Tabak van J. R. lenss
Zaterdag- 22 Juli 1916
De Hl. Martelaren van Horen.
DE H HIT HET HOSTEN.
A. LOHMAN RENCKLNS p |p?,:
No 84
10e Jaarg-ang-
DIT BLAD VERSCHIJNT DINSDAG,
DONDERDAG EN ZATERDAG.
1572.
Uitgave van de Naamlooze
Vennootschap „ONS BLAD"
ALKMAAR.
Bur.: BREEDSTRAAT 12.
Telefoon No. 433.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per kwartaal franco huis. 90 ct.
Met geïll. Zondagsblad 125 ct.
bij vooruitbetaling.
Afzonderlijke nummers:
van de courant 3 ct.
van het Zondagsblad 5 ct.
ADVERTENTIËN:
Van 15 regels50 ct.
Elke regel meer10 ct!
Reclames per regel25 ct.
Kleine adv.: 30 woorden bij vooruitbet. 30 ct.
Op 21 Aug. 1891 vertrok de eerste Pro
cessie uit Alkmaar naar Brteile; derhalve
vieren wij dit jaar een jubilesinds vijf
en twintig jaren trekken in devotie de
ALkmaarders óp ter vereering van de hei
lige gedachtenis der Martellaren van G-or-
cum.
Alis de Kerk van Nederland; op 9 Juli
het feest viert der Gorcumsohe Marteliar
ren, dan klinkt het in den Introïtus der
H. Mis alis een droeven nagalm uit bange,
treurige tijden: „God,, die Heidienen zijn
gekomen in Uw erfdeel, zij heibben Uwen
heiligen tempel ontheffligidl" (Pis. 78).
Ja, als Heidenen Weiden zij huis, die
Geuzen, die in 1572 kwamen om de Neder
landen te vertossen van het gehate Spaam-
sche bewindl, om een tijdperk van gouden
vrijheid te openen! Het opgezweepte, mis
leide volk, heulde met de vijanden van
Christus' Kerk. Het zag Wet of wildle niet
zien, dat dit de ondergang was van zijne
hoogste en dierbaarste vrijheid: God te
dienen naar oude Roomsche zede. Vreemde
ketters en avonturiers, kwamen om te vis-
sehen introebei water. Het heerlijk werk
van Geert üroote en de zijnen lag ge
broken terneer. Stad na stad bulkte voor
den Geus. En Roomsch Nederland bleef
heulen met den opstand. Het hoopte bij
iedere overgave, dat thans de Geus zijn
woord1 gestand zou doen; niets te onder
nemen tegen den Roomschen Godsdienst.
Het zag zich even dikwijls deerlijk be
drogen.
Dat was ook het lót van Gorkum. Door
verraad was de Geus in de stad gehaald.
De dappere Caspar Turek had zioli met
zijne soldaten^ de priesters en klooster
lingen en veie burgers teruggetrokken op
het kasteel Nauwelijks waren de Geuzen
meester in de sterkte, of hun aanvoerder,
Marinus Brandt, schond op de -laagste wijze
zijn eed. In strijd met het verdrag eischte
men voor de leeken een hoogen losprijs,
werden de commandant, zijne vrouw en
dochter in boeien naar den Btriel gezon
den en werden de geestelijken overgeleverd
aan de woeste soldatenbeftde. Negentien
waren deze laatsten in getal, die hier den
weg der marteling opgingen.
Met zwijgend geduld antwoordden de
Hl Martelaars op den smaad en hoon,
waarmede de trouweliooze overwinnaars hen
overlaadden. Vooral de onverschrokkenheid
van den Hf Gardiaan N-icofaas en den
Hl. Leonardus van Vechell bemoedigde al-
fen. Den Hi. Nicolaas werd de vrijheid
aangeboden. Hij wilde niet zonder zijne
Broeders heen gaan. Laat in den avond
bood men den uitgehongerden gevangenen
vteesch aan. Het was Vrijdag; de bedoeling
der Geuzen was duidelijk. De Martelaars
weigerdenEen nacht van gruwel en
boosheid volgde. De dronken Geuzen vier
den met dierlijke wreedheid hun kwelzucht
bot
De H. Nicolaas van Poppel, die eene
heerlijke belijdenis aflegde van zijn geloof
in het Hl. Sacrament des Altaars, werd
met een koord om den hals langs eene deur
op- en neergetrokken, tot men hem voor
dood liet liggen. Dezelfde foltering onder
ging de H. Nicolaas Pdeck. Toen hij1 daar
FEUILLETON.
Een verhaal uit den tijd der Kruistochten.
In Nederiandsche bewerking
van
M. v, d. G.
2.
„Mijn zoon, uw noodlot boezemt me
levendige beHangstelting in; ik bid u, deel
me de gebeurtenissen mee, die u herwaarts
brachten."
Broeder Albertus was op een oogenblik
gekomen, dat de kluizenaar geneigd was
tot het geven van ophelderingen.
Bij 't afscheid der zwaluwen had hij
tranen vergoten, en der afvallende blaadjes
had hij weemoedige woordjes toegesproken.
„Mijn vader," antwoordde hij, „>ik wil
dat gaarne doen. De Arabier vertélt gaarne,
cn als men lijdt en alleen is, dan voelt
biet hart behoefte om zijn herinneringen
eenen vriend mede te dieeten.
Zoo ontspon zich tussohen monnik en
kluizenaar een gesprek, dlat wij onzlen fezeTS
zullen navertellen.
„Ik ben de zoon van Abrahim». Mijn vader
ts de machtigste emir der woestijn en een
afstammeling van den profeet.Bijl Saba,
een heerlijke oase van 't Oosten, werd ik
geboren. Maar mijn geboorte bracht rouw
111 vaderlijk huis; want zij kostte mijner
geliefde, teedere moeder Zorah het leven.
I ot aandenken aan dit treurig voorval
noemde men mij Tebsima Ben-Beka, d. i.
„lachende zoon der tranen". Voor haar dood
drukte mij mijne moeder aan haire borst en
zecie me. een weemoedig lachje„Arm
kind, om uwentwille heb if zoo vedl ge-
roerloos neerlag, wilden die Geuzen zich
van zijnen dood overtuigen. Zij staken' kaar
sen aan en verbrandden daarmede geheel
zijn aangezicht en zelfs het inwendige van
neus en mondt Daarop schopten zij het
lichaam weg en gingen heen. De woede
der onmenschen steeg tot razernij, toen- zij,
terugkeerendi, zagen, dat die H. Gardiaan
weer bijgekomen was en als te voren
zijne lotgenooten opwekte en bemoedigde!
Opnieuw werd het gefolterde lichaam
van den Heilige geschopt en getrapt. Zoo
verliep de eerste nacht.
Het was de eerste Juli. Daar verscheen
in de gevangenis Jan van O-mali, een af
vallig priester, bezield met een duiivefech-en;
haat tégen de Hl Kerk. Hij kwam van
Dien Briell, door Lumey, het hoofd' dier
Watergeuzen, gezonden, om de priesters
naar die plaats te voeren. Lumey tóch had
vernomen, dat de .burgerij van Go-rcum
zich tot Willlem van Oranje gericht had,
om de bevrijding der gevangenen te ver
krijgen. Hij wilde zijn prooi niet laten ont
snappen. Na hen op zijne beurt naar har
telust gökwelid' te hebben, voerde O-mal
de H. Martelaren naar een gereedliggende
schuit. Het was nacht, want de afvalligen
vreesde de goedgezindlen van Gorkum,
Negen dagen waren verlioopen sedert de
overgave van het kasteel In Dordrecht,
waar aangelegd werd, overstelpte h-et s-aa-m-
gestroo-mde volk de Bloedgetuigen met nieu
we kwellingen. Eindelijk Ikwa-m men op
Maandag 7 Juli aan in Den Brie®, het
■beruchte h-oï van Lumey.
In Den Briel nam- het vollik in zulke mate
aan de mishandeling de-elf -dlat de Hl. H-ie-
ronymus van Weert uitriep: „Mijn God,
wat zijn dit toch- voor barbaarsdhe zeden.
Ik ben gevangen geweest bij- de Turken,
de Grieken -en. de Mooren, maar nooit heb
ben die volken mij mishandeld! of ge
hoond1!"
Op de maikit werden zij opnieuw drie-
maaii om een gallg geleid, onder het zing-en
van de groote Litanie. Daa-rna moesten
zij op hunne knieën hymnen aanheffen: ter
eere der Allerheiligste Maagd. Ditbe vel,
uit spotzucht gegeven, w-erd uit liefde tot
de glorieuze Moeder dies Heeren volbracht.
NU sloot men hen in een alervuilstem ker
ker op.
Thans zou spoedig het uur der glorie
volle zege s laan. Tweemaal nog werden
zij voor 'n soort rechtbank gesleept. Twee
maal weerstonden de negen-tien- helden de
listigste aanvallen op hunnen geloofstrouw.
Na twaalf diagen van onmenschelijk
lijden trokken nu de Martelaren, twee aan
twee gebonden, in nachtelijk duister bij
spookachtig flambouwenliichit de stad uit,
naar eene -eenzame turfschuur.
De Hf Nicolaas Pieck won het eerst de
martelkroon. Blijde beklom hij den ladder
en in vurige taal bemoedigde hij zijne ge
zellen, tot de strop hem de k-ee® toeneep.
Nog in hunne laatste oogenbiiiikk-en- werden
de H. Bloedgetuigen op de wreedste wijze
gekweld. Einde-lijk omstreeks vier uren in
den morgen van den 9den- Juli, hingen de
lichamen der negentien Getrouwen aan de
balken der turfschuur. Doch het wreede
werk was te haastig -gegaan. Ni-et bij alien
waren de stroppen genoeg aangehaald. Dit
verlengde voor sommigen den vresselijken
doodstrijd met eenige uren. Zelfs na den
dood werden d'e heilige 'licham-en door de
ketters mishandeld op -een wijze, zóó af
teden, dat gij wel den naam Ben-Beka,
zoon -dier tranen, verdient. Maar dleze naam
alleen ktinikt zoo treurig, en daarom zuillt
gij ook Tehsima, -lachende, beetem. Moogt
ge 'bemind: worden door uwen va-dler, uwe
zuster en uwe broeders, indachtig mijn
laatsten lach en imijn llaaitsten traan."
Mijne moeder was zoo deugdzaam en 'zoo
schoon, dat Ibrahim nooft een andere vrouw
lid-1. Voor mijn geboorte had zij hem reeds
twaalf zonen geschonken, de edelfete kin
deren van 'Araibië, en een dochter met
name Sarai, liefderijk en- wijs a'ts hare
moeder.
Ofschoon ik onder zoo noodlottige om
standigheden was ter wereld -gekomen, was
ik toch niet verlaten. Allen verpleegden
mij zoo zorgvuldig mogelijk. Sarai, nauwe
lijks twaalf jaren oud, ontving mij uit de
handen der stervende moeder» Sinds dien
vervu-ldert haar jeugdig hart moederlijke
zorgen. Hare da-gen waren zonder ru-st en
heur nachten zonder slaap. Sarai was vlij
tiger en meer teeder aan mijn wiegj-e dan
de tortelduif in Waar nest. Mijn vader nam
mij vaak op zijn schoot en èen lachje
-gleed -dan over zijn an-d-ers zoo stroef ge
laat. Hij werd niet moedie mij aan te zien;
want hij vond, zooals hij zei-de, in mij het
levende beeld zijner onwergetëlijk-e Zorah.
Als mijn broeders thuis waren, vochten
zij om het weesje, en altijd brachten zij
van hun strooptochten hem bloemen, vruch
ten. jonge m-uschjes of honing mede. Later,
toen ik grooter was, leerden ze mij d-e
-kudden weid-en, -die wierook op de heuvelen
en den balsem en mirre in de woestijn
verzamelen. Hoe beminden wjj elkaar
En hoe -gelukkig waren wij, als we ons
na die dagtaak aain den avondmaaltijd ver-
eenigdi vortd-en.
Onze tegenwoordigheid bracht die opge
ruimdheid weer in Ibrahim's hart, en vaak
schuwelifk, zóó dierlijk wreed, dat eene
beschrijving u zou dóen walgen. In twee
kuilen werden ten slotte de geschonden
overblijfselen begraven. In 1625 werden zij
door e-nike[e Katholieken heimelijk opgedol
ven en voor 't .grootste deel naar Brussel
overgebracht. Paus Clemens X verklaarde
in 1675 de Martelaren zalig en in het jaar
1867, toen Nederland opnieuw met het
bloed- zijner edelste zonen getuigde van
zijn trouw aan Petrus' Stoel, volgde de
Heiligverklaring door Pius IX.
Jaarlijks gaan tal van ijverige Katho
lieken op naar Den B'ri-et; om hen te
eeren, d-i-e ons daar zijn voorgegaan in. den
strijd voor ons .Hoogste Goed.
Zoo- telde dan -d-e Kerk van Nederland
op dón 9en Juli van het jaar O. HL 1572
negentien nieuwe Geloofshelden a-lls Voor
sprekers bij Godi.
Handhaven ook wij' het Erfdeel onzer
Va-deren.
BINNENLAND.
NEDERLAND EN DE OORLOG.
Uitvoer van landbouwproducten naar
Engeland.
Naar vernomen wordt, is thans met lei
dende persoonlijkheden in bankierskringen
ovei eenstemming verkregen omtrent het fi
nancieren van den uitvoer van landbouw
producten naar Engeland»
Een Nederiandsche schoener naar Swine-
munde opgebracht.
Volgens een te IJ-muiden ontvangen par
ticulier bericht, is de te Groningen thutó-
behooreride. gaffe [schoener „Vaderland", ka
pitein J. Khigkist, 4 Juli van- IJmuiden
met eene lading ijzer naar Geflle- vertrokken,
cjoor een Du-ïtsch miarin-evaartuig naaf Swi-
nemunde opgebracht.
Nadat door de Duitsche autoriteiten de
scheepspapieren waren- onderzocht, en alles
in orde werd bevonden, kreeg de gezag
voerder toestemming de reis naar Zweden
voort te zetten.
De groenteqnaestle.
Te Hengelo zijn, nadat Zaterdag de aan
gevoerde gtoentén werden in beslag ge
nomen en van -gem-eenii-ewege verkocht, nog
zoo goed als geen groenten verkrijgbaar.
Aardappelen zijn er weer, doch bloemkool,
wortelen, tulnboonen zijn nog niet ver
krijgbaar. Op de Donderdagavond! gehou
den groentemarkt was niets- dan sla, uien,
-komkommers en een paar kool-en. Groente
handelaren deelde mede, dat ze die boven
gemelde groenten niet kunnen, krijgen, daar
de conservenfabri-eken .allies, wegkooperu
Weer twee Duitsche schepen uit de
Rotterdamschc haven.
Donderdagavond om| 8 uur vertrokken we
derom twee Duitsche schepen van Rotter
dam-, al» het ss. „Eduard Martini", 1972
bruto tons, te Rostoch thuisbehoorendte en
het ss, „Heinz Bfumberg", 1226 bruto tons
van de reed-erij Leonhardt -en Bllumb-erg
te Hamburg. Beide schepen zijn met uit
sluitend1 Duitsche bemanningen naar Em-
den gegaan, om via het Kaiser Wilhétoi-
kanaai in de Oostzeevaart te worden ge
bracht.
In de Rotterdamschc haven bevinden zich
nu nog 1 Duitsche bark, 32 Duitsdhe en
3 Oostenrijksche stoomsdhepen.
vertelde hij ons zullke aangrijpende geschie
denissen. zoo onderhoudend» dat wij niet
moede werden hem aan te hooren»
Uren llamig zaten wij dan voor onze tent,
genoten de koelte van den naioht en adem
den balsemgeuren.
Daar bezocht -o-ns het nood-lót en ver
strooide op eenmaal Ibrahim's kinderen»
De oude -emir trok ter bedevaart met
mijne broeders naar Mekka. Ilk wilde hen
volgen naar 't graf van Mahomed. Maar
allen verzetten zich daartegen -en zeiden,
dat ik te jong was om de vermoeienissen
eener zoo lange reis weerstand te kunnen
bieden. Z jijtroostt-en mij, beloofden spoe
dig terug te keeren en mij rijke geschenken
te zullen meebrengen. Zij omhelsden mij
en kozen den weg door de Arabische woes
tijnen.
Ik volgde hen met den bMk.
Mijn broeders zongen vroofijk een lied,
dlat -de 'kameeldrijvers hadden aangeheven.
Dat wa-s 'het afscheidslied'.
AIS die bedevaartgangers in de oneindige
zandzee waren verdwenen, wierp -ik mij' in
Sarai's armen en wij weenden samen-, alSof
we hen niet m-eer zouden wederzien. Hoe
lang schenen ons de volgende dagen
Eindelijk brak de dag aan, wjarop de
bedevaartgangers werden terugverwacht.
Sarai en i-k, we zetten ons reeds vroeg in
den ochtend op een rots, van waar men
een groo-t eind in d-e zandige vlakte kon
zien. Hier hadden- we ook de karavaan
het vaarwel toegeroepen. Hoe heet 'ook de
dag was, we bleven tot den avond; maar
niets hadden we bemerkt in de verte.
Slechts een troep gaz»fcn was voor-
bijlgetrokken naar de naburige bron.
De zon neigde ter kimme; zij verguldde
de avondwolken en wiegde zich een oogen-
bik i-n een gouden z-ee. Hoe gaarne had
dien wij haren loop vertraagd, maar zij
ALKMAAR, Tel. 276, Steenenbrug (Verör. Oorö)'. Scnoenhanoe!
Een mijn dicht onder de knst tot zinken
gebracht.
De gezagvoerder van -het Zweedsche
stoomschip „Gothia", Donderdag van Zwe
den met eene lading hout te IJmuiden
binnengekomen, rapporteerde op 53 gr. 7
min. N»;B.' en 4 gr. 22 min» O.L., een
groote mijn te zijn gepasseerd. Door d-en
kapitein werd' tweemaal' op de mijn gescho
ten; deze is vermoedelijk daardlo-or t-ot zin
ken gebracht, daar men later niets meer
ontdekte.
Aankoop van dulkbooten.
De Amsterdamsche correspondent van d-e
„Telegraphen Union" weet medte- te dieelcn
„In Nederiandsche sdheepvaartkringen over
weegt men .-het bouwen o-f het aankoopen
van duikbooten naar het model van de
„Deu-tschiand". Men verwacht nog slechts
de aankomst van- de „Bremen" af om- de
plannen nader te bespreken. Zonder twijfel
speelt bij1 deze plannen de overweging om
tenminste de briefport te bevrijden van de
Engelsche censuur, een groote rol"
Zeeschip op den IJsel.
Een Duitsche zeestoomer, de Bavaria"
(ca. 1500 ton), die in normale tijden via
Rotterdam vaart, kwam Donderdag den
IJsel afzakken, om zoo „binnendoor" naar
Duitschland' te voeren» Het schip had door
den -hoogen waterstand aanvankelijk moeite
om- de spoorbrug bij1 Deventer te pas-
s-eeren, doch slaagde hierin vrij1 sporfig,
na ballast t-e hebben ingenomen»
M-eerdere pui-tsche schepen volgen- den
laatsten tijd deze route, t»en einde die ge
vaarlijke zóne zooveel mogelijk te bekor
ten.
VAN HET BINNENHOF.
Vergadering van -Donderdag 20 Juli.
De Voorzitter had' mannetj-es genoeg bij
elkaar kunnen trommelen. Vee1! reserve had
hij evenwel niet. Hfet artikel betreffende
de postkwitanti.es en de wet tot wijziging
der wet op de brievenposterij, waaróver
de stemming Dinsdag mislukte, werd aam-
genomen met 38 tegen 17 stemmen. Zoo-
d'at er juist 4 leden boven het quorum
waren.
Het ontwerp zelf vorderde geen hoofde
lijke stemming.
Hierop verschenen- ten tooneefe het ont
werp tot verhooging van den bieraccijns
en het in verband -daarmede staande ont
werp tot verho-oging van het invoerrecht
op bier, teneinde de -concurrentie van het
binnenlandsche bier m-et het buiitemlandsche
ook na de accijnsverhoo-ging mogelijk te
doen blijven, waarbij tev-ens wordt voor
gesteld het -toch niets opleverende invoer
recht op azijn af te schaffen.
Er kwamen van verschillende zijden ern
stige bedenkingen»
De heeren De Wykerslooth (R.K.)
en Janssen (Maastricht) (R.K.), betoog
den. dat de voorgestelde tot in Kleinigheden
afdalende regleroentteering der bierindustrie
en de aanzienlijke vérhoogimg der heffing
(het ontwerp dat 4 millioen- 8 ton moet
opbrengen maakt den tegen woordig-en- ac
cijns vier maal zoo hoog) vooral den klei
nen brouwerij-en haar ontwikkeling en zelfs
haar bestaan onmogelijk zou mak-en. Ter
wijl zij verder van de omstandigheid, dat
de verhoo-ging naar v-erhouding even zwaar
zou drukken op de vooral door de volks
klassen gebruikte lichte biersoorten alls op
het zware bi-er toeneming van het je-me-
vergebruik vreesden.
Deze vrees werd ook gedeeld door den
heer Ter Laan (Rotterdam) (S.DlA.Pi.),
die bovendien ook hierom tegen de voor
stellen was, wij® die de voor d-e volks
klassen toch reeds zoo -ongunstige verhou
dingen in ons belastingstelsel -nog slechter
zou maken.
Terwijl d'e heer Janssen nog deze grief
had, -dat de accijns zal worden geheven
van de tusschenproducten -en de grond
stoffen en ni-et van h-et eind-product, het
bier zelfwat z. i. d-e controle veelt een
voudiger zou maken en de belasting bil
lijker.
Minister Van G ij n verdedigde de ac-
cijnsverhooiging op goede gronden tegen
de daartegen ondernomen aan,vallen»
Z.Exc. wees erop, dat de prijs van het
bier slechts met IV2 cent per Liter zal
moeten worden verhoogd; zoiodat bedui-
.dende vermindering van het biergebruik
met wellicht daarmede gepaard- gaande toe
neming van het jenevergebruik -en roeit daar
aan v-erbonden schade voor de accijns-
opbrengst ^n-iet is te vreezen. En wat de
-bezwaren vo-or de kleine industrie betreft,
er is thans in ons land slechts één bier
brouwerij', welke dispensatie zal moiet-en
hebben van de bepalingen omtrent den
omvang van het bedrijf. D-e bedoeling van
bedoelde bepalingen is dan ook' alleen het
brouwen van bier thuis -tot schade voor
schatkist en voor de maatschappij te be
letten.
Belasting van het eindproduct zou the
oretisch ideaal) practised evenwel onuit
voerbaar zijn.
Bij de artikelen vroegen drie amende
menten de aan-dacht.
Het amendement-B ong a-erts (R.K.),
om door een progressieve heffing d-e onge
lijkheid van druk, welken de accijnsv-erhoc-
-gi'ng op de brouwerijen van verschillende
grootte zou hebben, weg te nemen en daar
mede tegelijk het licht bi-er, dat bijna uit
sluitend door -kleine brouwerijen wordit ge
produceerd, te o-ntlasten, zonder dat daar
door -de totale opbrengst van den voo-r-
gestelden bieraccijns wijziging zou onder
gaan; welk voorstel door den Minister
sterk werd ontraden, om-dat het door b-e-
voord'eeling van het lichte bi-er onbillijk
zou werken, werd verworpen roet 36 tegen
16 stemmen.
Het wijzigingsvoorstel-De Wij-ker.
s 1 o o t h, om- het soort voor de zoogenaam
de volks- of lichte bieren in mindere mate
dan dat voor de zware bieren aan accijns
te onderwerpen, haalde het evenmin- en
werd afgestemd met 40 tegen 12 stemmen.
Terwijl eindelijk een ander amendement
van den heer D e W ij -k e r s 1 o o t h om d-en
eisch te doen vervallen van goedkeuring
door den Minister -der li-gging een-er op te
ALKMAARSCHE
VOOR OOM EN NEEF
verdween, -en tie reizigers kwamen niet
teru-g.
Diep bedroefd gingen' we huiswaarts.
Een 'angstig voorgevoel beklemde Saraa
„Zuster, troost u," sprak ik, „dra zulten
we onzen vader en onze broeders kunnen
omhelzen. Zij zijn ergens opgehouden, dat
kan al licht voorkomen o-p zulk een groote
reis."
Den volgenden -morgen beklommen wij
weer den rots en verlieten haar niet, voor
het brullen van den leeuw in den- nacht
-ons deed opschrikken. Geen wolkje was
-dlien dag aan, den horizont opgestegen!,
niet één vo-gel had de stille eenzaamheid)
verbroken.
Juist bij onze woning raakten S-arai's
voeten verward1 inde wortelen van een
-ouden olijf, die enke-lle dagen geTJedlen to-p
en takken, had verlóren ten gevolge van een
verwoestenden storm.
Zuchtend zei ze: „Tobsiima^ zouden vader
en broeders ook door den Samum zijn over
vallen in de woestijn?"
„Zuster," hernam ik, „verontrust u niet!
Vadier voorziet d-en gevreesd-en storm, sinds
bijna zestig jaren bereist hij de Arabische
steppen."
Thuis gekomen at ik mjjn brood; tranen
vielen er op neer. Mijn zuster at niet;
zij nam ter zij van me plaats, bedekte
haar hoofd met den mantel en weende»
Zij dacht aan den door den Samum
verwoesten olijf en aan de pelgrims- in de
woestijn.
Den derden dag bestegen wij weer de
eenzame rots.
Tegen den avond sprong Sarai' vroolijk
op en riep-: „Tebsima,, daar zijn ze!.,.. Zie.
de kameel-drijver vertoont zich aan den
gezichtseinder» Laat ons wachten! De rui
ters zullen volgen -en dra zu-ien we de
gansche karavaan zien
-De ruiters verschenen echter n-ief
't Was niet een kameeldrij ver, dien we be
merkt' filadden, maar een reizi-ger o-p een
dromedaris, dien een slaaf -geleidde.
Deze teJeu'rstelBing was zoo verschrikke
lijk, d'at we élkaar snikkend in de armen
vielen.
„Verloren!" zeiden wij1, „de pelgrims
keeren niet meer terug !»i„. Vader, broe
ders, waarom hebt -gij ons verlaten!"
„Wij zulten de vlakte ingaan en den
vreemde vragen, of hij de bedevaartgan
gers niet heeft gezien," sprak Sarai.
Toen wij een eind', weegs gelbopen had
den, herkenden wij den reiziger het
was Abrahim.
(Wordt vervolgd.)