TWEEDE BLAD.
No. 136
Een biief vin Frather Schipper.
Een liberaal schoolspecialiteit over
groote klassen.
Zaterdag 22 Nov. 1913.
Viipbtiui Tan 23—30 lor.
Brief uit Rome.
KINDERRUBRIEK.
Hans de Hengelaar.
Ons Blad
(Deee lijst is samengesteld volgens den
Kalender van het Bisdom Haarlem).
Kerkwijding vóór de Hoogmla 34.
Onder deze Kerkwijding behooren de geloo
eigen te staan.
Onveranderlijk gedeelte der Hlsge-
jtdtn blz. SS en volgn.
ZONDAG 23 NOV. 28en en laatsten
Zondig na Pinksteren 322. 2e collecte
Vl d. H. Clemens S32. 3e collecte v d.
g, feiicltae 532. Credo. Praefatie van den
H, Drievuldigheid 60.,
HAANDAG 24 NOV. - H. Joannes
vin bet Krnls 533. 2e collecte v. d. H
Chtyiogomu» 533,
DINSDAG 25 NOV. H Catbarlna,
jdaagd en Martelaree 533.
WOENSDAG 26 NOV. H.Josapbat,
(11 Nov) 528 2e collecte v. d. H. Petrus
van AlexandriB, uit de Mis: >Statuit« 81.
DONDERDAG 27 NOV - H Sllves
ter. Abt 534 (26 Nov
VRIJDAG 28 NOV. Mis van Zon
dag 23 Nov. 322. Oeen Gloria en Credo
2e collecte voor de overledenen »Fidelium«
154. 3a collecte A curctis* 63.
ZATERDAG 29 NOV. - Vigilie van
den H. Andreas, Apostel. Deze Mis ont
breekt in de eerste uitgave, maar is opge
nomen in de tweede nitgave van dit misboek
2e collecte v. d. H. Saturninus, Mar.tiaar
(ontbr.) 3e collecte >Concede< 64 4e col
lecte v. d. Pane 62.
ZONDAG 30 NOV. le Zondag van
den Advent (Begin van het Kerkelijk Jaar)
106 2e collecte >Deus, qai< 62 3e colecte
v d. Kerk 62. Credo. Piaefatie v. d H
Drievnld gheid 60.
23 NOVEMBER.
28e en laatste Zondag na Pinksteren
Les uit den brief van den H. apostel
Paulus aan de Kolossensen; 1, 9-14.
Broeders! Wij houden niet op voor u
tc bidden en te smeeken, dat gij vervuld
moogt worden met de kennis van Gods
wil in alle wijsheid en geestelijk verstand,
t gij wandelt, Qode waardig, Hem in
alles behagend, vrucht dragend in alle goede
werken en opgroeiend in de kennis van
God, versterkt zijnde naar de macht zij
ner heerlijkheid, met alle kracht tot alle
lijdzaamheid en lankmoedigheid met blijd-
.i, God den Vader dankend, die ons
waardig h eeft gemaakt om deel te hebben
aan de erfenis der heiligen in het licht;
die ons onttrokken heeft aan de macht
der duisternis en overgebracht heeft in
het Rijk van den Zoon zijner liefde, in
wien wij hebben de verlossing door zijn
bloed, de vergiffenis der zonden.
Evangelie volgens den Hi. Mattheüs;
XXIV, 15—35.
Te dien tijde sprak Jesus tot zijne leer
lingen: wanneer gij den gruwel der ver
woesting, waarvan door den profeet Daniël
gesproken is, zult .zien staan in de hei
lige plaats, die het leest, dat hij het
begrijpe; dat dan zij, die in Judea
zijn, vluchten naar het gebergte! En die
°P het dak is, dale niet af om iets
nh zijn huis te nemen, en die op het
veld is, keere niet terug om zijn kleed
te halen! Wee echter haar, die zwanger
zijn en die zogen in die dagen Bidt ook
dat uwe vlucht niet plaats hebbe in den
winter of op den sabbath. Want er zal
alsdan groote ellende zijn, gelijk er niet
geweest is van het begin der wereld af
tet nu toe, noch wezen zal. En waren
die dagen niet verkort, geen vleeseh zou
behouden worden; maar om der uitverko
renen wil zullen die dagen verkort worden
Alsdan, zoo iemand u zeggen zal: zie,
hier is de Christus of ginds is Hiij, ge
looft het niet. Wiant valsche Christussen
en valsche profeten zullen opstaan en zij
-"en groote teekenen en wonderen doen,
oodat (indien het mogelijk ware,) zelfs
e uitverkorenen in dwaling gebracht wor-
Ziet, Ik heb het u voorspeld. Zoo
M u dus zegtzie, Hij is in de woestijn
aat er niet heen; zie, in de binnenka-
ners! gelooft het niet. Want, gelijk de
iksein uitgaat van het Oosten en schit-
ert tot in het Wiesten, zóó zal ook de
omst van den Zoon des menschen zijn.
veral waar een lichaam 'is, daar zullen
°°k de arenden zich verzamelen.
En terstond na de verwarring dier da-
Èen zal de zon verduisterd worden, en
e maan haar licht niet geven, en zullen
e sterren van den hemel vallen, en de
jachten der hemelen geschokt worden. En
au zal het teeken van den Zoon. des
enschen in den hemel verschijnen, en
jui zullen alle geslachten der aarde wee-
agen, en zij zullen den Zoon des men-
hen op de wolken des hemels zien ko
en met groote kracht en majesteit. En
jne engeten zal Hij zenden met eene
azuin en groot geschal; en zij zuilen
|ijne uitverkorenen vergaderen van de vier
Winden, van de uiteinden der hemelen tot
aan derzelver uiteinden.
Leert ook eene gelijkenis van den vij
geboom. Als zijn tak reeds teeder is en
zijne bladeren uitspruiten, dan weet gij dat
de zomer nabij is. Zoo ook gij, als gij
al deze dingen ziet, weet dan, dat het
nabij, voor de deur is. Voorwaar, Ik zeg
u: dit geslacht zal niet voorbijgaan, totdat
al deze dingen geschieden. Hemel en aarde
zullen voorbijgaan, maar mijne woorden
zullen niet voorbijgaan.
Vandaag was het feest fn: de kerk van
Siint Andreas bij het Quirinaal. Tallooze
studenten van Romeinsche colleges en vele
gewone jongens en meisjes gingen het def
tige koninklijk paleis voorbij naar het hui
selijk rondtemp,eltje, om daar een teederen
vriend geluk te wenschen, die vandaag jarig
was, n.l den heiligen Stanislaus Kostka.
Ik zag hen eerbiedig nederknielen voor
het rijk-versierde altaar, waarvoor een bis
schop in vol ornaat nederzat, terwijl melo-
dieuse stemmen de Vesper-psalmen zon
gen. Ik zag hem in diepe devote stilte
de kamer bezoeken, waar de heilige jon
geling geleefd heeft en den dood der hei
ligen is gestorven. En ik dacht bij mezelf:
welke e er weet de heilige Katholieke Kerk
toch aan haar zegepralende kinderen te
geven! Een jongeling, die het huis van
zijn wederstrevenden vader en broeder ont-
vluahtte en in Rome ais een arme pelgrim
aan de deur van het Jezuieten-klooster
klopte en bedelde om opgenomen te wor
den, die daar eenige jaren in vergetelheid
leefde, eenvoudig zijn plicht deed, en stierf,
vóór zijn talenten tot rijpheid konden ko
men.. dlie jongeling wordt na een paar hon
derd jaren nog zoo vurig geëerd en be
wierookt met de schoonste hartegevoelens.
Waarom zooveel vereering voor een jon
geling, die zoo weinig heeft „gepresteerd"?
vraagt de wereldling minachtend. Maar wij,
die met het oog des geloofs onze heiligen
zien, wij weten, dat liefde voor dep Eu-
charistischen Christus, en voor Zijn ge
zegende Moeder, verbonden met nauwge
zette plichtsbetrachting en helfdhaftige ver
sterving heilige helden maken. Wlelnu, die
eigenschappen bezat hij in hooge mate.
In zijn sterfkamer is hij afgebeeld, zooals
hij eenmaal lag op zijn sterfbed: hij draagt
in zijn handen het -.kruisbeeld, den rozen
krans en het boekje met den regel zijner
orde. Terwijl hij die drie zaken omhelsde
en aan zijn hart drukte is hij gestorven
op het feest van Maria Hemelvaart. Zoo
wacht hij de opstanding om aan de wufte
wereldllingen te toonen, wat hen gelukkig
en heilig had kunnen maken.
Langs het Corso in de onmiddelijke
nabijheid van dit s tichtende kerkje dwa
len zoovelen rond, die, als ze eens eenige
oogenblikken in zich zeiven wilden keeren,
zooveel voor God en hun medemenschen
zouden kunnen doen.. Ach, dat ze een
oogenblik beteugelden hun verlangen om
te zien en gezien te worden en eens even
afsloegen naar het fcriille Quirinaal, waar
tegenover de kerk van dezen jeugd'heilige
ligt. Misschien zouden ze uit nieuwsgierig
heid met den menschenstroom meegaan, en,
eenmaal binnengekomen, stemmen hooren
J^an berisping, en tevens van opwekking,
om hun schoonste levensjaren aan iets
anders te besteden, dan aan pralen en ver
leiden: Alles is ijdelheid, behalve Ood be
minnen. Want deze jongeling, die de lachen*
de vooruitzichten van een zeventienjarigen
leeftijd in den eenvoud des harten op
offerde, om Ghristus tn zijn Hi. Moeder
tot levensideaal te maken, is een heer
lijker opwekking tot een Godgewijd leven
dan de schoonste predicatie.
Zoo heb ik op dezen dag mijn goede
Romeinen weer leeren hoogschatten, om
dat ze zooveel voelen voor hun heiligen.
Het deed me zoo goed, toen ik jongens
en meisjes, met hunne s chooltasschen in de
handj uit eigen beweging, de kerk in, zag
gaan, om een groet te brengen aan hun
vriendje en devoot het lieve beeld te kus
sen, om daarna met een hart vol goede
gedachten en kinderifjk-oprechte voorne
mens in de Woning hunner ouders terug te
keeren. Ik zeide bij mezelf: Wat 'n goede
kinderen zijn er toch in RomeWaardige
nakomelingen uit een gesladht van hei
ligen
Rome is een stad van tegensteffingen.
Het eene oogenblik denkt ge: het moder
ne heidendom viert hier triomf, het vol
gende oogenblik ziet ge iets liefs en in
nigs, zooals ge het nergens ter wereld
aantreft.
Ge ziet daar de grootste verwereldlijking
naast de diepste godsvrucht, weerzinwek
kende trotschheid naast beminnelijkere een
voud,, verregaande uithuizigheid naast het
intiemste familieleven, jaloersche praalzucht
naast tevreden armoede. Om kort te gaan:
hemel en hel raken elkaar. Daarom juist,
geloof ik, d'at Rome een stad van hei
ligen is, omdat het een stad van zulke
schrille tegenstellingen is. De heiligheid
immers bereikt in een verderfelijke en ver
leidelijke omgevtng veelal den graad der
heldhaftigheid. I
Dat was de meditatie, die ik vanmiddag
hield, terwijl ik, na afloop der plechtig
heden, onder een triesten hemel terugwan
delde langs de drukke loome straten naar
mijn huis.
Rome, 13 November 1913.
L. SNELDERS, Pr.
V allen persoonlijk te beantwoorden voor
uwe milde giften, welke mijne verwach
tingen verre, zeer verrehebben overtrof
fen. is een onbegonnen werk én wat tijd
én wat kosten betreft. Door de welwillende
medewerking van ^.Ons Blad" heb ik een
oproep tot U gedaan, iaat mij dus door
hetzelfde „Ons Blad" U van harte bedanken
Mij/ idjunkt, dat het voor U niet onaan
genaam zal zijn, te vernemen, hoe wij het
geld besteed hebben.
In de vaste overtuiging dat U, zoo niet
dioor zelf naar vreemde landen te trekken,
dan toch in begeerte een missionaris wilt
zijin, hadden Fr. Keet, mijn pastoor, en
ikzelf besloten een leening aan te gaan,
want Ihüe gaarne dan ook, wij konden
niét meer in de behoefte voorzien.
In Awulatheppayapalli menigeen spelt
liever den naam, dan dat hij1 het uit
spreekt was de nood het hoogste en
„Godis hulp het meest nabij". Op dat dorp
wonen enkele bekeerlingen, dat wil zeg
gen, dat het tweede geslacht van, een Chris
ten vader of moeder afstamt. De wolf ligt
altijd op den loer om de schaapjes aan te
vallen, mocht de herder een oogenblik zijn
wakendle oogen afwenden, vandaar dus te
meer dat dat dorp ons zeer ter harte
ging: zij mochten eens niet bestand! zijn
tegen zulk een zware beproeving. Nu wilde
het toevallig, dat Fr. Keet daar vooreeni
gen tijd begonnen was een kerkje te bou
wen, welke nog altijd op vervolmaking
wachtte. Wij1 konden aldus twee vliegen
in één klap slaan, én kerk vervolmaken én
bijstand verleenen door werk te verschaf
fen.
Het dorp is vier uur sporens en dan nog
vijf uur in een ossenkar van Guntakali
verwijderd en is schilderachtig gelegen, aan
den voet van een berg, waarin men kalk-
groeven aantreft. Een ieder schijnt een be
heer over deze onbeheerde groeven tie
hebben, tenminste men mag de kalksteenen
voor niets opdelven, slechts de werklieden
diie men er voor aanstelt, moeten hun
dagloon hebben. Dagelijks trokken er tien
man op af, met een opzichter aan het
hoofd, want een anderhalf uur loopen en
zulks bergop en daarna blootgesteld te
zijn aan de blakende zon, is voor een
missionaris, die uit een ander werelddeel
komt, te veel, en zonder toezicht kan of
liever wil een Indiër nooit wenken. Om-
verwaahts ging ik echter die plaats ook
eens bezoeken, en vond toen den opzichter
in een diepen rust, en hoewel op heeter-
daad betrapt, toch kon hij zijn natuur niet
Verloochenen en ontkende hij het feit
m(en stelt er hier een eer in, als men door
de waarheid te verheulen, een ander kan
bedriegen, daar (hoop ik u later nog wel
eens over te schrijven! Na tien dagen werd
mij gezegd, dat er genoeg kalksteenen voor
het kerkje waren uitgehouwen, hoe moest
(het nu naar het dorp gebracht? De door
een ieder versmaadde ezels van de dhoobie
deze zijn volgens het Hindoe-geloof zie
len van vroegere misdadigers moes
ten nu maar belast wordien en een vijf
tigtal van die dieren zwaar beladenv kwa
men des avonds ondier een luid dorp-
faoera voor mijn kerk. Misschien zagen
sommigen van de heidenen daarin hunne
broertjes of zusjes, want zij1 schreeuwden
om het hardst.
Ik kon natuurlijk geen tevredenheids-com
pliment over het werk maken, want voor
eerst was het betrekkelijk weinig, dat te
voorsahijn kwam en ten tweede zou, vol
gens den aard van den Indiër, dat een
aansporing zijn om in het vervolg min
der je wierken. Kalksteenen had ik nu,
doch nog geen kalk. Men moest dus eerst
de steenen branden en blusschen en verder
mengen m'et zand. Waar nu het hout van
daan gehaald? Alle boom'en zijn Gouver-
nements-eigendom verklaard en brandhout
kóopen in een naburig dorp zou wel ge
makkelijk zijn, doch te duur, en daaren
boven, dat zou de mienschen geen werk
verschaffen. Ik besloot dan maar de nog
flink bloeiende boomen op eigen grond om
te laten hakken. Ik geloof niet, dat u
zulke houtkappers gezien heeft, met een
bijl, groot genoeg voor 'een kindi om te
hanteenen, gaat men eerst de grootste wor
tels en daarna den boom een voet bo
ven ld en grond doormiddlen hakken. Geen
wonder \d qn ook4 dat men éen boom iets
dikker dan eene dunne spar „in éen dag
voor den grond krijgt, en ik had „maar"
acht bóomen noodig. De gevallen hoo
rnen werdien niet door een zaag, doch
door eenzlelfde bijltje in brandhout veran
derd, ja men moest soms eens te vlug
werken en volgens inlandsche gedachte fs
men niet voor werken in den wieg gelegd.
Ondertusschen Het ik een kalkoven maken
door eenige mannen, die voor dat vak
bekwaam heetten te zijn, en tot mijne ver
bazing wist men uit bijeengeraapte stee
nen en wat gemaakte modder, het in éen
dag klaar te speten. De voornaamste in
gezetenen. van het dorp met den burge
meester aan het hoofd, hadden mijn ver
zoek ingewilligd en waren zand gaan ha
len van een rivier, die ongeveer zoover
van het dorp verwijderd is als Alkmaar
van de zee.
Met veel lawaai en geharrewar had1 men
de gebrande kalk uit den oven gehaald
en goed en wei gebiuscht toen een flinke
regenbui los kwam. H|et volk was nu niet
meer te houden, alle handen werden aan
den ploeg geslagen en 'men wilde de schade
inhalen. Tot twee, drie maal toe heeft
men opnieuw gezaaid), doordat de vorig*
oogst in den grond iag te verrotten van
wege de hevige buien.
Dioch mijn werk is niet af.
gekomen, al de gebluschte kalk en
het zand ligt in de kerk, welke nu meer
op een metselaarswerkplaats gelijkt. Ik denk
wel, dat wij nog een paar centen van uwe
giften daarvoor kunnen besteden. Ik be
dank u dus nogmaals uit ganscher harte,
ook namens mijn pastoor Fr. Keet.
J. SGHJPPERj R. C. Mission.
Noot van de Redactie. Deze brief
dateert van 30 Oct. 1.1.
Toen hij werd afgezonden waren mis
schien 1 of 2 lijsten aan Fr- Schipper
bekend.
Een vertelling voor de kleintjes
k
„Ik ga visschen, moeder", zei Hans.
„Best, jongen, en breng maar een flinke
pan vol thuis, dan zullen we smullen^',
antwoordde moeder.
Waarschijnlijk zullen jullie vragen: Mocht
die kleine Hans zoo maar van zijn moeder
gaan visschen?"
Nu ja, 't was eigenlijk niet echt vis
schen, maar 't was toch visschen. Hij deed
het in de gang en hij had het afgeke
ken van zijn grooten broer Kees. Kees
was verbazend groot, bijna zoo groot als
moeder, dus je hoeft niet te vragen. Die
ging visschen in het echte water meteen
langen hengel, waaraan een lang tuig zat
met een scherpen haak. Kees nam dan
een emmertje met water mee om de vis
schen in te doen en soms had hij een
itasch op zijin rug. En altijd een tabaks
doos en een pijp, want dat scheen bij
het hengelen te behooren. Op een keer
was Hans mee geweest en nu kon die
ook visschen.
Hans liep de gang in. Hij had vaders
wandelstok op zijn schouder. Er was een
eind wit veterband aangebonden en daar
aan zat een kromme speld voor haak. Dat
had Kees izoo voor hem in orde gemaakt ,en
Kees had er verstand van.
Verder had Hans een klein bruin hand-
taschje aan een touw op zijn rug hangen.
Dat was om de visschen in te doen, 'Uit
zijn zak stak een patent-stijfseldoos voor
de tabak. De doos kon er niet heetemaal
in, maar Hans voelde telkens even. En
,een mooie pijp had hij ook. Die had
Kees voor hem gemaakt van een uitge
holde kastanje en een rietje.
„Ziezoo", zei Hans, „nu eerst even stop
pan en dan zal ik eens een mooi plekje
opzo.eken."
Hans Lei zijn gereedschap even neer,
nam pijp en stijfseldoos ter hand en maakte
met zijn vingers stopbewegingen. Toen dat
klaar was, streek hij een lucifer aan, waar
voor hij zijn middelsten vinger gebruikte,
en begon te rooken.
Hans rolde zijn visebtuig af, deed een
stukje van het koekdeeg, dat moeder voor
hem gemaakt had, aan den haak en legde
in op den witten steen naast de voor-
deurmat.
„Hier zal ik er wel een vangen, mis
schien wel een grooten"., mompelde Hans.
„Ik krijg ai mooi beet."
Hij deed met zijn hengel op en neer,
zooals hij dat van Kees gezien had.
Een-twee-hoeplaHans haalde onstui
mig op.
„Dat is een groote!" riep hij. Hij deed
net of hij een visch van den haak nam
en in de tasch stopte.
„Ziezoo nu een nieuw deegje aan den
haak en dan weer inleggen."
De visschen schenen bij de mat niet
meer te bijten.
„Ik zoek een ander plekje; bij de trap
zullen er wel meer zijn."
Hans ging op de trap zitten en legde
in op de mat en al heel gauw meende hij
beet te hebben. Gm goed te kunnen op
halen, legde hij zijn pijp naast zich neer
en nam het hoekdeeg even voor in zijn
mond.
„Bijt een beetje door asjeblieft" riep
Hans. „Goed zoo! Een twee-hoepla! Hè!
Die akelige mat."
De haak bleef in de mat zitten en .hij
kon haast niet ophalen. Hij deed nog
een harden ruk en toen schoot het ding
los, maar Hans had1 meteen per ongeluk zijn
koekdeeg doorgeslikt. Dat was vreeselijk
jammer, want wat moest hij nu beginnen.
Aan een leeg haakje bijten de vischjes niet,
dat wist hij van Kees.
Naar moeder! Hans vertelde de
ramp.
„Niet erg slim, Hans!" zei moeder. Maar
't was een ongeluk geweest en 't was
gekomen door die mat.
Hans kreeg nu een stukje brood, want
de koek was op. Hij ging weer ijverig aan
het visschen.
(Slot volgt).
ALKMAAR.
In de laatste raadsvergadering heeft het
jongste raadslid de heer Verkerk, zich ver
dienstelijk trachten te maken door verschil
lende zaken ter sprake te brengen, welke
naar zijne meening in 't geheel niet in orde
waren.
Het spreekt haast wel vanzelf, dat het
voornamelijk ging om de belangen van
den aibeider en het arbeiderskind. En nu
was het vooral met de scholen en dus
ook het onderwijs in Alkmaar nog lang
niet, zooals het zijn moest. Vele klassen
waren te overbevolkt, tenminste waar ar
beiderskinderen school gingen.
Dit was dan ook daarom te ergen omdat
dit niet het geval was met de school van
juffrouw Piruim, waar andere dan arbeiders-
kinderen onder dak zijn gebracht.
Naar zijne meening moest het getal van
36 kinderen in eene klasse niet worden
oversahreden. En dat leek er op vele scho
len heelemaal niet naar. 36 was eigenlijk
nog te veel maar als regel wilde hij dit nu
maar nemen en de schoolmannen waren
het er over eens, dat dit niet moest .wor
den oversahreden, en mocht het onderwijs
daaronder niet lijden.
Hij wilde danook de toezegging, dat
daarin zoo spoedig mogelijk verbetering zou
worden gebracht.
Eene kleine toelichting op hetgeen de
Jieer Verkerk zeide, is zeker niet overbodig.
In het vorig jaar is er in den Amster-
damschen Raad een voorstel behandeld van
de H. H. Ketelaar en Klaas de
V r i e s om het getal leerlingen eener klasse
te bepalen op hoogstens 36. Een voorstel
wanneer dat werd aangenomen heel wat aan
de gemeente zou kosten.
De district-schoolopziener Dr. Gunning,
wiens advies daarover werd gevraagd, heeft
da,ar een nota over geschreven waarin de
aanneming ontraden wordt. Hij zegt daarin
dat de klassen hier minder groot zijn dan
in het buitenland en de toestand hier.
in vergelijking daarmede, buitengewoon gun
stig is. Hij zegt verder, dat hij in scho
len in Duitsohiland werkelijk onderwijs heeft
zien geven in klassen van ongeveer 60
Okinderen.
Dr. Gunning zegt dan verder:
„Ik aarzel danook niet het geroep om
(kleine klassen compromittant te noemen
voor den Ned. onderwijzer. Is hij dan zoo
veel minder dan zijn Du it s-c he of Zl wit
her sche collega?
Mijne meening is dit niet, maar waarom
ons dan met geweld doen gelooven, dat
zij zooveel minder kunnen. Mij althans
zullen zij hiervan niet overtuigen. Er wordt
uit den Am s t e rd a m s ch e n onder
wijzer lang niet gehaald wat er
inzit. i"
Voor mij althans, zegt de heer Gunning
staat het vast, dat aangezien de klassen en
althans in Amsterdam beslist niet te groot
zijn, vermindering van het aantal leerlingen
per klasse zou beteekenen daling van jhet
pijl van het onderwijs. Het eerste en on
vermijdelijk gevolg zou zijn, dat als re
gel op den duur zoowel onderwijzers
als leerlingen zich minder zullen inspannen.
De laatsten zullen bovendien pretensieu- -
ser worden.
Reeds nu heerscht maar al te vaak op
onze scholen een verkeerd begrepen ge
zelligheid en gemoedelijkheid en, worden
de kinderen te veel ontzien, vertroeteld,
geholpen, gecalojeerd, zeer ten schade van
hun karaktervorming en opleiding voor de
maatschappij en in een andere redeneertrant
zullen de voorstellers en hun medestanders
de eersten zijn om dat te beamen. Laten
zij danook niet de oogen sluiten voor het
feit dat dit alles bij aanneming van hum
voorstel enger zal worden en laat wie het
niet gelooft, zich met eigen oogen gaan
overtuigen in scholen met kleine klassen."
1 D>a,t zegt nu een man, die voorstander is
van de openbare school, die haar kent
;va.n binnen en van buiten die zeker deel van
zijn leven met school en onderwijzers in
aanraking komt en dat al dat geroep maar
kul is.
Wanneer men zich, wat de beweerde
overbevolking der schoolklassen alhier be
treft, kan beroepen op het gezag van een
man als Dr. Gunning, een bekend school
man en paedagoog, dan behoeft men pch
zeker nu niet zoo ongerust er over te
maken, wanneer dat getal hier of daar
op een,e sahool al meer dan 36 is.
Het is bekend, dat Dir. Gunning tot de
liberale partij toehoort.
Voegt men hier nog bij, dat er in onze
grootere steden altijd geklaagd wordt, dat
de kinderen weken, soms maanden moeten
wadhten op plaatsing in de scholen, dan is
de toestarfd over 't algemeen hier toch
nog zoo kwaad niet, althans niet om daar
over zoo te klagen.
NED'. R. K. BOND VAN HANDELSl-
KANTOOR- EN WIINKELBEDIENDEN.
Woensdagavond vergaderde in 't Bonds-
gebouw de afd. Alkmaar van bovengenoem.
den bond onderafd. van den N'. R- K.
Volksbond".
Nadat de Voorz. de heer Joh. :C- M.
Burkunk met den Chr. Groet en een woord
van welkom had geopend, las de 2e sear,
de notulen.
(Hierna deelde de Voorz. mede, dat de
Bisschoppelijke Goedkeuring op Statuten en