1
Dinsdag 28 November 1916.
TWEEDE BLAB.
No. 338
De knaap en de engel
BLAD.
Dit js het verhaal van den knaap en
den iqngel, zoo als het in eon oud bo.ek
staat opgeteekendj,
De knaap heette Theocritus, en werkte
dag-in dag-uiit op zijn weefgetouw, om voor
zijn moeder en zich het d'agtelijkscih brood-
te verdienen.
Dit weefgetouw stond in een kamertje
piet .Witte muren, waar het eenzaam was
en koel als in een kloostercel Het licht
viel er van den linkerkant binnen door een
enkel diep venstertje, dat uitzag op den
kleinen tuin voor het huis.
's Winters stoven de sneeuwvlokken; langs
d!at venstertje, dn de lente de bloesem
blaadjes van den ouden pereboom, die mid
den in dien kleinen tuin op het grasperk
stond. Den zomer lang beschutte die oude
boom het venstertje met zijn- loover. Dan
was de kamer vol gro en-en-gouden zorane-
scliemer. Tater, als het herfst werd, zag
Theocritus door zijn raampje de peren geel
en rijp worden, en spoedig daarna begon
nen dan de dorre bladeren hun dwarreldans.
Ze ritselden, en tikten tegen de ruitjes en
hoopten zich op. in het kozijn. Dan wer
den de jagende stormwolken zichtbaar door
de naakte jtakken heen,'en 'siavonds soms
de sterren.
Rustig en stil gingen de dagen en de
jaargetijden voorbije 4
Morgen .middag >en avond zat Theocritus
aan den weefstoel.
Hij was nog maar een kind geweest,
toen hij er de plaats van zijn gestorven
vader had ingenomen. Nu zat nij! er als
knaap, en als grijsaard zou hij er zeker
nog wel zitten. Theocritus verlangde niets
anders. 'Hij was waar God hem. gesteld
had1, en deed wat hij1 doen moest. Hij had
nooit iets anders geleerd dan weven, en
hij weefde.
Trouw en blijmoedig deed' Theocritus
zijn werk. Hij spande de schering, trapte
de treden, schoof de ladle en liet die spoel
spelen. En onderwijl zong hij het eenige
liedje dat hiji kende: „Gloria in excelsis
Deo." Het was zingen en bidden tegelijk.
Het 'klapperen en rikketikken van het
weefgetouw begeleidde zijn klare stem met
een teigenaardige muziek. Soms zong er ook
wel ©en merel met hem mee op den tak
van den pereboom; soms de storm over
de dalken, soms alle klokken van de stad.
Het Jinnen, dat Theocritus zoo zingende
weefde, glansde als zijde, en had een geur
van najaarsbloemen .eln versch gras.
Op zekeren dag in de lente, toen The
ocritus weer zsoo néd'erzat te weven en te
zingen, bewoog er ineens een schaduw
voor het venstertje, en opziende werd! de
knaap een onbekenden man gewaar, die
wat verwonderd naar hem keek.
Hij droeg een vale en versleten pij, en
zag er afgevast en bestoven uit. Theocritus
begreep dadelijk, dat 'het een pelgrim was,
die pit een verre streek teruglieerde. Palster
en bedelstok had' hij op het kozijn gelegd';
hij leunde er op met de "armen, terwijl hij
zoo voorovergebogen het kamertje binnen-
zag.. i i I i
„Wat zong je toch?" vroeg hij' ten laat
ste nadenkehidl.
Theocritus zong nog eens zijn liedje.
„Waarom zing; je 't eigenlijk?"
„Ik wil werken en zingen en bidden
Iegelijk."
„Waarom?"
,,'n Mensdh moet Godl loven,"
„Meen je dat Godl jou verstaat? Het is
niet veel met je liedje. Je stem is .erg
zwak, en daarbij' komt nog al dat geraas
van je weefgetouw1,"
„Ja....." zei Theocritus weifelachtig. „Ik
heb daar ook wel eens over nagedacht.
Het beduidt eigenlijk niet veel wat ik
doe,"
„Zie .je," begon die .pelgrim weer, „ik
heb den Paus Gods lof "hooren zingen in
de groote Sint Pieterskerk van Rome. Dat
was heel wat anders. Alle stemmen van. de
gelieele Christenheid in één. stem samen."
„O.i,,." zuchtte Theocritus.
„Wat meen je?"
„God gave, dat ik helm zóó 'oven
kon!" I - i
„Wie weet wat er nog gebeuren kan,"
zei de vreemdeling, met een glimlach zon
der spot of zonder bemoediging. Hij dlacht
eigenlijk aan andere dingen terwijl hij dat
zei, ,en vroeg in één adem1 den weg dbor
de straten. Toen nam hij staf en zak
weer op en ging.
Een lente-briesje, dat juist -over de tui
nen kwaim aanwaaien, ruiselde in de bloe-
semkruin van de .pereboom. Het kamer
tje van Theocritus stoof 'vol witte bloei-
blaadjes, over z'n hand'en woeien ze en
z'n hoofd. -
Theocritus voelde 'het niet. Hij was spoel
en lade en trede, weefgetouw en weefsel
vergeten. JVlet wijde oogen, die niets zagen,
zat hij te droomen.
„Paus worden!" Zijn gedachten woel
den en verwardien zich.
Ten laatste werd! hij boos op zich zelf,
dat een .praatje van den eersten den besten
voorbijganger zoo'n indruk op- hem' maakte.
Hij beproefde weer te gaan weven en z'n
I,Gloria" te zingen. Maar z'n banden beef-
dén zoo, dat ze de spoel lieten ontschie
ten, ;en de stem stokte hem in de keel.
Z'n werk leek hem' zoo. armzalig en z'n
liedje zoo kinderachtig.
„Is dat alles wat ik kan? Weven en dat
bedje zingen? Altijd? Apes? Het hoogste?
Zou ik niet meer vermogen voor God?"
Voor het eerst in z'h leven begon hij
te wankelen en te weifelen.
Z'n rustig en blijmoedig vertrouwen, dat
hij goed' deed dbor te daan wat hij doen
moest op de plaats waan" God' nem ge
steidi had, was weg.
„Was dit de plaats we|l? was dit hei
werk wel? was dit al zijn kracht en macht
wed? Het kamertje? Het weefgetouw? JHet
liiedjej?"
Z'n hart bonsde en het bloed joeg dooi
zijn aders.
Gebogen over z'n weefsel, verborg hij
bet gloeiend! gezicht in de armen uit angst
en schaamte. „Hij? Paus worden? Hoe
durfde hij die allerhoovaardligste gedachte
te dienken in Gods aanschijn?"
Het w.erd' heel stil in het kamertje van
Theocritus.
Twee waren er die deze stilte hoorden,
Godl in den hoogen hemel zeide:
„Ik hoor op aarde die eene stem. niet
meer, zuiver en blij als een engelerastem,
die zonder twijfeling of begeerte Gloria"
zong bij het klappen en rikketikken van
het weefgetouw."
En van Zijn troon blikte Godl peer, en
zag .Theocritus zitten schreien van angs!
en verlangen.
„O 'mijn God!, verleen mij te 'bereiken
het allerhoogste wat een mcnschi op- aarde
bereiken kan. Niet voor mijl, maar voor
U Zoo hoorde God de ziel van The
ocritus in haar geheimste diepte verzuch
ten. „Verleen mij op de allerwaardigste
wijze den ailerwaardigsten lofzang te kun
nen zingen tot Uwe eer. Niet voor mij, maar
voor U."
„We zullen hem' helpen," zei Godl En
hij riep Raphel, den aartsengel.
Zoo was God de eerste, die die stilte in
het 'kamertje van Theocritus gewaar werd;
De tweede, die de stilte daar bemerkte,
was .Theocritus' moeder.
„Ik hoor nu al twee uren lang het weef
getouw niet meer," zei ze bij zich zelve.
En zo sloop stilletjes op haar housevoeten
naar het kamertje, om te zien of Theocritus
in slaap was gevallen. Ze wilde er dlan
oen grap van maken en hem uitlachen.
Maar toen ze 'het vertrekje binnenkwam,
zag ze dadelijk, dat er erger dingen met
Theocritus omgingen dan slaap. Hij. zat
ineengedoken over den weefstoel, het hoofd
verborgenZ'n lichaam schokte en ze
hoerde hem zachtjes kreunen als van pijn.
Ze boog zich over hem neer en riep
hem bij' z'n naam.
Verschrikt zag hij toen opi
„Is cr iets?" vroeg d'e moeder angstig,
„Niet voor mij," Het was al wat de
knaap kon zeggen.
De moeder begreep dat hij ijlde. Ze
legd'e hem de handen op het hoof dl. Ze
voelde hoe het gloeide en ktopte.
Toen heeft ze hem vol bezorgdheid in
een andere kamer op zijn bed gelegd.
Twee nachten en drie dagen bleef ze bij
hein waken. Zie zat te bidden en te schreien
bij zijn bedl, en meende niet anders dan P
dat hij sterven zou,. Hij woelde en ijldef
en sprak aldoor m'aar ov-er een verren weg
dien hij gaan moest en over een troon,
waarop hij zou neerzitten,
D'e goede vrouw wist beelemaal niet
waarover hij1 toch sprak. En om hem wat
te troosten begon ze tegen dien avond .van
dien derden dag z'n eigen liedje voor hem
te zingen: „Gloria!"
Toen werdi het langzaam duister en heel
rustig, in 'die kalmer.
De moeder was van oververmoeienis, ter
wijl ze zong, ingesluimerd, en Theocritus
lag roerloos met biddende oogen aan God
te vragen, of hij nu maar liever sterven
taocht, voor hij ooit weer die allerhoo
vaardligste gedachte zou denken: „Paus wor
den? Hij?"
„Zoiefc den weg in deemoed en ver
sterving, Theocritus," fluisterde een min
zame stein in de stilte, en ieen glans kwam
er schemeren in het duister.
Raphael de engel stond over Theocri
tus' bedl gébogen.
De knaap zag de lichtende, witte ge
daante, ..en begreep toen wel, ook door
dien heilige vrede, die ineens als ©era zege
ning over hem neerdaalde, dat het een der
Heimelingen was, die zoo. tot hem kwam,
„Hoe heet ge?" vroeg hij1, hoopvol zich
oprichtend.
De oude kinderlijke en blijmoedige glim
lach blonk hem uit de oogen.
„Raphael."
„Wie jieeft u gezondén?"
„God! zelf."
„Het zal nu imaar het beate zijn dat
ge gaat,"
„En moeder? en het weefgetouw?"
„Ik blijf bij moedér en het weefgetouw,"
„Ik zal gaan!"
Theocritus was reeds opgestaan uiit liet
bedl Hij voelde zich krachtig en vol ver
trouwen,
„Zult ge wezenlijk goed voor haar zor
gen?" vroeg hijl nog met een blik vol
liefde op de oude vrouw, dlie aan het voe-
teneind van zijlui bedl te slapen zat. Telkens
als haar hoofd1 in dén sluimer ne-erknikte,
bewoog natuurlijk haar groote witte ïiuive
mee. Het was dan ih den vain hemelschijn
dloorklaardén avondschemer alsof daar een
groote witte vogel met de vleugels sloeg
om1 dadélijk weg te vliegen.
Theocritus zocht met rustige en zekere
bewegingen zijn kaproe» en zijn wandel
staf. Hij was in 't geheel niet verwonderd
om alles wat er gebeurde, alleen zeer blij'.
Op het laatste oogenblik echter, toen hij
reeds met de deurklink in die hand stond',
wendde hij zich nog eens om.
De engel was er niet meer, maar wel een
knaap, die geheet in wezen .en gestalte
op 'hem., Theocritus zelf, geleek; die zat
op dén randl van het bed met die armen
over .elkander.
De twee knapen zagen elkander aan en
lachten stil, Ze wisten alles wel van elkaar.
„Maar wie moet nu mijn oudl liedje zoo
lang zingen? gij of ik?" vroeg Theocri
tus alleen nog.
„Natuurlijk jk bier aan het weefgetouw,
Gfij- gaat nu den weg op, o,m -eenmaal Gods
lof op de aller waardigs te wijze in den
ailerwaardigsten Jofzang te bezingen. Vrede
zij met u."
Theocritus beantwoordde den groet ern
stig en ging vastberaden heem. Hij' liep
door dén nacht en dera' dag, en zag heel
den verrem,; weg niet één keer om. Ook
rustte hiji- nergens. Hij liep te bidden.
Tot hij aan een eenzaam klooster kwam.
Hij klopte aan de poort, en vroeg den
prior of hij hier een monnik zou mogen
worden, ,er bij' voegend', dat hij niets kende
dlan weven en één enkel liedi.
De prior zag hem peinzend aan.
„Er zullen veel jaren moeten omgaan
in versterving en boete era zwaren arbeid,
eer ge zlijit waar ge komen wilt," zei bij
ten laatste en na lang zwijgen,
„Ik ben bereid,antwoordde Theocritus.
De prior zond hem naar den stal van
het klooster, waar Theocritus de knecht
werd van den staljonge». Avond en. ochtend
echter zat hij1 in de cei van den prior over
zware perkamenten boeken gebogera^ en
jaar na jaar leerde hij! al dieper 'en al
eerbiediger zich verdeemoedigen voor de
grootheid Gods, die 'hem door aile weten
schappen gteedte duidelijker geopenbaard
werd. De heerlijkheid' van Gods schepping,
van het heelal en de eeuwigheid openden
zich steedis wijder voor hein, en steeds
kleiner ,en nietiger voelde hijl zich worden.
Het was hem. een groote genade, die knecht
van den staljongen te mogen blijven. Hij
sprak bijna nooit, doodida iji zich iedere
gedachte aan zijn aardsdi verleden of zijn
aardlsch© toekomst, en vroeg biddend voor
zich zalven alleen dit: dat 'heet zijn aard-
schei Heven zi'dh rnodhte oplossen in den
éénen ailerwaardigsten lofzang op de aller
waardigste wijze gezongen.
God m'oest hem wijlzen waar. God moest
hem J.e eren hoe.
In het huisje van Theocritus' moeder
was niets veranderd.
Blijmoedig .en wel tevreden zat daar
schijnbaar dezelfde knaap aan het weef
getouw. Hij weefde, en zong „Gloria".
De peren werden rfjip aan de.» ouidleti pere-
boom, de berfstbladers dwarrelden en daar
na de sneeuwvlokken. Opnieuw kwam de
Witte lentebloei. Opnieuw, kwamen de groe
ne Rovers, De dagen vergiingera- De sei
zoenen wisselden. Jaar mit jaar ging voorbij'.
Deblonde knaap aan het weefgetouw
was een grijizendl man gewonde». Dag-in
dag-uit deed hij: nog hetzelfde werk, maar 1
de tijd was gekomen, dat de klank van zijn
stem begon te verdlooven, en de wever I
Theocritus zong niet meer. Nu bad hij
alleen .nog maar, stil in zichzeftven „Gloria!"
Ên God in den boogera hemel zeide:
„Ik hoor op aaide die eene stem; niet
meer, zuiver en blij; rein en vertrouwend
als ©en engelenstem'. Ik boor die stem niet
meer bij het schuifelen en rikketikken van
liet weefgetouw. D'e schoonste toon ont
breekt in mij» koren vara hemel en aardie:
da stem van de kinderlijke en reine men-
scbenziel, die geen twijfel kent en geen
begeerte. Jk wil die stem' weer hooren."
Het was juist op tijdl
De oude wever Theocritus wierp de
[spoelen neer, en sprong licht en jong op
van dén weefstoel.
Het witte kamertje bleef leeg.
Maar over de aarde spande een heerlijk
glanzende regenboog era ©en lichtende engel
vloog door de ruimten,
- Het was juist op tijd.
Het was op Paaschmorgen.
Te .Rome in het groote paleis van den
Paus, Jag een eerbiedwaardige grijsaard in
liet allerkleinste vertrekje, dat er tusschen
al di© rijke zalen te vinden. w;as, neerge
knield voor zïj'n bidbank, het hoofd diep
in de handen verborgen.
„Ik ben niet waardig" herbaalde hij
teifceens, ,en hij beleed nog eens tu nog
eens voor God al de zonden vara zijn leven.
Het was Theocritus, die zooveel jaren
in het klooster de knecht van dera stal
jongen was geweest, en toen bisschop,
en toen kardinaal, en die nu onlangs tot
Paus was gekozen. Zoo- dadelijk zou hij
op den rood-en-gouden draagstoel, vara kar
dinale» en prelaten omstuwd, naar het
hoogaltaar van de groote Sint Pieterskerk
worden gebracht, .met de tiara op en den
goud-brokaten mantel oim de schouders.
Het oogenbliik naderde al dichter en
dichter, dat hij ten laatste op de aller
waardigste wijze het allerwaardigste loflied
tot God zou mogen zingen. Alle stemmen
der geheel© Chist-enbeid zouden in zijn
stem samenklanken. Het zou een machtig
geroep zïjn in 'het oor van Gbdi.
„Mijn God, Gij di© mij ziet- en kent, mij
onwaardige, wat anders zal ik zingen tot
Uwen allerhoogsten !of dan „Gloria in
excelsis Deo". Hoe anders zal ik dit zin
gen tot Uwen allerhoogsten lof dam met ©en
hart rein en kinderlijk, vertrouwend en on
bewogen dbor twijfel of begeerte? Hoe
zal ik beter dien allerwaaindigsten lofzang
kunnen zilngen dan eenvoudig en geloovig,
zoo.als jk zo'ng als knaap in. h©t witte ka
mertje bij het weefgetouw? hiaat me den
ken dladelij'k op het hoogaltaar van de
groote "Sint Pieterskerfc, dat ik weer die
knaap ben, in dat kamertje."
„Ge 'zult die knaap weer zijn," sprak
een stem vriendelijk en zachtzinnig.
„Keer terug, vanwaar ge zijn uitgegaan."
Theocritus, de 'Paus, zag de glanzende
witte gedaante van Raphael, den eragel,
„Ik ben bereid," zei hij, zonder aar
zeling opstaande van zijl» bidbank. „Maar
wie zal nu dadelijk het „Gloria" zingen op
het hoogaltaar va» de Sint Pieterskerk?"
„Ilk zal' hier uw plaats innemen, zoo
als ïlk ze ginder heb ingenomen," antwoord
de Raphael, de aartsengel.
Ze zagen .elkaar aan met een Stille»
lach en wisten alles wét, de een va» den
ander.
Er was in dien tijd in Rome een Paus,
die zeer, zeer oud werd, en er was in
d'ien tijd in het huisje bij den péreboom
weer e en blonde knaap, die blijmoedig era
vertrouwend werkte en zong, altijd hetzelfde
liedje, altijd hetzelfde werk. Hij kon niets
anders dan weven en „Gloria" zingen.
Maar jGod zag en hoorde 'hejml zoo graag.
Op denzelfden idag, dat die oude Paus
in Rome stierf, stierf die blijmoedige wever
in het huisje bij den pereboora.
In hetzelfde uur ging de hemelpoort wijd
voor die beiden samen open,
Toen was er niets meer dan licht. Era
dé eeuwige ikoren zongen.
MARIE KDENËN.
BINNENLAND.
NEDERLAND EN DE OORLOG.
GROENTEN.
De •Nederlandsche Bond van Aardappel-,
Groenten- en Fruithandelaren heeft zich tot
den Minister van Landbouw, N. en H. met
een adres gewend, houdende de vraag,
of de door den Minister vastgestelde maxi
mumprijzen van groente» odk gelden voor
die groenten, welke op de vrije markt
moeten worden gekocht, wanneer geen Re-
geeringsgroenten ter distributie aanwezig
zl-.jn.
LANDSTORM 1917.
De Minister van Oorlog heeft nader aan
de burgemeesters medegedeeld, dat met de'
indienststelling van de landBtormpMchtigen
der jaarklasse 1917 vermoedelijk in hef
begin van Februari 1917 een aanvang zal
worden gemaakt.
UIT DE VORSTENLANDEN OP 'JAVA.
De correspondent van het „Hdbd." te
Soerabaja seint
De dezer dagen in hechtenis genomen
leider van de Sarikat Oerip predikte dat
men de Hollanders moest verjagen bij de
eerste uitbarsting van den vulkaan Merapi.
ST. RAPHAEL.
De Nederlandsche Roomsch-Katholieke
bond van Spoor- en Tramwegpersoneel
„St. Raphael", houdt op den i3en Decem
ber e.k. te Utrecht zijn raad van afgevaar
digden algemeene vergadering. Op de
agenda komt onder meer voor een voorstel
van het Hoofdbestuur om toetreding van
vrouwen mogelijk te maken en een voor
stel tot con tribui ieterhooging.
ALKMAAR.
R, K. MILITAIR TEHUIS.
Vele donateurs van het R. K. Militair
Tehuis zullen zich hebben 'afgevraagd of
er geen steun voor dlit goede werk meer
noodig js, daar dé door hen toegezegde
.maandélijksche bijdragen in den laatsten
tijd niet zoo' geregeld meer werdén afge
haald'. .Veel steun is er echter steed's noo
dig, daar 'de. Commissie van B.eheer immer
voor te korten staat. Doch het ophalen der
toegezegde bijdragen. ®et in den laatsten tijd
wei wat te wenschen over. Dit. zal echter
beter wordenOnder leiding van die dames
M. Boom; Li. Winkel, T. Heunemara i n T.
Wien'ker hebben .meerdere jonge dames zich
bereid verklaard' als Zelatricen voor het
R„ K. Militair Tehuis te zullen gaan op
treden. .Weldra zulfeii zij de bijdragen der
donateurs jn ontvangst komen nemen, ter
wijl zij hopen velen- als donateur voor
dit goede doel te zullen werven.
DE „INTER' NOS"-UITVOERING
OP DONDERDAG A.S.
In ons blad van Zaterdag 18 Nov. heb
ben d'e lezers reeds ©en alleszins inilieiiidérad
artikel kunnen lezen over „Molière's levem
en werken" wijl hopen," dat velen, diie
de a.s, „Inter Nos"-uitvoering Donderdag
avond komen bijwonen, van deze goede
geleg enheid tot „kennismaking met dein be
roemden blijspeldichter Molière, gebruik ge
maakt hebben.
Voor een twintigste-eeuwsch Alkmaar-
der immers is het niet zoo- gemakkelijk
zich jn t« leven in de 17de .eeuw.
Vooral d© „tyrannic" der toenmalige ge-
ueesbeeren waarvan tegenwoordig na
tuurlijk niet meer te spreken valt mo.eit
mén. zich wèl indenken.; niet minder ook
de toenmalig „voorname" positie van-de
meid des 'huizes.
In 't bijzonder willen wij ook nog wijzen
op het ruwe, het geenszins fcleinzeerige van
Molière's tijdl: als men wèet, dat het nog
langen tijldl na dien den schoolmeesters
vrij stond onwillige leerlingen met aller
lei pijnigende werktuigen te straffen, dan
begrijpt men, hoe Molière ©en. vader ten
tooneele kan voeren, die op zekere booze
momenten Jang niet zachtzinnig' is voor
©en jokkend dochtertje, nog mimder voor
©en. "brutale dienstmeid'! -
Om dé» bezoeker dér „Inter Nos"-uit-
voering vooraf nader tot het te geven stuk
„D© Ingebeelde Zieke" te brengen,
volg© hier nog dé bespreking, welke L. S.
in' den „Tooneeigids voor Dilettanten"
schreef, toen het blijspel in de Hallland-
sche vertaling van Van der Tak uitkwam:
„Voor Wi© d'it blijspel nog niet kent uit
het Fransch of uit ©enige vertaling, volge
hier bet kort verloop:
Mijnheer Argan heeft een ingebeukte
ziekte, een. tweede vrouw, Béline, ©en doch
ter, Angélique, een dochtertje, Louise, een
broer, Bérale, een dbkter, P'tirgon, een apo
theker, Fleurant, en een dienstmeisje, Tónna.
Dei twe.ede vrouiw, Béline, heeft een héél
groote eigenliefde ©n ©en hebzucht, die
vooroaamlijfc bevrediging zoekt in het al-
k'enbezit van Argan's kapitaal, vóór of na
diens dood;
Dochter Angélique heeft een vrijer, Cié-
ante, imaar paipai Argan heeft er ook
©en voor haar, en dat is de als minnaar
zoo. onbenullige, maar als toekomstig dok
ter door papa zoo. hooggeschatte Diafoirus
Tonia, het dienstmeisje, heeft boven alles
©en brutalen mondt
Welnu, dat speelt onderéén; op. een goe
dé» dag zit mijnheer Argan alleen iin zijn
kamer en rekent met behulp van fiches
d© rekening van zijn apotheker na; dan; be
denkt 'hiji op eens, dat hijl woedend moet
Iwordé» op Tonia: Omdat ze een „zieke"
zoo lang 'heelemaal alleen kan latendoor
middel van Tonia laat hij zijn lieve dochter
Angélique hij zich kömen en vertelt haar,
dat er straks iemand komen zal om haar
tc vragen,... Angélique, blij; denkt, dat
't Cléante zal wezen; teleurgesteld, als ze
bemerkt, d'at 't een zekere Thomas Diafoi
rus is.
Papa wil beslist 'hebben, dat Angélique
met hèm trouwen zal, omdat zoo'n dokter,
zie je, in zijn ellendig-zieken toestand zoo
prachtig van nut kan zijn; Angélique en
Tonia spelen onder één hoedje,, traeen,
waarachtig niet! 't zal niet waar zijn: juf
frouw Angélique trouwen met iemand; van
wien ze niet houdt,.', doch papa houdt
vol: met hèm trouwen; of ik stuur je
naar een klooster!,,.
Meneer heeft zich schrikkelijk opgewon
den en Bléline moet 'm komen kalmeerera
met allerlei ilievigheidjes,meteen, ja, dat
's waar! meteen, kon dé notaris, De Bbnive-
foi, die toevallig op ,'t oogenhlik in dé
andere kam.er op visite is wel „een en
andér" regelen4
Meneer wil dat met pleizler laten ge
beuren.
In het tweede bedrijf verschijnt Cléante,
zoogenaamd door Angélique's pianoleèraar
gezonden om haar voor dezen keer de
leeraar zelf moest noodzakelijk elders zijn
les te geven.
Dan karnen zich. aanmelden vader era
zoon Diafoirus en liet stel te compleet!
Angélique verzèt zich, Cléante verbijt
zich en Argan is met z'n figuur schrome
lijk verlegen; toch zal 't gebeuren: An
gélique- trouwt met Thomas óf ze gaat
naar 'n klooster!
Reddende engelen zijn iin het derde be
drijf voor de radelooze Angélique: Oom
Bléraldé èn,.. Tonia.
Biéraldé spreekt niet Argan. een hartig
woordje over z'n dokters-manie, en wijst
er hem op; dat hijl véél meer liefde ver
wachten kan van AingéUque dan van B|é-
Iin©, dat Béline 't op zijn duiten gemunt
heeft; door slimmigheden van Tonia raakt
Argan imet zijn dokter en z'n apotheker
in ruzie; zich dood hoiudénd doet Argan
dan nog de .ontdekking, dat Béline hem. „een.
oud'en lastpost" vindt-en Angélique „het
eenige, wat ik op de w'erfeld heb,"
iDan is de lucht gezuiverd: Argan is
véél minder iiigebeekkziek (door spot heeft
hij geleerd.) en daardoor, omdat zoo'n dok
ter dan toch ook eigenlijk een minder
noodzakelijk buismeubet is, krijgt Angé
lique haar zin!
„'De ingebeelde zieke" is ©èn echt goed
blijspel, ook gebléven in deze Hollandsche
bewerking; zeker zal het een' langen avond
met blijspel kunnen vullen, doch wij' moge»
er wel op wij'zen, dat voor enkele rollen
een héél geschikt speler noodig zal wezen.
Dilettanten kunnen hieraan hun beste
krachten beproeven; de ingebeelde zieke
moet fijn door de fijnere karakters, moet
grof door de grovere karakters worden be
spot om. zijn kinderachtige dwaasheid; zóó
fel .moet die spot worden, dat eindelijk de
„zieke" zijn bespottelijkheid vrij gelei
delijk inziet; zóó heeft het Molière ge
wild, en zóó wilde het zeker na hem' ook dé
Hollandlsche bewerker."
t
EEN VRIENDELIJK, DOCH DRIN
GEND .VERZOEK richten wijl bij dezen
namens speélsters en spelers vara „Inter
Nos" tot het AikmaarsCbe publiek:
Dat toch s,v.p. kinderen beneden den
leeftijd, waarop zij zich in 't publiek behoor
lijk te gedragen weten, worden thuisgiela-
ten; wij herinneren ons, hoe dat woelige
kindergoedje de laatste „Inter Nos"-voor-
stelling „Haar Offer" allerhatelijkst geiiin-
d'erJi heeft, zóó, dat het meer bezadigde
publiek zich. gruwelijk ergerde, en dat .een
heer pit het publiek zich zelfs genoopt
gevoelde het „klein goed" tot wat stilte
aan te manen,
lOoik onder de oudere bezoekers zijn er
nog steeds, die door ontijdig gelach en'
gepraat en gerumoer het spel niet zelden
zéér hinderen en 'het daardoor ongenietbaar
maken voor den ernstige», aandachtigen
toeschouwer.
Mogen allen toonen te weten, hoe men
zich tijdens een voorstelling behoorlijk ge
draagt; werkelijk een en ander maal»
anders zoo'n jammerlijken iradtuk.
Applaus zoo. dat verdiend is nemen
dte speelsters en spelers heel gaarne na
de bedrijven in ontvangst!
H
PLAATSELIJK NIEUWS.
UITGEEST.
Geslaagd. Dnze plaatsgenoot©, Mej.
R. van Veen, slaagde te Amsterdam voor
het examen Vrije- en Oordenoeferaiugen.
Onderlinge Oefening.. Ons fanfa-
recorps rOnderlinge Oefening" geeft onder
leiding van haren nieuwen directeur, den
heer Sam. Vlessing, aanst. Vrijdag 1 Dec.
eene uitvoering voor leden en donateurs.
Tevens treedt dan op de heer Bart Elfe-
rink, I
LANGEN DIJK.
.'K o o 11 e 11 i n g, De advertentie in h et
nummer van Zaterdag, welke teiéphonisch
werd opgegeven, bevatte als hoofd het
woord: Koolpenning. De lezers, met de
zaak op die hoogte zijnde, zullen wel be
grepen hebben, dat hiermedeKooltelling
bodbeldl werd. Voor het goedi begrip der
zaaik méénden wij deze rectificatie te moe
ten geven. i j..
HEILOO.
De Raads verkiezi ng,
'De strijd om den raadszetel van den
overleden R. K. wethouder, den hteer Butter,
is door d© liberalen gewonnen. De machts
honger der zoo bo.og geroemde verdraag
zame liberale partij is tijdelijk bevredigd.
D© heer Vermeij; van wien we door een
strooibiljet weten, dat Wijl lid is van dén
Bondl voor Staatspensionraeering én op dien
grond als raadslid wercl aanbevolen;
maar overigens voor Heiloo een onbekende
is, zal dé zetel, zoo. lange jaren door ©en
Katholiek ingenomen, bezetten. Toch zal
dé vreugde daarover biji de liberale partij
wei niet onverdeeld zij». Immers: na een
uiterste krachtsinspanniing bairerzijdls, (het
schijnt, dat de lieer V. «elf rijn candida-