E. Kath. Nieuws- en Advertentieblad voor Noord-Bolland. No. 88 Zaterdag 5 November 1910. 4?" Jaargang BrdiÉ SCHOENWERK. 3EUDPT, FEUILLETON. Firma 6. DIEPEN ZOON, Verschijnt Woensdag en Zaterdag. Het eidsvraagstuk. Allerzielen. TUREN: Manchesterbroeken, Trico en Gemaakte verk, Flanelles, Baai Telefoon 205, carspel, UDEARSPEL, tANDSTOFFEN, Iff DIEPEff. Zijdam 6. ALKMAAR, SLOTPLEIN. fan Beursorders (ook Deposito's. Vreemd Geld. rantiën. Uitgave van da Naaml. Vennootschap „Ons Blad". BÏÏBEAUBreed*traat 12, tegenover de B. Z. Zerk, te Alkmaar. Telefoon No. 488. ADVER1 15 •aat zal reeds een gesteld worden. ieposito's, Dit nummer bestaat uit 8 bladz met maatwerk, en Moltondekens. - en Kapokbedden. 3Repa.ra.tie, dat hij wegens het ontslag voor de inning der premiën I ïzage der polissen, A. W, prij s. ter Alkmaarsche Gasfabriek. Anthrac'e-, Gouden Ijzers, Armbanden, ogste waarde. ONS BLAD. ABONNEMENTSPRIJS 60 ot. per 3 maanden franco huis; 90 ot. met geïllustreerd Zondagsblad. Te betalen in het begin van ieder kwartaal. Afzonderlijke nummers van de courant3 cent. Van het Zondagsblad5 cent. 1TIËN i Van 15 regel* Elke regel meer Reclames per regel i I 80 eest. Kleine advertenties van 130 woorden, bij vooruitbet. 25 iESTRAAT en ACHTERSTRAAT. J. KONIJN, Dijk, Alkmaar H. KLAVER, Kassier. - X, KU&TEBS, - AÜó®** In een vorig artikel hebben wij de nood. zakelijkheid betoogd van eene wijziging der bepalingen in ons Wetboek van strafvorde ring omtrent het afleggen van den eed. De Minister van Justitie heeft onlangs bij ■de Tweede Kamer een wetsontwerp inge diend tot voorziening in de behoefte aan i nadere vaststelling van een eedsformule en van de gevallen, waarin de eed kan worden vervangen door de belofte. In art. 1 van dit wetsontwerp is als eedsformule opgegeven „Zoo waarlijk hel- pe mij God almachtig." Art. 2 luidt: Waar het geldt getuigen in burgerlijke en strafgedingen, treedt voor den in ar tikel 1 voorgeschreven eed inde plaats eene belofte, wanneer de tot de eedsafleg- ging geroepene: a. behoort tot een kerk of kerkgenoot schap, hetwelk het afleggen van den eed verbiedt of: b. niet behoort tot een kerk óf kerk genootschap en redelijke gronden opgeeft waarom hij tegen het afleggen van den ■eed bezwaar heeft. De aangeboden regeling is een noodwet. De Minister wijst qr met nadruk op, dat dit voorstel niet raakt de vraag, in hoeverre de eed in ons recht moet worden behou den. H.t beoogt slechts te beantwoorden aan tien eisch, dat bij de bestaande wet geving op het punt van den eed moet vast staan en in welken vorm de eed moet worden ,a fgelegd en welke personen, op grond van hunne bijzondere omstandigheden vrijheid moeten hebben tot de keuze tus- I selicn den eed en de belofte, wanneer zij in rechten zijn geroepen, om getuigenis der waarheid af te leggen. 1 Toch meenen wij met de Maasbode, dat de Minister eene definitieve regeling voor- j,uitloopt In art, 1 zijn de vanouds gebruikelijke .woorden gehandhaafd. Wij juichen dit toe, omdat ze voor een Christen aannemelijk zijn. Zoolang Nederland eene Christelijke natie is, mag zij zich niet richten naar I enkele, die tot materialisme en godlooche- I ning zijn vervallen, maar dient zij in de wet- ten des lands dat Christelijk idee vast- dooi FELIX KABOB, acbiijver van My.tarium Crnaii. 2) I "et scheen hem toe, alsof het graf zich [opende en hem met zijn zwarte, koude ar- I men omhelsde, hij zonk langzamerhand naar ■beneden en eindelijk lag hij diep onder den ij grond uitgesterkt naast zijn kind, waar de Ij zon niet doordrong: Maar nog altijd hield hij bet kruis omklemd als een machtigen I steun, ais een sterken boom, wiens takwerk IjWit louter zonnestralen was geweven. Dof en diep klonk zijne stem, toen hij sprak: „Zoo, Anna, hier zijt ge dus? Het jis koud en donker. Maar ik heb u lief, 0 zoo liefNiet waar, u heb ik niet ge- plagen? U niet?Neen, neen! Maar 1 Waarom zijt ge van mij weggegaanwaar |cm Ziet ge toen begon de ellende.... ja de j ellendeToen werd ik een gemeene niets- I"VaardigeIk bezat immers niet meer, om j m'j aan te hechtenWant gij, gij waart j W'Cg-,m'n g0iecie engel!.... En toen.... toen werd het donker om mij heenstik- donker...." Hij sliep. Als in een droom klonken die j Scoorden van 's mans lippen. Zijne oogen ■Karen geslotende vuisten persten zich [Koest en onstuimig tegen zijn borst I Het moeite haalde hij adem. De woorden 1 bestier, en, maar hij keek, hij keek ,.^n <'oor z'in gesloten oogleden heen zag hij den doodenakker op wonderbare wij ze bezield worden. Roode en witte vlam. jnetjes stegen sidderend uit de graventien.., |hondtrd... duizend... een heele zee v, vlam- Hen en lichtjes. Dat Waren de zielen der I afgestorvenen, die in den nacht van Aller- j Zielen uit de ■.eeuwigheid waren terugge- te leggen. Door art. 2 wordt onder b. iets nieuws in de wet gevoerd, dat ou. niet in een noodwet behoort. Door uit te spreken, dat de getuige; die niet behoort tot een kerk of kerkgenootschap van den eed kan wor den vrijgesteld, bepaalt de minister reeds zijn standpunt bij eene aanstaande definitie ve 'regeling. Prof. Struijcken vraagt daar om terecht in een artikel voorkomende, in „de Tijd": „Waarom de ontwerper niet liever duide lijk in de wet neerlegt het stelsel, Hat tot 1910 toe door de practijk steeds daarin werd gelezen en dat door de opvolgende liberale en niet-libcrale ministeries onaan getast werd gelaten; dat namelijk ieder op de gewone wijze Iden eed moet zweren, ten zij hij behoort tot een kerkgenootschap, dat het eedzweren verbiedt." De Kamers hadden zich waarschijnlijk wel met dezen maatregel verzoend, wetende dat een algemeene regeling in voorbereiding was. Nu neemt ric minister een standpunt in, dat hij aanstonds zoo niet kan verlaten. Bovendien verwachten wij van de clausule in art. sub b: „en redelijke gronden op geeft, waarom hij tegen het afleggen van den eed bezwaar (heeft", dat de theolo gie in de r ecthtzaal wordt gebracht. Met Prof. Struijcken vragen wij: Naar welken maatstaf zal deze (de rechter) de redelijkheid der gronden beoordeelen? De een zal zeggen: ja, maar voor zoo iemand heeft de eed geen waaide; de an- jder zal zeggenneen, want voor zoo iemand is de door de wet geëischte eed niets dan eene formule die hij zonder bezwaar kan uitspreken. En nu denke men aan meer ingewikkelde theologische bezwarenstich tende alteraties tusschen een ongeduldi- gtcn president en een minder ontwikkelden gietuige staan ons te wachten. Er zullen over die redelijkheid evenveel oordeelvell 11- gen zijn als rechters, terwijl de Hoogo Raad, dank zij zijne tot cassatie beperkte rechtspraak, wel niet bij machte zal zijn, éénheid erin te brengen. Omtrent een beoordeeling door de Recht bank over de gegrondheid der bezwaren te gen het afleggen van den eed zijn wij niet optimistisch gezind. Eene belangrijke vraag* bij de eedskwestie is ook deze: wordt, wanneer ongeloovi- gen den naain van God moeten aanroepen, een naam die voor hen zinledig is, de keerd, om hare vergane lichamen, waarin zij tijdens haar leven hadden gewoond te be zoeken en 'dan Weer naar hunne bestemming terug te zweven. Zóó had hij eens aan zijne kleine Anna verteld, toen zij op zijne knieën zat en hem met hare groote kinder- oogien ietwat bang aankeek. Ja, die An na, die Anna Een zacht, liefelijk gezang* klonk uit de lucht en 'drong in zijn oor, hij kon het lied niet verstaan, maar hij ontwaarde ee;i aaige- namen geur, als van leliën en rozen, en zijn oor vernam duidelijk een geheimzinnig mi selven, alsof er engelen op zachte vleuge gelen uit den hemel daalden. Een gulden IiCht drong uit de wolken naar beneden en een schitterende gedaante zweefde naar omlaag en liet zich op de grafterp neder. Haar gelaat en hare armen waren blank ais albast, en glansden, alsof een inwendig licht ze verlichtte, de goudkleurige lokken vielen schitterend neer op het teere, witte gewaad, en hare stem klonk als het ge kweel van een vogeltje, toen zij sprak: „Vaderlief, vader!" „Hoe zijt gij het? Gij, mijn Anna, mijn dierbaar Annatje...." „Ja, ik ben het. Ik koen, om het kost baarste van de aarde te halen." „Wat is dat, mijn kind?" „Een traan, een traan van berouw „En zult ge dien vinden?" „Ik zal hem vinden en daarmede dc wou den van onzen lieven Zaligmaker wasschén. Dan is de boetvaardige rein." „En aan mij denkt ge niet, Annatje?!" „Ik denk aan u, vaderlief." „En wat zijt ge schoon, Annatje, o, hoe schoonGij draagt een gewaad van zij de en uw haar is als gloeiend goud. En uw mondje lachtliefelijk lacht het An nawaar Woont ge?" „Boven de sterren; meer dan honderd duizend uren boven de aarde. En de en gelen zijn duizendmaal schooner pog. En waarde van den eed niet verminderd? Hierop moeten wij een ontkennend ant woord geven. De eedsafleggingen met de formuje, zooals van ouds gebruikelijk, is eene plechtige handeling, idie een cachet geeft aan de verklaringen van den getuige Meermalen hoorden wij danook den presi dent een getuige wijzen op het gewich tige van de woorden in de eedsformule, als de president de waarheid eener ver klaring in twijfel trok. Nog eens: Zoolang Nederland een Chris telijke Staat is, zoolang mag het stempel van het Christendom in de wetten, zooals dat van ouds daarin was afgedrukt, niet wor den weggenomen ter wille van slechts een klein deel der natie. Behoort eene Christelijke natie haar wet ten op het gebied van openbare zedelijkheid in te trekken, omdat een klein deel der natie andere ideën daaromtrent heeft, om dat genoemde wetten voor deze lieden een steen (des aanstoots zijn? Op dien weg voortgaande zou de formule in onze wetgeving: „bij de gratie Gods", voor godloochenaars moeten verbannen, de formule: „in naam der wet" voor de vrij- socialisten enz. enz. En waar zou dan het einde zijn? De invoering eener noodwet dringt, wij hopen dat ze spoedig tot stand komt, liefst zoo, dat art. 2 sub b verval ie, maar nog aangenamer zal het ons zijn, als de minister eene definitieve regeling van de eedskwestie aan d e Kamer heeft voorgesteld. BUITENLAND. SPANJE. Geen revolutie. Het Spaanschc gezantschap te Londen ontving een regeeringstelegram uit Madrid waarin gemeld wordt dat ide geruchten over een revolutie louter op fantasie berusten. Gelukkig, zeggen we, maar dat de mo gelijkheid bestond, blijkt uit het feit, dat aan het telegram uit Parijs geseind, eenig geloof werd gehecht. PORTUGAL. Het archief van de koninklijke familie. De minister van justitie heeft naar uit Lis. sabon gemeld wordt, nu officieel de in ventaris opgemaakt van het paleis der Neees- sidades. Hij heeft de brandkast onderzocht en ide daar aanwezige documenten in be- dan moet gij Hem eens zienHem,.... Hem.,...." „En.,., en-... en hebt ge uw goede moe der al eens gezien, u\Ve moeder?" „Ja, ik heb mijn lief moedertje gezien; zij heeft een donkere vlek op haar voor hoofd, maar die wordt gaandeweg kleiner en kleiner." „Zoo, Wordt die kleiner. En eindelijk ver dwijnt |die heelemaal. Hoe lang zou dat nog kunnen duren?" „Achach.... vaderlief, bid, bid veel voor moeder." „Annafje, dat kan ik niet, ik kan het niet; ik heb het verleerd....',' „O, vader... lieve vader!" „Waarom kijkt ge zoo droevigwaar om glimlacht ge niet meer? Kom, lach, Annatje, lach weer, toe lach „Ik kan niet... ik moet telkens schreien." „Waarom, Annatje, waarom?" „Omdat.... omdat u niet wil biddenen omdat de vlek van moeder niet kleiner IwoTdt „AnnatjeIhet is zoo koud in mijn gemoed; ik kan niet!" „Is er geen enkel vonkje meer in geen hoop „Sla er slechts een blik in, kind.... kom leg uwe hand op mijn hart, opdat het war mer worde, ik zou wel willen bidden, wel willen...." „Er glimt een zwak vonkjevaderlief, vaarwel!" „Hoe, Annatje, wilt ge mij verlaten Blijfo-, blijf!" „Ik moet terug naar onzen Lieven Heer; Hij roept mij!" „O, Annatje, neem mij mede!" „Nog niet, nog niet 1" „Kus imij op 't voorhoofd...... op het voorhoofd „Ja, ik kus li, vaderlief! Heel zachtjes, opdat gij niet wakker wordt. Vaarwel!" „Hebt gij den traan;... den traan 1" slag genomen, verzegeld ten naar het mi nisterie van justitie gezonden. Onder de documenten bevindt zich ook de persoonlijke correspondentie van konin. gill Amelia. De Portugeesche regeering a*n het werk. De minister van financiën Relvas heeft aan een redacteur van de „Temps" verklaard, dat binnen een maand de scheiding tusschen Kerk en Staat zal voltrokken zijn. De priesters, die reeds voor de revo lutie een ambt bekleedden, behouden de toelage tot aan hun dood; de priesters na de omwenteling gewijd ontvangen daar entegen niets; evenmin als de bisschoppen. Hieruit blijkt weer eens, wat de katholie ken van deze vrijmetselaars-regeering te wachten h ebben. FRANKRIJK. Handigheid van Briand Op een alleihandigste manier heeft Briand zich van een paar tegenstanders weten te ontdoen. Het minislerle.Briand diende z'n ontslag in, een tijding die ons in dit stadium der zaak allerminst verbaasde. immershet was zeker dat Viviani en misschien nog andere ministers zouden af treden, en wie wat van Briand's handig heid weet, kon verwachten, idat Ide slim me premier de eer aan zich zou houden en het ontslag van het heele kabinet zou indienen, teneinde dan het verwijt te out. loopen, dat sommige ministers hem hadden bedankt En inderdaad, zoo is het ook gegaan. Faillières heeft aan Briand opgedragen weer een nieuw ministerie te vormen, Bri and heeft dat aangenomen, en nu komt hij natuurlijk met een nieuw stelletje mi- nistersa an, waarbij de recalcitrante.eiemen. ten van daareven ontbreken. Het nieuwe ministerie is als volgt sa mengesteld Briand, premier en minister van binnenlandsche zaken: Theodore Oirara, ju stitie; Pichon, buitenlandsche zaken; gene raal Brun, oorlog; Lapeyrère, marine- Mau rice Faure, onderwijs; Klotz, financiën;Je an Dupuy, handel; Raynaud, landbouwMo rel, koloniën; Lalerre, arbeid; Puech, open bare werken; Gusthan, onder-secretaris van marine; André Lefebvre van financiën; Nou- lens van oorlog en Dujardin van schoone kunsten. „Ja, ik breng* dien mee.,.." „O, mijn kind, mijn kind, mijne Anna!".... Er verhief zich tusschen de krui sen, een zacht gefluister, eenige mannen en vrouwen schaarden zich om den slapende. Buiten vóór het hek stond de dienaar der wet. „Daar is hij," fluisterde zij schuw, op „het graf van zijn kind.... Hij houdt het kruis omklemd.... Hij slaaptKijk, kijk, hij weent! Ach, achwat zou hem sche len?Wat heeft hij gedaan?.... Weet ge dat niet? Bij een woordenwisseling sloeg hij zijn patroon neer, den boer van Bosch hoeve!Is hij dood?Dat dacht men aanvankelijk, maar een uur geleden is hij tot zich zelven gekomen. Ha dat is goed! Als hij maar leeft. Het zou vreeselijk zijn. De arme man; hij heeft veel verdriet door staan. Ep iju ook dat nog! Ach, ach! Hij is zoo kwaad niet! Kijk maar, hij weent, hij schreit op het graf van zijn kind! Daar komt de gendarm" Ben zware hand legt zich op den schou der van den slapende. Toen hief deze langzaam het hoofd op. „Mijn kind, mijn kind." „Lahner," zegt de gendarm, „ge moet met mij mee." Als in een droom sprak de andere: „Ja, ik ga mee. Is hij dood?" „Neen!" „Goddank! Hoe lang?" De gendarm haalde zijn schouders op. „Een jaar; misschien ook minder!" „Een jaar, o, dat is maar kort! Dat zal spoedig om zijnDan ben ik wijen kan een nieuw leven beginnen. Een ni.uw leven, want ik kan weer bidden.... en ik kan weer weenen." De toeschouders verstomden en vouw den zachtjes de handen: zij gevoelden,hoe de iVleugelen der eeuwigheid de ziel van dezen zondaar in zachte vlucht hadden aan- Hoe men In Frankrijk handelt met de stakers. Het syndicaat van Fransche spoorweghe. ambten heeft zich in een schrijven, geda teerd 24 October, tot de Engelsche kame raden om steun gericht. Na de regeerings- maatregelen, die verder staken onmogelijk maakten, uiteengezet te hebben, vervolgt het schrijven: „Men kon gelooven, dat de regeering en maatschappijen, na het ein de der staking, alle vijandelijkheden zouden eindigen. Helaas, daar b'.ijkt niets van. De ontslaggevingen worden steeds talrijker, dui zenden zijn op straat gezet, de vervolging duurt voort en vele gezinnen verkeeren in de grootste ellende. Geplaatst voor een der- gelijken toestand, heeft onze organisatie besloten, een beroep te doen op de werk lieden-organisaties in alle landen. Wij zijn overtuigd, dat ons streven niet vruchteloos zal wezen." Edoch, uit Engeland werd een teleur stellend antwoord ontvangen. Men heeft daar zooveel in eigen boezem te doen, dat 't onmogelijk is, geldelijke hulp te ver schaffen Leve de (solidariteit bij ide socialisten! Deze geschiedenis heeft veel van de mil- lioenen, die Troelstra in 1903 uit Engeland aan de stakers beloofde, Ook die kwamen niet. De socialisten kunnen aan Frankrijk een voorbeeld nemen bij de beoordeeling van oud-minister Kuyper. Hoe handelt men daar met de stakers? Men geeft ze ontslag, zet ze op straat, de mensdhen, die weer in dienst traden. En hier in 1903? Alleen de onwilligen bic ven buiten staan, maar die aan het werk wilden, konden weer aan den arbeid ko men ien blijven, werden dus later niet als r evanche ontslagen. Het Frankrijk heeft de laatste dagen veel geleerd en een antwoord gegeven op de vraag: Wat hebben wij van het so cialisme te verwachten? ENGELAND, De staking in de kolenmijnen van Wales neemt steeds grooter afmetingen aan. Er wordt verwacht, dat ten slotte 200.000 mijn werkers den arbeid zullen neerleggen. Hier en daar is het tot botsingen met de politie gekomen, geraakt. i_ ill LI „Mag! ik afscheid nemen van.van de ze grafterp? „'t Is al wat ik in de we reld bezit." De strenge man van de wet knikte; hij was niet in staat om te spreken, er zat hem een brok in de keel. De pian wierp zich over den zwarten grafheuvel, omknelde dien met zijn armen, drukte liefkoozend zijn gelaat tegen de kou de aarde en snikte, dat zijn lichaam ervan schokteEindelijk stond hij op. „Nu ben ik klaar. Ik ga een flarden weg op, maar een goeden: den weg der boetvaardigheidKom De gendarm drukte hein de hand. „Moed, moed gehouden: het zal Wel weer goecl gaan. Met zulk een voornemen.,.." De gevangene wierp nog een blik op het graf van zijn kind en een tweeden naar den hemel. Toen gleed er een gtimlach over zijn gelaat als een zonnestraal en ver fraaide het. In die bleeke trekken stonden niet meer haat en trotseering te lezen, maar alleen Juerouw en vermorzeling, An na, Annaik kom! De donkere vlek op moeders voorhoofd zal verdwijnen; ik kan immers weer bidden," „Wildet ge iets zeggen?" vroeg de gen' daim bijna teeder. „Ik?o neen!..,. Ik volg' u, gaarne.,.,, maar ja, neem 't mij niet kwalijk.,,,,, wei- ken dag hebben wij van daag?" ,,'t is Allerzielen," „Ach ja,..,, ach, jadie vlammetjes.., mijn kind.... mijne Anna-,..." Een stralende glimlach spreidde zich op zijn gelaat cn twee warme tranen biggelden over zijne wangen. O, Anna, Anna, nu is het goed Gij hebt immers de tranen gevonden waa,r meide gij" de wondteekenen, van onzen dier baren Zaligmaker, wildet wasschén Ja, ja, het is Allerzielen.,,,.,, Allerzie len glM8E4

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1910 | | pagina 1