Eath. Nieuws- en üdirertentieblad
voor Noord-Bolland.
|\f0. 115.
Zaterdag 4 Oct. 1913.
7e Jaargang
FEUILLETON.
LIJKENSCHENNIS.
Onrechtvaardig verkre
gen geld gediit niet.
Verschijn! «DAS, DONDERDAG eo ZATERDAG.
BINNENLAND.
BUITENLAND.
ONS
BLAD.
ABONNEMENTSPRIJS
75 et B- 3 maanden franoo h)uis; 105 et met geillustraerd
Zondagsblad. Te betalen In het Begin van ieder kwartaal.
Afzonderlijke nummers van de courant3 cent
yu bet Zondagsblad 5 cent
Uitgave van de Naaml. Vennootschap „ONS BLAD".
BUREAU: Breedstraat 12, tegenover de R. K. Kerk, te Alkmaar.
Telefoon No. 433.
AD VERTENTIEN
Vain 15 regels30 ceart.
Elke regel meer6
Reclames per regei15
Kleine advertenties van 130 woorden, bij vooruitbet 25
De toornedag, die dag snelt aan,
Als de aarde in vlammen op zal gaan,
Gelijk Sibyl en David spellen.
Wat angst treft dan niet ieders borst,
Wanneer Hij, de Opperhemelvorst,
Het vonnis over de aarde komt vellen,
En 't graf, op schel bazuingeluid,
Van schrik verbleekt, zijn schoot ontsluit.
Zoo zingt de Kerk op Allerzielendag in
haren lofzang „Dies irae".
„Eens zal dat graf zijn schoot
ontsluiten" en met die gedachte be-
zield, gesterkt, gaan zoovelen dikwijls naar
het kerkhof om te bidden voor de zielen
van diegenen, wier stoffelijk omhulsel daar
„ter ruste" is gelegd.
Het bezoek aan een kerkhof wekt zoo
op tot bidden, want om het Christen
graf zweeft een niet te miskennen poëzie.
Het onvermijdelijke, het treurige, het ake
lige wordt zoo liefderijk bedekt door graf
steen, bloemen en boomen, en midden op
den doodenakker s taat het beeld van den
Gekruisigde, Die gezegd heeft: „Ik ben
de Verrijzenis en het Leven, Die in mij ge
looft zal zalig worden."
Zij, die daar rusten, hebben ia Hem
geloofd, hunne hoop was op Hem, door
ons gebed willen wij hen helpen.
En dan die grafschriftenHier rust mijn
I lieve moeder"; „Ik heb u onophoudelijk
bemind, daarom heb Ik u tot Mij genomen
uit louter goedheid"; wat wekken ze toch
i op tot de gedachtenis aan haar of hem:,
1 die daar rust, tot gebed.
Hier liggen de lichamen van onze dier
bare afgestorvenen aan den schoot der
aarde toevertrouwd: „De terra plasmasti
eum, ossibus et nervis compegisti eum Do-
mine: resuscita eum in novissimo die" d.b.
„Uit aarde hebt Gij' hem gevormd, uit
beenderen en spieren hebt Gij hem sa
mengevoegd o Heer; wek hem op ten
jong sten dage" bad, de Kerk in hare
heerlijke liturgie door den mond des pries-
Iers bij hunne begrafenis.
0, welk eene huivering wekte bij ons
°P het schrijven in de Atkm. Courant,
dat diende om propaganda te maken voor
9
„En ik zeg u, mijnheer de inspector,
dat ik de kruk reeds in de hand had,
toen gij kwaamt. Ik ga eerst binnen."
„En ik gebied u, plaats te maken",
aneauwde eene zware stem.
„Neen, volstrekt niet, terug, zeg ik u!
Ge hebt hier niets meer te commandeeren
'l wil mijn loon hebben, om de rest
ekommer ik mij niet." Eene groote zware
gestalte stormde de kamer binnen. Waar
schijnlijk door .een stoot tot haast ge
dwongen, vloog de man tot kort bij de
leurende weduwe, die bleek en zwijgend
°P de tafel leunde. Hare handen trilden,
"jaar hare stem klonk kalm en vast toen
Z,1 vraagde:
„Hoeveel hqbt gij te vorderen?"
„Te vorderen? Alles!" De eerste knecht
te zich vlegelachtig en zette zijne bruine
landen op de tafel Zijn blik 'vloog on-
nistig over het geld in het korfje en de
Papieren op de tafel
„Hij heet Klein, niet waar?"
„Mijn hiemel, mevrouw Wedding, houd
1 odi niet, alsof ge me vandaag voor
e" cersten keer ziet! Ja, ik heet Klein,
anderhalf jaar heb ik geen cent ontvan-
en. Mijnheer wilde mij wel betalen, maar
te h Z-C'^ n'6'S nu za' Bet °°k nog
ik I62'6"1 staan' ot 'k 'ets krijg, hè?'Maar
aat geen cent korten, verstaan? 't is
111 'ang genoeg!"
„Doe uwe handen van de tafel!" ge-
od de weduwe kalm.
milt, U' nU' €r zal toc|B &een s1:uk aan
Vln2ers Blijven zitten", antwoordde de
(klliit- Maar ^oc'1 tr°k Bij onmid-
d„ l Z1)ne Banden terug en stak ze dn
reed Mevrouw Wedding had
s een der boeken opengeslagen en
„lijkverbranding"
De schrijver deed het bij gelegenheid
van de inwijding van het Crematorium bij
de bekende begraafplaats „Westerveld" te
Velzen,
Daar wil men, wanneer in hoogste in
stantie zal zijn beslist, dat lijkverbranding
volgens de Nederlandsche wetten toelaat
baar is, de lichamen van afgestorvenen
niet meer aan de schoot der aarde toever
trouwen maaraan het vuur.
Als de familie afscheid heeft genomen
van het lijk, begint een orgel te spelen,
terwijl de verhooging, waarop de, lijkkist
stond geplaatst, wordt geopend en deze
langzaam naar beneden daalt, 'n Soort spoor
weg vervoert de dierbare afgestorvenen
naar een ruimte, de oven, waarin een at
mosfeer heerscht van 800 en meer graden.
Daar heeft de verbranding van het lijk
plaats
Vam ontsteltenis en gloed van ver
ontwaardiging griezelen wij bij de gedach
te aan het feit, dat een gelaat, hetwelk
toch zeker eenmaal velen zoo vriendelijk
en goedaardig heeft aangeblikt; dat een
mond, die zooveel woorden sprak van har
telijke gevoelens en wijs vermaan, dat han
den, die zoo vlijtig voor ons zijne kinderen
en anderen afrbeidden en in stilte welde
den, die in zoo menig vriendenhand rustten
en liefelijke kinderkopjes streelden; dat al
die ledematen, langzaam ontwikkeld en
opgegroeid onder den wonderbaar werken
den invloed der natuur dat dit alles
in enkele oogenblikken door het alles v e r-
woestend element gewelddadig zal wor
den opgevreten en aan de lekkende vlam
men ten prooi zal worden voorgeworpen
als een wild dier.
En als dan het vernielde, door de vlam
men vernielde lichaam, tot asch is ver
worden, dan wordt die asch verzameld in
een urn.
In een z.g. urnenzaal zullen ze dan staan
de urnen in lange rijen boven elkaar links
en rechts in mssen.
In treurige verlatenheid, koudheid en een
tonigheid zullen ze daar staan de marme
ren vazen met behalve de namen der
verbranden (wellicht zooals te Berlijn)
drie datums erop, terwille van de kortheid
aangegeven met drie teekens: ster, kruis
en vlam, hetgeen beteekent: geboren, ge
legde de verschuldigde som gelds, die haar
man nauwkeurig in het grootboek hadop-
geteekend, op de tafel^ Zij doopte eene
pen in den inkt en reikte ze den verbluf
ten knecht toe.
„Teeken", zeide zij kortaf.
Werktuigelijk nam hij de pen aan,, zijn
rechter wijsvinger onderzocht nauwkeurig
de blanke zilverstukken, als vertrouwde hij
den klank niet. Stuk voor stuk liet hij op
de tafel vallen.
„Schrijf!" herhaalde de weduwe, als was
de tegenwoordigheid van dien man haar een
walg.
„Ja, den huurpenning wilde mijnheer mij
geven, als ik langer bleef, gij hebt hem er
afgetrokken."
Zonder een woord te zeggen, schoof
mevrouw Wedding den thaler bij het ove
rige geld.
„Nu is 't in orde!" De knecht schreef
zijn naam en ging met zwaren stap de
kamer uit.
,De inspector loste hem reeds op den
drempel af. Ook deze werd betaald. Die
deur sloot zich achter den man. Hetgeld
in het korfje was bedenkelijk verminderd,
Met e.en bijna warihopigen blik viel de
weduwe in haren leuningstoel Voor hare
oogen dansten muggen en dwaallichtjes.;
De woorden van haar stervenden man vie
len haar in: ,,'t Is niet mijne schuld",
Neen, neen, zij waren niet.de schuld van
het verval van den Weddinghof. Het ging
reeds vele jaren bergaf. Maar waarom moest
haar juist de ramp treffen? Waarom had
het lot haar, eene zwakke vrouw met de
onverzorgde kinderen uitgezocht ter. betaling
van de rekening?
Nog eenmaal trachtte'zij zich te herstel
len. Aan wien zou zij het weinige geld
gevën, dat nog voor haar lag? Dat zij
zelve morgen geen bete broods zou hebben,
daarover bekommerde zij zich weinig. De
eer der Weddings gebood haar, den laat-
sten penning te betalen, dien men schul
dig was. Hare hand sloeg de bladen om
van het dienstbodenboekje, Christoffel!
storven, verbrand..
Uit!
Wje voelt zich hier niét door huivering
aangegrepen!
Daar staat de asch van den mensch,
wiens stoffelijk overschot door het „ver
nielend" element is verwoest.
Wiordt in deze afschuwelijke lijkovens en
urnen-zalen niet het menschelijk gevoel ge
kwetst; het gemoed niet geschokt bij de
gedachte aan zulk een gewelddadig ingrij
pen van den mensch in de natuurlijke ont-
wikkeling der dingen!?
Nog verder wil men zelfs gaan, een Ber-
lijner wil de asch der verbrande lijken
langs scheikundigen weg bereidbaar maken
om daarvan relief-portretten van den over
ledene te fabriceeren.
Zoo wil men de eerbied voor den doode
allengs doen verdwijnen, 't is Logewerk en
anders niet: geen eerbied meer voor den
doode, alle gevoel voor een hiernamaals
moet verdwijnen, de kerkhoven roepen nog
te luide het „Memento mori"
Met den holsten slotzin aan het einde
der lijkrede is men begonnen; de uitdruk
king „zijne assche ruste in vrede" moet
nu van figuurlijk eigenlijk worde wat
de assche betreft.
Zoo heeft de Loge het er op aange
legd langzamerhand het Geloof uit de Maat
schappij te bannen.
Men zij op zijn hoede!
L e g e r p r o m o t i e. 1 n de hooge offi
ciersrangen van hét leger »oidt weldra
ten gevolge van verschillende pensionnee-
ringen, een bevordering verwacht.
Het roode element bij onze
Marine. Naar aanleiding van een bericht
in „De Tijd" over de onafhankelijkheids-
feesten te Den Helder, deelt een lezer aan
dat blad mede, dat het, in de drukste
straat van Den Helder zich bevindende
gebouw van den Matrozenbond, geen enkel
teeken van instemming met het feest ver
toonde. Ja, zelfs de versiering, die heel
de straat i n één lijn voortging, was, tot
groote ergenis der feestvierenden, voor het
gebouw der Kon. Ned. Marinematrozen niet
aangebracht.
Een rede van Baron van Wlijn-
Reeds tijdens het leven der ouders van
haren man was hij op den hof geweest, had
zich krom en stijf gewerkt in den dienst
der Weddings en was als een oud erfstuk
overgenomen. In den laatsten tijd had nie
mand hem meer gevraagd, of hij geld wilde
hebben; zijne behoeften waren niet vele.
Zijne kleederen verstelde hij zelf en waschte
ze ook; zijn eten haalde hij steeds uit
de keuken, en als woning, had hij het
broedkamertje boven het hoenderhok uit
gekozen, waarin hij nu reeds jaar en dag
woonde. Mevrouw Wedding snelde naar
de deur. f
„Ghristoffel!" riep zij luid.
«Hij is hier niet!" zeide een der dienst
boden»
„Roep hem dan onmiddellijk, ik wacht
op hem."
Eenige minuten verliepen, .voor Ghristof
fel strompelend naderde. Zijn zacht klop
pen werd nauwelijks in de kamer gehoord,
waar de treurende gestalte den grijzen die
naar wachtte.
Een vastgeweven katoenen jas met lange
slippen hing om zijne lange leden, een
bonte katoenen doek was om den rimpe-
ligen, dunnen hals gewonden. Hij was zoo
snel komen toeloopen. dat hij zelfs geen
hoofddeksel had meegenomen. De handen
aan de lange armen zwaaiden onbeholpen
heen en weer en streken angstig eerbiedig
over het lange stroogele haar, dat stijf
over den kraag der jas hing.
„Christoffel, waarom zijt ook gij niet
gekomen, om evenais de anderen uw loon
te eischen?"
Verschrikt keek de oude man op.
„Mijn hemel, heb ik mevrouw reden ge
geven 'tot misnoegdheid? het ongeluk
met den wagen, niet waar? Zeker heb ik
niet goed gereden maar mijne handen
zijn al zou oud en beven zoo ik kan
de teugels haast niet meer vasthouden."
„De teugels van de oude, afgeleefde die
ren?" Een treurige glimlach vloog over
het gezicht van mevrouw Wedding. „Mijn
Christoffel, ge hebt mij geen reden ge-
bergen. Woensdagavond heeft Mr. A.
baron van Wijnbergen voor de Roomsche
Debating Club van Amsterdam een
rede gehouden, waarin hij het onderwerp
„Na de verkiezingen" behandelde.
Allereerst besprak spr. de vraag, hoe
moet de houding van de Katholieken na
de verkiezingen zijn, nu zij in de afge-
loopen campagne zoo zeer belasterd en
gehoond zijn? Spr. beval aan de groote
massa te vergeven en alles te vergeten.
De coalitie-genooten hebben ons trouw
gesteund; met hen blijven wij nauw ver-
eenigd, vooral nu de linkerzijde zoo dui
delijk het bestaan der antithese heeft aan
getoond, al kunnen wij niet vergeten wat
door de leiders van Links is gedaan. Hét
waren maar kleine groepen, maar zij hebben
het volk opgezweept tot een haat en tot
een fel anti-papisme, dat in strijd is met
den Nederlandschen volksaard. Als bewer
kers daarvan noemde spr. de Loge, de
liberale hoogleeraren en de liberale pers,
voornamelijk de „Nieuwe Rotterdamsche
Courant" en „De Telegraaf", die volgens
spr. niet genoeg bestreden kunnen worden.
Ook mag volgens spr. niet ontkend wor
den, dat, vele Roomschen Links hebben
gestemd, bang gemaakt als zij waren voor
de tariefwet enz. en daarom beval spr.
aan een betere, meer intensieve en princi-
pieele opvoeding van de Katholieke kiezers.
In het tweede deel zijner meermalen lang
durig toegejuichte rede zette spr. meer in
bijzonnderheden uiteen hoe deze opvoeding
moet geschieden.
Vrouwelijke kantoorbedienden
De „Msb." meldt: Dezer dagen had de
aangekondigde vergadering plaats van
afdeelinig Alkmaar van den Nederland
schen R. K. Volksbond, voor Handels- en
Kantoorbedienden, om te komen tot oprich
ting van eene afdeèling van vrouwelijke
bedienden.
De opkomst was zoo groot, dat de zaal
van „de Karseboom" veel te klein bleek
te zijn om allen, te bevatten. 'Velen moesten
zich met een staanplaatsje tevreden stellen,
terwijl een groot aantal moesten worden
teruggestuurd. Voor dezen zal binnenkort
wederom eene propaganda-vergadering ge
houden worden.
Het woord werd gevoerd door den voor
zitter en door een vrouwelijke collega.
geven tot misnoegdheid, op u ben ik niet
boos. Want steeds zijt gij voor ons een
trouwe, zeer trouwe dienaar geweest. Doch
ik kan voor uwe toekomst niet zorgen,
van uwe oude dagen zelfs niet de bitterste'
aller zorgen wegnemen want zie, dit
is al mijn geld, dat ik bezit. Neem het,
ik weet wel, dat het op verre na niet
voldoende is, om onze schuld aan u te
betalen. Ik heb niets meer, misschien
doch neen, ik kan u geen hoop geven voor
de toekomst, want ik weet zelf niet eens,
of ik een stuk brood zal vinden, om den
honger te stillen."
De schrik van den ouden dienaar ont
ging de weduwe niet. Tevergeefs zocht
hij naar woorden.
„Nu zijt ge boos op mij en mijn over
leden man, niet waar?" vraagde zij zacht.
„Ach, mevrouw, hoe kunt ge zoo iets
denkenIk neem het geld niet aan, want
ik heb niets te vorderen. Ziet ge, ik ben
oud, het werken gaat maar slecht, ik voe
der de paarden, dat gaat nog, voor allen
anderen arbeid ben ik te stijf en te onhan
dig!" Met zenuwachtige haast streek hij
met de hand over het stijve hoofdhaar.
Het was duidelijk, dat hij niet wisïj hoe
hij hetgeen hij nog te zeggen had, onder
woorden zou brengen.
„Trouwe ziel!" mompelde mevrouw Wied-
ding. „Een lichtbaken na de ervaringen
van deze uren." Haar blik zweefde naar
de deur der kamer. Ziij raapte het geld
bijeen en deed het in de zijden beurs.
„Hier, neem dit, en verlaat den hof, zoo
spoedig gij kunt". Door de met geweld
bedwongen ontroering had de stem een
yeinig ruw geklonken. De oude man was
zoo verschrikt teruggeweken, als vernam
hij zijn doodvonnis.
„Moet ik den Weddinghof verlaten?"
vraagde hij ontsteld.
„Wij moeten allen weg, begrijpt ge dat,
Christoffel?"
„O mijn God! Dat het zoo erg was, had
ik niet gedacht. Waarheen zult gij en de
kinderen gaan?"
De Bondsvoorzitter A. A. van Hamers-
veld, zette uiteen waarom men zich heeft
te organiseeren i n een Roomschen Bond.
Aan del ii(and van het program van actie
van den bond toonde hij verder aan, hoe
noodzakelijk het is, dat de vrouwelijke be
dienden zich organiseeren.
Aan het einde der vergadering gaven
zich 124 aanwezigen op tot het vormen van
een afdeeling van R. KL vrouwelijke be
dienden. Een resultaat wat er zeer zeker
mag wezen.
In den loop der volgende week zal voor
diegenen, die zich hebben opgegeven eene
vervolgvergadering worden gehouden.
FRANKRIJK.
De Kerkvervolging.
Reuter meldt uit Pleurt uit, dat Donderdag
de geestelijkheid uit de pastorie gezet zou
worden. Gisterennacht waren 50 gendar
men aangekomen om de orde te handha
ven. -De onderprefect en de commissaris
waren hiervoor tegenwoordig. Een groot
aantal personen had zich bij' de geeste
lijkheid in de pastorie opgesloten. De se
nator Jenovrier was bij de uitzetting te
genwoordig.
BELGIE.
Heiligschenners.
Te Steenhuize bij Oudenaarde hebben
heiligschennende dieven de kapel van den
Calvariëberg opengebroken, geplunderd en
verscheidene voorwerpen verbrijzeld. Daar
na zijn zij naar St. Maria-Lierde gegaan en
hebben er op dezelfde manier huisgehou
den in de kapel van Sint-Apolk), die zij
plunderden, het Christusbeeld met steenen
stuk wierpen en andere baldadigheden pleeg
den,
ENGELAND.
De kiesrechtvrouwen.
Woensdagmiddag heeft zich een woelig
tooneel afgespeeld op Kingsway voor het
hoofdkwartier van de sociale en politieke
vrouwenvereeniging, toen de politie mej.
Sanders, penningmeesteresse en mej. Kerr,
bestuurslid der vereeniging, die beiden voor
loop ig op vrije voeten waren gesteld, weer
in hechtenis nam, aldus verneemt de N.
„Dat weet God alleen!" antwoordde de
weduwe, het venster naderend. Het was
plotseling stil geworden.
„Kom eens hier, Christoffel! Zie eens,
wat zonderling voertuig!" riep zij opeens.
En inderdaad, het was een zonderling
voertuig, dat zooeven voor de trap van
het huis stilhield. Een versleten gaard voor
een ouden mandenwagen, die tegen de aan
komst van eiken trein naar het station reed,
en waarvan de vreemdelingen gebruik maak
ten, om de omliggende plaatsen te bezoe
ken. Op den wagen lag, diep gehuld in een
langen, grijzen mantel, een magere man
met wasgeel gezicht en gesloten oogen.
Hij scheen bijna een doode, terwijl hij
daar zoo stil lag. Nauwelijks stond het rij
tuig stil, of hij richtte zich met moeite
op en beduidde den voerman, dat hij hem
er uit moest helpen. Als om hulp zoekend
zweefde zijn oog naar de vensters van
het huis, waarvoor mevrouw Wledding en
Ghristoffel stonden. Smeekend hief hij de
handen op, i n zijne oogen lag een zoo bid
dende blik, dat beiden als op afspraak
tegelijk de kamer verlieten. Zonder een
woord te spreken, leunde hij onmiddellijk
op den a.rm van Christoffel^ terwijl hij
mevrouw Wedding beduidde, dat zij de
groote, volgepakte reistasch van den wa
gen zou nemen. Verbaasd keek zij den
vreemdeling aan, wiens kale kleeding slap
aan het lichaam hing. Zijne oogen waren
dof en lagen diep in de kassen hij
scheen doodziek. Haastig greep de voerman
naar de groote tasch, maar de vreemdeling
hield zijn dienstvaardigen arm tegen
weder wendde hij zich tot de vrouw des
huizes
„Mevrouw Klara Wedding?" sprak hij
zacht.
„Die ben ik", antwoordde de genoem
de en greep nu naar de tasch, die zij
met inspanning van al hare krachten van
den wagen hief.
(Wordt vervolgdL)