TWEEDE BLAD. No. 136 Een biief vin Frather Schipper. Een liberaal schoolspecialiteit over groote klassen. Zaterdag 22 Nov. 1913. Viipbtiui Tan 23—30 lor. Brief uit Rome. KINDERRUBRIEK. Hans de Hengelaar. Ons Blad (Deee lijst is samengesteld volgens den Kalender van het Bisdom Haarlem). Kerkwijding vóór de Hoogmla 34. Onder deze Kerkwijding behooren de geloo eigen te staan. Onveranderlijk gedeelte der Hlsge- jtdtn blz. SS en volgn. ZONDAG 23 NOV. 28en en laatsten Zondig na Pinksteren 322. 2e collecte Vl d. H. Clemens S32. 3e collecte v d. g, feiicltae 532. Credo. Praefatie van den H, Drievuldigheid 60., HAANDAG 24 NOV. - H. Joannes vin bet Krnls 533. 2e collecte v. d. H Chtyiogomu» 533, DINSDAG 25 NOV. H Catbarlna, jdaagd en Martelaree 533. WOENSDAG 26 NOV. H.Josapbat, (11 Nov) 528 2e collecte v. d. H. Petrus van AlexandriB, uit de Mis: >Statuit« 81. DONDERDAG 27 NOV - H Sllves ter. Abt 534 (26 Nov VRIJDAG 28 NOV. Mis van Zon dag 23 Nov. 322. Oeen Gloria en Credo 2e collecte voor de overledenen »Fidelium« 154. 3a collecte A curctis* 63. ZATERDAG 29 NOV. - Vigilie van den H. Andreas, Apostel. Deze Mis ont breekt in de eerste uitgave, maar is opge nomen in de tweede nitgave van dit misboek 2e collecte v. d. H. Saturninus, Mar.tiaar (ontbr.) 3e collecte >Concede< 64 4e col lecte v. d. Pane 62. ZONDAG 30 NOV. le Zondag van den Advent (Begin van het Kerkelijk Jaar) 106 2e collecte >Deus, qai< 62 3e colecte v d. Kerk 62. Credo. Piaefatie v. d H Drievnld gheid 60. 23 NOVEMBER. 28e en laatste Zondag na Pinksteren Les uit den brief van den H. apostel Paulus aan de Kolossensen; 1, 9-14. Broeders! Wij houden niet op voor u tc bidden en te smeeken, dat gij vervuld moogt worden met de kennis van Gods wil in alle wijsheid en geestelijk verstand, t gij wandelt, Qode waardig, Hem in alles behagend, vrucht dragend in alle goede werken en opgroeiend in de kennis van God, versterkt zijnde naar de macht zij ner heerlijkheid, met alle kracht tot alle lijdzaamheid en lankmoedigheid met blijd- .i, God den Vader dankend, die ons waardig h eeft gemaakt om deel te hebben aan de erfenis der heiligen in het licht; die ons onttrokken heeft aan de macht der duisternis en overgebracht heeft in het Rijk van den Zoon zijner liefde, in wien wij hebben de verlossing door zijn bloed, de vergiffenis der zonden. Evangelie volgens den Hi. Mattheüs; XXIV, 15—35. Te dien tijde sprak Jesus tot zijne leer lingen: wanneer gij den gruwel der ver woesting, waarvan door den profeet Daniël gesproken is, zult .zien staan in de hei lige plaats, die het leest, dat hij het begrijpe; dat dan zij, die in Judea zijn, vluchten naar het gebergte! En die °P het dak is, dale niet af om iets nh zijn huis te nemen, en die op het veld is, keere niet terug om zijn kleed te halen! Wee echter haar, die zwanger zijn en die zogen in die dagen Bidt ook dat uwe vlucht niet plaats hebbe in den winter of op den sabbath. Want er zal alsdan groote ellende zijn, gelijk er niet geweest is van het begin der wereld af tet nu toe, noch wezen zal. En waren die dagen niet verkort, geen vleeseh zou behouden worden; maar om der uitverko renen wil zullen die dagen verkort worden Alsdan, zoo iemand u zeggen zal: zie, hier is de Christus of ginds is Hiij, ge looft het niet. Wiant valsche Christussen en valsche profeten zullen opstaan en zij -"en groote teekenen en wonderen doen, oodat (indien het mogelijk ware,) zelfs e uitverkorenen in dwaling gebracht wor- Ziet, Ik heb het u voorspeld. Zoo M u dus zegtzie, Hij is in de woestijn aat er niet heen; zie, in de binnenka- ners! gelooft het niet. Want, gelijk de iksein uitgaat van het Oosten en schit- ert tot in het Wiesten, zóó zal ook de omst van den Zoon des menschen zijn. veral waar een lichaam 'is, daar zullen °°k de arenden zich verzamelen. En terstond na de verwarring dier da- Èen zal de zon verduisterd worden, en e maan haar licht niet geven, en zullen e sterren van den hemel vallen, en de jachten der hemelen geschokt worden. En au zal het teeken van den Zoon. des enschen in den hemel verschijnen, en jui zullen alle geslachten der aarde wee- agen, en zij zullen den Zoon des men- hen op de wolken des hemels zien ko en met groote kracht en majesteit. En jne engeten zal Hij zenden met eene azuin en groot geschal; en zij zuilen |ijne uitverkorenen vergaderen van de vier Winden, van de uiteinden der hemelen tot aan derzelver uiteinden. Leert ook eene gelijkenis van den vij geboom. Als zijn tak reeds teeder is en zijne bladeren uitspruiten, dan weet gij dat de zomer nabij is. Zoo ook gij, als gij al deze dingen ziet, weet dan, dat het nabij, voor de deur is. Voorwaar, Ik zeg u: dit geslacht zal niet voorbijgaan, totdat al deze dingen geschieden. Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijne woorden zullen niet voorbijgaan. Vandaag was het feest fn: de kerk van Siint Andreas bij het Quirinaal. Tallooze studenten van Romeinsche colleges en vele gewone jongens en meisjes gingen het def tige koninklijk paleis voorbij naar het hui selijk rondtemp,eltje, om daar een teederen vriend geluk te wenschen, die vandaag jarig was, n.l den heiligen Stanislaus Kostka. Ik zag hen eerbiedig nederknielen voor het rijk-versierde altaar, waarvoor een bis schop in vol ornaat nederzat, terwijl melo- dieuse stemmen de Vesper-psalmen zon gen. Ik zag hem in diepe devote stilte de kamer bezoeken, waar de heilige jon geling geleefd heeft en den dood der hei ligen is gestorven. En ik dacht bij mezelf: welke e er weet de heilige Katholieke Kerk toch aan haar zegepralende kinderen te geven! Een jongeling, die het huis van zijn wederstrevenden vader en broeder ont- vluahtte en in Rome ais een arme pelgrim aan de deur van het Jezuieten-klooster klopte en bedelde om opgenomen te wor den, die daar eenige jaren in vergetelheid leefde, eenvoudig zijn plicht deed, en stierf, vóór zijn talenten tot rijpheid konden ko men.. dlie jongeling wordt na een paar hon derd jaren nog zoo vurig geëerd en be wierookt met de schoonste hartegevoelens. Waarom zooveel vereering voor een jon geling, die zoo weinig heeft „gepresteerd"? vraagt de wereldling minachtend. Maar wij, die met het oog des geloofs onze heiligen zien, wij weten, dat liefde voor dep Eu- charistischen Christus, en voor Zijn ge zegende Moeder, verbonden met nauwge zette plichtsbetrachting en helfdhaftige ver sterving heilige helden maken. Wlelnu, die eigenschappen bezat hij in hooge mate. In zijn sterfkamer is hij afgebeeld, zooals hij eenmaal lag op zijn sterfbed: hij draagt in zijn handen het -.kruisbeeld, den rozen krans en het boekje met den regel zijner orde. Terwijl hij die drie zaken omhelsde en aan zijn hart drukte is hij gestorven op het feest van Maria Hemelvaart. Zoo wacht hij de opstanding om aan de wufte wereldllingen te toonen, wat hen gelukkig en heilig had kunnen maken. Langs het Corso in de onmiddelijke nabijheid van dit s tichtende kerkje dwa len zoovelen rond, die, als ze eens eenige oogenblikken in zich zeiven wilden keeren, zooveel voor God en hun medemenschen zouden kunnen doen.. Ach, dat ze een oogenblik beteugelden hun verlangen om te zien en gezien te worden en eens even afsloegen naar het fcriille Quirinaal, waar tegenover de kerk van dezen jeugd'heilige ligt. Misschien zouden ze uit nieuwsgierig heid met den menschenstroom meegaan, en, eenmaal binnengekomen, stemmen hooren J^an berisping, en tevens van opwekking, om hun schoonste levensjaren aan iets anders te besteden, dan aan pralen en ver leiden: Alles is ijdelheid, behalve Ood be minnen. Want deze jongeling, die de lachen* de vooruitzichten van een zeventienjarigen leeftijd in den eenvoud des harten op offerde, om Ghristus tn zijn Hi. Moeder tot levensideaal te maken, is een heer lijker opwekking tot een Godgewijd leven dan de schoonste predicatie. Zoo heb ik op dezen dag mijn goede Romeinen weer leeren hoogschatten, om dat ze zooveel voelen voor hun heiligen. Het deed me zoo goed, toen ik jongens en meisjes, met hunne s chooltasschen in de handj uit eigen beweging, de kerk in, zag gaan, om een groet te brengen aan hun vriendje en devoot het lieve beeld te kus sen, om daarna met een hart vol goede gedachten en kinderifjk-oprechte voorne mens in de Woning hunner ouders terug te keeren. Ik zeide bij mezelf: Wat 'n goede kinderen zijn er toch in RomeWaardige nakomelingen uit een gesladht van hei ligen Rome is een stad van tegensteffingen. Het eene oogenblik denkt ge: het moder ne heidendom viert hier triomf, het vol gende oogenblik ziet ge iets liefs en in nigs, zooals ge het nergens ter wereld aantreft. Ge ziet daar de grootste verwereldlijking naast de diepste godsvrucht, weerzinwek kende trotschheid naast beminnelijkere een voud,, verregaande uithuizigheid naast het intiemste familieleven, jaloersche praalzucht naast tevreden armoede. Om kort te gaan: hemel en hel raken elkaar. Daarom juist, geloof ik, d'at Rome een stad van hei ligen is, omdat het een stad van zulke schrille tegenstellingen is. De heiligheid immers bereikt in een verderfelijke en ver leidelijke omgevtng veelal den graad der heldhaftigheid. I Dat was de meditatie, die ik vanmiddag hield, terwijl ik, na afloop der plechtig heden, onder een triesten hemel terugwan delde langs de drukke loome straten naar mijn huis. Rome, 13 November 1913. L. SNELDERS, Pr. V allen persoonlijk te beantwoorden voor uwe milde giften, welke mijne verwach tingen verre, zeer verrehebben overtrof fen. is een onbegonnen werk én wat tijd én wat kosten betreft. Door de welwillende medewerking van ^.Ons Blad" heb ik een oproep tot U gedaan, iaat mij dus door hetzelfde „Ons Blad" U van harte bedanken Mij/ idjunkt, dat het voor U niet onaan genaam zal zijn, te vernemen, hoe wij het geld besteed hebben. In de vaste overtuiging dat U, zoo niet dioor zelf naar vreemde landen te trekken, dan toch in begeerte een missionaris wilt zijin, hadden Fr. Keet, mijn pastoor, en ikzelf besloten een leening aan te gaan, want Ihüe gaarne dan ook, wij konden niét meer in de behoefte voorzien. In Awulatheppayapalli menigeen spelt liever den naam, dan dat hij1 het uit spreekt was de nood het hoogste en „Godis hulp het meest nabij". Op dat dorp wonen enkele bekeerlingen, dat wil zeg gen, dat het tweede geslacht van, een Chris ten vader of moeder afstamt. De wolf ligt altijd op den loer om de schaapjes aan te vallen, mocht de herder een oogenblik zijn wakendle oogen afwenden, vandaar dus te meer dat dat dorp ons zeer ter harte ging: zij mochten eens niet bestand! zijn tegen zulk een zware beproeving. Nu wilde het toevallig, dat Fr. Keet daar vooreeni gen tijd begonnen was een kerkje te bou wen, welke nog altijd op vervolmaking wachtte. Wij1 konden aldus twee vliegen in één klap slaan, én kerk vervolmaken én bijstand verleenen door werk te verschaf fen. Het dorp is vier uur sporens en dan nog vijf uur in een ossenkar van Guntakali verwijderd en is schilderachtig gelegen, aan den voet van een berg, waarin men kalk- groeven aantreft. Een ieder schijnt een be heer over deze onbeheerde groeven tie hebben, tenminste men mag de kalksteenen voor niets opdelven, slechts de werklieden diie men er voor aanstelt, moeten hun dagloon hebben. Dagelijks trokken er tien man op af, met een opzichter aan het hoofd, want een anderhalf uur loopen en zulks bergop en daarna blootgesteld te zijn aan de blakende zon, is voor een missionaris, die uit een ander werelddeel komt, te veel, en zonder toezicht kan of liever wil een Indiër nooit wenken. Om- verwaahts ging ik echter die plaats ook eens bezoeken, en vond toen den opzichter in een diepen rust, en hoewel op heeter- daad betrapt, toch kon hij zijn natuur niet Verloochenen en ontkende hij het feit m(en stelt er hier een eer in, als men door de waarheid te verheulen, een ander kan bedriegen, daar (hoop ik u later nog wel eens over te schrijven! Na tien dagen werd mij gezegd, dat er genoeg kalksteenen voor het kerkje waren uitgehouwen, hoe moest (het nu naar het dorp gebracht? De door een ieder versmaadde ezels van de dhoobie deze zijn volgens het Hindoe-geloof zie len van vroegere misdadigers moes ten nu maar belast wordien en een vijf tigtal van die dieren zwaar beladenv kwa men des avonds ondier een luid dorp- faoera voor mijn kerk. Misschien zagen sommigen van de heidenen daarin hunne broertjes of zusjes, want zij1 schreeuwden om het hardst. Ik kon natuurlijk geen tevredenheids-com pliment over het werk maken, want voor eerst was het betrekkelijk weinig, dat te voorsahijn kwam en ten tweede zou, vol gens den aard van den Indiër, dat een aansporing zijn om in het vervolg min der je wierken. Kalksteenen had ik nu, doch nog geen kalk. Men moest dus eerst de steenen branden en blusschen en verder mengen m'et zand. Waar nu het hout van daan gehaald? Alle boom'en zijn Gouver- nements-eigendom verklaard en brandhout kóopen in een naburig dorp zou wel ge makkelijk zijn, doch te duur, en daaren boven, dat zou de mienschen geen werk verschaffen. Ik besloot dan maar de nog flink bloeiende boomen op eigen grond om te laten hakken. Ik geloof niet, dat u zulke houtkappers gezien heeft, met een bijl, groot genoeg voor 'een kindi om te hanteenen, gaat men eerst de grootste wor tels en daarna den boom een voet bo ven ld en grond doormiddlen hakken. Geen wonder \d qn ook4 dat men éen boom iets dikker dan eene dunne spar „in éen dag voor den grond krijgt, en ik had „maar" acht bóomen noodig. De gevallen hoo rnen werdien niet door een zaag, doch door eenzlelfde bijltje in brandhout veran derd, ja men moest soms eens te vlug werken en volgens inlandsche gedachte fs men niet voor werken in den wieg gelegd. Ondertusschen Het ik een kalkoven maken door eenige mannen, die voor dat vak bekwaam heetten te zijn, en tot mijne ver bazing wist men uit bijeengeraapte stee nen en wat gemaakte modder, het in éen dag klaar te speten. De voornaamste in gezetenen. van het dorp met den burge meester aan het hoofd, hadden mijn ver zoek ingewilligd en waren zand gaan ha len van een rivier, die ongeveer zoover van het dorp verwijderd is als Alkmaar van de zee. Met veel lawaai en geharrewar had1 men de gebrande kalk uit den oven gehaald en goed en wei gebiuscht toen een flinke regenbui los kwam. H|et volk was nu niet meer te houden, alle handen werden aan den ploeg geslagen en 'men wilde de schade inhalen. Tot twee, drie maal toe heeft men opnieuw gezaaid), doordat de vorig* oogst in den grond iag te verrotten van wege de hevige buien. Dioch mijn werk is niet af. gekomen, al de gebluschte kalk en het zand ligt in de kerk, welke nu meer op een metselaarswerkplaats gelijkt. Ik denk wel, dat wij nog een paar centen van uwe giften daarvoor kunnen besteden. Ik be dank u dus nogmaals uit ganscher harte, ook namens mijn pastoor Fr. Keet. J. SGHJPPERj R. C. Mission. Noot van de Redactie. Deze brief dateert van 30 Oct. 1.1. Toen hij werd afgezonden waren mis schien 1 of 2 lijsten aan Fr- Schipper bekend. Een vertelling voor de kleintjes k „Ik ga visschen, moeder", zei Hans. „Best, jongen, en breng maar een flinke pan vol thuis, dan zullen we smullen^', antwoordde moeder. Waarschijnlijk zullen jullie vragen: Mocht die kleine Hans zoo maar van zijn moeder gaan visschen?" Nu ja, 't was eigenlijk niet echt vis schen, maar 't was toch visschen. Hij deed het in de gang en hij had het afgeke ken van zijn grooten broer Kees. Kees was verbazend groot, bijna zoo groot als moeder, dus je hoeft niet te vragen. Die ging visschen in het echte water meteen langen hengel, waaraan een lang tuig zat met een scherpen haak. Kees nam dan een emmertje met water mee om de vis schen in te doen en soms had hij een itasch op zijin rug. En altijd een tabaks doos en een pijp, want dat scheen bij het hengelen te behooren. Op een keer was Hans mee geweest en nu kon die ook visschen. Hans liep de gang in. Hij had vaders wandelstok op zijn schouder. Er was een eind wit veterband aangebonden en daar aan zat een kromme speld voor haak. Dat had Kees izoo voor hem in orde gemaakt ,en Kees had er verstand van. Verder had Hans een klein bruin hand- taschje aan een touw op zijn rug hangen. Dat was om de visschen in te doen, 'Uit zijn zak stak een patent-stijfseldoos voor de tabak. De doos kon er niet heetemaal in, maar Hans voelde telkens even. En ,een mooie pijp had hij ook. Die had Kees voor hem gemaakt van een uitge holde kastanje en een rietje. „Ziezoo", zei Hans, „nu eerst even stop pan en dan zal ik eens een mooi plekje opzo.eken." Hans Lei zijn gereedschap even neer, nam pijp en stijfseldoos ter hand en maakte met zijn vingers stopbewegingen. Toen dat klaar was, streek hij een lucifer aan, waar voor hij zijn middelsten vinger gebruikte, en begon te rooken. Hans rolde zijn visebtuig af, deed een stukje van het koekdeeg, dat moeder voor hem gemaakt had, aan den haak en legde in op den witten steen naast de voor- deurmat. „Hier zal ik er wel een vangen, mis schien wel een grooten"., mompelde Hans. „Ik krijg ai mooi beet." Hij deed met zijn hengel op en neer, zooals hij dat van Kees gezien had. Een-twee-hoeplaHans haalde onstui mig op. „Dat is een groote!" riep hij. Hij deed net of hij een visch van den haak nam en in de tasch stopte. „Ziezoo nu een nieuw deegje aan den haak en dan weer inleggen." De visschen schenen bij de mat niet meer te bijten. „Ik zoek een ander plekje; bij de trap zullen er wel meer zijn." Hans ging op de trap zitten en legde in op de mat en al heel gauw meende hij beet te hebben. Gm goed te kunnen op halen, legde hij zijn pijp naast zich neer en nam het hoekdeeg even voor in zijn mond. „Bijt een beetje door asjeblieft" riep Hans. „Goed zoo! Een twee-hoepla! Hè! Die akelige mat." De haak bleef in de mat zitten en .hij kon haast niet ophalen. Hij deed nog een harden ruk en toen schoot het ding los, maar Hans had1 meteen per ongeluk zijn koekdeeg doorgeslikt. Dat was vreeselijk jammer, want wat moest hij nu beginnen. Aan een leeg haakje bijten de vischjes niet, dat wist hij van Kees. Naar moeder! Hans vertelde de ramp. „Niet erg slim, Hans!" zei moeder. Maar 't was een ongeluk geweest en 't was gekomen door die mat. Hans kreeg nu een stukje brood, want de koek was op. Hij ging weer ijverig aan het visschen. (Slot volgt). ALKMAAR. In de laatste raadsvergadering heeft het jongste raadslid de heer Verkerk, zich ver dienstelijk trachten te maken door verschil lende zaken ter sprake te brengen, welke naar zijne meening in 't geheel niet in orde waren. Het spreekt haast wel vanzelf, dat het voornamelijk ging om de belangen van den aibeider en het arbeiderskind. En nu was het vooral met de scholen en dus ook het onderwijs in Alkmaar nog lang niet, zooals het zijn moest. Vele klassen waren te overbevolkt, tenminste waar ar beiderskinderen school gingen. Dit was dan ook daarom te ergen omdat dit niet het geval was met de school van juffrouw Piruim, waar andere dan arbeiders- kinderen onder dak zijn gebracht. Naar zijne meening moest het getal van 36 kinderen in eene klasse niet worden oversahreden. En dat leek er op vele scho len heelemaal niet naar. 36 was eigenlijk nog te veel maar als regel wilde hij dit nu maar nemen en de schoolmannen waren het er over eens, dat dit niet moest .wor den oversahreden, en mocht het onderwijs daaronder niet lijden. Hij wilde danook de toezegging, dat daarin zoo spoedig mogelijk verbetering zou worden gebracht. Eene kleine toelichting op hetgeen de Jieer Verkerk zeide, is zeker niet overbodig. In het vorig jaar is er in den Amster- damschen Raad een voorstel behandeld van de H. H. Ketelaar en Klaas de V r i e s om het getal leerlingen eener klasse te bepalen op hoogstens 36. Een voorstel wanneer dat werd aangenomen heel wat aan de gemeente zou kosten. De district-schoolopziener Dr. Gunning, wiens advies daarover werd gevraagd, heeft da,ar een nota over geschreven waarin de aanneming ontraden wordt. Hij zegt daarin dat de klassen hier minder groot zijn dan in het buitenland en de toestand hier. in vergelijking daarmede, buitengewoon gun stig is. Hij zegt verder, dat hij in scho len in Duitsohiland werkelijk onderwijs heeft zien geven in klassen van ongeveer 60 Okinderen. Dr. Gunning zegt dan verder: „Ik aarzel danook niet het geroep om (kleine klassen compromittant te noemen voor den Ned. onderwijzer. Is hij dan zoo veel minder dan zijn Du it s-c he of Zl wit her sche collega? Mijne meening is dit niet, maar waarom ons dan met geweld doen gelooven, dat zij zooveel minder kunnen. Mij althans zullen zij hiervan niet overtuigen. Er wordt uit den Am s t e rd a m s ch e n onder wijzer lang niet gehaald wat er inzit. i" Voor mij althans, zegt de heer Gunning staat het vast, dat aangezien de klassen en althans in Amsterdam beslist niet te groot zijn, vermindering van het aantal leerlingen per klasse zou beteekenen daling van jhet pijl van het onderwijs. Het eerste en on vermijdelijk gevolg zou zijn, dat als re gel op den duur zoowel onderwijzers als leerlingen zich minder zullen inspannen. De laatsten zullen bovendien pretensieu- - ser worden. Reeds nu heerscht maar al te vaak op onze scholen een verkeerd begrepen ge zelligheid en gemoedelijkheid en, worden de kinderen te veel ontzien, vertroeteld, geholpen, gecalojeerd, zeer ten schade van hun karaktervorming en opleiding voor de maatschappij en in een andere redeneertrant zullen de voorstellers en hun medestanders de eersten zijn om dat te beamen. Laten zij danook niet de oogen sluiten voor het feit dat dit alles bij aanneming van hum voorstel enger zal worden en laat wie het niet gelooft, zich met eigen oogen gaan overtuigen in scholen met kleine klassen." 1 D>a,t zegt nu een man, die voorstander is van de openbare school, die haar kent ;va.n binnen en van buiten die zeker deel van zijn leven met school en onderwijzers in aanraking komt en dat al dat geroep maar kul is. Wanneer men zich, wat de beweerde overbevolking der schoolklassen alhier be treft, kan beroepen op het gezag van een man als Dr. Gunning, een bekend school man en paedagoog, dan behoeft men pch zeker nu niet zoo ongerust er over te maken, wanneer dat getal hier of daar op een,e sahool al meer dan 36 is. Het is bekend, dat Dir. Gunning tot de liberale partij toehoort. Voegt men hier nog bij, dat er in onze grootere steden altijd geklaagd wordt, dat de kinderen weken, soms maanden moeten wadhten op plaatsing in de scholen, dan is de toestarfd over 't algemeen hier toch nog zoo kwaad niet, althans niet om daar over zoo te klagen. NED'. R. K. BOND VAN HANDELSl- KANTOOR- EN WIINKELBEDIENDEN. Woensdagavond vergaderde in 't Bonds- gebouw de afd. Alkmaar van bovengenoem. den bond onderafd. van den N'. R- K. Volksbond". Nadat de Voorz. de heer Joh. :C- M. Burkunk met den Chr. Groet en een woord van welkom had geopend, las de 2e sear, de notulen. (Hierna deelde de Voorz. mede, dat de Bisschoppelijke Goedkeuring op Statuten en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1913 | | pagina 5