R. Kath. Nieuws- en Advertentieblad
voor Noord-Holland.
No. 25. Woensdag 30 Maart 1910. Jaargang
FEUILLETON.
De T ooveres van Astaroht
Verschijnt Woensdag en Zaterdag.
Een aanval.
ABONNEHENTSPRUS
Uitgave van de Naaml. Vennootschap „Ons Blad".
BUBBAÏÏBreedfltraat 45, tegenover de B. Z. Zerk, te Alkmaar.
Telefoon No. 483.
ADVERTENTIËNi
Yan 15 regels 80 «aak
Herijk
V OM ÏÏIT TS KNIPPEN ZN TB
BSWABEN.
vin.
ONS BLAD.
60 et. per 8 maanden franco huis90 et. met geïllustreerd
Zondagsblad. Te betalen in het begin ran ieder kwartaal.
Afzonderlijke nummers ran de eourant8 cent.
Yan het Zondagsblad5 cent
Elke regel meer 4
Reclames per regelj II
Kleine advertenties van 180 woorden, b§ voornitbet. 26
In hét algemeen, voor hen wier ge-
sUwhtsnamen beginnen met de letters
D-I op Donderdag 31 Maart, op Maan
dag 4 April en op Dinsdag 5 April,
telkens van 91/»—12 en van 1 - 41/,
uur, in het kantoor van den markt
meester der Graanmarkt, aan het Luttik-
Oudorp te Alkmaar.
Zo zijn we dan ide: vorige week hier in
Alkmaar weer een maniefest rijker gewonden
Bijna huis aan huis werd vanwege de
Bond van Nederlandse Onderwijzers het ge
schrift: „Aan het Nederlandsche volk" ver
spreid.
Had Ide voorzitter van die Bond, de heer
Ossendorp, te Leiden op de berucht ge
worden Jaarvergadering z'n mond niet zo
voorbijgepraat, van z'n hart wat meer 'n
moordkuil gemaakt, het „Nederlandsche
.Volk" had geen maniefest gezien. En half
alleen de „klerikale" pers z'n pijlen op
de bewuste vergadering afgeschoten, dan
hadden we misschien nog we i een manie
fest gekregen, maar zonder het terugges-
krabbel, dat het nu te aanschouwen geeft,
Als men 't zo oppervlakkig leest,
zou mer. zo denken, dat de „Bond" toch
zeker heel geen aanleiding tot al dat
gerumoer in den lande kan hebben gegeven
Men 'is na lezing van het geschrijf ge
_eigd aan te nemen, dat de vijanden van
Üe „Bond" 'n l'asterkampanje op touw heb
ben gezet,
De heer Meerkerk dierekteur Ider H. B.
S. te Sappemeer, die ook in de beweging
heeft gezeten, spreekt echter, op 't maniefesit
Hoelende, van een „slag-om-dq-arm.politiiek."
Erg vleiend is (dit nu niet.
Enfin, hoe nu eigelik de openbare on-
Henvijzers Ide neutraliteit willen opvatten,
gaat ons voorstanders van biezonder-konfes
sieoneel onderwijs feitelik niet aan. Alle neu
traliteit is ons een onding!
Dat is een zaakje tusschen die onder
wijzers en hun autoriteiten. En dat deze
taatsten de „Leidse" neutra Li eteit nu ook
hiet zo erg gezind waren blijkt uit hun
optreden hier en daar.
De schoolopziener in Utrecht had 't voor
en ook niet op (die „Leidse", zullen we
maar zeggen, neutralieteit begrepen maar is
u weer gerustgesteld door het „manifest".
■Waaruit een nuchter opmerker kan be
sluiten, dat de neutraliteit uit't „manifest"
toch bepaald wat anders is dan ze op de
vergadering te Leiden was. Of..,.dieschooIop
ziener kon voorheen niet goed lezen
Pt# Ier (echter ook pa 't „manifest" nog aani
hangers van de nu zo veradhtelik wegge*,
worpen neutralieteit zijn', bewijst, in onze
naaste omtrek 't ontslag te Koedijk.
rmrrri m—-||W miMtjjjuju_
GESCHIEDKUNDIG VERHAAL UIT HET
MIDDEN DER DERDE EEUW.
23) door E. 8. VAN.LUIK
„Is het waar," vroeg de keizer aan Fe
lex, „is deze man de eerste zwaardvechter
der wereld?"
ijk geldof ja, heer", antwoordde de
secretaris.
„Gij zijt dus van hetzelfde gevoelen
ts die ellendige slaven?"
„Ja, goddelijke keizer?"
„En ik dan, slaaf?"
„Gif, edele meester, gij zijt een god, en
de meest begunstigde onder de menschen,
kan slechts van verre de voetstappen uwer
godheid volgen."
Deze uitlegging kwam juist van pas, om de
woede van den vergramden god te bedaren,
die vreesde met «enig schepsel gelijk gesteld
te worden.
Felex fluisterde andermaal aan het keizer
tijk oor:
„Wees goed voor Serga, het volk h reft
hem lief en zal u daarvoor dankbaar we-
zen."
„Wees maar niet ongerust", antwoordde
de keizer, i
En zidh tot Serga Wendend, vroeg hij:
„Zwaardvechter, hoe te mu naam?"
De onderwijzer Jongsma is toch zonder
twijfel een aanhanger van de „oude" neu
tralieteit lem niet na de storm omgedraaid.
Of staat deze onderwijzer in z'n opvatting
geheel alleen?
,W»e kan, gelove het!
'Zoals ik echter reeds opmerkte, kan de
interpretatie van de neutralieteit bij 't onder
wijs ons eigelik koud laten.
Doch 't „manifest" wil niet enkel apo
logie, zijn, al is 't dan apologie van derde
rang, 't doet meer, 't volgt enigzins Nero
na. Men- weet, dat Nero, na 't inbrand ste
ken van Rome, niet ruiterlik mea culpa be
kende, doch 'de schuld op He Kristenen'
wierp.
Ook Nero, ziet men verstond reeds antie-
pjapistiese manieren, zodat de huidige tak
tiek van onze tegenstanders al weer niet
nieuw is. L'histoire se répète! Goed be
schouwd is de Bond eigelik in 't tweede
deel van z'n „manifest" een kwajongens
vertoning aan 't nadoen.
Als een aangeklaagde deugniet zegt ie
gauw: „Wat? i. i, k? heb ik er schuld
aan? Driewerf getogenH Hij heeft 't ge
daan!" f
Zo zonder blikken of blozen toch vvoidt
de Katolieken maar in de schoenen ge
schoven, Idat zij 't zijn, Idie antiemonarchale
gevoelens kweken, getuige hun geschiedenis
boekjes! Och arme Bond, d.w.z. arm in
eerlikheid, is dat nu al uw bewijs? En
meent ge idat? Stuur dan, 't kan niet sche
len naar welke katolieke kerk, eens op
'n Zondag' een paar afgevaardigden naar
de Hoogdienst om na 't laatste evangelie
te horen, het „Domine salvum facreginami
nostram", en als dit te veel gevergd is,
zal de tweede endertekenaar van 't ma
niefest J, J, Lamers 't misschien nog we
ten uit z'n Roomse voortijd, om dat te
kunnen meedeeten!
Zou (deze smeekbede in onze kerken voort
spruiten uit antiekonjngsgeziwdheiid
De voorzitter van de Bond verklaarde in
z'n rede: „Met voorliefde spreken wij de
kinderen over edele daden van zelfopoffe
ring, mensenmin en trouw, over daden, die
een volk, die de mensheid vooruit brengen
en waar (nu de vorsten uit 't huis van
Oranje dergelike daden bedreven mogen heb
ben, willen Wij hun in deze (niets te kort
doen."
Hoe goed, hoe edel'!
Dat de Katholieke onderwijzers de Oran
jevorsten evenmin iets te kort zullen doen,
waar 't hun goede daden betreft, behoef
ik hier niet te verklaren. Doch in enkele|
Kat. geschiedenisboekjes komen passages
over Willem de Zwijger voor, die minder
vleiend zijn, zegt 't maniefest. Welnu, wil
'k 'vragen, wat is daartegen? De historie ver
meldt zowel 'slechte als goede kwalietei-
ten van 'n persoon. Nu zal 't er zeker veel
van afhangen, door wie de historie wordt
beschreven. In elke krietiek blijft teen sub
„Serga, heer."
„Uw vaderland?"
„Afrika"»
„Hoe oud?"
„Acht en dertig jaar."
„Wanneer 'rijt gij in Rome gekomen
„Drie maanden geleden."
„Ik ben over u tevreden «in wil u een
teeken mijner voldoening geven."
„Dank u, heer."
„Ik zal u een juweel van gïoote waaide
geven, hetwelk u gelukkig zal maken voor
geheel uw leven. Kent gij Tigrina?"
„Neen, heer."
„Dtezje is de vohnaakste vrouw van Rome."
Serga bewaarde het stilzwijgen en zag
hem niet eens aan.
„Kent gij Tigris?"
„Ik heb over hem hooren spreken, heer."
„Dat is de gelukkige vader van Tigrina."
„Arm 'kind 1" sprak de medelijdende zwaard
vechter,
„Welnu," vervolgde Maximinus, „kunt gij
gevoelens van dankbaarheid vinden voor
den schat, dien fk u aanbied?"
„Heer, ik ben geen redenaar, maar wel'
zwaardvechter. En zich naar de jonge doch
ter wendende, zeide hij, terwijl hij zijnia
stem verhief: „De keizer heeft mij gezegd
dat gij de volmaakste vrouw van Rome zijt;
daarom wenseh ik u van ganscher harte
geluk, en deze mijne gelukwenjschen zijn
des te oprechter gemeend, omdat gij, om
tot zulke volmaakte deugd te kunnen, ge
raken, zooveel t» mewr en langduriger heb
jektief element Dat behoort tot z'n wezen.
iDdch die kritiek blijft goed, zolang niet
de waarheid in 't gedrang komt. En dat is
in de Kat. geschiedenisboekjes niet gebeurd
Dat de katolieke historieschrijvers 'n min
der gunstig oordeel over Willem de Zwijger
vellen, is zeer goed te verklaren.
Of 't voor schoolboekjes noodzakelik
is |W» de Zw. in zo schrille kleuren te|
malen, is 'n andere kwestie, (die tans on
besproken kan blijven.
Doch dit hele geredeneer over een min of
meer flattant oordeel van een gesdhiedkun
dig persoon heeft niets met aanhankelikheid
van ons vorstenhuis te maken.
Onze (eerbiediging van de Koningin zetelt
niet op de gevoelens, die wij Haar voor
gangers toedragen.
Dit moge voor fiberalen en paganisten
noodzakelijk rijn, wij Katolieken eerbiedigen
't gezag en houden 't hoog, omdat we 't
beschouwen ais komend van God. En zelfs
een tieranniek vorst zullen katolieken niet
door teen revolutie of enige andere daad van
geweld van z'n macht beroven. Zo'n vorst
mogen ze al geen liefde toedragen, z'n
gezag zullen ze hooghouden. Voor een ka
toliek blijft altijd van kracht 't woord;
„Geef (den keizer, wat des keizers is."
Onze monarchale gezindheid staat of valt
dus geenszins met onze denkwijze)
over vroegere Oranjevorsten. Zo
dit 't geval ware, zouden we ook de paus
wel geen eerbied kunnen toedragen, omdat hij
slechte voorgangers als b.v. 'n Alexander VI
heeft jgehad, wiens erger lik gedrag ook door
geen tenkiel katoliek in bescherming geno
men, Zelfs niet eens v rbloemd wondt. Dit
alles konden de Bondsmannen weten, en
zulten ze wel weten. Maar ten eerste moest
de itndruk door de Leidse vergadering ge
wekt, zo ai niet weggevaagd, dan toch
verzwakt worden daar immers overdui-
delik bleek dat geen enkele polietieke partij!
de Bond steunde behalve de sosiealisten,
wat, 't rij terloops opgemerkt, boekdelen
spreekt en voorts moest er een
bliksemafleider gevonden worden, die de
opgewekte vuurstralen kon overnemen. En
wie rijn daar nu beter voor geschikt, zo
dachten zeker de Bondsmannen, dan die dom-
pers van Roomsen. Een aktie tegen de
papen gaat er zo gemakkelik bij de goege
meente in. Reeds altijd waren wij 't „bete
noire". Doch de tijden waarin wij ons
lieten trappen zonder protest aan ta te
kenen rijn. voorbij. Ook 't Roomse1 bloed
kan :na z'n eeuwenlange'onderdrukking weer
biruisen ten 't komt voor z'n rechten op, waar
die niet geëerbiedigd worden!
Heiligen beginselen, van godrielike oor
sprong, verstikken hiet; al sluimeren ze nood
gedwongen honderden van jaren.
En enige eeuwen lang moge de hiel der
verdrukking onze nek gebogen, onze koppen
in 't zand hebben doen schuren, sinds een
Broere, een Alberdingk Thijm en niet 't
moeten strijden tegen het slechte voorbeeld."
De 'keizer begreep 'er niets vanFelex gaf
een knipoogje ten beste, Vitellus lachte in
rijn vuistje. Tjgris spitste het oor en Ti
grina toonden hare witte tanden.
„Hietis teene zeldzaamheid," ging Serga
voort, dat leliën op een mesthoop groeien;
dat een slechte boom goede vruchten voort
brengt, en om u allen mijne gevoelens
rondweg te zeggen, ik gevoel mij inwendig
ontroerd, zooveel edele hoedanigheden ver-
eenigd te vinden in de dochter van den
laagste der menschen."
Op deze woorden stiet Tigris een gebrul
uit als een getergde ijsbeer; hij brachtdte
hand aan de greep van zijn dolk. Deze
beweging ontsnapte niet aan Seiga's oogen.
die hem daarom met verachting aanzag en
zeide:
„Doe maar geen moeite, om mij te be
dreigen, slangengebroed, want ik ben er
nog niet toe besloten, uw slachtoffer te
worden."
„Heer Keizer, ik kan en mag uw gesdhie(nk
niet aannemen",
„En welke redenen hebt gij, mijn geschenk
te weigeren."
„Twee redenen, heer, en ik geloof dat
reeds de .eerste u voldoende zal wezen.
Sedert een jaar ben ik gehuwd, en mijne
goede echtgenoote is mij dierbaar."
„Als Idat zoo is, ontsla ik u er van,
mij de tweede reden mee te deelen; maar
zeg mij, hoe is haar naam ten waar is rij
j
minst een Sdhaepman, om bij dit drieman
schap slechts te blijven, de lieberale burcht
hebben aangevallen op alle flanken, z'n drog
redens in al hun konsekwienties hebben
ontzenuwd, de torens en poorten van het
bolwerk hebben gerammeid en gemokerd
daar zullen ook de huidige en volgende gene
raties, wars van alle vrees, onversaagd voort
schrijden, trots slagboomen en gifpijten overal
voort! immer voort! om 't kruis in de lin
ker, 't wapen Sn Üe rechter en Kristus
in 't gemoed, neer te halen tot de laatste:
steen de antie-kristelike tempel met z'n god
verzaking, z'n gezagsondermijning, z'n re
denverwoesting, om vervolgens op de ruinen
van een verdorven wereld zonder God een
katedraal te bouwen, hoog tot Sn de wolken
met op de spitse des torens 't roemrijk!
kruis, als randschrift om de koepel de ver
vulling van Pius' devies„Ommia restaurare
in Ohristo" een nieuw: „Consummatum
est", Het is volbracht! A.B.t.B.
(Vereenv, spelling).
In het Bijvoegsel vala het Volk: „het
Weekblad" komt het volgende ingezonden
stuk voor:
VRIJE MEENINGSU1TING.
Op de vergadering door de Federatie
Rotterdam der S. D. A. P. belegd en waar
Van Hinte en Spiekman het woord voerden
over de bekende onderwijzerscirculaire,
maakte van de gelegenheid tot debat gebruik'
Wijnkoop.
Reeds voordat (dleze één woord had kun
nen zeggen, begon men hem door teen
helsch fluiten en schreeuwen het spreken
onmogelijk te maken.
Wijnkoop (heeft zich dan ook niet be
hoorlijk verstaanbaar kunnen maken- Er
ger nog, ten slotte trachtte men hem te
lijf te gaan. Hij werd bijna van het po
dium afgetrokken. De houding van de ver
gadering was meer dan schandelijk. Zoo
iets doet denken aan Limburg of Brabant
Is dit een houding voor sociaal-democraten,
tegenover tegenstanders, wie ze ook zijn
mogen?
Het is (niet moeilijk voor zoo'n vergadering
om één man het spreken te beletten, maar
kan men dan nog spreken een vrij debat?
Laten wij zorgen, partijgenooten, dat der
gelijke schandalen niet meer voorkomen, en
dat debaters, ook al verschilt men met hen
van meening, vrij en ongehinderd kunnen uit
spreken,
L. GLIMMERVEEN.
En die heeren schelden ons voor „dom
pers" wanneer wij geen debat toestaan op
onze vergaderingen.
Wat het „Centrum" dezer dagen schreef,
komt ook hier uit n.l.
De S. D. A. P. houdt protest-vergaflerim
gen om voor de „vrijheid van het woord"
te getuigen.
„Haar naam is Fiatvia en rij is in Rome
geboren."
„Zooeven zeidet gij, dat gij in Afrika
geboren waart",
„Dat is waar, heter".
„En waart gij deze laatste driemaan
den niet te Rome?"
„Ja, dat was ik."
„Dan begrijp ik niet, hoe gij slechts
éé(n jaar geleden met een Romeinsdhe vrouw
kondet huwen, en hoe gij nu weer drie
maanden hier zijt 1"
„Edele keizer, de vader van Flavia
deed mét zijne dochter verleden jaar ©ene
reis inAfrika."
„En vervolgens?"
„Ik had het geluk lin hunne tegenwoor
digheid een grooten zwarten Afrikaanschen
leeuw, die hen beiden zeer zeker zou ver
sdheuid hebben, voor altijd onschadelijk te
makten en te wurgen, en uit dankbaarheid
werd Flavia mijne vrouw".
„Welnu", sprak de keizer, terwijl hij,
opstond, „ook ik wil uwe gehechtheid aan
mijln persoon beloonen, en opdat Flavia in
deze belooning deele, neem ik u beiden in
mijn dienst; reeds dezen avond zult gij" in
mijn paleis komen, waar gij. uwe vertrekken
zult gereed vinden."
„Ik dank u, heer," antwoordde de
zwaardvechter, en na eene buiging gemaakt
te hebben, vertrok hij.
„Tigrina!" riep Tigris ontsteld van
drift, terwijl hij zijne dochter meenam, „ik
«al mij wraken, dat «wteer ik bïj d» spriw
Maar zelve onthoudt rij zoo kras mogelijk
die vrijheid aan hen, die haar oritiseereni
en wier taaltje het hare in „vurigheid."
evenaart, of overtreft.
De geschiedenis herhaalt zich ook hier.
Geen grooter, tirannen, dan de demago
gen, en geen fetter, hartttochtelijker strijd
dan idie tusschen de revotutionnairten on
derling.
BINNENLAND.
Aubade ter eterevan Prinses Ju
fiana. De besturen der Kindervereésiigirt
gen te iBreda hadden, naar het „D. v. N.-Br."
meldt, aan H, M. d eKoningin het voorne
men te kennen gegeven H, M. «n Z. K.
H. den Prins eene aubade te brengen met
een 800-tal kinderen op den eersten ver
jaardag van H, K. H. Prinses Juliana.
Daarop is namens H. M. seen, schrijven
ontvangen, waarin wondt gezegd, idat Konin
gin en Prins de gevoelens van liefde en
aanhankelijkheid, welke aan dit voornemen
ten grondslag liggen, ten hoogste op prijs
te stelten- Toch metenen H„ M. en Z. K,
H. deze huldebetuiging niet te mogen aan
vaarden, daar vele gelijksoortige verzoeken
daarvan wellicht het gevolg zouden zijn
en daar H. M. en Z. K. H. niet gaarne
zouden zien, dat door de Kinderver een iginl
gen te Bredabelangrijke kosten werden
gemaakt voor het brengen der aubade.
Opsporing verzocht. In het Al-
gemeen Politieblad wondt gesignaleerd Jaco
bus Hendris Eiters, directeur van een che
misch laboratorium, geb. 25 Aug. 1858 te
Amsterdam, wonende te Oegstgeest, thans
vermoedelijk in Duitschland, bij vonnissen
der Airond, Rechtbank te Alkmaar, dd. 28
Sept. 1909 en 18 Jan. 1910, veroordeeld
tot tweemaal' 2 maanden hechtenis en 2
maanden hechtenis, telkens wegens overtre
ding van art. 436 van het Wetboek van
Strafrecht.
Hoog water. Nu de in Friesland cm-
dergeloopen weilanden weer watervrtj wor
den, blijkt het, dat rich daarop mos en
flotgras gevormd heeft, die eerst moeten
verwijdend worden, om die landen weer tot
volle groeikracht te brengen. Sommige boe
ren rijn daarom begonnen het land te eggen
om ©en en ander te verwijderen en het
land van boven los te maken.
De bakkerswet. Van bevoegd» rijde
weid op een desbetreffende vraag me
degedeeld, dat de tegenstand in de afded
lingen der Tweede Kamer tegen de bakken
wet-Talma wel vrijgroot, maar toch lang niet
algemeen was, zooals de verspreide berich'
ten zouden doen vermoeden. De bezwaren
waren minder van prindpieelen, dan wel
van practischen aaid. Men vreesde boven
al de onuitvoerbaarheid van een aantal voor
gestelde bepalingen en achtte b.v. de taak,
in het ontwerp aan Gedeputeerde Staten op
van mijn dolk!"
„Houdt gij u omar bezig met Serga,"
zeide de Volmaakte vrouw van Rome, ter
wijl rij van woede op de tanden knarste;
„ik belast mij met FIa,via"r
ELAVIA.
Op den avond van den zelfden dag, idat
Serga de belooning des keizers ontvangen
had, doorliep hij eendge kleine vertrekken van
het keizerlijk paleis. Zijne huisvrouw Fla
via speelde met een klein meisje, dat rij op
haren schoot had De jonge moeder scheen
droevig gestemd, en op haar gelaat, hoe
wel zij besloten was tot onderwerping, kon
men duidelijk zien, dat rij nog slechts en
kele oogenblikken geleden hevig geweend
had. Van tijd tot tijd richtte rij het hoofd
op en drukte op het gelaat van het kind
een kus van moederlijke teedeiheid, terwijl
haar echtgenoot Serga, die met haar in ge-
sprek was, met een bezorgd' gelaat heen'
en weer liep.
„Als ik geheel alleen was geweesV' sprak
eindelijk Serga, „zou ik nooit dit paleis heb'
ben bewoond; gelooft gij dat, Flavia?
Maar ik vreesde voor u en de kleine La»
lias."
„Maar manlief," antwoordde de joh
ge vrouw, „zijn wij dan meer in veiligheid
nu wij in deze vergulde tijgerkooi rijn op
gesloten
(Wordt vervolgd.)