R. Kath. Nieuws- en Advertentieblad voor Noord-Holland. No. 59. Zaterdag 24 Juli 1909. 3fte Jaargang FEUILLETON. Aïda. Verschijnt Woensdag en Zaterdag. De Middenstand en het Crediet. Buitenland. ABONNEMENTSPRIJS Uitgave van de Naaml. Vennootschap „Ons Blad". BUBBAUBreedstraat 46, tegenover de B. E. Eerk, te Alkmaar. Telefoon No. 266. ADVERTENTIËN i Dit nummer bestaat uit 6 bladz ONS BLAD. SO cents per drie maanden franoo aan hois. Te betalen in het begin van ieder kwartaal. Afzonderlijke nummers 3 cent. Van 15 regels80 eelt. Elke regel meer ta Reclames per regelI 15 Kleine advertenties van 130 woorden, bij voornitbet. 25 t Een van de meest belangrijke zaken, welke in de organisaties van den Mid denstand besproken worden, is zeer zeker het crediet. We mogen wel zeggen de meest belangrijke zaak. Immers, met het crediet staat of valt bijna de gebeele handeldrijvende en industriëele middenstand. Wel zal de eene meer dan de andere het lastige van een ongeregeld crediet- wezen ondervinden en gevoelen. Zelfs zullen er gevonden worden, wien een regeling koud laatdoch dit zijn slechts enkelen. Voor de overgroote meerderheid is het crediet een levensvraag. Wanneer men eenige kennis heeft van de omstandigheden waarin de mid denstanders verkeeren, wanneer men eenigszins op de hoogte is van de dik wijls moeielijke voorwaarden waaronder hij zijn bedrijf voert, wanneer men van naderbij de nooden heeft leeren kennen, waaraan de middenstander dag aan dag zich moet trachten te ontworstelen, dan is men er zeer zeker van overtuigd, dat in bovenstaande uitspraak niets gelegen is, hetwelk als overdreven mag worden beschouwd. Van den Middenstandshond was het daarom eene goede gedachte, ter gele genheid van de tentoonstelling te Am- terdam, zijn negende congres geheel te wijden aan het vraagstuk aangaande het crediet. Op dat congres is het vraagstuk van verschillende zijden bekeken en toege licht kunnen worden en wij zouden ons al zeer moeten vergissen, wanneer als uitvloeisel van de beraadslagingen van het congres in een niet te ver aflig- genden tijd geen maatregelen tot een betere verzorging van het credietwezen voor den middenstand zouden getroffen worden. Besproken werden ten congressehet crediet dat de middenstand geeft, het crediet dat de middenstand neemt en de middelen om verbetering aan te brengen. Voor wat het eerste punt betreft, is terecht de wenschelijkheid betoogd van den verkoop a contant. Het is boven allen twijfel verheven, dat de verkoop a contant, reëel door gevoerd, voor den middenstander zeer gunstige gevolgen moet hebben. Voor eerst is het risico voor hem vervallen. Wat dit beteekent, zou men het best kunnen zien, wanneer men eens in de gelegenheid ware de boeken van een winkelier op te slaan. In elke zaak van eenige beteekenis bergt het boek een kapitaal en zelfs in de kleinste affaires van menschen, die bij den dag ais 't 8) Het viel huil gemakkelijker bij hunne bu ren over het spook te redekavelen en daar door eene angstige belangstelling bij hen op te wekken, zoodat zij met vreesachtige blik ken naar hen zaten te luisteren. Hierdoor bleef dus het veld open voor de fabelachtige vertellingen, toen op zeke ren schoonen lenteavond in het dorp, nabij den ouden bouwval gelegen, twee reizigers aankwamen. De keuken van de herberg was vol toeren, die zich daar te goed deden aan Spaanschen wijn, den vorigen avond aldaar binnengesmokkeld. Juist hadden zij hun avondmaaltijd geëindigd, hunne vroolijke liederen weergalmden luid door het vertrek en werden alleen afgebroken door de met heesche stemmen uitgebrachte toasten en bet geschreeuw waarmede het geraas der rondgaande kroezen vergezeld ging. Dp het gezicht van den welgekleeden Vreemdeling, wien ieder gemakkelijk voor Sen edelen ridder herkende, veranderde al ware van het werk hunner handen, voor eigen rekening verricht, moeten leven, staat het te geven crediet in niet de minst evenredige verhouding tot den gezamenlijk omzet. De inhoud vau dat boek bestaat nu wel niet geheel uit kwade posten, zoo- aLs men dat uitdrukt. Zelfs is men dikwijls verheugd een groot boek te hebben, omdat daaruit eene vooruitgang der zaak zou blijken. Men vergete evenwel niet, dat elke post, die langen tijd uitstaat, in den grond toch een kwade post is. Want in het boek ver melde posten dragen in hun som de onzekerheid en het verlies. De onzekerheid toch, dat het geld binnenkomt houdt dikwijls niet het minste verband met den goeden wil van den kooper. Een ongeluk, ziekte of een andere omstandigheid is vaak voldoende de onmogelijkheid van' geheele of ge deeltelijke betaling aan de zijde van den kooper in het leven te roepen. Dan ontstaat er verlies. Verlies niet alleen in de vorm van winstderving, maar ook verlies van het bedrag dat voor den inkoop bestemd is moeten worden. Verlies aan rente van het voor den inkoop bestede bedrag ontstaat reeds aanstonds bij den verkoop op crediet. Die onzekerheid maakt ook alle be rekening onmogelijk. Een winkelier of handwerksman kan ten opzichte van de op crediet verkochte goederen of onder die voorwaarde geleverde werk zaamheden geene steekhoudende here keningen maken, noch wat tijd, noch wat het bedrag betreft. Hij leeft te dien opzichte in volkomen onzekerheid. Redenen te over om te verlangen dat het credietgeven uit de wereld wordt geholpen. Maar dit is niet alles. Tengevolge van deze onzekerheid en de genoemde verliezen, ontstaat het gemis van zekere voordeelen. De mid denstander die crediet geeft, kan èn niet zoo goedkoop inkoopen èn niet zoo billijk verkoopen dan zijn concurrent die a contant verkoopt. Dat brengt schaden teweeg, waarvan de omvang nu eenmaal niet te berekenen valt. Schaden niet alleen aan de zijde des verkoopers, maar ook aan den kant van de consumenten. Wie A contant verkoopt, kan ook contant inkoopen. Uitzonderingen mogen op dezen regel bestaan, maar uitzon deringen bevestigen den regel ook hier. Contante inkoop is, 't behoeft geen verklaring, voordeeliger dan op termijn. Tevens leidt voordeeliger inkoop tot billijker verkoop. Er mag hier zeer zeker gewezen worden op een omstandigheid die dik wijls niet geacht wordt, namelijk dat eene contante handel ook voor de con sumenten voordeelig is. Zij toch profl teeren het eerst en het meest van een betere regeling. En de vraag mag bovendien gesteld dat woest gedruisch eensklaps in eene eer biedige stilte, De vreemdeling beantwoord de dit bewijs van eerbied door het maken eener lichte beweging met het hoofd en zeide tot de vrouw van den herbergier: „Ik wil het genoegen dezer menschen niet verstoren, zoudt gij niet eene andere kamer voor mij hebben, waar ik iets ge bruiken en mij ter rust begeven kan?" De vrouw haastte zich eene waskaars te ontsteken, en eene kleine deur openende tegenover die welke de vreemdeling was binnengetreden, geleidde zij hem, onder het maken van eene eerbiedige buiging, in eene groote zaal, voorzien van ruime ledikanten met groene saaije behangsels, In het midden stond een niet minder groote tafel waar langs houten banken gezet wa ren, maar aan de zijde van den schoorsteen stond een gemakkelijke leuningstoel en daar naast eenige gewone stoelen en voet bankjes. Deze buitengewone weelde was daar vereenigd in de veronderstelling, dat mogelijk een of ander edel of voornaam persoon er zijn intrek zou komen nemen. De hospita gevoelde dan ook zich zeiven niet van vreugde. Het besef harer eigen waarde verhoogde nog den glans harer blikken en gaf aan haren glimlach eene onbeschrijfelijke fierheid, En geen wonder, worden of het bestaande gebrekkige credietwezen niet in veel gevallen van invloed is op het arbeidsloon. Zeker schijnt, dat het verbruik en daardoor ook de productie zou toenemen, want de aanbieding van een artikel tegen lageren prijs, kan slechts meerder ge bruik tengevolge hebben. Een andere omstandigheid dient nog in het oog te worden gehouden. Waar de middenstand in de weer is om te komen tot de oprichting van credietbanken, mag er wel op gewezen, dat indien aan het te ruim crediet geven niet een eind komt, het oprichten van credietbanken het euvel eer zal doen toenemen dan tegenwerken. Immers de gemakkelijkheid, waarmede crediet ver kregen wordt zal aan het noodzakelijk beschouwde credietgeven ten goede ko men en het versterken. Nu zullen aan het thans in practijk gebrachte stelsel van credietgeven zeer zeker voordeelen verbonden zijn. Maar dit geldt slechts voor 9nkelen. In het algemeen is het nadeelig. De meening op het congres verdedigd, dat evenals de eerlijke concurrentie ook het verleenen van crediet aan de mid denstanders moet gelaten worden als middel om zich omhoog te werken, zou men onbestreden kunnen laten. Die meening schijnt ons op z'n minst on gerijmd. Het gaat toch niet om de vraag, hoe een deel van de middenstanders tot een betere positie is te brengen, ten koste wellicht van een ander, deel, maar wel om de vraag, op welke wijze en door welke eerlijke middelen de middenstand algemeen gediend kan worden. Hoe en op welke wijze het instituut van den contanten verkoop algemeen in het leven moet en kan worden ge roepen, zullen de middenstanders zelf dienen te onderzoeken. Mocht dan blij ken, zooals op het congres beweerd werd, doch dat wij niet kunnen toe geven dat het niet in te voeren zou zijn, dan kon in elk geval overwogen worden in hoeverre aan te sturen is op beperking van het euvel. Als leiddraad worde dan genomen de door dr. Nouwens voorgestelde conclusie: Het door den middenstand te geven crediet moet worden beperkt binnen de grenzen van het redelijke en alleen bij uitzondering mag een lang crediet wor den toegestaan. Allen moeten samenwerken, maar vooral de middenstanders zelf, om aan de misbruiken van het credietgeven ten spoedigste een eind te maken. FRANKRIJK. Clemenceau af. Toch is Cltm nceau dan gevallen. En met nem gaat het ministerie neen. Op zich zelf is dit niet een feit van bijzondere beteekenis. Frankrijk is er vrijwel het was sedert tien jaren, dat zij de her berg het Witte Paard bestuurde, thans de eerste maal, dat de leuningstoel door een voornaam reiziger zou worden gebruikt. Maar die vreugde werd aanmerkelijk verstoord toen zij den edelen ridder tot zijnen schildknaap op een korten en ge biedenden toon die geen tegenspraak toeliet, hoorde zeggen: „Karei, gij zult voor mijn avondmaaltijd zorgen en mij alleen bedienen." Nauwelijks had de herbergierster de zaal deur achter zich gesloten, of het gesnap der boeren begon weder als te voren. Na een weinig te hebben gesproken over de nieuw aangekomen vreemdeling, namen zij vervolgens met die verwonderlijke rapheid, den zuidelijke natiën eigen, een aantal andere onderwerpen in behandeling. Karei liep af en aan om zijn meester te bedienen, die door de half geopende deur van tijd tot tijd het luid gelach en gepraat der vroolijke landlieden vernam. Eensklaps zwegen alle stemmen, over- heerscht naar het scheen, door eene plotselinge ontroering en men hoorde niets dan ééne bewogen, bevende stem, die on getwijfeld eene allerverschrikkelijkste ge schiedenis verhaalde, want ieder vergat alles om des te beter te kunnen luisteren. aan gewoon geraakt dikwijls van regeerings- personen te wisselen. Een lang leven is nu juist niet het kenmerk van een Fransch ministerie. Dat Glemenceau thans viel, zal velen Franschen evenwel verwonderd heb ben. Hij toch werd geacht de man, de eenige man te zijn, die het ontredderde schip van staat te midden der ziedende golven van partijhartstocht en hartstochtelijke partijzucht, zou kunnen doen laveeren en zeewaardig houden. Als Clemenceau het niet kon, wie zou het dan kunnen? Bij de jongste stormen, die opkwamen uit de zwoele, bezwangerde atmosfeer van de revolutionaire ambtenaarswereld, was het oog van heel Frankrijk en van het buiten land incluis, gevestigd op Clemenceau. De kracht die van hem uitging, wekte vertrou wen in zijn macht, in zijn beleid en al kon hij de sluimerende geesten van revolutionair geweld niet verdrijven, toch wist hij het algeheele ontwaken ervan tegen te gaan en te beletten. De ellendige toestand, waarin de marine zich bevindt bracht hem ten val. Zeer zeker hebben verschillende andere oorzaken daar toe meegewerkt. Uitlatingen van Clemencau uit den tijd, toen hij als oppositieman mee werkte ter bestrijding van andere ministe ries en waarbij hij zich dikwijls schaarde aan de zijde van hen, die tegenstanders van orde en gezag zfjrr, hebben zijne po sitie niet versterkt. Het zedelijk en stoffelijk verval, waaraan het land ten prooi is, maakt de taak van eiken bewindsman steeds moeielijker. Terwijl de furieën der partijschap, bij ge brek a!an ander voorwerp, zich ten slotte richten tegen de verantwoordelijke dragers van het staatsgezag. Maar de toestand der marine was de directe oorzaak van Clemenceau's val. In de Kamerzitting van Dinsdag kwam het tot een onverwachte uitbarsting. Nadat de heeren Delcassé en Delaye de vlootpolitiek van de vorige ministeries en van het tegenwoordige scherp bekritiseerd hadden, ging de woedende ministerpresident van af de tribune den heer Delcassé te lijf en verweet dezen door de medewerking aan het verdrag van Algeciras, tot een der grootste vernedering te hebben meegewerkt, die Frankrijk ooit werd aangedaan. Dat was te veel gezegd. Delcassé ant woordde op zijn eigen korte doch krach tige wijze. Hij ontstak de kamer in woede over de grove uitvaf van den ministerpresi dent en toen was het lot van het ministerie beslist. In stemming werd toen gebracht den voor rang te verleenen aan een door Clemenceau aanvaardde motie Van vertrouwen. Die voor rang wij vermeldden dit reeds in ons vorig nummer werd met 212 tegen 176 stemmen geweigerd. De ministers verlieten hierop achter Cle menceau aan de zaal, onder gejuich van de oppositie. Het kabinet diende toen zijn ontslag in. Wie nu de teugels van het bewind in han den zal nemen? Briand misschien? Het is moeielijk te zeggen, Toch is de De vreemdeling ving eenige woorden van het gesprek op en dit maakte zijne op merkzaamheid gaande. Hij stond op en zachtjens de deur naderende, luisterde hij met al zijne aandacht en belangstelling naar dit volksverhaal. Men sprak van eene der laatste spookverschijningen in den Mooren-toren. Maar toen de verhaler aan een zeker punt zijner vertelling gekomen was, werd zijne stem zoo zacht en gesmoord, dat de ridder, die niets meer verstaan kon, besloot om zijne nieuwsgierigheid ten koste zijner waardigheid, te bevredigen. Hij trad dus driftig de gelagkamer binnen en tot voor de tafel komende, zeide hij: „pij kunt al aardig vertellen, mijn vriend, maar uwe stem siddert alsof gij den geest der duisternissen uitdaagüet." Ik daag niemand uit,-heer, en Sint Jan, mijn patroon, zal er mij, hoop ik voor bewaren dat ik dien geest nooit uitdaag- Ik spreek slechts van hem." „Ik bid u, wat hebt gij hier met Satan te maken." „Hier niets, Goddank, want wij zijn allen goede Christenen; maar overal kan men niet hetzelfde zeggen; en indien gij u de moeite wildet geven, om door dit venster een blik naar buiten te werpen, dan zoudt gij even als wij niet ver ,vian hier een brandend licht der hel politieke toestand wei van dien aard te »ch- ten, dat het optreden van leen meer gematigd kabinet nog wel tot de Vrome wenschen van zeer velen zal blijiven behooren. En niet onmogelijk schijnt het; dat men in een her nieuwde, lang voorbereide vervolging van den godsdienst weer afleiding zal zoeken te geven aan de aandacht van het land, welke op het oogenblik gevestigd ia og het verval 'en de corruptie, die het land drei gen te voeren naar leen Ihabije afgrond. Bijstand aan de oud-congreganlaten. De verbanningswetten van 1901 en 1904 hielden enkele bepalingen in, waarin althans theoretisch kostgeld en onderstand verze kerd werd, aan grijze, zieke en behoeftige kloosterlingen, die van hun bezittingen be. roofd waren. Doch artikel 2 van het dekreet van 17 Juni 1905 legt aan üe belanghebben- den, welke van deze bepaling gaarne wensdi- ten gebruik te maken, vernederende voor- waarden en moeilijke formaliteiten op, Weinige oude kloosterlingen zijn daarom onder dit Caudijnsche juk doorgegaan, of schoon velen onder hen in dringenden nood verkeerden. Op een andere plaats voorziet hoofdstuk 111 van het dekreet van 1905 in kloosters 'voor oude kloosterlingen en het be schrijft vooraf in de fijnste bijzonderheden en op zeer bewonderenswaardige wijze, doch wel wat voorbarig, hoe daarvan de werking zal zijn: het verliest echter één punt uit het oog 'en dat is nog al van groot belang, n.l.hoe zal men aan het geld komen, dat daarvoor noodig is? Het hoofdstuk laat echter de zorg aan den liquideerder over om te bepalen hoever kloosterlingen daarvan kunnen gebruik ma ken en hoeveel daarvoor noodig zal zijn. Deze gelden kunnen nergens anders van daan komen dan uit het actief der liqui datie. Doch men weet, dat de kerkelijke goe deren slecht verkocht worden. Zoodoende moest men dus beginnen om die grijze, afgeleefde kloosterlingen, die geen enkel mid del van bestaan hadden, op straat te zetten, en dat met het inzicht om de noodige som men bij elkaar te krijgen om hun hulp te verschaffen. Thans heeft minister Briand een besluit bekend gemaakt, waardoor aan de oude kloosterlingen betere voorwaarden ge. steld worden. Of de praktijk echter beter zal zijn, blijft aan niet ongegronde» twijfel onderhevig. Een royalistisch manifest. Da volgend* verklaring is, naar aanleiding van den dood van don Carlos, aan de Parijsch'e bladen medegedeeld, en wordt door deze in hun jongste nummer geplubliceerd. Diep 'getroffen in hun gehechtheid en trouw en tegelijkertijd smartelijk aangedaan door den dood van Z. M. don Carlos, hertog van Madrid, herhalen de legitimisten van Frankrijk vereenigd in een zelfde gevoelen van eerbied en onveranderlijke toewijding aan den persoon des konings, de traditio- neele leus van het grondrecht der monar chie: „De koning is gestorven, leve de ko ning!" Zij erkennen en zij juichen toe in den gewaar worden. „Daar ben ik waarlijk nieuwsgierig naar", sprak de edelman. „Sedert ik üe wereld doorkruis, heb ik dikwijls van geestver schijningen hooren spreken, maar nog nooit zelf het minste spook kunnen ontmoeten. Het zou mij dus zeer aangenaam wezen, om hiervan de ondervinding op te doen," De verhaler stond van zijne plaats op; een klein houten venstertje draaide knar send op Zijne verroeste hengsels, want men opende het bijna nooit om het gezicht op het Mooren-kasteel te vermijden. „Zie ginds, heer, wordt gij dat licht niet gewaar?" vroeg hij, met den vinger naar den bouwval wijzend, „Ik zie wel een licht schitteren," ant woordde de ridder, maar het blinkt even vroolijk als eene ster aan den hemel. Mij dunkt, indien het een helsch licht ware, dat het er dan treuriger uit zou zien." „Lach niet, heer," hernam de boer; „sla geloof aan mijne oude ondervinding; lach niet, want daar zou u een ongeluk door kunnen overkomen." WorcU vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1909 | | pagina 3