Tabak van J. R. lenss Zaterdag- 22 Juli 1916 De Hl. Martelaren van Horen. DE H HIT HET HOSTEN. A. LOHMAN RENCKLNS p |p?,: No 84 10e Jaarg-ang- DIT BLAD VERSCHIJNT DINSDAG, DONDERDAG EN ZATERDAG. 1572. Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „ONS BLAD" ALKMAAR. Bur.: BREEDSTRAAT 12. Telefoon No. 433. ABONNEMENTSPRIJS: Per kwartaal franco huis. 90 ct. Met geïll. Zondagsblad 125 ct. bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers: van de courant 3 ct. van het Zondagsblad 5 ct. ADVERTENTIËN: Van 15 regels50 ct. Elke regel meer10 ct! Reclames per regel25 ct. Kleine adv.: 30 woorden bij vooruitbet. 30 ct. Op 21 Aug. 1891 vertrok de eerste Pro cessie uit Alkmaar naar Brteile; derhalve vieren wij dit jaar een jubilesinds vijf en twintig jaren trekken in devotie de ALkmaarders óp ter vereering van de hei lige gedachtenis der Martellaren van G-or- cum. Alis de Kerk van Nederland; op 9 Juli het feest viert der Gorcumsohe Marteliar ren, dan klinkt het in den Introïtus der H. Mis alis een droeven nagalm uit bange, treurige tijden: „God,, die Heidienen zijn gekomen in Uw erfdeel, zij heibben Uwen heiligen tempel ontheffligidl" (Pis. 78). Ja, als Heidenen Weiden zij huis, die Geuzen, die in 1572 kwamen om de Neder landen te vertossen van het gehate Spaam- sche bewindl, om een tijdperk van gouden vrijheid te openen! Het opgezweepte, mis leide volk, heulde met de vijanden van Christus' Kerk. Het zag Wet of wildle niet zien, dat dit de ondergang was van zijne hoogste en dierbaarste vrijheid: God te dienen naar oude Roomsche zede. Vreemde ketters en avonturiers, kwamen om te vis- sehen introebei water. Het heerlijk werk van Geert üroote en de zijnen lag ge broken terneer. Stad na stad bulkte voor den Geus. En Roomsch Nederland bleef heulen met den opstand. Het hoopte bij iedere overgave, dat thans de Geus zijn woord1 gestand zou doen; niets te onder nemen tegen den Roomschen Godsdienst. Het zag zich even dikwijls deerlijk be drogen. Dat was ook het lót van Gorkum. Door verraad was de Geus in de stad gehaald. De dappere Caspar Turek had zioli met zijne soldaten^ de priesters en klooster lingen en veie burgers teruggetrokken op het kasteel Nauwelijks waren de Geuzen meester in de sterkte, of hun aanvoerder, Marinus Brandt, schond op de -laagste wijze zijn eed. In strijd met het verdrag eischte men voor de leeken een hoogen losprijs, werden de commandant, zijne vrouw en dochter in boeien naar den Btriel gezon den en werden de geestelijken overgeleverd aan de woeste soldatenbeftde. Negentien waren deze laatsten in getal, die hier den weg der marteling opgingen. Met zwijgend geduld antwoordden de Hl Martelaars op den smaad en hoon, waarmede de trouweliooze overwinnaars hen overlaadden. Vooral de onverschrokkenheid van den Hf Gardiaan N-icofaas en den Hl. Leonardus van Vechell bemoedigde al- fen. Den Hi. Nicolaas werd de vrijheid aangeboden. Hij wilde niet zonder zijne Broeders heen gaan. Laat in den avond bood men den uitgehongerden gevangenen vteesch aan. Het was Vrijdag; de bedoeling der Geuzen was duidelijk. De Martelaars weigerdenEen nacht van gruwel en boosheid volgde. De dronken Geuzen vier den met dierlijke wreedheid hun kwelzucht bot De H. Nicolaas van Poppel, die eene heerlijke belijdenis aflegde van zijn geloof in het Hl. Sacrament des Altaars, werd met een koord om den hals langs eene deur op- en neergetrokken, tot men hem voor dood liet liggen. Dezelfde foltering onder ging de H. Nicolaas Pdeck. Toen hij1 daar FEUILLETON. Een verhaal uit den tijd der Kruistochten. In Nederiandsche bewerking van M. v, d. G. 2. „Mijn zoon, uw noodlot boezemt me levendige beHangstelting in; ik bid u, deel me de gebeurtenissen mee, die u herwaarts brachten." Broeder Albertus was op een oogenblik gekomen, dat de kluizenaar geneigd was tot het geven van ophelderingen. Bij 't afscheid der zwaluwen had hij tranen vergoten, en der afvallende blaadjes had hij weemoedige woordjes toegesproken. „Mijn vader," antwoordde hij, „>ik wil dat gaarne doen. De Arabier vertélt gaarne, cn als men lijdt en alleen is, dan voelt biet hart behoefte om zijn herinneringen eenen vriend mede te dieeten. Zoo ontspon zich tussohen monnik en kluizenaar een gesprek, dlat wij onzlen fezeTS zullen navertellen. „Ik ben de zoon van Abrahim». Mijn vader ts de machtigste emir der woestijn en een afstammeling van den profeet.Bijl Saba, een heerlijke oase van 't Oosten, werd ik geboren. Maar mijn geboorte bracht rouw 111 vaderlijk huis; want zij kostte mijner geliefde, teedere moeder Zorah het leven. I ot aandenken aan dit treurig voorval noemde men mij Tebsima Ben-Beka, d. i. „lachende zoon der tranen". Voor haar dood drukte mij mijne moeder aan haire borst en zecie me. een weemoedig lachje„Arm kind, om uwentwille heb if zoo vedl ge- roerloos neerlag, wilden die Geuzen zich van zijnen dood overtuigen. Zij staken' kaar sen aan en verbrandden daarmede geheel zijn aangezicht en zelfs het inwendige van neus en mondt Daarop schopten zij het lichaam weg en gingen heen. De woede der onmenschen steeg tot razernij, toen- zij, terugkeerendi, zagen, dat die H. Gardiaan weer bijgekomen was en als te voren zijne lotgenooten opwekte en bemoedigde! Opnieuw werd het gefolterde lichaam van den Heilige geschopt en getrapt. Zoo verliep de eerste nacht. Het was de eerste Juli. Daar verscheen in de gevangenis Jan van O-mali, een af vallig priester, bezield met een duiivefech-en; haat tégen de Hl Kerk. Hij kwam van Dien Briell, door Lumey, het hoofd' dier Watergeuzen, gezonden, om de priesters naar die plaats te voeren. Lumey tóch had vernomen, dat de .burgerij van Go-rcum zich tot Willlem van Oranje gericht had, om de bevrijding der gevangenen te ver krijgen. Hij wilde zijn prooi niet laten ont snappen. Na hen op zijne beurt naar har telust gökwelid' te hebben, voerde O-mal de H. Martelaren naar een gereedliggende schuit. Het was nacht, want de afvalligen vreesde de goedgezindlen van Gorkum, Negen dagen waren verlioopen sedert de overgave van het kasteel In Dordrecht, waar aangelegd werd, overstelpte h-et s-aa-m- gestroo-mde volk de Bloedgetuigen met nieu we kwellingen. Eindelijk Ikwa-m men op Maandag 7 Juli aan in Den Brie®, het ■beruchte h-oï van Lumey. In Den Briel nam- het vollik in zulke mate aan de mishandeling de-elf -dlat de Hl. H-ie- ronymus van Weert uitriep: „Mijn God, wat zijn dit toch- voor barbaarsdhe zeden. Ik ben gevangen geweest bij- de Turken, de Grieken -en. de Mooren, maar nooit heb ben die volken mij mishandeld! of ge hoond1!" Op de maikit werden zij opnieuw drie- maaii om een gallg geleid, onder het zing-en van de groote Litanie. Daa-rna moesten zij op hunne knieën hymnen aanheffen: ter eere der Allerheiligste Maagd. Ditbe vel, uit spotzucht gegeven, w-erd uit liefde tot de glorieuze Moeder dies Heeren volbracht. NU sloot men hen in een alervuilstem ker ker op. Thans zou spoedig het uur der glorie volle zege s laan. Tweemaal nog werden zij voor 'n soort rechtbank gesleept. Twee maal weerstonden de negen-tien- helden de listigste aanvallen op hunnen geloofstrouw. Na twaalf diagen van onmenschelijk lijden trokken nu de Martelaren, twee aan twee gebonden, in nachtelijk duister bij spookachtig flambouwenliichit de stad uit, naar eene -eenzame turfschuur. De Hf Nicolaas Pieck won het eerst de martelkroon. Blijde beklom hij den ladder en in vurige taal bemoedigde hij zijne ge zellen, tot de strop hem de k-ee® toeneep. Nog in hunne laatste oogenbiiiikk-en- werden de H. Bloedgetuigen op de wreedste wijze gekweld. Einde-lijk omstreeks vier uren in den morgen van den 9den- Juli, hingen de lichamen der negentien Getrouwen aan de balken der turfschuur. Doch het wreede werk was te haastig -gegaan. Ni-et bij alien waren de stroppen genoeg aangehaald. Dit verlengde voor sommigen den vresselijken doodstrijd met eenige uren. Zelfs na den dood werden d'e heilige 'licham-en door de ketters mishandeld op -een wijze, zóó af teden, dat gij wel den naam Ben-Beka, zoon -dier tranen, verdient. Maar dleze naam alleen ktinikt zoo treurig, en daarom zuillt gij ook Tehsima, -lachende, beetem. Moogt ge 'bemind: worden door uwen va-dler, uwe zuster en uwe broeders, indachtig mijn laatsten lach en imijn llaaitsten traan." Mijne moeder was zoo deugdzaam en 'zoo schoon, dat Ibrahim nooft een andere vrouw lid-1. Voor mijn geboorte had zij hem reeds twaalf zonen geschonken, de edelfete kin deren van 'Araibië, en een dochter met name Sarai, liefderijk en- wijs a'ts hare moeder. Ofschoon ik onder zoo noodlottige om standigheden was ter wereld -gekomen, was ik toch niet verlaten. Allen verpleegden mij zoo zorgvuldig mogelijk. Sarai, nauwe lijks twaalf jaren oud, ontving mij uit de handen der stervende moeder» Sinds dien vervu-ldert haar jeugdig hart moederlijke zorgen. Hare da-gen waren zonder ru-st en heur nachten zonder slaap. Sarai was vlij tiger en meer teeder aan mijn wiegj-e dan de tortelduif in Waar nest. Mijn vader nam mij vaak op zijn schoot en èen lachje -gleed -dan over zijn an-d-ers zoo stroef ge laat. Hij werd niet moedie mij aan te zien; want hij vond, zooals hij zei-de, in mij het levende beeld zijner onwergetëlijk-e Zorah. Als mijn broeders thuis waren, vochten zij om het weesje, en altijd brachten zij van hun strooptochten hem bloemen, vruch ten. jonge m-uschjes of honing mede. Later, toen ik grooter was, leerden ze mij d-e -kudden weid-en, -die wierook op de heuvelen en den balsem en mirre in de woestijn verzamelen. Hoe beminden wjj elkaar En hoe -gelukkig waren wij, als we ons na die dagtaak aain den avondmaaltijd ver- eenigdi vortd-en. Onze tegenwoordigheid bracht die opge ruimdheid weer in Ibrahim's hart, en vaak schuwelifk, zóó dierlijk wreed, dat eene beschrijving u zou dóen walgen. In twee kuilen werden ten slotte de geschonden overblijfselen begraven. In 1625 werden zij door e-nike[e Katholieken heimelijk opgedol ven en voor 't .grootste deel naar Brussel overgebracht. Paus Clemens X verklaarde in 1675 de Martelaren zalig en in het jaar 1867, toen Nederland opnieuw met het bloed- zijner edelste zonen getuigde van zijn trouw aan Petrus' Stoel, volgde de Heiligverklaring door Pius IX. Jaarlijks gaan tal van ijverige Katho lieken op naar Den B'ri-et; om hen te eeren, d-i-e ons daar zijn voorgegaan in. den strijd voor ons .Hoogste Goed. Zoo- telde dan -d-e Kerk van Nederland op dón 9en Juli van het jaar O. HL 1572 negentien nieuwe Geloofshelden a-lls Voor sprekers bij Godi. Handhaven ook wij' het Erfdeel onzer Va-deren. BINNENLAND. NEDERLAND EN DE OORLOG. Uitvoer van landbouwproducten naar Engeland. Naar vernomen wordt, is thans met lei dende persoonlijkheden in bankierskringen ovei eenstemming verkregen omtrent het fi nancieren van den uitvoer van landbouw producten naar Engeland» Een Nederiandsche schoener naar Swine- munde opgebracht. Volgens een te IJ-muiden ontvangen par ticulier bericht, is de te Groningen thutó- behooreride. gaffe [schoener „Vaderland", ka pitein J. Khigkist, 4 Juli van- IJmuiden met eene lading ijzer naar Geflle- vertrokken, cjoor een Du-ïtsch miarin-evaartuig naaf Swi- nemunde opgebracht. Nadat door de Duitsche autoriteiten de scheepspapieren waren- onderzocht, en alles in orde werd bevonden, kreeg de gezag voerder toestemming de reis naar Zweden voort te zetten. De groenteqnaestle. Te Hengelo zijn, nadat Zaterdag de aan gevoerde gtoentén werden in beslag ge nomen en van -gem-eenii-ewege verkocht, nog zoo goed als geen groenten verkrijgbaar. Aardappelen zijn er weer, doch bloemkool, wortelen, tulnboonen zijn nog niet ver krijgbaar. Op de Donderdagavond! gehou den groentemarkt was niets- dan sla, uien, -komkommers en een paar kool-en. Groente handelaren deelde mede, dat ze die boven gemelde groenten niet kunnen, krijgen, daar de conservenfabri-eken .allies, wegkooperu Weer twee Duitsche schepen uit de Rotterdamschc haven. Donderdagavond om| 8 uur vertrokken we derom twee Duitsche schepen van Rotter dam-, al» het ss. „Eduard Martini", 1972 bruto tons, te Rostoch thuisbehoorendte en het ss, „Heinz Bfumberg", 1226 bruto tons van de reed-erij Leonhardt -en Bllumb-erg te Hamburg. Beide schepen zijn met uit sluitend1 Duitsche bemanningen naar Em- den gegaan, om via het Kaiser Wilhétoi- kanaai in de Oostzeevaart te worden ge bracht. In de Rotterdamschc haven bevinden zich nu nog 1 Duitsche bark, 32 Duitsdhe en 3 Oostenrijksche stoomsdhepen. vertelde hij ons zullke aangrijpende geschie denissen. zoo onderhoudend» dat wij niet moede werden hem aan te hooren» Uren llamig zaten wij dan voor onze tent, genoten de koelte van den naioht en adem den balsemgeuren. Daar bezocht -o-ns het nood-lót en ver strooide op eenmaal Ibrahim's kinderen» De oude -emir trok ter bedevaart met mijne broeders naar Mekka. Ilk wilde hen volgen naar 't graf van Mahomed. Maar allen verzetten zich daartegen -en zeiden, dat ik te jong was om de vermoeienissen eener zoo lange reis weerstand te kunnen bieden. Z jijtroostt-en mij, beloofden spoe dig terug te keeren en mij rijke geschenken te zullen meebrengen. Zij omhelsden mij en kozen den weg door de Arabische woes tijnen. Ik volgde hen met den bMk. Mijn broeders zongen vroofijk een lied, dlat -de 'kameeldrijvers hadden aangeheven. Dat wa-s 'het afscheidslied'. AIS die bedevaartgangers in de oneindige zandzee waren verdwenen, wierp -ik mij' in Sarai's armen en wij weenden samen-, alSof we hen niet m-eer zouden wederzien. Hoe lang schenen ons de volgende dagen Eindelijk brak de dag aan, wjarop de bedevaartgangers werden terugverwacht. Sarai en i-k, we zetten ons reeds vroeg in den ochtend op een rots, van waar men een groo-t eind in d-e zandige vlakte kon zien. Hier hadden- we ook de karavaan het vaarwel toegeroepen. Hoe heet 'ook de dag was, we bleven tot den avond; maar niets hadden we bemerkt in de verte. Slechts een troep gaz»fcn was voor- bijlgetrokken naar de naburige bron. De zon neigde ter kimme; zij verguldde de avondwolken en wiegde zich een oogen- bik i-n een gouden z-ee. Hoe gaarne had dien wij haren loop vertraagd, maar zij ALKMAAR, Tel. 276, Steenenbrug (Verör. Oorö)'. Scnoenhanoe! Een mijn dicht onder de knst tot zinken gebracht. De gezagvoerder van -het Zweedsche stoomschip „Gothia", Donderdag van Zwe den met eene lading hout te IJmuiden binnengekomen, rapporteerde op 53 gr. 7 min. N»;B.' en 4 gr. 22 min» O.L., een groote mijn te zijn gepasseerd. Door d-en kapitein werd' tweemaal' op de mijn gescho ten; deze is vermoedelijk daardlo-or t-ot zin ken gebracht, daar men later niets meer ontdekte. Aankoop van dulkbooten. De Amsterdamsche correspondent van d-e „Telegraphen Union" weet medte- te dieelcn „In Nederiandsche sdheepvaartkringen over weegt men .-het bouwen o-f het aankoopen van duikbooten naar het model van de „Deu-tschiand". Men verwacht nog slechts de aankomst van- de „Bremen" af om- de plannen nader te bespreken. Zonder twijfel speelt bij1 deze plannen de overweging om tenminste de briefport te bevrijden van de Engelsche censuur, een groote rol" Zeeschip op den IJsel. Een Duitsche zeestoomer, de Bavaria" (ca. 1500 ton), die in normale tijden via Rotterdam vaart, kwam Donderdag den IJsel afzakken, om zoo „binnendoor" naar Duitschland' te voeren» Het schip had door den -hoogen waterstand aanvankelijk moeite om- de spoorbrug bij1 Deventer te pas- s-eeren, doch slaagde hierin vrij1 sporfig, na ballast t-e hebben ingenomen» M-eerdere pui-tsche schepen volgen- den laatsten tijd deze route, t»en einde die ge vaarlijke zóne zooveel mogelijk te bekor ten. VAN HET BINNENHOF. Vergadering van -Donderdag 20 Juli. De Voorzitter had' mannetj-es genoeg bij elkaar kunnen trommelen. Vee1! reserve had hij evenwel niet. Hfet artikel betreffende de postkwitanti.es en de wet tot wijziging der wet op de brievenposterij, waaróver de stemming Dinsdag mislukte, werd aam- genomen met 38 tegen 17 stemmen. Zoo- d'at er juist 4 leden boven het quorum waren. Het ontwerp zelf vorderde geen hoofde lijke stemming. Hierop verschenen- ten tooneefe het ont werp tot verhooging van den bieraccijns en het in verband -daarmede staande ont werp tot verho-oging van het invoerrecht op bier, teneinde de -concurrentie van het binnenlandsche bier m-et het buiitemlandsche ook na de accijnsverhoo-ging mogelijk te doen blijven, waarbij tev-ens wordt voor gesteld het -toch niets opleverende invoer recht op azijn af te schaffen. Er kwamen van verschillende zijden ern stige bedenkingen» De heeren De Wykerslooth (R.K.) en Janssen (Maastricht) (R.K.), betoog den. dat de voorgestelde tot in Kleinigheden afdalende regleroentteering der bierindustrie en de aanzienlijke vérhoogimg der heffing (het ontwerp dat 4 millioen- 8 ton moet opbrengen maakt den tegen woordig-en- ac cijns vier maal zoo hoog) vooral den klei nen brouwerij-en haar ontwikkeling en zelfs haar bestaan onmogelijk zou mak-en. Ter wijl zij verder van de omstandigheid, dat de verhoo-ging naar v-erhouding even zwaar zou drukken op de vooral door de volks klassen gebruikte lichte biersoorten alls op het zware bi-er toeneming van het je-me- vergebruik vreesden. Deze vrees werd ook gedeeld door den heer Ter Laan (Rotterdam) (S.DlA.Pi.), die bovendien ook hierom tegen de voor stellen was, wij® die de voor d-e volks klassen toch reeds zoo -ongunstige verhou dingen in ons belastingstelsel -nog slechter zou maken. Terwijl d'e heer Janssen nog deze grief had, -dat de accijns zal worden geheven van de tusschenproducten -en de grond stoffen en ni-et van h-et eind-product, het bier zelfwat z. i. d-e controle veelt een voudiger zou maken en de belasting bil lijker. Minister Van G ij n verdedigde de ac- cijnsverhooiging op goede gronden tegen de daartegen ondernomen aan,vallen» Z.Exc. wees erop, dat de prijs van het bier slechts met IV2 cent per Liter zal moeten worden verhoogd; zoiodat bedui- .dende vermindering van het biergebruik met wellicht daarmede gepaard- gaande toe neming van het jenevergebruik -en roeit daar aan v-erbonden schade voor de accijns- opbrengst ^n-iet is te vreezen. En wat de -bezwaren vo-or de kleine industrie betreft, er is thans in ons land slechts één bier brouwerij', welke dispensatie zal moiet-en hebben van de bepalingen omtrent den omvang van het bedrijf. D-e bedoeling van bedoelde bepalingen is dan ook' alleen het brouwen van bier thuis -tot schade voor schatkist en voor de maatschappij te be letten. Belasting van het eindproduct zou the oretisch ideaal) practised evenwel onuit voerbaar zijn. Bij de artikelen vroegen drie amende menten de aan-dacht. Het amendement-B ong a-erts (R.K.), om door een progressieve heffing d-e onge lijkheid van druk, welken de accijnsv-erhoc- -gi'ng op de brouwerijen van verschillende grootte zou hebben, weg te nemen en daar mede tegelijk het licht bi-er, dat bijna uit sluitend door -kleine brouwerijen wordit ge produceerd, te o-ntlasten, zonder dat daar door -de totale opbrengst van den voo-r- gestelden bieraccijns wijziging zou onder gaan; welk voorstel door den Minister sterk werd ontraden, om-dat het door b-e- voord'eeling van het lichte bi-er onbillijk zou werken, werd verworpen roet 36 tegen 16 stemmen. Het wijzigingsvoorstel-De Wij-ker. s 1 o o t h, om- het soort voor de zoogenaam de volks- of lichte bieren in mindere mate dan dat voor de zware bieren aan accijns te onderwerpen, haalde het evenmin- en werd afgestemd met 40 tegen 12 stemmen. Terwijl eindelijk een ander amendement van den heer D e W ij -k e r s 1 o o t h om d-en eisch te doen vervallen van goedkeuring door den Minister -der li-gging een-er op te ALKMAARSCHE VOOR OOM EN NEEF verdween, -en tie reizigers kwamen niet teru-g. Diep bedroefd gingen' we huiswaarts. Een 'angstig voorgevoel beklemde Saraa „Zuster, troost u," sprak ik, „dra zulten we onzen vader en onze broeders kunnen omhelzen. Zij zijn ergens opgehouden, dat kan al licht voorkomen o-p zulk een groote reis." Den volgenden -morgen beklommen wij weer den rots en verlieten haar niet, voor het brullen van den leeuw in den- nacht -ons deed opschrikken. Geen wolkje was -dlien dag aan, den horizont opgestegen!, niet één vo-gel had de stille eenzaamheid) verbroken. Juist bij onze woning raakten S-arai's voeten verward1 inde wortelen van een -ouden olijf, die enke-lle dagen geTJedlen to-p en takken, had verlóren ten gevolge van een verwoestenden storm. Zuchtend zei ze: „Tobsiima^ zouden vader en broeders ook door den Samum zijn over vallen in de woestijn?" „Zuster," hernam ik, „verontrust u niet! Vadier voorziet d-en gevreesd-en storm, sinds bijna zestig jaren bereist hij de Arabische steppen." Thuis gekomen at ik mjjn brood; tranen vielen er op neer. Mijn zuster at niet; zij nam ter zij van me plaats, bedekte haar hoofd met den mantel en weende» Zij dacht aan den door den Samum verwoesten olijf en aan de pelgrims- in de woestijn. Den derden dag bestegen wij weer de eenzame rots. Tegen den avond sprong Sarai' vroolijk op en riep-: „Tebsima,, daar zijn ze!.,.. Zie. de kameel-drijver vertoont zich aan den gezichtseinder» Laat ons wachten! De rui ters zullen volgen -en dra zu-ien we de gansche karavaan zien -De ruiters verschenen echter n-ief 't Was niet een kameeldrij ver, dien we be merkt' filadden, maar een reizi-ger o-p een dromedaris, dien een slaaf -geleidde. Deze teJeu'rstelBing was zoo verschrikke lijk, d'at we élkaar snikkend in de armen vielen. „Verloren!" zeiden wij1, „de pelgrims keeren niet meer terug !»i„. Vader, broe ders, waarom hebt -gij ons verlaten!" „Wij zulten de vlakte ingaan en den vreemde vragen, of hij de bedevaartgan gers niet heeft gezien," sprak Sarai. Toen wij een eind', weegs gelbopen had den, herkenden wij den reiziger het was Abrahim. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1916 | | pagina 1