedenis van O.L.Vr. ter Nood" van de
ken! Graaff, voorkomende in het Bede
vaartboekje naar O. L. Vr. ter Nood te
Heiloo, uitgegeven, vanwege de Bisschop
pelijke Commissie voor de Beevaart.
...„Daar (op een plek van de ruige duin-
gronden, Runxputte 10) geheeten, onder
Heiloo) had voormaals een bedevaartka-
pel van O n z) Lieve V r c* u w ter
Nood met een put voor den ingang. De ka
pel had een vicaris in 1409. Meer echter
werd tot nog toe niet bekend. Die kapel
nu was in 1573 bij het beleg van Alkmaar
verwoest, en niet meer dan een deel der
muren was als bouwval blijven staan.
Welnu, daarheen bleven de trouwe ka
tholieken ter beevaart gaan en zelfs met
groote vrijmoedigheid want liet platteland
omstreeks Heiloo was nog in overgroote I
meerderheid katholiek en het getal protes
tanten uiterst gering. j
En op wat manier aldaar openlijk bee- 1
vaart en gebed geschiedden, bleef ons in
afbeelding bewaard van schilder- en graveer
werk uit die dagen. Zoo wist bijvoor- 1
beeld een voornaam heer alstoen (1630)
geen betere achtergrond te kiezen voor
zijn portretstuk, met vrouw en kinderen er
bij, dan datzelfde Runxputte met bouwval j
en pelgrims. En de vrome schilder plaat
ste in den afgebrokkelderi boog van den
koormuur eene afbeelding van O. L. Vr.
staande met het Goddelijk Kind op den
arm., ais wilde hij aanduiden, dat de pel
grims daar nog altijd als weleer hunne
Moeder bleven eeren en aanroepen, als hulp
en troost in hunne nooden en behoefte.
Ook beevaartspenningen werden geslagen
en vertoonden het Mariabeeld staande tus^
schen struiken, want, zooals men in de
iiedekens zongmen offerde daar „w i e-
rook der, gebeden op 't groeny
a 11a er", men knielde „daer voor 't
waerdigh a lit a e r-gr o e n," Op die
plek waren „kruijden en bloempjes, blaet-
jes en eiertjes 't kerckcieraet;" daar kwa
men „zelfs de vogels musiceeren", daar
moest het gegons van vliegjes en bietjes
het kerkorgel vervangen. En de keerzijde
der penningen droeg, het beeld van St.
W j 11 i b r o r d, den vaderlandschen apos
tel, wiens waterput, te Heiloo zelf gelegen,
al van nog vroegere tijden eene bedevaarts
plaats was en tegelijkertijd placht bezocht
te worden.
Maar ach,, de vrijmoedigheid der bee-,
vaartgangers wekte klachten der predikan-.
ten, en in 1637 werd, helaas, bouwval met
fundament en al uitgeroeid, Dan de devo
tie zelve kon niet worden uitgeroeid; en
men bleef daar komen en bidden, zoodat
nog weer in 1647 een plakkaat uitkwam
tot verbod. Doch geen vervolging konMa,-
ria's kinderen weerhouden, de immer ge
liefde „C a p e 11 e" te bezoeken. En zoo
bleef het heel de achtiende eeuw door;
er werd zelfs in 1704 een Reiskaartje
met kunst en smaake in het koper gesne
den en uitgegeven om den pelgrims te ge
rieven. Dat kaartje vermeldt ook ten oos
ten van de kapel; ,,'t Kruij s b ergj e".
Daar stond ongetwijfeld in katholieken tijd
een kruis opgericht, hetwelk ook later bleef
bezocht worden, gelijk het oude lied ge
tuigt.
Komt iaet ons 't samen gaen
Eerst na den Kruijgsbergh aen
Al met een geest verslagen:
Vandaer na de Capel
Om van Maria wel
Haer hulpe daer te vragen
Ja, de processiën namen sedert 1713 nog
toe. Wat toch was er gebeurd? Beneheer-
schende veepest deed de katholieken het
water van Runxputte met geloovig ver
trouwen halen en aanwenden. Nieuw plak
kaat der Staten van 1714 tegen de „pro-,
cessiën met kruyeen, vaenen, brandende
waskaersen en wat dies meer is"; ja zelfs
heel de put werd tot onderaan vernield. En
toch in 1750 was het bezoek der katholieken
nog van zulk een beteekenis, dat men had
uitgedacht, op „Capelle" eene armenbus te
plaatsen voor de „gemeene (aigemeene)
dorpsarmen". Ook uit het jaar 1789 be
staat er getuigenis over eerbewijs aan de
plek gebracht.
En al kwamen in den aanvang der 19e
eeuw, ondanks de vrijzinnige begrippen, de
Minister van Justitie en Politie in de jaren
1807—10 hunne aanschrijvingen en dreige
menten sturen: zoo lieten toch de beevaart
gangers niet af, naar Heiloo en „Capelle"
te komen. Eerst omstreeks 183040 schijnt
de bedevaart vervallen geraakt.
....Daar bleven te Heiloo personen leven,
die nog in hunne jeugd de beevaarten had.
den meegemaakt, of ze zich nog herinner
den, o.a. een negentigjarige grijsaard Cor-
nelis Enke, die in een notarieel verslag
zijn verklaringen heeft afgelegd. Hij oven.
leed den 14 Februari 1907. Een geleerde,
professor de Rijk, haalde in 1873 de oude
geschiedenissen weer op. En. anderen brach
ten in het Bisschoppelijk museum te Haar
lem zorgzaam bijeen wat er nog van schil
der? of graveerwerk, van zangboekjes of
beevaartspenningen was overgebleven.
Bij eene missie in 1886 kwam- in de Hei-
loosche parochiekerk de vereering van O. L.
Vr, ter Nood weer op.
In 1902 eindelijk verkreeg de parochiekerk
door de zorg van pastoor Geewen z.g. den
grond van Capelle in eigendom", en allengs
begon het bezoek der pelgrims weer te
komen. In Maart 1905 besloot h«et kerkbe
stuur, daartoe uitgenoodigd, opgravingen te
doen in den ouden Kapeigrond en op den
20sten Maart werd op de plek, duidelijk op
het oude Reiskaartje aangegeven, een oude
waterput gevonden, die later bij ernstig on.
zoek als de oude Runxputte herkend
werd, maar toch al aanstonds honderdtal
len beevaartgangers aantrok, zoodat van toen
af de Beevaart naar O.L.V. ter Nood
naar waarheid gezegd kan worden her.steld
te zijn."
Zoo hebben we dus in het bovenstaande
gezien, hoe aan den Heilooschen grond ou,-
de herinneringen verbonden, zijn, n.l. lioei
de omgeving hier ons doet terugdenken
aart kle prediking van St. Willibrordus en
aan de devotie tot O.L.V. ter Nood in ver
verwijderde tijden; dierbare: herinneringen
die den pelgrim met eerbied vervullen. M
1) Northumberland ligt in Engeland.
2) Thane is een adellijke titel,
3) In „De Preekstoel onder Heiloo" (Hi
storische landschappen.)
4) Woden of Wodan was de opperst»
God der heidenen.
5) Trigga was de gemalin van Wodan.
6) Plengen beteekent hier offeren.
7) Kinheim d.i. Kennemerland.
8) Male of maal d.i. reiszak.
9) Het koningskind wordt hier bedoeld
Diaken Adelbrecht, die St. Willibrord ver
gezelde. Hij was een zoon van den Heer
van Sussex (Engeland).
10) Men verwarre dezen put niet met
den St. Willibrordusput, welke nabij de N.
H. Kerk gelegen is.
11) Saam gerot d.i. saam gestroomd.
ALKMAAR.
Parochie van den S. Laurentius.
Zondag 's morgana 6l/j en 8 uur atUle
H.H. Miaeen 10 uur gezongen Hoogmis
'a namid. 2 uur Oatechlamu» 3 uur Ves
pers 's avonds 6 nnr Lof met predikatie
ter eere v. h. Onb. Hart van Maria voor
de bekeering der zondaren.
Maandag 'a morg. 9 unr gei. Maandit.
voor Everardus v. Latum 'e avonda 7 uur
Congregatie der H. Maagd.
Woensdag 's morg. 9 nur gez. H. Mla
op 't kerkhof; 'b namidd. van 6—8 uur
gelegenheid om te biechten 'a avonda 7
uur Lof ter eere van Sint Jozef.
Donderdag, H. Sacramentsdag, te vieren
als Zondag, 's morg. 6l/j en 8 uur stille
H.H. Missen 10 nnr gez. Hoogmis met
predikatie's namidd. 4 unr Vesper*
's avonds 7 uur Lof.
V r g d a g 'a avonds 7 uur Lof ter eere v.
h. Allerh, Sacrament.
Zaterdag 'e morg. 9 unr H. Mis voor
de leden v. h. Broederschap v. h. Onb. Hart
van Maria voor de bekeering der zondaren.
Aanst. Zondag Aanbiddingsfeest en jaarljjkeche
gedenkdag van bet Mirakel v. h. H. Bloed
te dezer stede.
Parochie van den PL. Dominions.
Zondag 's morg. 6, 71/» en 9 unr stille
HH, Missen101/, uur Hoogmis's namidd.
3 uur Vespers 5 uur Congregatie.
Maandag 's morg. 8 uur H. Mis voor
Cornelia Komen, geb. Komen 9 nnr gei.
Uitvaart voor Catbarina Droogde Koning.
Dinsdag 's morg. 9 uur ges. H. Mis
's avonds 7 nur Lof.
Woensdag geheel den dag gelegenheid
om te biechten's avonds geen Congreg.
Donderdag, feestdag van 't H. Sacrament,
geb. Heiligendag, 's morg. 6, 71/a en 9 uur
stille H.H. Missen 101/» nur Solemneele
Hoogmis 's nam. 3 uur Vespers 's avonds
7 uur plechtig Solemneel Lof met Feest
predikatie en Proc. Geheel den dag uit
stelling van 't Allerheiligste.
V r ij d a g en Zaterdag 's avonds 7 uur Lof.
Zondag 6 Juni a.s. St. Joseph Club, Afd. A
ÏO1/» nur Afd. B 71/, uur Afd. O 9 uur
HEILO.
Zondag, feest der Allerh. Drievuldigheid,
tevens le Zondag der maand, te verdienen
volle aflaat, 's morg. 7 unr H. Mi» met
onderrichting9Vj nur Hoogmis, waar
ondfr predikatie; 's midd. 1% nur Cate
chismns2Vs uur Veepers's avonds
6'/i nur Lof ter eere van den H. Willi-
brordns, waarna vereering Zijner reliqnie.
Maandag, Dinsdag en Woensdag de H.H.
Missen ten 71/» en 8l/1 uur.
Woensdag 's namidd. van 4—7 uur ge
legenheid om te biechten.
Donderdag, Hoogfeest van H. Sacra
mentsdag, te vieren als Zondag. De H.H.
Missen en de Vespers als op Zondag.
Avonda 7 uur Lof, welk Lof ook zal
worden gehouden op de volgende dagen
van 't octaaf ten 7 uur avonds.
V r ij d a g en Zaterdag de H.H. Missen ten
7'/| en 81/» nur.
Zaterdag 's namidd. van 4 nnr af gele
genheid om te biechten.
Op de gewone dagen de Catechismus.
Van de laatste H.H. Sacramenten voorzien:
Adrlana Butter, geb. Dekker.
AKERSLOOT.
Zondag 's morg. 7 uur H. Mis; 9% uur
Hoogmis 's namidd. 1 uur Catechismus
2 uur Vespers, daarna gexamenlQke zang
oefening.
Woensdag na de H. Mis en 's namidd.
van 3—6 nnr gelegenheid om te biechten.
Donderdag, H. Sacramentsdag, geboden
te vieren als Zondag. De H.H. Missen
als op Zondag, 's Avonds ö'/j nur plechtig
Lof met preek en processie, welke bjj
gunstig weder ook in den tuin zal worden
gehouden. Na het Lof lied no. 83.
V r ij d a g 's avonds 7 nur Lof ter eere van
het H. Hartdaarna lied no. 47.
Zaterdag, morgen» na de H. Mis en
's middags van 3 5 uur gelegenheid om
te biechten.
EGMOND-BINNEN.
Parochie van den S. Adelbertus.
Zondag, Hooge feestdag der H. Driegen
heid, 'smorg. 7 uur H. Mis voor zekere
overledene91/2 uur Hoogmis voor de
parochie 's midd. 1 uur onderrichting in
de Bijb. Geschiedenis 2 nur Vespers met
Rozenhoedje.
Dinsdag, de 9Je en laatste Dinsdag ter
eere van den H. Antonius van Padna,
'smorg. 7'/j our H. Mis: lü'/j uur ges.
H. Mis tot intentie eener huweiyks inze
gening.
Woensdag 's morg. 9 uur gei. H. Mis
va.u Requiem als Jaargetijde voor de s. v.
i. Anna Abbo, geb. Van den Dam, en
echtgenoot Simon Abbo,