1 Dinsdag 28 November 1916. TWEEDE BLAB. No. 338 De knaap en de engel BLAD. Dit js het verhaal van den knaap en den iqngel, zoo als het in eon oud bo.ek staat opgeteekendj, De knaap heette Theocritus, en werkte dag-in dag-uiit op zijn weefgetouw, om voor zijn moeder en zich het d'agtelijkscih brood- te verdienen. Dit weefgetouw stond in een kamertje piet .Witte muren, waar het eenzaam was en koel als in een kloostercel Het licht viel er van den linkerkant binnen door een enkel diep venstertje, dat uitzag op den kleinen tuin voor het huis. 's Winters stoven de sneeuwvlokken; langs d!at venstertje, dn de lente de bloesem blaadjes van den ouden pereboom, die mid den in dien kleinen tuin op het grasperk stond. Den zomer lang beschutte die oude boom het venstertje met zijn- loover. Dan was de kamer vol gro en-en-gouden zorane- scliemer. Tater, als het herfst werd, zag Theocritus door zijn raampje de peren geel en rijp worden, en spoedig daarna begon nen dan de dorre bladeren hun dwarreldans. Ze ritselden, en tikten tegen de ruitjes en hoopten zich op. in het kozijn. Dan wer den de jagende stormwolken zichtbaar door de naakte jtakken heen,'en 'siavonds soms de sterren. Rustig en stil gingen de dagen en de jaargetijden voorbije 4 Morgen .middag >en avond zat Theocritus aan den weefstoel. Hij was nog maar een kind geweest, toen hij er de plaats van zijn gestorven vader had ingenomen. Nu zat nij! er als knaap, en als grijsaard zou hij er zeker nog wel zitten. Theocritus verlangde niets anders. 'Hij was waar God hem. gesteld had1, en deed wat hij1 doen moest. Hij had nooit iets anders geleerd dan weven, en hij weefde. Trouw en blijmoedig deed' Theocritus zijn werk. Hij spande de schering, trapte de treden, schoof de ladle en liet die spoel spelen. En onderwijl zong hij het eenige liedje dat hiji kende: „Gloria in excelsis Deo." Het was zingen en bidden tegelijk. Het 'klapperen en rikketikken van het weefgetouw begeleidde zijn klare stem met een teigenaardige muziek. Soms zong er ook wel ©en merel met hem mee op den tak van den pereboom; soms de storm over de dalken, soms alle klokken van de stad. Het Jinnen, dat Theocritus zoo zingende weefde, glansde als zijde, en had een geur van najaarsbloemen .eln versch gras. Op zekeren dag in de lente, toen The ocritus weer zsoo néd'erzat te weven en te zingen, bewoog er ineens een schaduw voor het venstertje, en opziende werd! de knaap een onbekenden man gewaar, die wat verwonderd naar hem keek. Hij droeg een vale en versleten pij, en zag er afgevast en bestoven uit. Theocritus begreep dadelijk, dat 'het een pelgrim was, die pit een verre streek teruglieerde. Palster en bedelstok had' hij op het kozijn gelegd'; hij leunde er op met de "armen, terwijl hij zoo voorovergebogen het kamertje binnen- zag.. i i I i „Wat zong je toch?" vroeg hij' ten laat ste nadenkehidl. Theocritus zong nog eens zijn liedje. „Waarom zing; je 't eigenlijk?" „Ik wil werken en zingen en bidden Iegelijk." „Waarom?" ,,'n Mensdh moet Godl loven," „Meen je dat Godl jou verstaat? Het is niet veel met je liedje. Je stem is .erg zwak, en daarbij' komt nog al dat geraas van je weefgetouw1," „Ja....." zei Theocritus weifelachtig. „Ik heb daar ook wel eens over nagedacht. Het beduidt eigenlijk niet veel wat ik doe," „Zie .je," begon die .pelgrim weer, „ik heb den Paus Gods lof "hooren zingen in de groote Sint Pieterskerk van Rome. Dat was heel wat anders. Alle stemmen van. de gelieele Christenheid in één. stem samen." „O.i,,." zuchtte Theocritus. „Wat meen je?" „God gave, dat ik helm zóó 'oven kon!" I - i „Wie weet wat er nog gebeuren kan," zei de vreemdeling, met een glimlach zon der spot of zonder bemoediging. Hij dlacht eigenlijk aan andere dingen terwijl hij dat zei, ,en vroeg in één adem1 den weg dbor de straten. Toen nam hij staf en zak weer op en ging. Een lente-briesje, dat juist -over de tui nen kwaim aanwaaien, ruiselde in de bloe- semkruin van de .pereboom. Het kamer tje van Theocritus stoof 'vol witte bloei- blaadjes, over z'n hand'en woeien ze en z'n hoofd. - Theocritus voelde 'het niet. Hij was spoel en lade en trede, weefgetouw en weefsel vergeten. JVlet wijde oogen, die niets zagen, zat hij te droomen. „Paus worden!" Zijn gedachten woel den en verwardien zich. Ten laatste werd! hij boos op zich zelf, dat een .praatje van den eersten den besten voorbijganger zoo'n indruk op- hem' maakte. Hij beproefde weer te gaan weven en z'n I,Gloria" te zingen. Maar z'n banden beef- dén zoo, dat ze de spoel lieten ontschie ten, ;en de stem stokte hem in de keel. Z'n werk leek hem' zoo. armzalig en z'n liedje zoo kinderachtig. „Is dat alles wat ik kan? Weven en dat bedje zingen? Altijd? Apes? Het hoogste? Zou ik niet meer vermogen voor God?" Voor het eerst in z'h leven begon hij te wankelen en te weifelen. Z'n rustig en blijmoedig vertrouwen, dat hij goed' deed dbor te daan wat hij doen moest op de plaats waan" God' nem ge steidi had, was weg. „Was dit de plaats we|l? was dit hei werk wel? was dit al zijn kracht en macht wed? Het kamertje? Het weefgetouw? JHet liiedjej?" Z'n hart bonsde en het bloed joeg dooi zijn aders. Gebogen over z'n weefsel, verborg hij bet gloeiend! gezicht in de armen uit angst en schaamte. „Hij? Paus worden? Hoe durfde hij die allerhoovaardligste gedachte te dienken in Gods aanschijn?" Het w.erd' heel stil in het kamertje van Theocritus. Twee waren er die deze stilte hoorden, Godl in den hoogen hemel zeide: „Ik hoor op aarde die eene stem. niet meer, zuiver en blij als een engelerastem, die zonder twijfeling of begeerte Gloria" zong bij het klappen en rikketikken van het weefgetouw." En van Zijn troon blikte Godl peer, en zag .Theocritus zitten schreien van angs! en verlangen. „O 'mijn God!, verleen mij te 'bereiken het allerhoogste wat een mcnschi op- aarde bereiken kan. Niet voor mijl, maar voor U Zoo hoorde God de ziel van The ocritus in haar geheimste diepte verzuch ten. „Verleen mij op de allerwaardigste wijze den ailerwaardigsten lofzang te kun nen zingen tot Uwe eer. Niet voor mij, maar voor U." „We zullen hem' helpen," zei Godl En hij riep Raphel, den aartsengel. Zoo was God de eerste, die die stilte in het 'kamertje van Theocritus gewaar werd; De tweede, die de stilte daar bemerkte, was .Theocritus' moeder. „Ik hoor nu al twee uren lang het weef getouw niet meer," zei ze bij zich zelve. En zo sloop stilletjes op haar housevoeten naar het kamertje, om te zien of Theocritus in slaap was gevallen. Ze wilde er dlan oen grap van maken en hem uitlachen. Maar toen ze 'het vertrekje binnenkwam, zag ze dadelijk, dat er erger dingen met Theocritus omgingen dan slaap. Hij. zat ineengedoken over den weefstoel, het hoofd verborgenZ'n lichaam schokte en ze hoerde hem zachtjes kreunen als van pijn. Ze boog zich over hem neer en riep hem bij' z'n naam. Verschrikt zag hij toen opi „Is cr iets?" vroeg d'e moeder angstig, „Niet voor mij," Het was al wat de knaap kon zeggen. De moeder begreep dat hij ijlde. Ze legd'e hem de handen op het hoof dl. Ze voelde hoe het gloeide en ktopte. Toen heeft ze hem vol bezorgdheid in een andere kamer op zijn bed gelegd. Twee nachten en drie dagen bleef ze bij hein waken. Zie zat te bidden en te schreien bij zijn bedl, en meende niet anders dan P dat hij sterven zou,. Hij woelde en ijldef en sprak aldoor m'aar ov-er een verren weg dien hij gaan moest en over een troon, waarop hij zou neerzitten, D'e goede vrouw wist beelemaal niet waarover hij1 toch sprak. En om hem wat te troosten begon ze tegen dien avond .van dien derden dag z'n eigen liedje voor hem te zingen: „Gloria!" Toen werdi het langzaam duister en heel rustig, in 'die kalmer. De moeder was van oververmoeienis, ter wijl ze zong, ingesluimerd, en Theocritus lag roerloos met biddende oogen aan God te vragen, of hij nu maar liever sterven taocht, voor hij ooit weer die allerhoo vaardligste gedachte zou denken: „Paus wor den? Hij?" „Zoiefc den weg in deemoed en ver sterving, Theocritus," fluisterde een min zame stein in de stilte, en ieen glans kwam er schemeren in het duister. Raphael de engel stond over Theocri tus' bedl gébogen. De knaap zag de lichtende, witte ge daante, ..en begreep toen wel, ook door dien heilige vrede, die ineens als ©era zege ning over hem neerdaalde, dat het een der Heimelingen was, die zoo. tot hem kwam, „Hoe heet ge?" vroeg hij1, hoopvol zich oprichtend. De oude kinderlijke en blijmoedige glim lach blonk hem uit de oogen. „Raphael." „Wie jieeft u gezondén?" „God! zelf." „Het zal nu imaar het beate zijn dat ge gaat," „En moeder? en het weefgetouw?" „Ik blijf bij moedér en het weefgetouw," „Ik zal gaan!" Theocritus was reeds opgestaan uiit liet bedl Hij voelde zich krachtig en vol ver trouwen, „Zult ge wezenlijk goed voor haar zor gen?" vroeg hijl nog met een blik vol liefde op de oude vrouw, dlie aan het voe- teneind van zijlui bedl te slapen zat. Telkens als haar hoofd1 in dén sluimer ne-erknikte, bewoog natuurlijk haar groote witte ïiuive mee. Het was dan ih den vain hemelschijn dloorklaardén avondschemer alsof daar een groote witte vogel met de vleugels sloeg om1 dadélijk weg te vliegen. Theocritus zocht met rustige en zekere bewegingen zijn kaproe» en zijn wandel staf. Hij was in 't geheel niet verwonderd om alles wat er gebeurde, alleen zeer blij'. Op het laatste oogenblik echter, toen hij reeds met de deurklink in die hand stond', wendde hij zich nog eens om. De engel was er niet meer, maar wel een knaap, die geheet in wezen .en gestalte op 'hem., Theocritus zelf, geleek; die zat op dén randl van het bed met die armen over .elkander. De twee knapen zagen elkander aan en lachten stil, Ze wisten alles wel van elkaar. „Maar wie moet nu mijn oudl liedje zoo lang zingen? gij of ik?" vroeg Theocri tus alleen nog. „Natuurlijk jk bier aan het weefgetouw, Gfij- gaat nu den weg op, o,m -eenmaal Gods lof op de aller waardigs te wijze in den ailerwaardigsten Jofzang te bezingen. Vrede zij met u." Theocritus beantwoordde den groet ern stig en ging vastberaden heem. Hij' liep door dén nacht en dera' dag, en zag heel den verrem,; weg niet één keer om. Ook rustte hiji- nergens. Hij liep te bidden. Tot hij aan een eenzaam klooster kwam. Hij klopte aan de poort, en vroeg den prior of hij hier een monnik zou mogen worden, ,er bij' voegend', dat hij niets kende dlan weven en één enkel liedi. De prior zag hem peinzend aan. „Er zullen veel jaren moeten omgaan in versterving en boete era zwaren arbeid, eer ge zlijit waar ge komen wilt," zei bij ten laatste en na lang zwijgen, „Ik ben bereid,antwoordde Theocritus. De prior zond hem naar den stal van het klooster, waar Theocritus de knecht werd van den staljonge». Avond en. ochtend echter zat hij1 in de cei van den prior over zware perkamenten boeken gebogera^ en jaar na jaar leerde hij! al dieper 'en al eerbiediger zich verdeemoedigen voor de grootheid Gods, die 'hem door aile weten schappen gteedte duidelijker geopenbaard werd. De heerlijkheid' van Gods schepping, van het heelal en de eeuwigheid openden zich steedis wijder voor hein, en steeds kleiner ,en nietiger voelde hijl zich worden. Het was hem. een groote genade, die knecht van den staljongen te mogen blijven. Hij sprak bijna nooit, doodida iji zich iedere gedachte aan zijn aardsdi verleden of zijn aardlsch© toekomst, en vroeg biddend voor zich zalven alleen dit: dat 'heet zijn aard- schei Heven zi'dh rnodhte oplossen in den éénen ailerwaardigsten lofzang op de aller waardigste wijze gezongen. God m'oest hem wijlzen waar. God moest hem J.e eren hoe. In het huisje van Theocritus' moeder was niets veranderd. Blijmoedig .en wel tevreden zat daar schijnbaar dezelfde knaap aan het weef getouw. Hij weefde, en zong „Gloria". De peren werden rfjip aan de.» ouidleti pere- boom, de berfstbladers dwarrelden en daar na de sneeuwvlokken. Opnieuw kwam de Witte lentebloei. Opnieuw, kwamen de groe ne Rovers, De dagen vergiingera- De sei zoenen wisselden. Jaar mit jaar ging voorbij'. Deblonde knaap aan het weefgetouw was een grijizendl man gewonde». Dag-in dag-uit deed hij: nog hetzelfde werk, maar 1 de tijd was gekomen, dat de klank van zijn stem begon te verdlooven, en de wever I Theocritus zong niet meer. Nu bad hij alleen .nog maar, stil in zichzeftven „Gloria!" Ên God in den boogera hemel zeide: „Ik hoor op aaide die eene stem; niet meer, zuiver en blij; rein en vertrouwend als ©en engelenstem'. Ik boor die stem niet meer bij het schuifelen en rikketikken van liet weefgetouw. D'e schoonste toon ont breekt in mij» koren vara hemel en aardie: da stem van de kinderlijke en reine men- scbenziel, die geen twijfel kent en geen begeerte. Jk wil die stem' weer hooren." Het was juist op tijdl De oude wever Theocritus wierp de [spoelen neer, en sprong licht en jong op van dén weefstoel. Het witte kamertje bleef leeg. Maar over de aarde spande een heerlijk glanzende regenboog era ©en lichtende engel vloog door de ruimten, - Het was juist op tijd. Het was op Paaschmorgen. Te .Rome in het groote paleis van den Paus, Jag een eerbiedwaardige grijsaard in liet allerkleinste vertrekje, dat er tusschen al di© rijke zalen te vinden. w;as, neerge knield voor zïj'n bidbank, het hoofd diep in de handen verborgen. „Ik ben niet waardig" herbaalde hij teifceens, ,en hij beleed nog eens tu nog eens voor God al de zonden vara zijn leven. Het was Theocritus, die zooveel jaren in het klooster de knecht van dera stal jongen was geweest, en toen bisschop, en toen kardinaal, en die nu onlangs tot Paus was gekozen. Zoo- dadelijk zou hij op den rood-en-gouden draagstoel, vara kar dinale» en prelaten omstuwd, naar het hoogaltaar van de groote Sint Pieterskerk worden gebracht, .met de tiara op en den goud-brokaten mantel oim de schouders. Het oogenbliik naderde al dichter en dichter, dat hij ten laatste op de aller waardigste wijze het allerwaardigste loflied tot God zou mogen zingen. Alle stemmen der geheel© Chist-enbeid zouden in zijn stem samenklanken. Het zou een machtig geroep zïjn in 'het oor van Gbdi. „Mijn God, Gij di© mij ziet- en kent, mij onwaardige, wat anders zal ik zingen tot Uwen allerhoogsten !of dan „Gloria in excelsis Deo". Hoe anders zal ik dit zin gen tot Uwen allerhoogsten lof dam met ©en hart rein en kinderlijk, vertrouwend en on bewogen dbor twijfel of begeerte? Hoe zal ik beter dien allerwaaindigsten lofzang kunnen zilngen dan eenvoudig en geloovig, zoo.als jk zo'ng als knaap in. h©t witte ka mertje bij het weefgetouw? hiaat me den ken dladelij'k op het hoogaltaar van de groote "Sint Pieterskerfc, dat ik weer die knaap ben, in dat kamertje." „Ge 'zult die knaap weer zijn," sprak een stem vriendelijk en zachtzinnig. „Keer terug, vanwaar ge zijn uitgegaan." Theocritus, de 'Paus, zag de glanzende witte gedaante van Raphael, den eragel, „Ik ben bereid," zei hij, zonder aar zeling opstaande van zijl» bidbank. „Maar wie zal nu dadelijk het „Gloria" zingen op het hoogaltaar va» de Sint Pieterskerk?" „Ilk zal' hier uw plaats innemen, zoo als ïlk ze ginder heb ingenomen," antwoord de Raphael, de aartsengel. Ze zagen .elkaar aan met een Stille» lach en wisten alles wét, de een va» den ander. Er was in dien tijd in Rome een Paus, die zeer, zeer oud werd, en er was in d'ien tijd in het huisje bij den péreboom weer e en blonde knaap, die blijmoedig era vertrouwend werkte en zong, altijd hetzelfde liedje, altijd hetzelfde werk. Hij kon niets anders dan weven en „Gloria" zingen. Maar jGod zag en hoorde 'hejml zoo graag. Op denzelfden idag, dat die oude Paus in Rome stierf, stierf die blijmoedige wever in het huisje bij den pereboora. In hetzelfde uur ging de hemelpoort wijd voor die beiden samen open, Toen was er niets meer dan licht. Era dé eeuwige ikoren zongen. MARIE KDENËN. BINNENLAND. NEDERLAND EN DE OORLOG. GROENTEN. De •Nederlandsche Bond van Aardappel-, Groenten- en Fruithandelaren heeft zich tot den Minister van Landbouw, N. en H. met een adres gewend, houdende de vraag, of de door den Minister vastgestelde maxi mumprijzen van groente» odk gelden voor die groenten, welke op de vrije markt moeten worden gekocht, wanneer geen Re- geeringsgroenten ter distributie aanwezig zl-.jn. LANDSTORM 1917. De Minister van Oorlog heeft nader aan de burgemeesters medegedeeld, dat met de' indienststelling van de landBtormpMchtigen der jaarklasse 1917 vermoedelijk in hef begin van Februari 1917 een aanvang zal worden gemaakt. UIT DE VORSTENLANDEN OP 'JAVA. De correspondent van het „Hdbd." te Soerabaja seint De dezer dagen in hechtenis genomen leider van de Sarikat Oerip predikte dat men de Hollanders moest verjagen bij de eerste uitbarsting van den vulkaan Merapi. ST. RAPHAEL. De Nederlandsche Roomsch-Katholieke bond van Spoor- en Tramwegpersoneel „St. Raphael", houdt op den i3en Decem ber e.k. te Utrecht zijn raad van afgevaar digden algemeene vergadering. Op de agenda komt onder meer voor een voorstel van het Hoofdbestuur om toetreding van vrouwen mogelijk te maken en een voor stel tot con tribui ieterhooging. ALKMAAR. R, K. MILITAIR TEHUIS. Vele donateurs van het R. K. Militair Tehuis zullen zich hebben 'afgevraagd of er geen steun voor dlit goede werk meer noodig js, daar dé door hen toegezegde .maandélijksche bijdragen in den laatsten tijd niet zoo' geregeld meer werdén afge haald'. .Veel steun is er echter steed's noo dig, daar 'de. Commissie van B.eheer immer voor te korten staat. Doch het ophalen der toegezegde bijdragen. ®et in den laatsten tijd wei wat te wenschen over. Dit. zal echter beter wordenOnder leiding van die dames M. Boom; Li. Winkel, T. Heunemara i n T. Wien'ker hebben .meerdere jonge dames zich bereid verklaard' als Zelatricen voor het R„ K. Militair Tehuis te zullen gaan op treden. .Weldra zulfeii zij de bijdragen der donateurs jn ontvangst komen nemen, ter wijl zij hopen velen- als donateur voor dit goede doel te zullen werven. DE „INTER' NOS"-UITVOERING OP DONDERDAG A.S. In ons blad van Zaterdag 18 Nov. heb ben d'e lezers reeds ©en alleszins inilieiiidérad artikel kunnen lezen over „Molière's levem en werken" wijl hopen," dat velen, diie de a.s, „Inter Nos"-uitvoering Donderdag avond komen bijwonen, van deze goede geleg enheid tot „kennismaking met dein be roemden blijspeldichter Molière, gebruik ge maakt hebben. Voor een twintigste-eeuwsch Alkmaar- der immers is het niet zoo- gemakkelijk zich jn t« leven in de 17de .eeuw. Vooral d© „tyrannic" der toenmalige ge- ueesbeeren waarvan tegenwoordig na tuurlijk niet meer te spreken valt mo.eit mén. zich wèl indenken.; niet minder ook de toenmalig „voorname" positie van-de meid des 'huizes. In 't bijzonder willen wij ook nog wijzen op het ruwe, het geenszins fcleinzeerige van Molière's tijdl: als men wèet, dat het nog langen tijldl na dien den schoolmeesters vrij stond onwillige leerlingen met aller lei pijnigende werktuigen te straffen, dan begrijpt men, hoe Molière ©en. vader ten tooneele kan voeren, die op zekere booze momenten Jang niet zachtzinnig' is voor ©en jokkend dochtertje, nog mimder voor ©en. "brutale dienstmeid'! - Om dé» bezoeker dér „Inter Nos"-uit- voering vooraf nader tot het te geven stuk „D© Ingebeelde Zieke" te brengen, volg© hier nog dé bespreking, welke L. S. in' den „Tooneeigids voor Dilettanten" schreef, toen het blijspel in de Hallland- sche vertaling van Van der Tak uitkwam: „Voor Wi© d'it blijspel nog niet kent uit het Fransch of uit ©enige vertaling, volge hier bet kort verloop: Mijnheer Argan heeft een ingebeukte ziekte, een. tweede vrouw, Béline, ©en doch ter, Angélique, een dochtertje, Louise, een broer, Bérale, een dbkter, P'tirgon, een apo theker, Fleurant, en een dienstmeisje, Tónna. Dei twe.ede vrouiw, Béline, heeft een héél groote eigenliefde ©n ©en hebzucht, die vooroaamlijfc bevrediging zoekt in het al- k'enbezit van Argan's kapitaal, vóór of na diens dood; Dochter Angélique heeft een vrijer, Cié- ante, imaar paipai Argan heeft er ook ©en voor haar, en dat is de als minnaar zoo. onbenullige, maar als toekomstig dok ter door papa zoo. hooggeschatte Diafoirus Tonia, het dienstmeisje, heeft boven alles ©en brutalen mondt Welnu, dat speelt onderéén; op. een goe dé» dag zit mijnheer Argan alleen iin zijn kamer en rekent met behulp van fiches d© rekening van zijn apotheker na; dan; be denkt 'hiji op eens, dat hijl woedend moet Iwordé» op Tonia: Omdat ze een „zieke" zoo lang 'heelemaal alleen kan latendoor middel van Tonia laat hij zijn lieve dochter Angélique hij zich kömen en vertelt haar, dat er straks iemand komen zal om haar tc vragen,... Angélique, blij; denkt, dat 't Cléante zal wezen; teleurgesteld, als ze bemerkt, d'at 't een zekere Thomas Diafoi rus is. Papa wil beslist 'hebben, dat Angélique met hèm trouwen zal, omdat zoo'n dokter, zie je, in zijn ellendig-zieken toestand zoo prachtig van nut kan zijn; Angélique en Tonia spelen onder één hoedje,, traeen, waarachtig niet! 't zal niet waar zijn: juf frouw Angélique trouwen met iemand; van wien ze niet houdt,.', doch papa houdt vol: met hèm trouwen; of ik stuur je naar een klooster!,,. Meneer heeft zich schrikkelijk opgewon den en Bléline moet 'm komen kalmeerera met allerlei ilievigheidjes,meteen, ja, dat 's waar! meteen, kon dé notaris, De Bbnive- foi, die toevallig op ,'t oogenhlik in dé andere kam.er op visite is wel „een en andér" regelen4 Meneer wil dat met pleizler laten ge beuren. In het tweede bedrijf verschijnt Cléante, zoogenaamd door Angélique's pianoleèraar gezonden om haar voor dezen keer de leeraar zelf moest noodzakelijk elders zijn les te geven. Dan karnen zich. aanmelden vader era zoon Diafoirus en liet stel te compleet! Angélique verzèt zich, Cléante verbijt zich en Argan is met z'n figuur schrome lijk verlegen; toch zal 't gebeuren: An gélique- trouwt met Thomas óf ze gaat naar 'n klooster! Reddende engelen zijn iin het derde be drijf voor de radelooze Angélique: Oom Bléraldé èn,.. Tonia. Biéraldé spreekt niet Argan. een hartig woordje over z'n dokters-manie, en wijst er hem op; dat hijl véél meer liefde ver wachten kan van AingéUque dan van B|é- Iin©, dat Béline 't op zijn duiten gemunt heeft; door slimmigheden van Tonia raakt Argan imet zijn dokter en z'n apotheker in ruzie; zich dood hoiudénd doet Argan dan nog de .ontdekking, dat Béline hem. „een. oud'en lastpost" vindt-en Angélique „het eenige, wat ik op de w'erfeld heb," iDan is de lucht gezuiverd: Argan is véél minder iiigebeekkziek (door spot heeft hij geleerd.) en daardoor, omdat zoo'n dok ter dan toch ook eigenlijk een minder noodzakelijk buismeubet is, krijgt Angé lique haar zin! „'De ingebeelde zieke" is ©èn echt goed blijspel, ook gebléven in deze Hollandsche bewerking; zeker zal het een' langen avond met blijspel kunnen vullen, doch wij' moge» er wel op wij'zen, dat voor enkele rollen een héél geschikt speler noodig zal wezen. Dilettanten kunnen hieraan hun beste krachten beproeven; de ingebeelde zieke moet fijn door de fijnere karakters, moet grof door de grovere karakters worden be spot om. zijn kinderachtige dwaasheid; zóó fel .moet die spot worden, dat eindelijk de „zieke" zijn bespottelijkheid vrij gelei delijk inziet; zóó heeft het Molière ge wild, en zóó wilde het zeker na hem' ook dé Hollandlsche bewerker." t EEN VRIENDELIJK, DOCH DRIN GEND .VERZOEK richten wijl bij dezen namens speélsters en spelers vara „Inter Nos" tot het AikmaarsCbe publiek: Dat toch s,v.p. kinderen beneden den leeftijd, waarop zij zich in 't publiek behoor lijk te gedragen weten, worden thuisgiela- ten; wij herinneren ons, hoe dat woelige kindergoedje de laatste „Inter Nos"-voor- stelling „Haar Offer" allerhatelijkst geiiin- d'erJi heeft, zóó, dat het meer bezadigde publiek zich. gruwelijk ergerde, en dat .een heer pit het publiek zich zelfs genoopt gevoelde het „klein goed" tot wat stilte aan te manen, lOoik onder de oudere bezoekers zijn er nog steeds, die door ontijdig gelach en' gepraat en gerumoer het spel niet zelden zéér hinderen en 'het daardoor ongenietbaar maken voor den ernstige», aandachtigen toeschouwer. Mogen allen toonen te weten, hoe men zich tijdens een voorstelling behoorlijk ge draagt; werkelijk een en ander maal» anders zoo'n jammerlijken iradtuk. Applaus zoo. dat verdiend is nemen dte speelsters en spelers heel gaarne na de bedrijven in ontvangst! H PLAATSELIJK NIEUWS. UITGEEST. Geslaagd. Dnze plaatsgenoot©, Mej. R. van Veen, slaagde te Amsterdam voor het examen Vrije- en Oordenoeferaiugen. Onderlinge Oefening.. Ons fanfa- recorps rOnderlinge Oefening" geeft onder leiding van haren nieuwen directeur, den heer Sam. Vlessing, aanst. Vrijdag 1 Dec. eene uitvoering voor leden en donateurs. Tevens treedt dan op de heer Bart Elfe- rink, I LANGEN DIJK. .'K o o 11 e 11 i n g, De advertentie in h et nummer van Zaterdag, welke teiéphonisch werd opgegeven, bevatte als hoofd het woord: Koolpenning. De lezers, met de zaak op die hoogte zijnde, zullen wel be grepen hebben, dat hiermedeKooltelling bodbeldl werd. Voor het goedi begrip der zaaik méénden wij deze rectificatie te moe ten geven. i j.. HEILOO. De Raads verkiezi ng, 'De strijd om den raadszetel van den overleden R. K. wethouder, den hteer Butter, is door d© liberalen gewonnen. De machts honger der zoo bo.og geroemde verdraag zame liberale partij is tijdelijk bevredigd. D© heer Vermeij; van wien we door een strooibiljet weten, dat Wijl lid is van dén Bondl voor Staatspensionraeering én op dien grond als raadslid wercl aanbevolen; maar overigens voor Heiloo een onbekende is, zal dé zetel, zoo. lange jaren door ©en Katholiek ingenomen, bezetten. Toch zal dé vreugde daarover biji de liberale partij wei niet onverdeeld zij». Immers: na een uiterste krachtsinspanniing bairerzijdls, (het schijnt, dat de lieer V. «elf rijn candida-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1916 | | pagina 5