E» Kath. Nieuws- en Advertentieblad voor Noord-Holland. No. 5. FEUILLETON. De T ooveres van Astarotlt Woensdag 19 Januari 1910. 4<le Jaargang Verschijnt Woensdag en Zaterdag. „LIJKE STAND. Eedsweigering niet meer strafbaar. BUITENLAND, Bete)»Ga een» even of de hangklok nog it teing met de bood- >t, pa, msar h(j kwispelt ■o— ihoolkinderen)»Nu heb le en gele steenen laten nu een steen noemen, heeft lorsteer, meeeter I' o— Fiiteja): «Maar, Frits, jeboor je mij toch goeden ma, we kennen elkaar [want die lijn weer aan \erkje. rENDOOS. maken, neemt men een Irondom met geelachtige gaas overtrokken, waarop idigs kruisteek versiering in een andere steek uit- ïrd glanegaren of sijde Sn swaar karton gesneden, voor doorlating van het [belde z\jden met Aïdeetof trokken en rondom met of lint omboord. Het jullie maken naar eigen i mogelijk, dan het stuk teken om de bus naaien van baud of lint versieren, tsel aan een plaats vaat kleinen strik en banden aan. te zien aan ons Bureau, rkje gereed heeft, mag het onstelling inzenden, maar als jullie geduld gebruiken u te druk met de vele [prijsraadsels, die binnen ren (jongens en me'sje») ieuwe, n.l. 2 kaartjes met jullie deze nit de krant op karton of bordpapier later wel een» vertellen, Ir hebiets leuks, hoor m6er, dus uitgekeken. A. 7 9 11 13 15 23 25 27 29 31 19 41 43 45 47 1 35 57 59 61 63 71 73 75 77 79 37. 89 91 93 95 B. 7 10 11 14 15 23 26 27 30 31 39 42 43 46 47 55 58 59 62 63 71 74 75 78 79 87 90 91 94 95 ik kreeg verscheidene m9 gevraagd werd of de er ook eene in het Zon- Eindigt. Kijk eens op het en ge vindt het antwoord, briefje van een meisje: de redacteur, ik zou wel 1 willen schrijven, maar mijn tandje laat dit niet toe. k versje, dat in Ons Blad id. Maar ik heb al veel om het raadsel te vinden Iaat in de goede hoop, het ek 5 centjes nit mijn spaar- b ik er wel voor over. Wij Bd honden, nog een prijsje |deren daar bij TT kunnen Maar ik kom nooit in èieu Mijnheer, het andere .est. Wa. JS. ONS BLAD. ABONNEMENTSPRIJS 60 ct. per 3 maanden franco huis90 ot. met Zondagsblad. Te betalen in het begin van ieder kwartaal. Afzonderlijke nnmmers van de courant3 cent. Yan het Zondagsblad5 cent Uitgave van de Naaml. Vennootschap „Ons Blad". BUBEAUBreedstraat 45, tegenover de B. E. Eerk, te Alkmaar. Telefoon No. 433. ADVERTENTIËNt Yan 1—5 regels30 eest. Elke regel meer 6 Reolames per regel 15 Eleine advertenties van 130 woorden, bij vooruitbet. 25 ik vind het leuk van je, centen uit je spaarpot daar- k hoop met je, dat je een Doe je best en dan zal en... dan zal je ook een kinderen, tot de volgende 'urmerend. euois, z. van Abraham Jonge- tha Magdalena XJpem». Theodorus Oscar Joseph Theresia Maria Dionisia IHzabeth Maria Mathilda, d. Itoalinger en Mathilda Hen- Ken. Boelif Schipper, 74 jaar, lletje Slegt, Verleden week stond voor de recht bank te Haarlem een koetsier, J Hoog land, uit Schoten terecht, die in een misbandelingzaakje, waarin bij als ge tuigen moest optreden, weigerde den eed af te leggen. Op vordering van het 0. M. werd hij in gijzeling gezet. De Haarlemsche rechtbank ontsloeg den man van alle rechtsvervolging. In bet vonnis wordt overwogen, dat vol gens den bistoriechen achtergrond van art. 161, 2e lid van het W. v. Strafvordering, wel is aan te nemen dat de wetgever van 1838 in verband met hetgeen uit de toen vigeerende Grondwet voortvloeide, de be doeling heeft gehad, te bepalen, dat slechts zij die behoorden tot een Kerkgenootschap dat bet doen van een eed verbood, zooals de Doopsgezinde Gemeente, konden volstaan met de belofte. Dat evenwel naar het oordeel van de rechtbank niet noodzakelijk is om voor de uitlegging van een artikel dat meer dan zeventig jaar ond is en geschreven onder andere omstandigheden dan thans, den hls torischen weg te volgen veeleer, wanneer dat mogeljjk is, het de taak van den rechter Is de wet nit te leggen in den sin die de tijdsomstandigheden en nieuwere opvattingen vergen en zonder de wet geweld aan te doen, die te ontwikkelen en haar evolutionaire kracht toe te kennen, Overwogen wordt, dat de omstandigheden zich zóó hebben gewijzigd, dat er een talrijke gioep van personen bestaat, die niet tot eenig Kerkgenootschap behosren en dat de redactie van art. 161, 2e lid, zoo is, dat voor deze groep van personen, die niet op de wijze van hunne godsdienstige gezindte den eed kunnen doen, geen wettelijke ver plichting bestaat lot het doen van den eed, hebbende onze wet destijds met hen geen rekening gehouden. Ook bestaat er nog een andere groep van personen die, hoewel tot een Kerkgenootschap behoor ende, tegen het doen van den eed gemoedsbezwaren hebben. Dit acht de rechtbank niet in strijd met het bebooren tot een Kerkgenootschap, wijl er Kerkgenootschappen zijn, die geenszins den eed voorschrijven of regelen en dus hun lidmaten in dit opzicht vrijlaten. Ben anomalie zou het zijn, hen, die niet tot een Kerkgenootschap behooren, vrij te stellen als zij gewetensbezwaren hebben en anderen die dezelfde bezwaren hebben maar tot een Kerkgenootschap behooren dat den eed geenszins verbiedt, daartoe wel te ver plichten. Uit een godsdienstig oogpunt is het als een godslastering te beschouwen, menschen die niet in een God geloovetr, toch tot het geschiedkundig verhaal uit het MIDDEN DER DERDE EEUW I 3) door E. S. VAN LUIK. „Ten eerste, omdat men met iemand t moet beginnen, vervolgens, omdat de Se nator wel verdient, dat men zich met hem j bezig houdt en ten laatste, omdat hij eenj I man is, die het vertrouwen van het volk I bezit." „En wanneer de keizer verlangt, dat |hij blijft leven?" „Ik ga, pu inaar den keizer, en binnen tien minuten zal' hij verlangen, dat hij ster- v-e, wees er zeker van." „Ik houd mij aan u en geef u denl I eersten prijs voor al onze schelmerijen; Ajax [krijgt den tweeden en ik den derden." „Voor uw Ideel zijt gij met weinig te- Ivreden; maar het ifs goed, ik dank u." „Het 'js geen idankje waard, maar I ik zou vergeten te zeggen, dat Laetitia ons I Wil doen ophangen." „Hoe weet gij dat?" Daarop verhaalde Tigris de samenspraak (die hij van de beide echtgenooten aj- Igeluisterd had. „Dit verdient een dolkstoot, ant- lïWoorekle Felex, maar zooals gij weet, of j misschien. ni#t weet, ik heb een natuur- aHeggen van den eed te verplichten. Deze verplichting is ook in strijd met de volkomen vrijheid in het belijden van een godsdienstige meening, welke vrijheid door de Grondwet is gewaarbergd. Overwogen wordt voorts, dat het woord .gezindheid' geenszins dwingt dit uit te leggen al» .gezindte* of .Kerkgenootschap', maar te verstaan behoort te worden als 'iemands godsdienstig begrip', d. i. wat m6n denkt, gevoelt, gelooft of in den zin heeft over den godsdienst. Wanneer men spreekt van iemands poli tieke gezindheid, bedoelt men daaimede niet dat deze zich vereenigt met de statuten eener vereeniging waarvan hij lid is, maar zijn persoonlijke politieke overtuiging. Op die gronden neemt de rechtbank aan, dat onder iemands godsdienstige gezindheid behoort te worden verstaan zijne persoonlijke godsdienstige overtuiging, zijn individueel ge voelen. Bekl., Roomsch-Katholiek zijnde, heeft zijn pastoor meegedeeld dat hij wensebt op te honden Roomsch-Katholiek te zijn. Hij ver klaart in geen God te gelooven en bezwaar te hebben tegen het afleggen van den eed. De rechtbank besliste ten slotte dat, al verbreekt de gewone opzegging van een pastoor niet den band met hat R. K. Kerk genootschap wat hier niet ter zake doet op den bakldie verklaart niet in een God te gelooven en bezwaar te hebben den eed af te leggen, niet de wettelijke verplichting rast den eed af te leggen, en bij had be hooren toegelaten te worden tot het afleggen van de belofte dat hij de waarheid zou ge tuigen. Bekl. is mitsdien niet strafbaar en wordt ontslagen van alle rechtsvervolging. De eisch van het Op. Min. was één dag gevangenisstraf Art 161, 2e lid van het Wetboek van Strafrecht zegt: „De getuige doet „hierna op straffe van nietigheid naar vde wijze zijner godsdienstige gezindheid „den eed of de belofte van de geheele „waarheid en niets dan de waarheid te „zullen zeggen." Deze wet nu dateert van 1838, is dus ruim 70 jaar oud. Steeds hadden de woorden „godsdienstige gezindheid" de beteekenis van godsdienst en nu komt de Haarlemsche rechtbank met de bewering dat het woord „gezind heid" niet behoeft te beteekenen „ge zindte" of „kerkgenootschap" maar een voudig „iemands godsdienstig begrip". De rechter zou volgens dit idee niet meer moeten vragen: Tot welk Kerk genootschap behoort gij maar „Hoe denkt u eigenlijk over het bestaan van een God?" Hoe is uw „persoonlijke" idee daaromtrent Zegt de getuige, dat hij aan geen God gelooft, dan behoeft hij ook geen eed af te leggen. Wei, zegt de rechtbank, dat is bij politieke lijken, grooten afschrik van bloed; endaajr orn ware het beter zich voldoening te ver schaffen door een ander middel, bijvoor beeld, als gij haren echtgenoot eens op de hoogte bracht, dan zou hij er zelf wel goede orde op w'eten te stellen, zonder dat er een dolk bij noodig was." „Met groot genoegen zie ik," ver volgde Felex, „dat de tiran meer van ons houdt dan van zijne vrouw; veront rust u dus niet Tigris, mijin oog zal haar Idoen en laten bewaken, en, mocht het de moeite loon en, dan zal Caecata niets liever doen, Id an ons een kalmee'rdrankje te schen ken, dat haar voor altijd onschadelijk zal maken. Ga dus en bevochtig uw dolk goed, ik voor mijl ga, mijn taak beginnen, met mij naar Maximinus te begeven.". Hij- wacht aji een half uur op u." „O, in Idit geval," zeide Felex, terwijl hij zich aan het werk begaf, „is het ook niet noodig mij zoo te haasten." Een half uur na deze samenspraak kwam hij bij Maximinus aan, in dezelfde zaal, die wij zooeven hebben verlaten. Reeds lang was de keizer ongeduldig geworden en ieder ander dan zijn gunsteling zou zich als een verloren man beschouwd'hebben bij het zien van zijn gefronst voorhoofd, terwijl hij vol ongeduld op den grond stampte. Maar indien de moordenaar van Alexander-Severus deel had in zijn' gezag, zijne kracht en wreedheid, Felex daaren tegen had de welbespraaktheid, doortrapte sluwheid en het bedrog voor zijn aandeeh gezindheid ook het ge ralwanneer men spreekt van politieke gezindheid, be doelt men daarmede niet, dat men zich vereenigt met de statuten eener ver eeniging waarvan men lid is, maar zijn persoonlijke politieke overtuiging. Een tamelijk ongeschikt voorbeeld Een kie zer die lid is van eene kiesvereeniging deelt de politieke overtuiging met haar. Een lid van de kiesvereeniging stemt toch op haren candidaat, deelt zijn po litiek inzicht met haar- Trouwens vraagt men aan iemand naar „zijn politieke gezindheid" dan antwoordt hij Ik be hoor tot de Kath. partij, tot de Anti rev. enz. maar hij zegt toch niet op hoogen toon Kijk eens mijn persoonlijke po litieke overtuiging zal ik nu eens uit leggen, zij is dezeIk ben voor den vrijhandel, tegen de bijzondere school enz. enz. Onder „gezindheid" verstaat men in politiek vooral een „partij", zoo ook in den godsdienst beteekent het woord partij d. i. gezindte, Kerkgenootschap. Dat de rechtbank er dus de politiek bij haalde, is verkeerd, het voorbeeld keert zich juist tegen haar. Bedenkelijk is ook de overweging in het vonnis, dat de wet 70 jaar oud is en dat de rechter de wet moet uitleg gen naar den geest des tijds en haar evolutionaire kracht toekennen. Op die wijze wordt geweld gedaan aan de let ter en aan den geest der wet, zoo gaat het Ook met de Zondagswet, die reeds lang blijkbaar op pensioen is gesteld en waarmede men op alle manieren de hand licht. Wij zeggen echterwet is wet. De wet moet gehandhaafd blijven. Als de wet niet goed is, moet zij veranderd worden, niet door een of ander rechts college, maar door den wetgever zei ven Zoolang zij echter van kracht is, moet ze worden nageleefd en gehandhaafd. Nog eens bedenkelijk noemen wij het, dat het modernisme in ons rechtscollege binnendringt. Wij schrijven „modernis me" ook het modernisme door onzen Paus veroordeeld, wil, dat de Kerk zich in overeenstemming zal brengen met de bestaande vormen der burgerlijke maatschappijen, en zich plooie naar de historische tijdsomstandigheden. Dat laat ste nu eischit de Haarlemsche rechter van de wet. Wij zeggengeen „evolutie" aan de wetten toegekend, want dan zou er „revolutie" op rechtskundig gebied ont staan. Ojenbaar debat te Beverwijk. „De Tijd" schreef 14 Jan. 1.1.: „Ons wordt mededeeling verzocht van „het volgend schrijven „Waar kom je vandaafi, slaaf riep de keizer, terwijl hij eenige stappen naar Felex deed, die, langs den grond krui pende, naar hem toekwam. „Ik kom van Id'e hoofdstad van uw rijk, groote meester." „Ik heb Tigris gezegd, dat ik u noo dig had. Wie van u beiden heeft mijne be velen niet volbracht? Waarom heeft hij u niet gewaarschuwd!? En als hij u mijn bevel gebracht heeft, wiaarom laat gij mij dan' wachten.... Antwoord mij slaaf, of ik zal u Id'e hersenpan verpletteren." Met een bleek en ontdaan gezicht, als of hij geen tien kon tellen, bleef Felex on beweeglijk voor Ide bedreigingen zijns mees ters. Slaafsch ide knieën buigende, ant- iwoorlddie hij met valste -doch doffe stem „Heer, -het zal mij zoet zijn te ster ven door uwe godenhand, maar ik bid u, vergram u niet tegen Tigris, den ge|- trouwsten en gehoorzaamsten van al uwe slaven." „Zijt gij dan de schuldige?" „Ja, machtige meester der wereld, ik ben het, Wie mij iniet in het paleis bevond, toen ide getrouwe Tigris mij ide orders me dedeelde uwer almacht." „Waar waart gij op dat oogenblik?" „Gij hebt mij' gisteren uw verlangen' te kennen gegeven, te willen weten, wat men te Rome zegt van den meester, diem We igoden aan ide wiereld hebben geschonken. Om mij daarvan te verzekeren, heb ik mij in persoon daarheen begeven ten einde u „Hooggeachte Redactie, „In „De Tijd" van 8 Januari j.k, komt „voor een kort verslag van idle rede van, „iden heer Troelstra, den -dag te voren in „Beverwijk g,ehoudfen. „In dit verslag wondt ook vermeld, dat „ik mij daar als debater opgaf, dioch, door „dat èn Ide heer Troclstra èn mijn per soon met iden laatsten trein huiswaarts „moesten, op een nader vast te stellen da- „tum een nieuw openbaar debat zou wor- Jden gehouden tusschen den Sociaal-De- „mocraat en mij. „Ik stelde mij, daarvoor gevraagd, be schikbaar. „Nu wordt mij echter van hoogerhand „dringend verzocht aan dit plan, geen ge- „volg te geven, om alzoo een herhaling van „een openbaar diebat met de S. D. A. P. „te voorkomen. „Ik mag Wit verzoek niet weigeren maar., „kan daardoor mijn woord in iet houden1* „Van mijn besluit heb ik bereids a'an de „afidleeling der S. Di. A. P. te Beverwijk „bericht gezonden. Mag ik u vriendelijk; „verzoeken door opname van dit stukje bee „ïangstelienidien in te lichten met mijn be sluit en Ide reden daartoe; het mocht hum „soms door een andere pers misschien min- „Ider juist worden meegedeeld. „Met beleefden dank, „Hoogachtend, „Uw dienstwillige, „B. TH. DE WOLF. „Wij wensohan Iden heer de Wolf met „het genomen besluit, om aan het vanhoo- „ger hand aan hem gerichte verzoek ge- „vol'g, te geven, geluk. „Hij kon en mocht in het gestelde „geval niet anders handelen. Dat hem dit; „niettemin ieenjge moeite heeft gekost, zat „iedereen begrijpen, die den heer de Wolf „kent. Een strijder, geboren debater als hij! „kan zelfs geen oogenblik ervan verdacht, „worden, vrijwillig een tegenstander uit den; „weg te zijn gegaan tenzij redenen va:n „hoogeren aard hem daartoe noopten. „Wij hebben vain het, den heer de Wolf „toegekomen schriftelijke en uitvoerig toe- „gelichte verzoek kennis genomen en daar- „bij geconstateerd-, dat ide aangevoerde mo tieven voor iemand van zijne bekende ka tholieke beginselen geen keus overlie ten; bij 'heeft gehandeld, zooals ieder „waar katholiek, in zijne plaats gesteld, han, „del-en moest. Het Volk antwoordt hierop het volgende: „AAN HET TOUWTJE. „Onlangs wilde de heer B. Th. de Wolf, ,,-een bekende Roomsche -druktemaker, die „O'.a. bij Id'e relletjes te Ouwerkerk a.'d. Am- „stel was, tegen Troelstra debatteeren te „Beverwijk. „Het was echter voor dien avond te laat „ien daarom werd ide afspraak gemaakt dat „bet debat later plaats zou vinden, „Thans deelt de heer De Wolf mede, zekere berichten te geven. Tigris Weeft mij gevonden bij de algemeene baden, toen ik dienst ;d eed-voor mijn keizerlijken meester." „Sta op en baast u mij het nieuws mede te Ideelen-, dat gij vernomen hebt." „Mag idlan een sterveling zich ver stouten staande te blijven, bij Wem, die aam de goden gelijk is?" „Laat ide goden met rust, en spreek maar van stervelingen; wat zeggen zij van mij „Dat gij de eenige zijt, die bekwaam is, ide wereld te regeeren." „Wat zeggen zij van Alexander-Seve rus?" „Dat ide legioenen zich voor het va derland zeer verdienstelijk hebben gemaakt, Hoor het rijk van dien christenhond te ver lossen." „Was Alexander dan christen?" „Ja edele keizer, in zijne vertrek ken hebben zij een beeld gevonden van Iden gekruisigden God, en lederen nacht stond (hij op om dat beeld te aanbidden. Bo vendien weet u zoo' goed als ik, dat hij! op alle openbare gebouwen het opschrift heeft doen plaatsen: Wat gij niet wilt, dat U geschiedt, idoe dat ook aan anderen niet." „Zijn er nog partijgangers van Wem?" „Ik ben bedroefd het te moeten zeg gen: Ide senator Zeno vreest niet te zeggen, en in het openbaar te herhalen, dat hij' den dood van Alexander-Severus betreurt." „Is hij rijk?" Hij bezit buitengewoon groote goede- „idat hem „van hoogerhand" dringend ver „zocht is aan dit plan geen gevolg te ge- „ven en idat hij du|s zijn woord niet zal „houden. „Die „hoogerhand" weet wel zoo onge veer wat ze doet! .„Als olie op klie wonde neemt „De Tijd" „in welk blad Ide Weer De Wolf het ge wichtige nieuws in die ontstelde wereld „slingert, iden armen kerel op Ide onge- „nad'igste wijze in ide veiling, noemt hem „een strijder, geboren debater" en brengt „Wem de noodige hulde dat hij zich' zoo „gewillig [a(an het touwtje liet leggen. „Ten overvloede zij nog medegedeeld dat Jdieze heer De Wolf geen jongen van 16 „of 17 jaar is, maar -een man van zes „voet, niet een baard1." Uit Iden toon blijkt al weer, hoe goed het was van iden heer de Wolf om van zijn plan af te zien, want een dergelijke toon voorspelt de manier, waarop men zal worden behandeld. „Het Volk" is zeer per soonlijk en, wanneer een debat moet ge voerd worden, diént men zijn tegenstander toch loyaal te behandelen. Uit dit bericht blijkt allerminst waardeering van 'den te genstander. Verder is ihet bericht onjuist om van een ander woond niet te spreken. De toe dracht der zaak is deze: de rede van denl heer Troelstra duurde zoo lang, dat hiji en Iden debater naar Iden trein moesten, zoo- dat er voor den Weer de Wolf absoluut geen tijd overbleef om goed te debate eren, Nu beloofde 'hij op een nader te bepalen datum te komen debatteeren. Dit voorne men strekt hij in. Wanneer hij weer naar Beverwijk trok zou Ihij propaganda maken voor del S. D. A. P. ini Iden regel is er van debatteeren, met deze heeren weinig te verwachten. Zij houiden het debat om daaruit propaganda te slaan voor hunne partij. ENGELAND. De strjjd is begonnen n.l. de verkieslngs- strijd, hier en daar klieken door den kruit damp been zegekreten. De eerste dag is voor de regeering vrjj slecht afgeloopen. Tegenover de 18 liberale zetels, door de conservatieven veroverd, kan de regeeriBgs- partij er slechts 3 roteeren. Dat minister Afquiih tot heden weinig succes heeft gehad, blijkt uit bet telegram van Maandag, midder nacht, gekozen waren toen 86 unionisten, 70 liberaleD, 14 arbeiders afgevaardigden en 13 nationalisten. De unionisten wonnen 34 zetels, de liberalen 7 en de arbeiderspartij 1 zetel. Het geluk is dus tot heden aan de zjjde der oppositie geweest. Driekoningenfeest. De wijzen uit het Oosten brachten het kindeke Jezus goud wierook en mirre ren, Heer," „Gij zult aan Tigris zeggen, dat Ze no mij hindert." Op idit oogenblik zwegen beiden plot seling stil; zij meenden een licht gedruiscH te hooren gelijk a,an het sleepen van. eenl zijden dameskleed over den vloer. Felex wierp snel zijn uilenblik na,ar Ide plaats, waar te voren Tigris gestaan had, maar hij zag, niets. Het schijnt," zei Maximinus, „dat het volk om brooid vraagt." „Zeer goed, Heer! laat het volk dat maar vragen, aan hem idlie het brood kan, geven, of laten verdienen, dat zij het dus vragen aan ide rijjken en dat dezen er maar voor zorgen." „Het is noodig, dat het volk brood krijgt, Felex", zei de keizer op ernstigen toon. „Het volk zal brood krijgen in over vloed, edele meester." „Het is ook noodig, ja allereerst nood zakelijk, dat mijne ijzeren kisten gevuld wondien." —■„Zij zullen gevuld worden, goddelijke, keizer?" „En op welke 'wijze zult gij dat wonder verrichten „De zware kisten der rijken zullen, ide armen en het volk voeden, en belastin gen zullen uwe kisten vullen." (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1910 | | pagina 1