Kath. Nieuws- en Adverteiitieblad voor Noord-Holland. C*io. 133 Zaterdag 15 Nov. 1913. 7e Jaargang FEUILLETON. Onrechtvaardig verkre gen geld gedijt niet. Verschijnt D1NSDA3, DONDERDAG en ZATERDAG. ADVERTENTIENi Brieven uit Midden- Kennemerland. De Bond van B. K Raadsleden. in. BINNENLAND. PEotflt vervolgt^ ONS ABONNEMENTSPRIJS: 75 ct p. 3 maaniden franco huis; 105 ct met geïllustreerd Zondagsblad. Te Betalen in het Begin van ieder kwartaal. Afzonderlijke nummers van de courant3 cent, Kta het Zondagsblad 5 cent. Uitgave van de Naaml. Vennootschap „ONS BLAD". BUREAU: Breedstraat 12, tegenover de R. K. Kerk, te Alkmaar. Telefoon No. 433. Vaa 15 regels30 oeint, Elke regel meer 6 Reclames per régel Kleine advertenties van 130 woorden, Bij voanritbet, 25 Waar de taak der gemeentebesturen niet zoo gemakkelijk meer is, daar spreekt 't van zelf, dat dit ook niet 't minst geldt voor die der ambtenaren. Gerust mag dit in een adem worden ge noemd, want, als een kundig Burgemeester wordt ter zijde gestaan door flinke op de hoogte zijnde ambtenaren, daar kan liet dorp ruhig zijn en de gemeenteraad met des te meer vertrouwen de ter tafel gebrachte zaken behandelen. Door den steeds grooteren omvang en het steeds grooter gewicht der werkzaamheden, be hoeft 't geen betoog, dat steeds meer dere kennis hier vereischte is. En nu is het voor de gemeenten een, ge lukkig verschijnsel, dat vooral de laatste jaren, het peil der ambtenaren door studie cn ontwikkeling zeer is verhoogd. Zonder overdrijving mag dit hier wel eens worden geconstateerd, daar over het algemeen op onze dorpen burgemeesters, secretarissen, wat ook geldt voor onderwijzers, postambte naren en anderen niet die waardeering wegdragen, waarop zij krachtens stand en positie aanspraak hebben- Onbekend maakt onbemind. Zsoo is het ook hier. Waar uit den aard der zaak het werk van deze catagorie van personen niet zoo zeer naar buiten treedt, als b.v. dat van een wegwerker of omroeper, daar is men o zoo gauw geneigd het ambtswerk dier menschen zeer miniem aan te slaan. Velen zelf geen menschen van studie of ontwikkeling en weinig rekening houdend met den steeds snelleren gang in ons so ciaal en economisch leven, gaan er al heel gauw toe over, dergelijk werk naar eigen inzicht, dus zeer kort af te meten. Doch dit is niet het laatste. Gelukkig komt ook hier gaandeweg meer verbetering en met recht. Want met de waardeering stijgt van zelf ook de materieele verbetering dier ambte naren, waarop zij overeenkomstig' den steeds hoogeren levensstandaard van tegen woordig ten volle recht hebben. Wat de gemeenten betreft, komt dit ook hier weer van boven af. De door Ged. Staten voorgestelde verhooging van jaarwedden. 1 October j.l. ïs door Gedeputeerde Sta ten van Noord-Holland geregeld en 16 Oc tober j.l. Koninklijk goedgekeurd eene al- geheele herziening der jaarwedden van Bur gemeester, secretarissen en ontvangers in 20 - Met sprakeloozë verwondering keek de gravin naar de in de zon blinkende poort, waardoor juist een officier te paard bin nenkwam. „Als men van den duivel spreekt, ziet men zijn staart. Dat is waarlijk de erf genaam der Weddings zelve! Hij jgelijkt sprekend op den slanken student van zoo even.' Haastig en met een betóoverenden glimlach reed zij Richard tegemoet, die ge- bruik makend van een vrijen dag, uit de naburige residentie kwam. Met verbaasden blik keek hij de gravin aan, wier onverwachte verschijning op deze plaats hem bijna onverklaarbaar was. „Veroorloof mij, dat ik tt op eigen gebied welkom heet!" riep zij hem reeds van verre vroolijk toe, dat hij onmiddellijk den zelfden toon aanslaand, antwoordde: „Ik acht mij gelukkig, dat hemelsche eeën hier toeven en beantwoordt eerbiedig, uwen genadige» groet." Richard boog zich over de sierlijke hand, 'e zi) hem vertrouwelijk toestak. „Toen gij mij onlangs in de residentie werd voorgesteld, kon ik zeker niet ver- Woeden, dat onze volgende ontmoeting op UW eigen grond zou plaats hebben doch ik verheug mij daarover ten zeerste want mijn neef Carolath-Wiölfegg en uw Vereerde broeder Studio hebben mij, om deze provincie, Met eene Heele- lijst werd hiervan door Ons Blad verléden week reeds kennis ge geven. Veel is hier weder verbeterd en zijn de wedden naar gelijken maatstaf geregeld, waartoe v.n. als factoren hebben gediend he{ aantal zielen van elke gemeente en de hoegrootheid van het gemeentelijk bud get. Verwijzend naar ons vorig artikel is het ook hier weer eigenaardig, dat die veran dering, in casu verbetering, toch zoowel in het gemeentebelang als dat der ambtenaren, weer van hooger hand moest komen. 't Is waar, wel is wettelijk de regeling hiervan aan Gedeputeerde Staten opgedra gen, met advies van den Raad en goed keuring der Koningin, maar toen dat ad vies gevraagd werd, waren blijkens ver schillende faadsverslagen, vele gemeentera den niet te vinden voor eene regeling door genoemd college voorgesteld. Niettegen staande is de voorgestelde regeling ge handhaafd. Wel zullen misschien vele raadsleden hier de opmerking doen: „Als Gedeputeerde Sta ten nu toch maar hun zin doen, waarom vragen zij dan om ons advies. Dit schijnt zoo, want men dient in het oog te hou den, dat de Wietgever het zoo heeft ge wild, omreden er werkelijk gegronde bezwa ren tegen een voorstel kunnen zijn, waar mede de Koningin, die heeft goed te keu ren. kan rekening houden. Veelal zijn die bezwaren gebaseerd op den slechten stand der gemeentekassen, doch dit is de schuld niet van de ambtenaren, maar van de slechte finantieele regeling tusschen Rijk en Ge meente en misschien ook van de gemeente zelve. Bij anderen geldt dikwijls weer het mo tief, dat, waar de secretarieel! steeds meer en meer met rijkswerkzaamheden worden overladen, het Rijk dan ook, in plaats van een vierde der wedden., maar meer moest bijdragen. Een zeer goed motief, maar als het Rijk dit nu eenmaal niet doet, daar gaat het toch niet aan de ambtenaren hiervan „de dupe van de hi storie" te laten worden* Want is het niet treurig dat er gemeenten zijn, drukke en welvarende gemeenten, met een zielental van 3000 a 4000 inwoners waar de Burgemeester-secretaris bijna zijn geheele leven lang zijn beste krachten aan Jdc gemeente heeft gewijd en die zijn er en tot nu niet meer heeft genoten, dan eene gezamelijke jaarwedde van f1250? En schreef burgemeester Michielsen van Halfweg dezer dagen niet zeer juist in de Maasbode, dat men meermalen leest van ontvangers, wien de gemeentekassen niet veilig waren toevertrouwd, zeer zeker te een bezeerden paardenpoot, schandelijk in den steek gelaten." „Hoe is het mogelijk, ik zal onmiddel lijk....,...^." „Volstrekt niet, beste Wedding, blijf maar rustig in den zadel, ik kan mij in mijn rijkleed toch niet aan uwe familie voor stellen." „Wilt ge ,ons huis ten minste niet de eer aandoen, plaats te nemen op de ve randa? Vergeef mijn jongen broeder, die zoo weinig beleefd en gastvrij is geweest; in dergelijke zaken is hij n,og zoo oner varen, omdat hij gewoonlijk in de boeken zit en aan dames, behalve aan onze mama, niet gewoon is, vooral daar hij steeds verwijderd blijft van alle feesten". „Zpo, zoo! Ik ben meer dan verbaasd. Zpo'n knappe jongeling! Hebt gij geen zusters? Mij dunkt, dat het prachtige slot er nog mooier en gezelliger moet uitzien, als daarboven bijvoorbeeld eenige lieve meis jesgestalten zaten en haar zilveren lachen weerklonk?" „Ge hebt gelijk, gravin. Ik heb ook wer kelijk een lief klein meisje van bekoor lijke schoonheid! Georg en ik aanbidden haar bijila en toch hebben wé haar se dert bijna zes jaren niet nieer gezien, in weerwil van ons wederkeerig verlangen" Gravin Sturm rukte toornig aan den teu gel van haar paard. „Zoo, zoo, eene zus ter! mijn vermoeden heeft mij niet bedrogen. In elk geval eene schatrijke erf gename! Waarom hebt ge haar in zoo langen tijd niet gezien?" „Dat weet ik zelf niet. Ten minste ik kan u daarvan de reden niet zeggen; het laken feiten_ maar dat men zich ook eens moest afvragen of die ambtenaren zooda nige belooning genieten, overeenkomstig hunne verantwoordelijkheid, dat zij niet door armoede of anderszins in verzoeking worden gebracht? Jammer daarom, dat bij velen de gezichts kring hier nog zoo klein is. Want wie bij eene voldoende bezoldiging van ambtena ren wel varen, dat zijn niet alleen de ambtenaren zeiven, maar ook de gemeenten d.w.z. de winkekirijvende middenstand en niet 't minst ook de boeren- en landbouw- stand. Deze toch produceeren koren, fruit, aardappelen, slachtvee, boter, eieren, melk enz., welke levensmiddelen toch voorna melijk afzet hebben bij degenen, die ze niet voortbrengen. Hoe beter bezoldiging, hoe meer vraag e* hoe hooger prijzen. Daarom mag dit wel eens onder de oogen worden gezien van hen, die zoo gaar ne roepen; „De gemeente moet het maar betalen Niettemin zal echter met vreugde de re geling dezer materie door belanghebben den ontvangen zijn, welke regeling met 1 Januari a.s. ingaat. De pensioenregeling voor gemeenteambtenaren Hebben Ged. Staten zich dit jaar niet onbetuigd gelaten, met niet minder vreugde en blijvenden dank is dit jaar door de gemeentefunctionarissen de regeling van de pensionneering van gemeente-ambtena ren van ons afgetreden Christelijk Mini- nisterie Heemskerk ontvangen. Bekend of onbekend, maar feit is, dat tot 1 October 1913 de meeste gemeente ambtenaren op hun ouden dag van pen sioen verstoken waren. Thans kan een oude waardige Burgemeester, secretaris of an der ambtenaar met gerust hart zijn ouden dag aanzien, waar hij tevoren, met zoo veel ongerustheid en medelijden met de zijnen, heeft tegen opgezien. Groote dank is daarom algemeen der afgetreden Christelijke regeering gebracht, en zal men haar niet 't minst ook van dezen kant weder spoedig gaarne terug zien. 1 October 1913 is de betreffende pen sioenwet in werking getreden. Op 65-ja- rigen leeftijd soms eerder kan een ambtenaar zich van pensioen verzekeren, waarvan de hoegrootheid afhangt van het aantal dienstjaren. Wpar 't nu hier eene wet gekit, welke er reeds lang had moeten zijn, daar kon men voorzien, dat, was dfe wet er een maal, de uitgaven der gemeenten na tuurlijk in het geheele land min of meer belangrijk zouden stijgen. Alleen voor inkoop van de dienstjaren ligt aan onze mama; zij wil, dat wij onze lievelinge niet zien, voor zij volwassen is. Zij telt thans zestien jaar." „Merkwaardig, als het geoorloofd was, zou ik bijna zeggen: komiek". Onwillekeurig knikte Richard mét het hoofd. ^Uwe moeder is dus eene zonderlinge vrouw?" vraagde de gravin met loerenden blik. „Niet zooals ge misschien meent. Mama heeft de beste bedoelingen en zou voor het welzjjn en het geluk harer kinderen door het vuur gaan". Gravin Sturm knikte op hare beurt. „Daar komt de prins aan. We zullen elkander tijdens mijn verblijf op Wolfegg nog wel eens ontmoeten, niet waar?" voegde zij er snel bij. „Als u het'' mij veroorlooft...,,." „Ik veroorloof het niet allee», ik wensch het zelfs." De verleidelijke stem van het meisje was overgegaan in een zacht fluis teren. Ten tweeden male reikte zij hem hare slanke hand. „Ge kunt over mij bevelen", kwam het even snel over zijne lippen. „Bevelen? Foei, hoe leelijk: neen, neen, zeer gaarne moet ge tot ons komen. Vergeet niet, dat ik u steeds met groote vreugde verwacht. Allainriep zij daar op onmiddellijk. „Allain, ik heb mijnheer Wedding, uit- genoodigd tot ons te komen. Wlilt gij zoo goed zijn uwe persoonlijke uitnoodiging er bij te voegen?" De prins, die met Georg van de stallen terugkeerde, boog beleefd. vóór f October j.l, moet door de ge meenten 8 pCt. worden bijgedragen van het totaal der door de ambtenaren geno ten belooningen. Stel een ambtenaar met 25 dienstjaren heeft in al die jaren gezamelijk een loon van f 15000 genoten, hiervan zou dus de gemeente f 1200 moeten betalen voor in koop van die dienstjaren. Dit in eens te be talen zal voor de meeste gemeenten wel te bezwaarlijk zijn en daarom laat de wet toe, dat die inkoopsom in 40 achtereen volgende jaren mag worden betaald. De last van inkoop der dienstjaren voor de gemeenten wordt dus heel wat lichter. Nu mag de gemeente 3 pCt. van dit bedrag op haar ambtenaren verhalen, doch dit is facultatief. Na dezen inkoop volgens de bijdragen voor eventueel eigen pensioen en dat voor weduwen en weezen. Hiervoor moet door de gemeenten jaarlijks 7 pCt. en 5 pCt. en 1 pCt. van de wedden na 1 October j.l. worden bijgedragen. Resumeerende is de stand aldus: Pensioenwet: le. 7 pCt. per jaar van het salaris voor eigen pensioen, maximum verhaal op de ambtenaren 3 pCt. 2e. 8 pCt. voor eenmaal van het to taal der genoten belooningen voor 1 Oc tober 1913, maximum verhaal 3 pCt. Weduwenwet le. 5 pCt. per jaar van het salaris voor de mannelijke en 1 pCt. per jaar van het salaris voor de vrouwelijke gemeente ambtenaren 2e. 3 pCt. voor eenmaal van het totaal der voor 1 October 1913 door de manne lijke gemeenteambtenaren genoten, beloo ningen, doch deze bijdrage wordt door het Rijk betaald, terwijl die onder le genoemd dus 5 pCt. en 1 pCt. door de gemeenten geheel op de ambtenaren kun nen worden verhaald. Dat de regeling dezer materie voor de gemeenteraden nog niet zoo gemakkelijk is, laat zich verklaren. Want groote vrees be staat voor onbillijke en onverstandige re geling, zoodat men zich wel degelijk eerst in deze materie dient in te werken: en te doen voorlichten. Zoo toch behoort b.v. onderscheid te worden gemaakt tusschen de ambtenaren van heden en die van de toekomst. De tegenwoordige n.m. zien zich in eens voor vermindering hunner inkomsten geplaatst, zoo op hen verhaald wordt, terwijl de toekomstige ambtenaren weten, waaraan zij zich ten opzichte daarvan hebben te houden 't Laat daarom geen twijfel over, of deze zaak zal nog een langen nasleep heb ben eer nu de wetgever, lees het Chris telijk Ministerie Heemskerk dezeschoo. „De kennismaking met de uwen is mij zoo aangenaam geweest, dat ik morgen denk terug te komen, en ik hoop dan het geluk te hebben aan mevrouw uwe moeder te worden voorgesteld. Intusschen begroet ik u als regimentskameraad, gij draagt mijne uniform, naar ik zie, ook hoop ik op uwe vaste vriendschap, als ik, zooals ik van plan ben, binnenkort weder in actieven dienst treed." VI. Bij het wijd geopende venster van het dienstbodeiihuis zat Willi de kleine In diaan, zooais hij gewdonlijk werd genoemd, midden in den zonneschijn, die brandend heet zijn zwarten schedel trof, hij leerde een kort gedicht uit zijn schoolboek, dat voor hem lag. Orti het boek was een krant gevouwen^ en met spitse vingers sloeg hij een blad ohi. Straks morde ik ontevreden: Mijn lot is hard, ""Niets kreeg ik op mijn beden, Dan bitt're smart. Daar ging op bloote voeten, Door storm en 'wind, Voorbij met schuchter groeten Een klein arm kind. Wiat dank las ik na 't geven In de oogjes blauw, Hoe voelde ik 't hart mij beven Van diep berouw. ne en hoog noodige wet tot stand heeft gebracht, de gemeenteraden haar in ver dere details tot algemeene bevrediging zullen hebben uitgevoerd. Daar deze zaak bij alle gemeenteraden thans in behandeling is, is 't misschien niet overbodig hier om hare- bijzondere actualiteit,, even stil te staan, om ook hier weer te doen uitkomen hoe een eigen orgaan voor R. K, raadsleden tegenwoordig op zijtl plaats zou zijn. Eene regeling van zoo groot algemeen 'belang èn voor de gemeenten èn voor hare ambtenaren zou ook daar zeer zeker terstond naar voren treden om tot leid draad en voorlichting te dienen. van B„ Gek toch! Nu de burgemeestersplaats van Zaandam vacant is, zijn „alle partijen het er over eens" dat daar nu een socialist burge meester moet worden. Waarom? „Wel, omdat de gemeenteraad toch in meerderheid röod is" antwoordt men. Waar de gemeenteraad rood is, is een roode burgemeester op zijn plaats.' Maar passen ze dien regel nu ook toe op gemeenten waar een katholieke meer derheid is? Daar gaat dien regel zeker niet op: „Waar de gemeenteraad in meerderheid katholiek is, is een kath. burgemeester op zijn plaats." Oe behoeft uw oogen maar eVen te rich ten op plaatsen in den, omtrek, waar de meerderheid van den raad katholiek is en waar geen kath. burgemeester is. Een stelling, die voor de socialisten Wel wordt toegepast, komt dan bij de vrijzinni gen niet van pas! Naar men verneemt is de Koninklijke Familie voornemens in de helft van, De cember haar winterverblijf in de Residen tie te gaan houden. partijdig presidium. Ook de ,,N. Tilb. Ct." noemt het pleidooi, waarmede de heer Bogaardt, de debatten over de In dische Begroöting heeft geopend, „een uit nemende rede", maar maakt melding vart een incident, dat het tegenwoordig Kamer- presidium als partijdig karakteriseert.' Tij dens het betoog van den afgevaardigde uit Breda, werd deze namelijk telkens in de rede gevallen door de sociaal-democraten, die er blijkbaar mede verlegen zitten, dat zij zich de partij van den revolutiezaaier Douwes Dekker zoo sterk hebben aange trokken. De heer Borgesius, voorzitter ver telt de ,,N. Tilb. Ct." verzocht toen Zoo declameerde hij luid en luider, om plotseling te zwijgen- Hij scheen over de beteekenis der woorden na te denken- Het hoekige, gele gezichtje met de tengevolge der magerheid scherpe en oudachtige trek ken, hief zich omhoog en keek in het zon negoud vtoor hem. Daarna streek hij met de hand langs zijn stijve' en verlamde lede maten, die gehuld in Christoffel's oude jas, onbewegelijk neerhingen bij dem ver molmden kinderstoel, welken de oudegroöt- moeder van de tuiniersvrouw hem had ge schonken, „Een arm kind", herhaalde hij. „Een arm kind." Een treurige glimlach gleed over zijne trekken. Zeker «ras er wel nooit een armer kind! Ach neen!" zeide hij na eene tweede poos. „Neen, neen,, ik zou nog armer zijn, als ik Christoffel niet had, als ik het daglicht moest ontberen, of de taal der menschen niet verstond, als de armoede nog grooter was; en ik in den winter het warme bed niet had of den kwellenden honger niet kon stillen! Neen, ik ben niet arm, goede Ood; ver geef mij de slechte gedachte. Als ik mijne beenen en voeten kon gebruiken, al moest ik ook altijd barrevoets gaan, ja, dat zou heerlijk zijn! Dan kon ik altijd, als ik wilde^ naar buiten ih de vrije lucht, op het veld, in het woud. En mijn dófst zou ik lesschen met water Uit de helderste bronf. eh mijd honger ja; mijn honger met brood, dat ik zelf verdiende, ik zou dan immers ook sterk zijn."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1913 | | pagina 1