R. Rath. Nieuws- en Advertentieblad
voor Noord-Holland.
No. 84
Woensdag 20 October 1909.
3d* Jaargang
FEUILLETON.
Verschijnt Woensdag en Zaterdag.
Zoekt, en gij zult vinden.
Buitenland.
Aandeelhouders-vergadering
INGEZONDEN MEDEDELINGEN.
De Huisindustrie,
De Huisindustrierorm
ONS
BLAD.
ABONNEMENTSPRIJS
SO cents per drie maanden franco aan hnis. Te betalen in
het begin van ieder kwartaal.
Afzonderlijke nummers 3 eent.
Uitgave van de Naatnl. Vennootschap „Ons Blad".
BUBEAU: Breedetraat 45, tegenover de B. K. Eerk, te Alkmaar.
Telefoon No. 433.
ADVERTENTIËN
Van 15 regels80
Elke regel meer6
Reclames per regel15
Kleine advertenties van 130 woorden, bij voornitbet. 25
oesk
der N. V. „Ons Blad". R. K. Nieuws
en advertentieblad voor Noord-Holland,
op DONDERDAG 28 OCTOBER 1909,
des avonds 8 uur, ten huize van den
heer PROOT.
Agenda
Benoeming van een redacteur en ad
ministrateur.
Bespreking abonnementsprijs.
Het Bestuur,
H. P. M. KRAAKMAN.
H. KENTER.
J. F. QUAX.
Prils per regel 15 cent.
overblijfsel uit den tijd van het gildewezen,
is in ons vak ontaard in een bedrijfsvorm,
waarbij, in strijd met den tegenwoordigen
drang naar vooruitgang en verbetering,
verkeerde toestanden een vruchtbaren bodem
gevonden hebben.
llit het referaat van den heer Q. L.
Domhoff, Hofkleermaker te Gravenhage.
Congres over Huisindustrie 8 Sept. 1909
te Amsterdam.
Wy wenechen de aandacht te vestigen
op het feit, dat een tweede werkplaats aan
de reeds bestaande la toegevoegd. Is dat in
de eerste plaats te danken aan de omstan
digheid, dat meer algemeen door het publiek
wordt deelgenomen aan den atryd tegen de
Huisindustrie, waardoor onze zaek een veel
grooter aantal koopcra tot sich trok en uit
breidicg van personeel noodzakelijk maakte,
in de tweede plaats is dat een gevolg van
ons streven om zooveel mogelijk rekening te
houden met de elschen der gezondheidsleer.
Wy willen en kunnen iederen kooper van
de door ons >onder voortdurend toezicht»
gemaakte kleedingttukken de zekerheid geven
dat het door hem gekochte onder de meest
gunstige voorwaarden is vervaardigd.
Firma H. S. CLOECK,
Kleedermakers.
heeft echter steeds de strekking om gansche
gezinnen naar dien put van armoe en leed
heen te dringen, wanneer en zoolang geen
gunstiger omstandigheden daarin tegen
werken.
Uit het referaat van den heer I. P.
de Vooys, Inspecteur van den Arbeid in
de 8ste inspectie te Deventer. Congres
over Huisindustrie 8 Sept. 1909 te
Amsterdam.
wnaitwMsMmmMSMnsmasasMHMa
EVANGELISCHE VERHALEN.
10) Naar 't Fransch.
Oij hebt uw sluier aan dat schepsel1
gegeven? vroeg Gamaliel met misprijzen.
'Zij is niet meer „dat schepsel". Zij
is Maria. Dlat heb ik ook gevoeld. Een
groote klaarheid is in mij verschenen
'k was zoo trotsch op mijn kuischheid, die
g'i mijn engelennatuur noemdet; zoo
Irotsch, niet te zijn, als zij die vallenz.
Gij hebt 't Irecht daartoe, hernlam
Gamaliel met een glimlach van teeren
trots.
Neen, ik heb het niet meer. Hij is
("ls dat recht komen ontnemen. Voor
dien
of
grooten profeet zijn wij allen, minder
meer> jschepselen van ellende. Het
waad, dat wij niet bedreven hebben, is
ijls door den Heer uit onzen weg ge
nomen, £n ji'feb u gezegend, die in mijn
)'en de goddelijke bescherming geweest
z'^egen 't kwaad.
haar zac'lt Se't|aar nam, Gamaliel
zijn 'lant' en bracht die eerst aan
Vo<*hoofd, Idaarna aan zijn lippen,
cliis" de onbaatzudhtige hand, die .haar tot
vestTd ffe'eid, in de hare houdend,
i, e Susanna haar reine blikken op
l,aar broeder en ging voort;
DE DOODSTEAP.
In het Zaterdagavondnummer der „Alk-
maarsche Courant" komt onder de rubriek:
ingezonden stukken eene verhandeling voor
over „De doodstraf', geteekend met de
initialen; J. F. F. A., welke wij dikwijls
in het blad ontmoeten.
Het betoog van den inzender is evenwel
zoo vreemd, dat wij niet kunnen nalaten
onze lezers voor leen keertje slechts te doen
kennismaken met dezen geachten medewer
ker van, de „Alkm. Courant". Wij willen
hem stap voor stap in dit betoog volgen:
1. „Deze (de doodstraf) behoorde thuis
in tijden van „ruwheid en barbaarschheid"
„Het is een uiting van ontwikkeling en be
schaving, haar af te schaffen" een fijn com
plimentje aan het adres van onze Oostelijke
naburen en aan het „verlichte" Frankrijk,
waar ld e doodstraf nog steeds bestaat. Waar
om gaat Ide regeering in het laatste land dan
niet tot afschaffing over? Zijn de Franschen
nu in eens zoo onontwikkeld en onbe
schaafd? Is het niet barbaarsch, iemand
voor zijn geheele leven op te sluiten in de
gevangenis?
2. „Het denken veroordeelt haar."
,,'s Menschen hart komt tegen haar op."
„Het geweten verbiedt haar."
Drie stellingen, die de inzender opzet,
en waaraan hij algemeenheid toekent, zon
der een enkel bewijs. Er zijn, duizenden
die er geheel anders over denken. Hoe is
de publieke opinie tegenover groote boos
doeners? Moesten politiedienaars, niet vaak
met de Wapenen moordenaars van een vree-
selijken dood uit de verbolgen menigte red
den?
3. „Niemand heeft 'het recht, eens 's men-
schenleven af „te snijden."
Neen, de gewone mensch heeft daartoe
zeker niet het (recht. Maar de door God
gestelde cfverheid als rechter wel. Zij is aan
gesteld om de maatschappelijke orde te
handhaven en mag als uiterste straf
middel den dood doen volgen.
4. „Het ibeste in den mensch zegt „ja en
„amen" of het gij zult niet dooden!" Dit
„woord is waar, omdat ieder het als waar
„gevoelt, gevoelen moet".
Dat isi zeker hoogere philisophie, of was
de zetter hier philiisophisch te onontwik
keld? 't Is barbaarsch'!
5. „De doodstraf, uitgevoerd, maakt her-
„stel onmogelijk, als dwaling in zake een
„uitgesproken vonnis aan het licht treedt
„en ieder mensch en elke vereeniging van
„menschen staat bloot aan dwalen."
De'doodstraf zij steeds een uiterste even
als in Nederland1 de levenslange gevangenis
straf. Kwam het wel eens voor, dat nadat
het vonnis voltrokken was, de onschuld
bleek? Verhaalt de geschiedenis zooveel van
dergelijke feiten, dat op grond daarvan de
doodstraf moet worden geweerd? Kan men
aan iemand, wiens onschuld, na jarenlang te
Broeder, ik mag mij niet verhoo--
vaardigen, op mijn zuiverheid; maar gij,
verhoovaardig u niet langer op uw weten
schap, Zeg niet meer „die Galileeër", zeg
niet meer „die ongeletterde." Er is een,
licht dat alle boeken u niet kunnen geven,
dat in Hem is en dat soms in ons zelf
schittert. Ik heb meer geleerd, naar 't mij
toeschijnt, in deze laatste weken dan ge
durende lange jaren. Ik openbaar u deze
eenvoudige gedachten, zooals ze bij mij
opkomen. Het is mij, of een nieuwe dag
het leven en de dingen dezer aarde ver
licht Vergis ik mij? Ik smeek u, zeg het.
Gamaliel bleef eenige oogenblikken stil
zwijgend in zich zelf gekeerd. Daarop
zeide hij ernstig en alsof hij een moeie-
lijke beslissing nam:
Onze vaderen spraken wel. God
behoede ons er voor, de, vrouwen den'
godsdienst te zien onderwijzen. Maar nu
ik de onvoorzichtigheid heb gehad u te
onderrichten, verneem dan minstens ook
de grondstelling, die heel mijn leven re
gelt: Schlep u een gezag om u te verlossen
van den twijfel en betaal de tienden niet
zonder ze te wegen. Laat af van wat in-
druischt tegen de traditiën onzer vaderen.
Jochanan Ismaël, de beroemdsten en overi
gens alle Phariseeërs, en de oudsten des
volks, zij willen uitroeien degenen die zich
keerden tegen de heilige Ark fen tegen de nog
heiliger gewoonten der rabbijnen. Zij zou
den u den haat prediken. Ik vraag u alleen
onverschilligheid en wijsheid. Zie hem niet
zijn opgesloten in de gevangenis, aan het
licht gekomen is, herstellen, wat hij geleden
heeft?
6- „Op gezondigd hebben, kunnen en
„zullen volgen: schuldbesef, berouw, drang
„naar levensvernieuwing".
Zeker: op gezondigd hebben kunnen
volgen schuldbesef, berouw drang, naar
levensvernieuwing, maar of 'ze nu altijd z u 1-
1 e n volgen, daar zetten Wij liefst een vraag-
teeken achter. Maar,'wanneer ze kunnen
volgen, en er is schuld, zal schuldbesef enz.
dan niet eender volgen, wanneer de dood
voor de oogen staat, dan wanneer de boos
doener wondt opgesloten voor jaren. In het
laatste geval zal ju,ist een levenslang veroor
deelde, die werkelijk drang naar levensver
nieuwing heeft, eene verschrikkelijk mar
teling ondergaan. Hij wil in de maatschap
pij zijn leven beteren, maar de deuren der
/gevangenis blijven immer voor hëm gesloten.
7. „Ieder mensch worde in de gelegen
heid gesteld, te toonen dien innerlijken
„omkeer".
Dat kan toch de veroordeelde op het
schavot toonen.
De geachte inzender zal zeggendan is
't te laat! Ik antw'oord hierop: maar dan
niemand levenslang veroordeeld, wanneer hij
in de gelegenheid moet worden gesteld zijn
innerlijke omkeer te too>ne;n; dan alle
gevangenen na zekeren proeftijd terug laten
keeren in de maatschappijmaar ook dan
is 't uit met onze veiligheid.
8. „Van edelen huize is de verontwaardi-
„ging over elk ten uitvoer gebracht dood
vonnis."
Weder een stelling die niet bewezen is.
De geachte inzender plaatst ons toch niet
telkens voor axioma's?
Duizenden vinden juist in de voltrekking
van een doodvonnis 'bevrediging. Roept
de afschuwelijke mooiid te Koekange niet
bij velen wraak' en zouden er geen duizen
den menschen in Nederland tevreden zijn,
als de moordenaar werd gevonden en ter
dood veroordeeld Is deze gedachte niet
meer de volksopinie dan de uwe?
Of is de inzender misschien een groot
voorstander van de nieuwe theorie, om het
woord „schuld" uit de woordenboeken te
schrappen
8. „Die verontwaardiging spreke zich uit
„en doe protesteeren, maar voere nimmer
„tot woorden en daden van wraakzucht ge
tuigend
„Aan verontwaardiging pare zich zelfbe-
heersching".
Hiermede gaan wij accoord, wij staan
hier eindelijk voor een stelling, die ook de
onze is, rpaar helaas door zeer velen en
dat diende de liberale pers in dezen tijd
toch wel te overwegen zoo weinig in prak
tijk wordt toegepast.
Ten slotte constateeren wij, dat de lezers
van de „Alkm. Courant" bijzonder de Ka
tholieke, zoo nu en dan heel stikum, wat
terug, die, ondanks, u zelf, u meesleept tot
onvoldoend overwjogen daden. Blijf die gij
zijt en neem geen tusschenweg aan; verhef
u daarboven. Verzaak niet aan de hoofd
gedachte onzes levens: „Wij Zijn jniet als de
anderen". Die gedachte houdt u omhoog.
Zij behoedt voor menigen valdezen zoon
des volks kan dit niet begrijpen. Blijf de
dochter der groote leeraren. De tijd zal
I' ons het overige leeren.
Er ontstond een lange, treurige stilte,
Het gewonde hart sloot zich weder, de
twijfel, overmeesterde de eenvoudige ziel.
Kon zij gelijk hebben tegenover dien groo
ten leeraar, zoo edel en zoo teeder voor
haar? Suzanna waagde een laatste poging,
vragend Joiadah,hun beider vader en vriend
te gaan bezoeken, zoekend aldus een
laatste wijkplaats voor den terugtocht harer
ziel. Gamaliel stemde terstond toe, getrof
fen door haar droefjheid en verheugd haar
een afleiding te kurvnen verschaffen. Zij be
paalden den bepaalden het uur; en
daarop trad de stilte weder tusschen hen in.
Het schitterende -feest van dien langen
dag eindigde in eenl droefgeestigen nevel,
De golven' braken a?ut hun voeten, een
voor een, eentonig en langzaam als de
klacht van een kind,..#.,
.V.
Vóór den dag, vastgesteld voor het
bezoek aan joidah, bereikte Gamaliel een
verontrustende tijding. De groote leeraar
was stervende en veri'angde nog eenmaal
hem en zijn zitster te zien. ITun verbazing
te slikken krijgen.
Daarbij komt, dat het geheele ingezonden
stuk doelt op een onderwerp, dat de „Alkm.
Courant maar liever niet behandelen wil.
Zij durft zelf geen partij te kiezen, want
ook de centen van de Katholieken ze wor
den nog niet geboycot. R.
SPANJE.
Het proces tegen Ferrer is in de Spaan
sche Kamer ter sprake gekomen. In antwoord
op een hem gestelde vraag, verklaarde
minister-president Maura, dat degenen, die
xich in het buitenland hebben aangesloten
om te protesteeren om de zaak Ferrer, aan
de regeering het recht schynen tc willen
ontse? gen om de aanstichters tot de troe
belen te straffen. De regeering echter is
volkomen geruit en wacht af, of men dit
werkelijk sal doen.
De minister deelde verder mede, dat het
dossier Ferrer aan de Kamer sal worden
voorgelegd en dat het elementen zyn van
denselfden aard als die, welke Barcelona in
beroering brachten, die de betoogingen in
het buitenland op touw zetten, waarby zy
duideiyk lieten biykeD, dat zij volslagen
onkundig zyn van de juridische opvattingen
in Spanje en van de wetten in dit land.
De minister verklaarde in den Senaat
nog, dat het beslist onjuist is, dat in Spanje
personen worden veroordeeld wegens hnnne
denkbeelden,
Intnsschen gaat men in het buitenland
voort betoogingen te houden. IJ.t alle groote
steden komen berichten van demonstraties
om te protesteeren tegen het ter dood bren
gen van Ferrer. Hier en daar gaven de
betoogingen aanleiding tot botsiDgen tusschen
politie en betoogers en tot in bechtenisne
ming van sommigen dezer.
Overal levert men echter het bewijs, dat
de geheele beweging een beslist anti clericale
beweging is, want niet alleen dat men tegen
den koning van Spanje te velde trekt, maar
vooral de priesters en de Kerk moeten het
ontgelden. In verschillende steden werden
baldadigheden aan kerken en kloosters ge
pleegd, door hel inslaan van ruiten, het
plunderen eener sacristy, als te Luik. Men
tracht overal de meening op te driDgen dat
het de priesters geweest zyn, die den dood
van Ferrer geëischt hebben. Men weet beter,
maar men laat zich zulk een gelegenheid
niet ontglippen en van Spanje en Spaansche
toestanden woidt toch alles geloofd. Met de
waarheid behoeft men bet dan zoo nauw
niet te nemen. Zoo is ook de inhechtenis
neming van Ferrer's verdediger een ver
zinsel gebleken.
Het «Handelsblad» schreef daarover:
Zoo zonderling is deze geheele zaak be
handeld, dat de ambtshalve aan Ferrer toe
gevoegde verdediger, de kapitein Calceran,
en smart waren groot. Tijdens de laatste
ontmoeting, bij Simeon, gaf de grijsaard
geen enkel teeken van izwakbeid; en hoewel
hij bijna honderd jaar telde,, vleiden zijn
vrienden zich met de hoop, hem nog lang
te zullen behouden.
In haast bereidden Suzanna en Gamaliel
zich ten vertrek. Zij gingen op weg met
het vaste voornemen, hun vriend tot aan
diens uiteinde nabij te blijven: hij woonde
niet ver van hen af, vijf of zes mijlen
Lief en eenvoudig huisje. Het was op
de helling van een heuvel gebouwd' en
keek uit op het harmonieuze meer van
j Genesareth. Ternauwernood een enkele
verdieping; twee kamers boven, een enkele
beneden: op het dak een terras van vast-
gestampte aarde, dat de zomer vervroo-
lijkte met anjelieren en narcisbloemen.
De eerste stralen der zon vergulden het
reeds in den morgenstond en verder was
het en den geheielen dag een feest van
licht, het eenige feest van den grooten
denker, die het bewoonde. De nederige
woning was omgeven door eenige wijn-
gaardstammen, die hun takken van boom
tot boom slingerden, en door een vijge
boom met knoestigen stam, die bijna in
ieder seizoen defrischheid van zijn scha
duw en de zoetheid zijner vruchten gaf.
Joidah bracht zijn dag gedeeltelijk on
der dien boom door. Zijn vrouw en hij
hadden hem, nu bijna drie kwart eeuw
geleden, geplant op den dag van Kun hu
welijk, zich richtend naar een tekst, dien
die zyn ambt niet all een zinecure opvatte,
maar den moed had krachtige woorden van
verweer te spreken voor zyn cliënt, en diess
onschuld in het licht te atollen, na de terecht
zitting in hechtenis werd genomen, wyi hij
zijn bevoegdheid had overschreden I
De regeerings-organen in Spanje hebben
dit alles erkend.»
Het publiek, hetwelk dit leest, moet nu
natuurlijk in de waan verkeeren, dat dese
dappere verdediger nog altyd achter slot en
grendel zucht. Doch het eigenaardige van de
zaak is dit, dat kapitein Oalceran in 't ge
heel niet gearresteerd werd en wegens zyne
verdediging van Ferrer volstrekt niet is lastig
gevallen. De >Nouvelles< (men kan het
lezen in 'den »Figaro») pnbliceeren een
interview met den kapitein, waarin deze
met het bericht zyner arrestatie vrywel den
draak steekt. >Myn chefs», zegt hy, «hebben
op my geen enkelen strafmaatregel toege
past.» De tegenspraak van het bedoelde
arrestatieverzinsel is trouwens reeds eenige
dagen ond en werd, voor zoover we ons
herinneren, opgenomen ook in niet katholieke
buitenlannsche bladen van beteekenis, gepu
bliceerd o. a. in de «Kijln. Zeltnng
Wanneer de beweging geluwd is, zal men
da dingen wel wat beter beginnen in te zien.
In Spanje zelf is men kalmer dan in het
buitenland. De minister van Baiteni. Zaken
te Madrid verklaarde aan den correspondent
van «Reuter», dat de openbare meening in
Spanje, beter op de hoogte dan in het
buitenland, zich dadeiyk by het vonnis heeft
neergelegd, overtuigd dat de regeering niet
anders doen kon.
Dit telegram werd door de >N. R. Ct.«
niet opgenomen, 't Kwam der redactie zeker
ongelegen by de internationale opwinding.
MAROKKO.
Zondagochtend zyn de Mooren te Nador
met kanon beschoten. Zy verlieten bun stel
lingen en zijn afgetrokken.
Ambteiyk wordt over dit gevecht gemeld
Generaal Agulllera heeft, met drie regimenten
en een bergbattery en gesteund door dsn
kabelballon, een verkenning tot op 4 K.M.
van Nadar uitgevoerd. De vijand werd ver
strooid. Nadat de Spaansche troepen het
gewenschte doel hadden bereikt, trokken sy
terug. Aan Spaanschen kant sneuvelden een
majoor en twee soldaten en zyn veertien
soldaten gekwetst. De ruiterij trachtte een
charge te doen, maar de vyand vluchtte.
De Mooren hebben groote verliezen geleden»
DUITSCHLAND.
Te Dresden is een vergadering betreffende
de oprichting van een nieuwe groote Zep
pelin maatschappij gehouden. Er waren vele
mannen uit de bankierewei eld en de grooie
ny verbeid en twee Saksische ministers, die
van financ'ên en van Oorlog, tegenwoordig.
Colsman, de direct- ur van de Zeppelin-
maatschappij te Friedricbsbafen, zeide dat
er een kapitaal van 5 millioen mk. noodig
zij noemden: „De wijze zal zitten onder zijn
vijgeboom en onder zijn wijngaard." Van-
jaar tot jaar was de boom in wasdom toe
genomen, zijn schaduw spreidend over het
jonge huishouden, later over vroolijke kin
deren. De zonen waren grooter geworden
en hadden zich verspreid, weggerukt door
het leven of door den dood. En de oude
stam vermenigvuldigde zijn takken, steeds
grooter geheimzinnigheid en melancholie ver.
Ieenend aan het eenvoudige huis, ge
lijk de jaren heengaan over een hoofd en
het langzamerhand verzwakken en ver
duisteren..,.. Sinds langen tijd zaten alleen
Joidah en Anna, zijn trouwe gezellin,
op den drempel hunner woning. En thans
ging hij heen,
Anna ontving Gamaliel en Suzanna
met toegenegen erkentelijkheid. En op de
angstige vraag harer gasten antwoordde,
zij, haar wit hoofd schuddend en met een
wanhopig gebaar:
Sinds gisteren Weet ik zelfs niet,
meer of hij mij herkent. Hij lijdt niet,
geloof ik. Ik hëm. het niet eer begrepen,
voor hij ziek werd. Maar 't was de groote
moeite, die hij zich gaf, om te looped,
welke mij misleidde. Steeds minder
verliet hij de aliyah, later zelfs niet meer
de mat, die hem tot bed dient. Ik heb
hem alles gegeven, wat ik kende: palmen-
wijn en geneeskruiden. Ik heb zijn leden
gezalfd met welriekende olie; maar 't
geeft hem de krachten niet terug,
(Wordt vervolgd),