UT 66.
R. Kath. Nieuws- en Advertentieblad
voor Noord-Holland.
EN.
Gratis!
AMSTERDAM
I.
auw en wit,
WOLF, Purmsrend.
Ro. 98
Zaterdag 10 December 1910.
4'1' Jaargang
stenlanden",
3 bij de Oroote Kerk.
FËÜILLETON,
Verschijnt Woensdag en Saterdag.
Brij,
Tabak, Koffie,
i Choeolade,
[Juliaan en Juliane,
ABONNEMENTSPRIJS
Uitgave van da Naaml. Vennootschap „Ons Blad".
BüBSAÏÏ Breadstraat 12, tegenover de B. E. Eerk, te Alkmaar.
Telefoon No. 483.
md.
leering.
SLOTPLEIN.
Beursorders (ook
deposito's,
lemd Geld.
itiën.
ipëacLÖL.
B. DEKKER-
melk enz.,
ntbreken.
Be beste verdedigers van het
gezag.
V De Pane 3£t de vrouwerqaaeetle.
Treffacd en waar.
V Hein ds verr« vriend,
BLAD.
et.
per 3 maanden franco hui»90 ot. met geïllustreerd
Jondagsblad. Te betalen in het begin ran ieder kwartaal.
fjke nummers ran de conrant3 cent.
Ju het Zondagsblad5 cent.
ADVERTENTIËNt
Van 15 regels 80 eest.
Elke regel meer9»
Reclames per regel i i i i lfi
Kleine advertenties ran 130 woorden, bij vooruitbet. 25
en genezen is van haar
dit Isstitnnt geld ge-
de verlangde genezing
n. Geheimhouding ver-
to: „Prospectus
Telefoon 227.
BÜSSUM.
ies-TOF*.
LAGE PRIJZEN.
abriek.
C 8, Alkmaar.
mOHT 245.
igazijn van
de eerste klasse firma's
ianbevelend,
au een grooten veestapel
aiag noemen, is het van
e gezondheid te houden
zeker geneesmiddel, bs*
tunnen voorkomen,
s een flesch in voorraad,
Ukmaar en Omstreken1
:maar.
7 KUSTERS, - AlkmSn
[it nummer bestaat uit 8 bladz
Keizer Wilhelm denkt eenigszins anders
ter Katholieke kloosterlingen dan onze tlo-
jnee Bronsveld. Men heeft het alweer
innen zien uit dc hoogst waarde erende
oorden, door hem gesproken bij zijn bezoek
an de Benedictijner abdij van Beuron.
Daar verklaarde hij dat het hein van het
:gin zijner regeering een bijzonder genoe-
:n was geweest de Benedictijnen in hun
reven te steunen, wijl hij had waarge-
ornen „dat zij overal, waar zij gewerkt
tbben, niet alleen den godsdienst bevor-
erden en sterkten maar ook beschavend
ptraden op het gebied van kerkzang, kunst
n wetenschap en op ander gebied."
Hij deed een beroep op hun verdere mede
erking- om voor het volk den godsdienst
behouden. „Dat is te meer van belang"
:i hij, „daar in de XXe eeuw gedachten
ijn opgekomen, wier bestrijding slechts met
leliulp van den godsdienst en niet den steun
L Hemels kan worden tot stand gebracht;
lat is mijn vaste overtuiging."
I En ten slotte verzekerde hij den paters
it hij van ganscher harte hun streven zou
(vorderen en dat zij, zooals tot nu toe, ook
i de toekomst op zijn steun en bescher-
ling zouden mogen rekenen.
Dat klinkt zeker heel anders dan de be-
van dominee Bronsveld, dat de kloos-
rlingen waar zij zich „nestelen", aan den
'eestelijken en stoffelijken volkswelstand kna
jen.
Maar ais bel des Keizers vaste overtuiging'
5, dat de Benedictijnen hem zoo krachtig
jelpen in zijn streven om voor zijn volk
Ben godsdienst te behouden, doet het toch
jreemd aan dat 's Keizers regeering nog
I de grenzen van liet Rijk onverbiddelijk
'sloten houdt voor de Jesuiëten en naar
anleiding der gebeurtenissen iri Portugal
trengc maatregelen genomen heeft, opdat
Kh geen der verdreven Jesuiëten in Dujtsch-
jnd een schuilplaats moge vinden.
Van de Jesuiëten geldt toch volkomen
ietzelfde als de Keizer van ide Benedictijnen
['tuigde, namelijk dat zij niet alleen den
Nsdienst bevorderen, maar beschavend
Dptreden op het gebied van kunst en weten-
pap en op menig ander gebied.
De „Reichbote" wist te berichten, dat in
Be wettelijke provinciën de regeeringspre-
lidcnten van het ministerie orde hadden
ftkregen en streng tegen te waken, dat een
pel der verdreven Jesuiëten in Duitsche
[toosters een toevlucht zocht. De landraden
tobben in last, elk „verdacht geval" onmid-
te rapportecren. Aan niet-Jesuietische
honnjken uit Portugal staat de toegang tot
|"l Duitsche Rijk volkomen vrij.
J ^ie dat leest, zoo- merkt niet ten onrechte
«ene novelI*
DOOR MATHILDE.
i Veranderen?.... hoe veranderen?"
«Zijt ge daar niet bang voor? Nu, dan
ook niet. Laat ons van iets anders spre-
[en, wat zijn ze met het bouwen van die
Jbriek ver gevorderd, sedert ik het laatst
ftor was."
„Neen, Jules, nu moet ge alles zeggen. Ge
f'it al te voorzichtig, wat ge ook zegt of
"tot zegt, Max denkt toch, dat gij even
Bom
'n onverstandig zijt ais ik en mij dus
jtodUen raad geeft.'
„Denkt ge, dat ik dit pleizierig vind?"
„Nu, ge zup er niej gj-jjg van vvorden,
F,ik u eens zeggen waarvoor ge bang
»Dat weet ge niet."
„Jawel, jawel, wilt ge het hooren?"
„Nu, begin maar op."
„Ge zijt bang, dat Max zich verveelt en
i'£er aan het dokteren zal gaan, en dat ik
weer onze allerliefste Rarekiek moet
blaten. ls 't dat niet?"
„Hoe kunt ge dat zoo goed raden! En
Esn noemt ge u zelve nog dom."
„Dat ben ik ook in vergelijking van u
i Max,"
de „Kopt Volkszeitung" op, moet minstens
aannemen dat de regeering er bang voor is,
dat die Jesuiëten bij opstootjes zooals die
van Moabit of Wedding wel eens als aan
voerders konden optreden.
Inderdaad, als de Jesuiëten de aanstokers
der Portugeesche revolutie geweest waren,
kou men zich niet zorgvuldiger tegen hen
in acht nemen; en ze zijn er precies de -eerste
slachtoffers van. Er was een tijd, dat men
in Pruisen juist de Jesuiëten als bondgenoo
ten tegen de revolutie waardeerde
De „Kq-ln. Ztg." herinnert hoe de officieele
berichten der Pruisische beambten in 1853
verklaarden: „dat alleen de democratie
wrokte omdat de Jesuiëten overal als
apostelen van het beginsel van
gezag, in kerkelijke zoowel als in po-
litieke zaken optraden en de so-cialisti
sche drogredenen, waarmee de democratie
op de zelfzucht der massa's speculeert, ontze
nuwden en onverbiddelijk bestreden. Zij wor
den door de aanhangers der democratie als
betaalde agenten der regeering uitgemaakt
en met smaadschriften bedreigd. Ook weten
de landraden eenparig nieb genoeg te roe
men, hoe weldadig het practisch gevolg hun
ner missiën gebleken is,"
Pater Rob. b.v., die van 1847 tot 1850
als, gevaarlijk voor de revolutie" vluchten
moest, gaf van laatstgenoemd jaar af misssies
in 70 steden van Duitschland. De toenmalige
hertog Adolf van Nassau verzocht hem, tij
dens zijn aanwezigheid in Wiesbaden een
voordracht over de heiligheid van den eed
te houden en gelastte dat ai de soldaten
van het garnizoen naar de kerk zouden gaan
O-m die voordracht aan te hooren.
Het was te wenschen dat tegenwoordig
in Moabit het volk nog gehoor gaf aan
dergelijke predikers van eerbied voor het
gezag. Maar de regeoring vindt het beter de
Jesuiëten te verbannen en den socialistisch-en
drogredenaars vrij spel te laten.
Als het keizer Wilhelm ernst is met zijn
streven om den godsdienst voor het volk te
behouden als krachtige verdedigingsmiddel
tegen de revolutie, kan hij niet beter doen
dan zijn invloed aanwenden om den Jesuiëten
te veroorloven, hun heilzame» invloed weer
in het Rijk uit te oefenen.
Nü er zooveel wordt geschreven en gere
deneerd over vro-uwenvragen en vrouwen
rechten, nu van alle kanten aangedrongen
wordt op uitgebreider werkkring van de
vrouw, nu zij kiesrecht op vaak lioogen
pnhebbelijken toon eischt en gelijkheid on
der alle opzichten met den man verlangt,
is het veilig midden in de verwarring der
mecniiigen en -den schok der partijeh het
oog te richten naar de plaats, vanwaar het
Licht van Boven over de aarde schijnt en
van waar'de woorden der eeuwige Waarheid
tot de wereld klinken.
„Van hem ja, maar van mijAlle gek
heid op zij-, mocht Max er ooit naar vra
gen, dan hebt gij dit gezegd en niet ik,
hoior."
„Natuurlijk, ik heb er o-o-k wel eens aan
gedacht, hij ziet er zoo vervelend uit, vindt
ge niet?"
„Hij mist zijn waterzuchtige boeren en
teringachtige boerinnetjes."
„Maar hij zal de praktijk toch niet meer
hervatten, neen, Jules, neen, hij heeft het
mij beloofd."
„Toen ge ziele waart ja, en hij bang was
u te verliezen, maar is het gevaar voorbij,
dan, weet g-e, vergeet men de beloofde kaars
te offeren."
„Zoo- is Max niet."
„Neen, neen, hij is ge-en gewoon men-
schenkind, maar, Liane, denkt ge wel aan
uw toe-komst? Altijd leven op ooms en tan
te's zak, dat ,gaat ook niet, ik zal het ,u
ronduit zeggen. Liaamje, oom is erg achteruit
gegaan sedert het vorig jaar."
„Dat heb ik ook gemerkt."
„En geloof me, zus, rijk zijn ze niet; de
Rarekiek en onze opvoeding (hij had wel
mogen zeggen de mijne alleen) heeft zeer
veel gekost en de abbé ma-et alles van hun
erven; wij hebben recht op niets."
„Daaraan dacht ik nooit; wat zijt ge toch
veel verstandiger dan ik, Jules."
„Walhorst moetidus een goed bestaan heb
ben, tegen dat zoo- iets gebeuren mocht;
ik hoop het volgende jaar gereed te zijn en
z'al roe natuurlijk hier vestigen."
In een redevoering -door onzen H. Va
der Paus X gehouden tot de leden van
den Ifaliaanschen Katholieken Vrouwenbond,
onder voorzitterschap van prinses Giustjnjani
Bandini, sprak Z.H. tot de dames over de
roeping en de plichten der vrouw. „God
heeft dc vrouw geschapen ais de gezellin
van den man en de H. Paulus verlangde dat
de vrouw, den man onderdanig zou zijn.
Hieruit volgt -echter niet dat de vrouw dienst
maagd of slavin van den man is. Zij is zijn
gezellin, zijn steun, zijn gelijkwaardige ka-
i meraad. Verschillend zijn haar plichten, maar
zij zijn allen even edel; zij streven allen
naar het céne doel, een familie te stichten
en een nieuw geslacht op te voeden.
„Velen zeggen, -dat de godsdienst slechts
goed is voor de vrouwen. Maakt dit woord,
dat eigenlijk een beleediging bedoelt te zijn,
tot het uwe, do-or uwe overtuiging dat gij
slechts met -een werkelijk godsdienstig ge
voel in uw hart een krachtige steun voor
-den man kunt zijn door -de verantwoorde
lijkheid te dragen, zijn medehelpster te wor
den en jn de zielen Ider kinderen die azden te
strooien, waardoor gij groot wordt in hen.
„Denkt daaraan hoe gewichtig uw invloed
is op -de ziel van den man, hetzij deze uw
vader, broeder, zoon of man is. De H.
Schrift zegt: Muiier bona, bealus vir! Een
go-ede vrouw, -een gelukkige man-
Verder wees de H. Vader er op, dat -de
vrouw- ook nog andere plichten te vervullen
had, die zich strekkend buiten den familie
kring -de naasten betreffen. „Roeping der
vrouw is het tranen te drogen, pijnen te
verzachten, geestelijken en iichamelijken
nood te lenigen. Zij vervult daardoor een
sociale taak en. verschijnt als een engel
der liefde te midden van -de menschelijke
ellende."
De Paus beval den dames om zich te
vereenigen tot het vervuilen dezer zending.
„No-o-dig is het een altijd grootere gods
dienstige cultuur te scheppen, daar de ca-
thechisinus alleen meestal niet voldoende
is om dwalingen te bestrijden; dus moet gij
de* jeugd grondiger in -de godsdienstige waar
heden onderrichten, opdat zij in staat zullen
zijn de' steeds meer -en meer brutaal optre
dende beschuldigingen tegen -de Kerk te
weerleggen.
j Ook is hei voor haar aanbevelenswaar
dig zich paedagogisch te ontwikkelen, om
liet mo-eielijk-e werk der opvoeding, dat men
niet alleen -door liefkoozingen kan verrich
ten tot een goed einde te brengen. Noo-dig
is het» verder de grondbeginselen der huis
houdkunde aan te leeren, daar de vrouw
dan beter zich rekenschap zal kunnen geven
van haar huiselijke plichten.
Deze woorden, door onzen grooten Paus
gesproken, geven duidelijk de richting aan
in jvelke banen zich de vrouw bewegen
j moet o-m geen gevaar te loopen jammerlijk
De Voorhoede had onlangs een stukje
geschreven over „Groote Gez.innen" Naar
aanleiding daarvan ontving het biad eenige
aanleiding daarvan ontving het blad eenige
brieven, waarvan (het er twee publiceert, een
van een onderwijzer en een van -een midden
stander, -die we uit -een practisch oogpunt
niet mogen laten passeeren voor ons blad.
l>e onderwijzer schrijft
„Wanneer een onderwijzer aan zijn ge
zin komt te ontvallen, wordt aan de we
duwe een pensioen uitgekeerd en aan hoog
stens vijf kinderen. Wel accepteert het pen
sioenfonds de 5 pCt. van ongehuwde on
derwijzers en van degene, die geen of min
der dan 5 kinderen te hunnen laste hebben
ten volle, doelt een gezin mag hoogstens
vijf kinderen teilen of de rest moet maar van
honger omkomen. Wat wordt hier in de
hand gewerkt??"
„in een onzer groote steden heeft een
De Middenstander schrijft:
katholiek patroon een zijner winkeljuf
frouweii in een aan hem toebehoorend fi
liaal geplaatst. Het filiaal ging best cn de
juffrouw scheen voor de zaak geknipt te
zijn. Maar na verloop van eenigen tijd krijgt
de winkeljuffrouw verkeering en begon ten
laatste ook eens aan den trouwdag te denken.
Zij stelde er den patro-on mede in kennis en
gaf ook te kennen, dat zij met haar huwelijk
tevens nog wel het filiaal wenschte waar
te nemenzij kon de procenten, daaraan ver
bonden, best in haar huwelijksleven ge
bruiken. De patroon was er in 't eerst niet
voor te vinden, doch stemde er eindelijk in
toe, want -de juffrouw was een goede ver
koopster. Zij mocht het filiaal waarnemen en
daarin wonen zoolang;
En toen eindelijk desondanks het huwelijk
toch gezegend zou worden, werd de juffrouw
gelast het filiaal, de woning te verlaten."
Onnoodig te vragen, öf op dat gebied
ook voor ons te werken valt. Nog heel wat?
te verdwalen.
„Hoe heerlijk!"
„Maar uw man moet iets aan de hand
hebben: dat notarispostj-e is nu weg, maar
een broer van zijn schoonzuster is de neef
van den minister van Financiën, zou die
hejm niet kunnen helpen b.v, aan een ont
vangersplaats en ook pom heeft vele vrien
den in Den Haag."
,„Ja, 't zou een groote gerustheid voor mij
zijn, als hij een vaste betrekking had."
„Nu heb .ik me weer in jullie zaken
gemengd en ik had mij toch vast voorge
nomen het nooit meer te doen, 't Is zeer
dwaas van mij, Max zal er me toch geen
dank voor weten."
„Maar ik ben er u dankbaar voor, zeer
-dankbaar; och, toe, spreek er eens met oom
over, ik zal Max er heel slim op voorbe
reiden."
„Laat hem niet denken, dat het een idee
is van mij."
„Neen, neen, zeker niet."
„Hij moet zich haasten, gisteren hoorde ik
in -de societejt, dat -de rijksontvanger overge
plaatst is naar Zeeland, dus moet hij spoe
dig zijn best do-en om hier te komen, want
ge zou-dt immers hier het liefst zijn?"
„Zeker".
Waar zou zij ook beter kunnen wezen,
dan hier, waar zij door iedereen gekend,
bemind en bewonderd werd als een der
tweelingen, eens een der merkwaardighe
den van 'het stadje?
De arme Max raakte spoedig; weer in
een nieuwen strijd gewikkeld, dien hij reeds
't Spreektwoo-rd zegt: een goede buur
is beter dan een verre vriend.
't Ligt van nu af waardeloos voor den
grond.
Tenminste voor ons, die het voorrecht
hebben een onbetaalbaren verren vriend te
bezitten in Hein van de Schager Crt. Die
laat je nog eens heerlijk lachen, waar geen
buur tegenop kan.
Hein schrijft maar trouw Amsterdam
se h e Brieven uit Amerika.
En is zoo waar in eene roomschc kerk
geweest, n.l. in de St. Patrick Cathedraal
te New York, waar hij zich voor driekwart
heeft doodgeërge-rd aan de schitterende
lang voorzien had en zooals.het nog eer
der te voorzien was; hij moest, -evenals
\Toeger, -er weer onder bezwijken, maar,
dacht hij: ik zal 't wel niet worden, en dan
zijn te tevreden.
Twee maanden later hoorde dokter Wal
horst echter onder een diepen zucht, dat
hij ontvanger van Breukvijet geworden was-.
IX.
„Ja, vriendlief, of je me nu dreigt of niei,
ik kan er niets aan doen, aan g-eïd kan ik
je niet helpen voor en aleer je die oude
schuld afgedaan hebt."
„Dat zal ik ook -doen, royaal, met rente
en kapitaal, maar eerst moet ge er een rond
sommetje van maken."
„■O, ja, om alles tegelijk te verliezen,
zeker,"
„Er is geen- spraak van verliezen: ik ver
wacht een erfenis."
„Is het dezelfde nog, Waarvan je onlangs
praatte?"
„Neen, neen, een andere, deze is me erg
tegengeloop-en,"
„Ja, -dat zou ik denken, jaren en jaren
lang hebt ge schulden gemaakt op de hoop
van een rijke erfenis, -en nu sterven de
niets
oom en tante een maand na mekaar, en
wat heb ik er bij gewonnen? Niets, letterlijk
„En ik nog minder, dan alleen dat- ge mij
nu volstrekt niet meer vertrouwt."
„Ik zou toch wel -eens willen weten, waar
gij al -uw geld laat; ik heb hier alle mogelijke
soorten van schuldenaren, doch geen enkel
pracht van deze in kostbaar marmer opge
trokken kerk, met schitterend rijke inwendige
versiering, een in zuiver goud ge-dreven
Kruisbeeld, aan het betalen van plaatsen-
geld ja, Joost mag weten waaraan niet.
Als Christus zegt Hein, daar neerdaalde
zou hij meenen verdwaald te zijn in de
pronkzaal van een Oostersch vorst.
„De Christus o-nder de Armen" van Leon
Lhermete geeft althans naar Hein's oordeel
een heel ander denkbeeld van het doen
en laten van onzen Heiland -dan men in deze
kerk mef hare overlading van gouden purper
van Hem krijgen zo-u.
Nooit hoorde Hein, die toch den Bijbel aan
vaardt, van het Tabernakel der Joden, in
de Woestijn en de kostbare siera
den daarvan naar Gods voorschrift door
Mpzes daarin aangebracht.
Op de berg Sinai beschreef God Mozes den
eeredienst, dien Hij voor zich vorderde en
ontwierp tot in de kleinste bijzonderhe
den het tabernakel, waarin Hij onder een
Zichtbaren vorm m-et Zijn volk wilde wonen,
De gaven nu, dje voor Zijne dient bestemd
zullen zijn, moeten alle van. de fijnste
soort zijn het kostbaarste ho-ut, het zuiverste
goud en purper.
Aldus Boek Exodus XXV: 17 en XXVI:
36.
Nooit van -de w-eidsche pracht van Salo
mons tempel, waarvoor Salomon door Ood
altijd Weer volgens den Bijbel niet
berispt, -doch wel geprezen werd.
Het eerste en het tweede boek P, a r a 1 e
p o m e n O: n geven ons een omstandig ver
haal van de voorbereidingen en den bouw
des eersten tempels.
Dit heiligdom werd dan ook een der groot
ste glories 'van Salomons regeering, een won
der vart kunst en rijkdom gevierd in
de gansche beschaafde Wereld.
En als straks een standbeeld in m a r m e r
wordt opgelicht voor Tolstoi die als apostel
der armen, poseerde, zal Hein het den af-,
keuren, zooals hij zich nu verbijt bij een in
goud gedreven kruisbeeld van den armen
Christus
Wat een reusachtige misvatting èn van
Christus' roeping en van Zijne werkzaam
heid te denken dat voor Hem alleen plaats
was onder de armen.
Neen tot de rijken ging Hij ook ai
noodigde Hij Ide armen tot Zich als de dier
baarste panden Zijner onmetelijke liefde.
Josef van Arjmathea Zijn vriend was rijk
De Pharizeeën waar hij mede aanzat in hunne
woningen leefden in weelde, die er over
dadig heers chte in vele woningen der rijken
van -d,ie dagen.
Zoo ten minste in de vele landhuizen, die
zich uitstrekten langs het meer van Tiberias,
dat de Evangelisten zoo -dikwijls noemen.
Neen, niet de rijkdom veroordeelde Hij als
zoodanig en -evenmin de rijken omdat zij rijk
waren, doch de -rijken dje op misdadige wijze
zich schatten verzamelden of die van hun
-
met zoo'n fijn, door -en door braaf gezichtje
als het uwe: -drinken doet ge niet,spe
len geloof ik ook niet."
„Nu, dat gaat u niet aan; hoe zult gij
het ooit weten als ik zelf er niets van be
grijp? De guldens glijden me door de vin
gers."
„Ja, ik zie het wel, gij hebt daar weer
een nieuw horloge gekocht, een duur ding
hé?"
,,Ja, gij aast er op, ik zie het aan uw
oogen, oude zielverkooper, maar neen, ge
krijgt het niet, ik heb niets anders; mijn
vorig horloge, -een lief souvenir, hebben
ze mij op onbegrijpelijke wijze ontstolen."
„Evenals uw portefeuille?"
„O, praat me daar niet vanEe porte
feuille met het geld, waarvan ik een jaar
verteren kon, zoo uit mijn zak gerold. Ge
ziet me ongeloovig aan. Mozer, maar het is
toch werkelijk waar, ik heb het verloren."
„Om mij niet te betalen, zeker."
„Neen, gij hebt stee-ds de eerste rechten.
Och, laat mij hier mijn tijd niet verspillen,
In Mei hoop ik advocaat te zijn cn dan..
„Moet ge praktijk zien te zoeken, hé,
voor en aleer ge er aan denken kunt mij
te betalen?"
„Neen, -dat is niet noodig, ik heb -een
zwager,"
„In zwagers Stel ik geen vertrouwen."
- -
"r"