TWEEDE BLAD. Zaterdag 14 April 1917. No. 44 Volharden i li.,.....,, ii FUkmaar en Omgeving in den ouden tijd De laatste reis. Ol\S BLAD. f-Ja den H. Paaschtijd komt het vooral op ue volharding aan. De volharding zet de kroon op het werk. Wij moeten volharden in onze genomen besluiten, in onze gemaakte voornemens, volharden op het pad der dieugdl, volbanden in, dé hed'tigmakerde genade -en in die liefde Oodst De volharding, zo-oal's gij weet, is. «ene genatte, een» gave Oori's, die wij niet kun nen verdienen, m,aar die ons zal geschon ken worden door een vurig en aanhoudend gebed. De H. Augustinus noemt die volharding: «ene groote gave, waardoor alle genade gaven bewaard worden.. Zij is die laatste sport van dien ladder, waarmede wij ten Hemel stijgen. Zij is de sluitsteen, waarmede wij het gebouw onzer zaligheid voltooien. Zij is het zegel op 'het onuitsprekelijke voorrecht onzer roeping en uitverkiezing voor den Hemel. Wat toch zal het baten zijn Paschen ge houden te hebben, ,als wij wederom den ouden itnensab der zonde aantrekken, en mogelijk nog dieper vallen dan voorheen, voor God nog schuldiger komen te staan dan vroeger? Christus eenmaal gestorven, en verrezen, sterft voortaan niet meer, zóó moet ook de verrezen Christen niet meer den dood der zonrifc sterven; Zander -volharding, zegt de H. Bernar|d,us, komt de strijder niet tot de overwinning, en de overwinnaar niet tot dien palm, der victorie. Zonder volharding geen loon en geen kroon. Daarom moeten we alles te werk .stel len, om ide genade der volharding deel achtig te worden; Vooreerst daarom den Goeden, God hartelijk gedankt voor Zijne overvloedige genaden en gunsten van dien H. Paaschtijd. De dankbaarheid toch 'is, in den Heinel, de meest gangbare munt. om nieuwe wel daden in te kotopen. Vervolgens een onbegrensd vertrouwen op Gods vaderlijke goedheid, Die het goede, wat Hij in ons begonnen, iis, ook zal voltooien. De Heet geeft het willen 'en, het vol brengen,. Bovenal hebt e-ene nederige gedachte van u zelven. Humilims diat gratiam: Aan de nederi- gen geeft Hij Zijne genade. „Gij zouidlt," zoo. sprak Ood!, 'tot den Profeet Elias, „gij zourit uwe knieën, ge bogen hebben, voor den afgod Baal, als Ik ,u niet met mijne genade vervuld! had. En Ik heb u met Mijne genade vervuld, omdat gij niet op eigen kracht gesteund, maar al uw vertrouwen op Mij gesteld hebt." „Christenziel," zoo vermaant idle, H. A.u- gustinus, „vermijdt den hoogmoedAl waart gij een der grootste Heiligen, wijt alles aan de genade, want al het goede, wat ,i|n u is-, is gave Gods, em geen eigen verdienste." O! Wanneer de duivel, u tot hoogmoed verlokt, of de wereld u prijst, of eigen liefde uit eigen persoontje wel zeer te vreden is: Zeg dan, met den Koninklijken Psalmist: „Pieccatum meum contra mie est semper": „Mijne zonde staat altijd voor mijnen geest mijne zondie overtuigt mij steeds van mijne nietigheid." Maar toch! Al zegt de Meester: „Zonder Mij kunt gij niets," 'de H. Apostel Paulus getuigt ook: „Ik kaai alles in Hem, Dii,e 1 mij versterkt." Ziehier de leer van het H. Concilie van Trente, het getuigenis van den H. Geest: „God zal, als ,die -m-ens-cb aam de genade niet weerstaat, gelijk Hij toet goede be- gommen heeft, het ook voltooien." Dé Heer werkt het willen en het vol- brengen. Diezelfde H. Geest sprak toit dien Bis schop van Smyrna: „Esto fidielis usque door LEO SPEET. 27. Wij durven meenen, dat wij vélen iets „nieuws" verkondig,en, wanneer w,ij ver tellen, dlat er in vroeger eeuwen een groot Fr.an.ciscamer-k 1 oio-st-er met daarbij behoor'end'e Francisca ner-kerk gestaan heeft omtrent de tegenwoordige Paardenmarkt, zóó weinig is daarvan binnen, Alkmaar i,n heu genis gebleven. „Anno 1447 worde binnen Al-ckmaer ge- fomdleert het Minnebroeders-Klooster, op idle plaietse, diie men noich' het M-unwcke-n-Erf noemt, miaer is Anno 1572 vernielt: heb bende gestaiem 125 jaren." Met deze weinige woorden, vindlen wij dit belangrijke feit bij Va-n dier Wonde vermeld; J. Walvis 1) stelt de stichting van -bedoeld klooster echter op het jaar [1448. Moeilijk was 't ons, uiterst moeilijk, hit allerlei kronijken ,en gescbiedboeken «enige bijzonderheden omtrent ligging em exterieur en interieur van bedoeld kloos ter bijeen te garem, tot ons in, handera kwam een artikel van den heer C. W; Bruinvis, getiteld: „Het Minderbroeders- klooster te AlkmaiaT" 2), en1 al vonden ,Wij in diat artikel juist die gegevens ver adi morten W,ees getrouw tot den, dooid Et dabo tibi coronam vitae Eu Ik zal u de kroon des leven® geven," Wat baat een goed begin, als hiet einde slecht "ie? Immers, dit zegt de Heer: „Als de recht vaardige den weg der gerechtigheid, ver laat, en de boosheid bedrijft, idian zullen •zijne goede werken, die hij verricht heeft, niet meer in aanmerking kqmien." Dit nu is dé gewone regel God gieefj de genade der volharding alleen aam die menschen, welke goed en braaf geleefd hebben. Die goed geleefd beeft, sterft niet Slecht. Zeker, ds was een goedle moordenaar, die het Paradijs des Heeren ja taiinmani ge gaan, maar er was er ook maar één, opdat niemand zou wanhopen en niemand ook overmoedig zou worden. De genade der volharding-, zegt d,e H. Kexkleenaar Augusti-nuis, kan verkregen wor den door het gebed. Evenwel slechts door e.en nederig ,an volhardend gebeid!. Onze Goddelijke Meester heeft ons. lee- ren bidden: „Geef ons heden ons diage- lijksch brood," d. w. z. alles, wat wij lede ren dag voor ziel en lichaam noodiig heb ben,. lederen dag weeraan moeten, we Gods genade vragen', om dien duivel dapper te weerstaan in het geloof; om den verleider beslist iaif te wijzen, ook al ,is hij die uit verkorene u ws harten; om den boozem aandrift van eigen hart te toedlwimgen. Dagelijks toe-hooien wij dein, Heer te smeek,en, Zijne Engelen te zenden, op onze wegen, om ons te omlegeren, en te be schermen tegen onze vijanden. Verzuchten we derhalve dagelijks met Komiiing David: „Usque in sepeotam at se nium, Dieus jie éerelinqua® me Heer, tot in hoogen ouderdom, wil mij niet ver laten." „Verwerp >mij niet van Uw aanschijn, en neem Uwen heiligen geest van mij niet wieg." Confirma 'hoe Deus, quod operatus es in nabis Bevestig in oms, o, Heer, bet goede, wat Gij in ons begonnen zijt." Alkmaar", den vooravond van Beloken Paschen, 1917. M. P. A. OOMS, D. P. U weet natuurlijk, kapitein Dlruce, dat ik als voogd van Lucy Norman de uiacht gekregen heb, baar fortuin, onder mijn berusting te houden, tolt zij vijf em twintig jaar is, voor 't geval zij mocht trou wen zondiei" mijn toestemmitog. Dat is mij bekend; mijnheer Zeidller, u kunt haar vermogen, nog twaalf maanden onider ui houden. Maar ik ben. Wei" ui-et ge komen om inlichtingen te wagen over juffrouw Norman's gel'd; 't doel van mijn bezoek is, uw toestemming te wagen voor ons huwelijk. ,En ik heb u al gezegd, dcapitein; dat ik rite niet kan geven. Ik heb andere plan nen, voor juffrouw Norman's toekomst. lk -he'b geli oord; dat u een, huwelijk tracht tot stand te "brengen tussohem ,uw j pupil en 'uw compagnon, meneer Grime, ,maar aangezien Lucy zich al met mij heeift verloofd, heeft uw weigering niet veel te beduiden. i Kapitein, U' is verscheidene jaren im dienst geweest bij de firma Ze idler en Grime; 't zou mij spijten, al® we 't zonder uw diensten, moesten doem. Q, wat dat betreft, dat laat mij koud. U zouidt mij nier gehouden toiebtoan, als u aan mij geen waar voor uw geld ,had ge had. En als ui mij -misschien mocht willen ontslaan, dan bereek-ent diat, dat juffrouw Norm-an en ik dadelijk gaan trouwen in plaats va-n te wachten tot ik terug ben van deze reis. 't Schijnt mij toe, dait u mijni pupil opzei tegen mijn gezag. Juffrouw Norman is geen kind meer, en ,al heeft u, controle over haar geld; vi kunt haar gedachten- niet dwingen,Maar u iheeft mij. nog niet de reden van uw werkt, welke wij vonden, toch troffen wij daarin een zop volledig mogelijk geheel, dhnk zij1 den oudheidszjn, waarmede de be kende schrijver feiten- en data met elkander te verbinden wist; van een en ander wildien wij een dankbaar gebruik maken. Gelijk wij reedis vermelden, moet het klooster 1447 of 1448 gestioht zijn. Een -in het klooster te Weert berustend handschrift -geeft te lezen-: „Aoi 1447° in fe&to Convers. S;. Pauk» Apli [di. i. 25 Januari 1448] fundatus est et habïtari coep- tus est conventus Alcm-aria-e". De hierheen gezonden broeders (dUv.z. Franciscaner Paters) behoordlen, tot -den stnengsten van -de beildie takk-en der orde, n.l. tot dien der Observanten, welke in, 1447 een eigen Provinciaal, in 1517 een eigen Generaal bekwam. <Het doel hunner zending was, naar Olp-- meer's „Martelaarsboek" en Sediulius' „Chronicon" verhalen: „de friezen, be smet door vele dwalingen en gebreken-, -door bun geleerd' prediken te onderwijzen, en door hun heilig leven, de enge poorte en den smaller» weg, die ten hemel lei- dén, te openen." In 1452 vergunde Rudolf van Diepholt, bisschop van Utrecht, aan de Zusters, van- het Middelhof dl i. het klooster, dat stond op de plek van oms latere Bur gerweeshuis, dus in de onmiddellijke nabij heid van het Minderbroediersiklooster uit dé hier verblijvende Franciscaner pa ters een biechtvader te kiezen; voor het dagelijkse!» lezen van een H, Mie weigering gezegd. Ik ben geen rijk" main, maar arm ben ik ook niet; en al ben ik op dit oogenblik niet meer dan gezagheb ber op een va-n- uw schepen, de tijdl is niet ver af, dlat ik de baronie van1 mijn oom zal erven. - Ik acht mij niet geroepen; u cenigen uitleg Ite geven van mijn weigering. Heel goed! Dan blijft het er bij. Toen kapitein Druce het kantoor verliet met een kort knikje, staarde Z-eidler hem aan met een uitdrukking van verbeten weedie op zijn gezicht. Hij schrikte op uit zijn mijmering- door 't open gaan van een -dieur. He, Zejidiler, wat is er a-an die hand? Ik kwam Druce tegen. Ik heb juist -een heel onaangenaam gesprek met hem gehad'. Onze venmoiediens blijken waar; hij heeft Lucy temi huwelijk gevraagd en kwam om mijne toestemming. Wat heb ik je gezegd'? Ik wil hiet niet hebben, hoor! Lucy Normam. wordt mijne vrouw, en dlat zaakje heb je voor mij' in orde ie maken, anders komt er last. Wat kan ik doen? Ik weigerde mijn toestemming en'hij lachte mij' gewoon uit. Wat je kunt doen? Hem dadelijk zijn congé geven. Ik heb er op gezinspeeld, en hij zei, dat 't ihem best zou passen; daar hij dan dadelijk ging trouwen in plaats van te wachten tot ina de reis. Zoo! Luister eens, Zeidler, er móet iets gebeuren. Over een jaar heb je Lucy en een sommetje van 25.000 pi over te geven. O-m diat te kunnen doen zou je ongeveer alles moeten verkoopen wat je bezit. Diat weet ik, Grime, lk was geheel onfortuinlijk, eer jij als compagnon in de zaak kwam. Ik verloor drie schepen achter elkander; geen van alle geassureerd; Daarom stak je 't geld van juffrouw Norman din idle zaak. Luister eens; als die Dlruce met Lucy trouwt, zit je 'dadelijk in de klem als hij na twaalf maanden komt om het geld en verantwoording van je voogdij O.praat diaar niet van. 't Zal dus weel beter voor je zijn, Lucy te geven aan een man, die den staat van zaken kent. W,at zijn je plannen? lk heb juist de .assurantie afgesloten vcnor de Havik. Wat moet er met dat schip gebeuren Het vertrekt over drie diagen. Dat weet ik, Grime, maar ik zie niet in Als je plotseling blind geworden bent, zal ,ik het je uit léggen. Wij moeten Hairy Druce overplaatsen van zijn tegenwoordig sdhip als gezagvoerder op de Havik. Zeidler staarde een minuut zijn com pagnon aan. Bernard, mijn jongen, je bent een genie Dat nu juist niet, antwoordde Grime bescheiden, maar ik gebruik mijn her sens. En hoe sta je nu met je deel van die zaak -r- Ik 'heb er gister den heelen avond' aan gewerkt; 't is pierfect in ondle. Werkt 't goed? Ik kan het precies stellen op dien, tijd; dien, ik verkies-, 't varieert geen minuut. Kom vanavond weer bij mij; djan, kunnen wij 't nog eens pTobeeren-, eér ik 't in bet kistje schroef. Goed! Ik denk, dat deze laatste reis van- de Havik ons voorgoed) zal helpen, lkik hoop 't. Grime; maar als ik 'denk aan de bemanning..., dan, ben ik waarlijk angstig. 't Zou wat! Er zijn booten genoeg, en ze zullen wel gauw opgepikt worden. Bovendien, let op je ;eigen zorg; de wet is heel streng tegen voogdén, dlie het geld van pupillen slecht beheeren. O, stil, Bernard!, zwijg daarvan. Schrijf aan Druce, dat we de Merlin willen dokken voor reparatie -en, hem, daar om -verzoeken, 't commando te nemen over dé Havik en binnen drie dagen gereed te zijn om uit te varen. Druce was zeer verrast, den volgenden morgen een brief te krijgen, waarbij hem 't commando over de Havik werd opge dragen; zoo verrast, dat hij daldielijk den heer Zeidler ging opzoeken. Eb m,ag ik vragen, waarom u m,e wenscht op te schepen met die collectie schurken, die men -equipage gelieft 'te noemen? Is dat om 't kleine geschil, dat we gisteren hebben gehad? O- neen, kapitein, volstrekt -niet. Ik beta eens nagedacht -en ben tot dé conclusie gekomen, dat ik volstrekt geen recht heb Lucy in eern'g opzicht te dwingen. Daarom door de Minderbroeders ini het aan het Middelhof verwante St. Eli.sa- bethsgastih uis werd nog in Mei 1572 over een kwartaal 6 guldens betaald, 't Is duidelijk, dat de Alkmaarsche Fran ciscanen hun-geestelijke werkzaamheden niet tot de stad alleen- bepaalden: tot zelfs in Enkbuizen kwamen zij op gezette tijden hunne „staciën doen". Niet aanstonds in 1447(8) weid bij het klooster de voor een i-edier opengestelde kerk gebouwd. Eerst „Anno 1481 jfna de notatie- van Mr. Jan- Vnericksz., Chirurgijn] wonde die Kerk in 't [Minne-broeders klooster gemaekt binnen onsen Stadt", zo-o- lezen wijl bij Van dér Waude; de inwijding 'dier kerk vindlen wij- op 't jaar I486 vermeld1, 't iM-oet -een gro-ote, fraaie kruiskerk ge weest zijn, met een, torentje op het midden van het dak; blijkens een oude schilderij van Alkmaar's bei-eg in 1573 stak het kerkgebouw hóóg boven den nabij -gelegen walm-u'ur uit. Hoe het gebouwencomplex van Francis- canerk-erk en klooster er verder uitgezien heeft, iis niet na te gaan, evenmin: hóe en waar juist klooster en kerk gestaan helbtoen. Waarschijnlijk besloeg het klooster een •deel van dién grand, thans ingenomen door hiet Stadsziekenhuis en was de ingang van hetzelve im de Patermosterstraat. „Het Stadsziekenhuis is zoo vaak ver anderd en bijgebouwd, dat het im niets meer aan het vrgegwe Minderbroedérsklooster -Laat dk db zaak rusten tot u terug is van -deze reis. Ik ben de laatste man op de wereld cwn -te kibbelen zonder reden, meneer Zeidler, en als u werkelijk verlangt, dat ik het commando over de Havik op mij neem, verzet ik er m-ij niet tegen, daar 't mijn laatste reis is. Uw laatste reis? Ja, dat zit zoo. Mijn oom wordt zwak ker en hij wil graag, dat ik thuis blijf.' Als ik invet de Havik ga, zal ik eer in Enge land terug zijn, dan wanneer ik wachtte op mijn eigen schip. Hoewel kapitein Druce er bereidwillig in toestemde, met die Havik te gaan, bleef er toch zekere verwondering, verdenking zelfs -irn zijn hoofdl En hij br,lort voorzich tig te zijn. Den volgenden dag was hij aam de, ha ven, waar het schip 't laatste gedeelte van de lading innam. Terwijl' hij m zijn hut zat, kwam een matroos hem zegge i, dat eene dame hem- verlangde te spreken. Hij snelde dadelijk naar 't diek en vond' daar Lucy Norman. O, Lucy, dat is een aardige verras sing. lk dacht wel, dat 't je plezier zou doen; Harry. E-n ik wilrile toch eens weten, hoe 't op düt schip er uit ziag. Hartelijk welkom, lieveling! ik zal je alles laten, zien. Eindelijk werd' het voor Lucy tijd om heen te gaan, Druce geleidde haar iat op de kade. Zij gingen voorbij een stapeltje wanen; diiie nog ingeladen moesten worden. Eensklaps bleef Lucy staan en riep: Dlat ès komiek Wat? Dat kistje. Ik had 't altijd in mijn kamer staan, en, ik mis het sedert een paar diagen. Hoe komt het hier? Ben je zeker, diat 't hetzelfde kistje is? Heel zeker, 'Hlarry. Ik bewaarde er vroeger mijn schoolboeken in. Draai het ma-ar eens om; aan den voorkant zi,t 'ér een rij koperen spijkertjes op. Dlrttae keerde het kistje ;om- en zag, dlat Lucy gielijk had'. 't Is zoo, Lucy; ik zie; dlat 't ge adresseerd is aan Wiinbudh- en Caria te Sydney, dbar Bfice en Co. te Londen. Hoe kamen Birice en Co. aan jouw kistje? 'k Weet 't niet. Ik zal 't eens onder zoeken. Toen Lucy weg was, liet de kapitein het kistje 'in zijn kajuit brengen. Hij achtte 't geval vreemd genoeg om verdenking te koesteren en 't kistje te openen. 'Hij deed' dit met «en schroevendraaier. Spoedig was het deksel er af, ,en hij zag niets dan wat ten, Daar trof een regelmatig tikken zijn oor. Voorzichtig opende hij 't kistje. Goede hemel! een helsdhe machine! Plotseling toegreep hij 't gêheele complot van Zeidler en Grime. Hij had dien vorig en dag zorgvuldig inlichtingen gewonnen en vernomen, dat die renders ide Havik had den verzekerd -boven de waande. Met het -bewijs van hun moorddadige plannen voor zich; begreep hij hiun verlan gen, dat hij de. reis zou. meemaken. Even diaidht hij pa; toen ging hij zelf een emmer water halen, schroefde die moord machine los van dien bodem van het kistje em dompelde- haar in het water. Dadelijk hield het uurwerk op te loopen. Toen maak te (hij het heel voorzichtig onschadelijk. Hij ideeti- de watten weer ini het kistje, schroefde het dicht, riep «em matroos en, liiet t weer bij de andere goederen bren gen. De Havik moest uitvaren, bij vloed], den volgenden avond. Toen de tijd! van vertrek naderde, ontvingen de heeren Zieildiier en Grime een brief van kapitein Druce Ik verzoek u verlof, het vertrek vier em twintig uur uit te stellen, daar particu liere zaken mijne tegenwoordigheid te Lom den vereischen. Dat kunnen wij niet toestaan, Grime; hij moet om zes uur afvaren. Natuurlijk! Wat denkt hij wel. Hij moet varen, zonder uitstel.Laten we er zelf heengaan, om te zien, of 't ge beurt. Een uur later zag kapitein, Druce tot zijn groote voldoening beidé compagnons die kade op wandelen. Wp komien, kapitein, om antwoord! te brengen op uw brief. U weet, dat 't on mogelijk is, de Havik een dag langer te laten liggen, begon Zeidler. tipst, heeren, zei Druce kalm. Het spijt mij, dat ik u lastig gevallen, heb; Ik ben er in geslaagd mijn zaken af te doen per telegram; dus wie kunnen varen over een uur. ,W|ilt w in d'e kajuit komen om verandert, tenzij de van drie zijden ingeslo ten binnenplaats of tuin van het voormalig kloosterhof," zegt dé heer Bruinvis, en, hierin schemert door de meening van onzen meest bevoegden Alkmaarscben oud heidkundige: dat sommige der tegenwoor dige muren vatn .'t Stadsziekenhuis (vooral die ,in de nabijheid v,an d« Paardenmarkt) nog overgebleven muren van het oude klooster zijn. j Persoonlijke gesprekketa met den, -heer Bruinvis deden ons aannemen, dat een groot deel van het tegenwoordige Stads ziekenhuis (dat deel, dat aan de zijde van de Paardenmarkt gelegen is) nog heel en -al zóó als wij het kennen een idieel van 't oude Minderbroedersktooster is, zoadat binnen diezè'lfde m-uiren im verre eeuwen over de steen,en gangvloeren de sandalen der monniken» eenzaam klakteh, zoodiat binnen diezélfdie muren in verre eeuwen, met middernachtelijk geraas de monniken gewekt werden en in hun kap pen gedoken door de flikkerend' verlichte gangien vóórtsahreden naar de kerk, tot 'die viering der nachtelijke Metten, en Lau den. De kerk zelf stond' waarschijnlijk op dé Paardenmarkt, met den ingang naar het einde van de Paternosterstraat, het vrij' groote bij het klooster behoorenide terrein gedeeltelijk kerkhof .gedeeltelijk boom gaard schijnt zich verder uitgestrekt te hebben over de Paardenmarkt, ten wes ten en ten, noordien begrensd! ddor de stads wallen, ttt» oosten door de rtMi«nieibi'o&v op de goedie reis te klinken? Met plezier. Precies zes uur voer de Havik af en be gon .de reis naar Sydney. Eer» paar uur later, toen alles aan dék in orde was, riep Druce zijn eersten stuurman, Fjstoer ge naamd1. Fisher, kom eens even im de kajuit. Ik fifeb een paar passagiers, die een steun tje noadig hebben om in de kooi te konvei». Verbaasd over deze mededeeling, volgde FisheT zijn kapitein naar de kajuit. 'Daar vonden ze Zeidler en Grime, achterover liggend in hun stoelen, zwaar ademend. Dat zijn de patroons! riep Fisfaer; hoe komen die hier? Diie mak-en het tochtje naar Sydney mee. Zij wilden niet, maar ik was zoo- vrij hun een slaapdrankje te geven. Help mij maar ze in de kooi te brengen; ik zal ie de historie vertellen. Eeuigen tijd later vond Druce zijn beide gevangenen weer tot bewustzijn gekomen. Ze ontwaakten- met een vreemd gevoel van verbazing en vrees. Waar ben ik? vroeg Zeidller. Aan boord1 vaii de Havik. De heeren zijn allebei ziek geworden in mijn kajuit. Vreemd! Ik voel mij zoo onlekker. Ik zal maar naar huis tóe gaan. U moet het tij niet verzuimen, kapitein. Neen, dat miste ik niet, mijnheer. Ik ben bijtijdis afgevaren. Afgevaren? .Wat-bedoel jie?" vroeg Grime. Ik bedoel, dat ik met tij ben gaan I varen, wij zijn nu al vier en twintig uur op, weg naar Sydhey. W,at? Neem je ons mee naar Sydney?, Hoe durf je 't wagen? Je moet dadelijk keeren dadelijk hoor. Ik hoor 't, maar ik viees, dat 't niet kan. Mijn .orders luiden, dat ik zonder -aponthiomd koers moet zetten naar Sydney. Wij zijn die reeders en wij gelasten je te keeren. Aan -het landl heeft u alles te zeggen; hiier is u slechts passagier en dlus- onder mijn gezag. M,aar dat is een .schandaal. Welke raden heb je om ons mee te niemen? Misschien om van uw gezelschap te prof ite eren misschien ook om te verhin deren, dat u samenspant tegejn juffrouw Norman. En je weigert terug te keeren? Ik weiger .absoluut. Maak 't ui d,us zoo gemakkelijk mogelijk voor die reis, De kapitein verliet- die kajuit; de beide heeren staarden elkaar aan; Vermoedt hij iets?" vroeg Zeidler. Wel neen, hoe kan dat. Maarwe zijn 24 uur op 't schip, het is, de 17 en.... en»;.. Over twee uur zijn wijl verloren, of we moeten het kistje zien machtig te wor den. Maar wat zullen we dioen? Hij zal niet willen hebben, dat er aam die lading geroerd! wordt. 't Is verschrikkelijk! Waaromi luister de! ik ook naar je onzinnig plan! De tijdi verloopt; elke minuut is kostbaar. De: schurken bleven in angst tot Druce weer kwam. Hebben de heeren ook iets noodig?, Ja.»;, dat i-s -te zeggen;»., er is een kistje onder de lading, dat, ik wel zoiu willen hebben«en bruin kistje met koperen spijkertjes. Best. Ik zal er over een paar uur naar gaan zien. Twee uur! Dat is te laat. Wc moe ten het nu hebben. Het bevat.... Een helsöhe machine, voltooide Druce, vervaardigd door jou, meneer Zeidler en aan boord gestuurd' door jou en je com pagnon. O, genade! Heb medelijden, kapitein. MedelijdenHad jelui medelijden met al die menschen hi,er aan boord? Vroeg jelui m-edelijdlen voor zoo'n vervloekt ge meen moordplan Maar de doos, de doos? D, die is veilig. Ik heb haar geopend). Enwat wilt u, nu dloen U aan land zetten in de eerste haven en de justitie waarschuwen. De kapitein kon zijn plain rn'-e-t ten uitvoer brengen. Grime had geprobeerd! met zijn- makker te vluchten. Doqh ze idiedten het onhandig. De boot sloeg onil Alle pogingen om hen te redden bleven, vruchteloos. In Engeland teruggekeerd', ontving ka pitein Druce ve-el gelukwens,chen, met die gelukkige ontsnapping aan een groot ge vaar. Hij wist, dat -hij dit in de eerste plaats te danken had' aan, Lucy's liefde. „N. K." sloot" (waar thans de Hoogexe Burger school gebouwd staat), welke tot aan de vestgracht de scheiding vormdie tusschem het terrein der Franciscanen en dat der Zusters van het Jonge H o f Bjij ons verhaal van Alkmaar's beleg zullen wij wederom vain dit klooster en van 'deze kerk moeten spreken» «f' Wij vermeldden reeds-, dat in het jaar 1382 ide oude (eerste) kerk van, Alkmaar te klein .werdi, en dat daarom, -een tweede kerk t-er -eere van St. Matthias aan dé bestaande St. Laurens w-erdl toe-gevoegd. Volgens ,oudie aanteakeningem nu zonde op den, 22sten Augustus va-n het jaar 1458 nadat dus die tweede kerk reads bijna 75 jaar in, gebruik was de -eerste steen gelegd zijn voor den hoogeni kerktoren. Men weet niet, of deze trofsche toren, in- het jaar 1468 voltooid was; doch, vol gens getuigenis van- meerdere kromykschrij- vers is op den 29sten October van laatst genoemd jaar die toren door onbekend geibl-even- oorzaak plotseling ingestort en, werden „twee Bagijhtjes doodgevallen in het Oude Bagijnhof" (het nabij' de kerk igelegen St. Catharine-kloo-ster of Oude Hof.) 1) „Beschrijving van Ooiudla", Deel II, pag. 113. 2) Afgedlrukt uit d!e „Bijdragen voor de Géschietdienra van h|et Bisdom, van Haarlem"*

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1917 | | pagina 5