TWEEDE BLAD.
Zaterdag 14 April 1917.
No. 44
Volharden
i li.,.....,, ii
FUkmaar en Omgeving
in den ouden tijd
De laatste reis.
Ol\S BLAD.
f-Ja den H. Paaschtijd komt het vooral
op ue volharding aan. De volharding zet
de kroon op het werk.
Wij moeten volharden in onze genomen
besluiten, in onze gemaakte voornemens,
volharden op het pad der dieugdl, volbanden
in, dé hed'tigmakerde genade -en in die
liefde Oodst
De volharding, zo-oal's gij weet, is. «ene
genatte, een» gave Oori's, die wij niet kun
nen verdienen, m,aar die ons zal geschon
ken worden door een vurig en aanhoudend
gebed.
De H. Augustinus noemt die volharding:
«ene groote gave, waardoor alle genade
gaven bewaard worden..
Zij is die laatste sport van dien ladder,
waarmede wij ten Hemel stijgen.
Zij is de sluitsteen, waarmede wij het
gebouw onzer zaligheid voltooien.
Zij is het zegel op 'het onuitsprekelijke
voorrecht onzer roeping en uitverkiezing
voor den Hemel.
Wat toch zal het baten zijn Paschen ge
houden te hebben, ,als wij wederom den
ouden itnensab der zonde aantrekken, en
mogelijk nog dieper vallen dan voorheen,
voor God nog schuldiger komen te staan
dan vroeger?
Christus eenmaal gestorven, en verrezen,
sterft voortaan niet meer, zóó moet ook de
verrezen Christen niet meer den dood der
zonrifc sterven;
Zander -volharding, zegt de H. Bernar|d,us,
komt de strijder niet tot de overwinning,
en de overwinnaar niet tot dien palm, der
victorie.
Zonder volharding geen loon en geen
kroon.
Daarom moeten we alles te werk .stel
len, om ide genade der volharding deel
achtig te worden;
Vooreerst daarom den Goeden, God
hartelijk gedankt voor Zijne overvloedige
genaden en gunsten van dien H. Paaschtijd.
De dankbaarheid toch 'is, in den Heinel,
de meest gangbare munt. om nieuwe wel
daden in te kotopen.
Vervolgens een onbegrensd vertrouwen
op Gods vaderlijke goedheid, Die het
goede, wat Hij in ons begonnen, iis, ook
zal voltooien.
De Heet geeft het willen 'en, het vol
brengen,.
Bovenal hebt e-ene nederige gedachte
van u zelven.
Humilims diat gratiam: Aan de nederi-
gen geeft Hij Zijne genade.
„Gij zouidlt," zoo. sprak Ood!, 'tot den
Profeet Elias, „gij zourit uwe knieën, ge
bogen hebben, voor den afgod Baal, als
Ik ,u niet met mijne genade vervuld! had.
En Ik heb u met Mijne genade vervuld,
omdat gij niet op eigen kracht gesteund,
maar al uw vertrouwen op Mij gesteld
hebt."
„Christenziel," zoo vermaant idle, H. A.u-
gustinus, „vermijdt den hoogmoedAl
waart gij een der grootste Heiligen, wijt
alles aan de genade, want al het goede,
wat ,i|n u is-, is gave Gods, em geen eigen
verdienste."
O! Wanneer de duivel, u tot hoogmoed
verlokt, of de wereld u prijst, of eigen
liefde uit eigen persoontje wel zeer te
vreden is: Zeg dan, met den Koninklijken
Psalmist: „Pieccatum meum contra mie est
semper": „Mijne zonde staat altijd voor
mijnen geest mijne zondie overtuigt mij
steeds van mijne nietigheid."
Maar toch! Al zegt de Meester: „Zonder
Mij kunt gij niets," 'de H. Apostel Paulus
getuigt ook: „Ik kaai alles in Hem, Dii,e 1
mij versterkt."
Ziehier de leer van het H. Concilie van
Trente, het getuigenis van den H. Geest:
„God zal, als ,die -m-ens-cb aam de genade
niet weerstaat, gelijk Hij toet goede be-
gommen heeft, het ook voltooien."
Dé Heer werkt het willen en het vol-
brengen.
Diezelfde H. Geest sprak toit dien Bis
schop van Smyrna: „Esto fidielis usque
door
LEO SPEET.
27.
Wij durven meenen, dat wij vélen iets
„nieuws" verkondig,en, wanneer w,ij ver
tellen, dlat er in vroeger eeuwen een
groot Fr.an.ciscamer-k 1 oio-st-er met
daarbij behoor'end'e Francisca
ner-kerk gestaan heeft omtrent de
tegenwoordige Paardenmarkt, zóó
weinig is daarvan binnen, Alkmaar i,n heu
genis gebleven.
„Anno 1447 worde binnen Al-ckmaer ge-
fomdleert het Minnebroeders-Klooster, op idle
plaietse, diie men noich' het M-unwcke-n-Erf
noemt, miaer is Anno 1572 vernielt: heb
bende gestaiem 125 jaren."
Met deze weinige woorden, vindlen wij
dit belangrijke feit bij Va-n dier Wonde
vermeld; J. Walvis 1) stelt de stichting
van -bedoeld klooster echter op het jaar
[1448.
Moeilijk was 't ons, uiterst moeilijk,
hit allerlei kronijken ,en gescbiedboeken
«enige bijzonderheden omtrent ligging em
exterieur en interieur van bedoeld kloos
ter bijeen te garem, tot ons in, handera
kwam een artikel van den heer C. W;
Bruinvis, getiteld: „Het Minderbroeders-
klooster te AlkmaiaT" 2), en1 al vonden
,Wij in diat artikel juist die gegevens ver
adi morten W,ees getrouw tot den, dooid
Et dabo tibi coronam vitae Eu Ik
zal u de kroon des leven® geven,"
Wat baat een goed begin, als hiet einde
slecht "ie?
Immers, dit zegt de Heer: „Als de recht
vaardige den weg der gerechtigheid, ver
laat, en de boosheid bedrijft, idian zullen
•zijne goede werken, die hij verricht heeft,
niet meer in aanmerking kqmien."
Dit nu is dé gewone regel God gieefj
de genade der volharding alleen aam die
menschen, welke goed en braaf geleefd
hebben. Die goed geleefd beeft, sterft
niet Slecht.
Zeker, ds was een goedle moordenaar,
die het Paradijs des Heeren ja taiinmani ge
gaan, maar er was er ook maar één, opdat
niemand zou wanhopen en niemand ook
overmoedig zou worden.
De genade der volharding-, zegt d,e H.
Kexkleenaar Augusti-nuis, kan verkregen wor
den door het gebed. Evenwel slechts door
e.en nederig ,an volhardend gebeid!.
Onze Goddelijke Meester heeft ons. lee-
ren bidden: „Geef ons heden ons diage-
lijksch brood," d. w. z. alles, wat wij lede
ren dag voor ziel en lichaam noodiig heb
ben,.
lederen dag weeraan moeten, we Gods
genade vragen', om dien duivel dapper te
weerstaan in het geloof; om den verleider
beslist iaif te wijzen, ook al ,is hij die uit
verkorene u ws harten; om den boozem
aandrift van eigen hart te toedlwimgen.
Dagelijks toe-hooien wij dein, Heer te
smeek,en, Zijne Engelen te zenden, op onze
wegen, om ons te omlegeren, en te be
schermen tegen onze vijanden.
Verzuchten we derhalve dagelijks met
Komiiing David: „Usque in sepeotam at se
nium, Dieus jie éerelinqua® me Heer,
tot in hoogen ouderdom, wil mij niet ver
laten."
„Verwerp >mij niet van Uw aanschijn,
en neem Uwen heiligen geest van mij niet
wieg."
Confirma 'hoe Deus, quod operatus es
in nabis Bevestig in oms, o, Heer, bet
goede, wat Gij in ons begonnen zijt."
Alkmaar", den vooravond van Beloken
Paschen, 1917.
M. P. A. OOMS,
D. P.
U weet natuurlijk, kapitein Dlruce,
dat ik als voogd van Lucy Norman de
uiacht gekregen heb, baar fortuin, onder
mijn berusting te houden, tolt zij vijf em
twintig jaar is, voor 't geval zij mocht trou
wen zondiei" mijn toestemmitog.
Dat is mij bekend; mijnheer Zeidller, u
kunt haar vermogen, nog twaalf maanden
onider ui houden. Maar ik ben. Wei" ui-et ge
komen om inlichtingen te wagen over
juffrouw Norman's gel'd; 't doel van mijn
bezoek is, uw toestemming te wagen voor
ons huwelijk.
,En ik heb u al gezegd, dcapitein; dat
ik rite niet kan geven. Ik heb andere plan
nen, voor juffrouw Norman's toekomst.
lk -he'b geli oord; dat u een, huwelijk
tracht tot stand te "brengen tussohem ,uw
j pupil en 'uw compagnon, meneer Grime,
,maar aangezien Lucy zich al met mij heeift
verloofd, heeft uw weigering niet veel te
beduiden.
i Kapitein, U' is verscheidene jaren im
dienst geweest bij de firma Ze idler en
Grime; 't zou mij spijten, al® we 't zonder
uw diensten, moesten doem.
Q, wat dat betreft, dat laat mij koud.
U zouidt mij nier gehouden toiebtoan, als u
aan mij geen waar voor uw geld ,had ge
had. En als ui mij -misschien mocht willen
ontslaan, dan bereek-ent diat, dat juffrouw
Norm-an en ik dadelijk gaan trouwen in
plaats va-n te wachten tot ik terug ben
van deze reis.
't Schijnt mij toe, dait u mijni pupil
opzei tegen mijn gezag.
Juffrouw Norman is geen kind meer,
en ,al heeft u, controle over haar geld; vi
kunt haar gedachten- niet dwingen,Maar
u iheeft mij. nog niet de reden van uw
werkt, welke wij vonden, toch troffen wij
daarin een zop volledig mogelijk geheel,
dhnk zij1 den oudheidszjn, waarmede de be
kende schrijver feiten- en data met elkander
te verbinden wist; van een en ander wildien
wij een dankbaar gebruik maken.
Gelijk wij reedis vermelden, moet het
klooster 1447 of 1448 gestioht zijn.
Een -in het klooster te Weert berustend
handschrift -geeft te lezen-: „Aoi 1447° in
fe&to Convers. S;. Pauk» Apli [di. i. 25
Januari 1448] fundatus est et habïtari coep-
tus est conventus Alcm-aria-e".
De hierheen gezonden broeders (dUv.z.
Franciscaner Paters) behoordlen, tot -den
stnengsten van -de beildie takk-en der orde,
n.l. tot dien der Observanten, welke in,
1447 een eigen Provinciaal, in 1517 een
eigen Generaal bekwam.
<Het doel hunner zending was, naar Olp--
meer's „Martelaarsboek" en Sediulius'
„Chronicon" verhalen: „de friezen, be
smet door vele dwalingen en gebreken-,
-door bun geleerd' prediken te onderwijzen,
en door hun heilig leven, de enge poorte
en den smaller» weg, die ten hemel lei-
dén, te openen."
In 1452 vergunde Rudolf van Diepholt,
bisschop van Utrecht, aan de Zusters, van-
het Middelhof dl i. het klooster,
dat stond op de plek van oms latere Bur
gerweeshuis, dus in de onmiddellijke nabij
heid van het Minderbroediersiklooster
uit dé hier verblijvende Franciscaner pa
ters een biechtvader te kiezen; voor
het dagelijkse!» lezen van een H, Mie
weigering gezegd. Ik ben geen rijk" main,
maar arm ben ik ook niet; en al ben ik
op dit oogenblik niet meer dan gezagheb
ber op een va-n- uw schepen, de tijdl is niet
ver af, dlat ik de baronie van1 mijn oom
zal erven.
- Ik acht mij niet geroepen; u cenigen
uitleg Ite geven van mijn weigering.
Heel goed! Dan blijft het er bij.
Toen kapitein Druce het kantoor verliet
met een kort knikje, staarde Z-eidler hem
aan met een uitdrukking van verbeten
weedie op zijn gezicht. Hij schrikte op uit
zijn mijmering- door 't open gaan van een
-dieur.
He, Zejidiler, wat is er a-an die hand?
Ik kwam Druce tegen.
Ik heb juist -een heel onaangenaam
gesprek met hem gehad'. Onze venmoiediens
blijken waar; hij heeft Lucy temi huwelijk
gevraagd en kwam om mijne toestemming.
Wat heb ik je gezegd'? Ik wil hiet niet
hebben, hoor! Lucy Normam. wordt mijne
vrouw, en dlat zaakje heb je voor mij' in
orde ie maken, anders komt er last.
Wat kan ik doen? Ik weigerde mijn
toestemming en'hij lachte mij' gewoon uit.
Wat je kunt doen? Hem dadelijk zijn
congé geven.
Ik heb er op gezinspeeld, en hij zei,
dat 't ihem best zou passen; daar hij dan
dadelijk ging trouwen in plaats van te
wachten tot ina de reis.
Zoo! Luister eens, Zeidler, er móet
iets gebeuren. Over een jaar heb je Lucy
en een sommetje van 25.000 pi over te
geven. O-m diat te kunnen doen zou je
ongeveer alles moeten verkoopen wat je
bezit.
Diat weet ik, Grime, lk was geheel
onfortuinlijk, eer jij als compagnon in de
zaak kwam. Ik verloor drie schepen achter
elkander; geen van alle geassureerd;
Daarom stak je 't geld van juffrouw
Norman din idle zaak. Luister eens; als die
Dlruce met Lucy trouwt, zit je 'dadelijk in
de klem als hij na twaalf maanden komt
om het geld en verantwoording van je
voogdij
O.praat diaar niet van.
't Zal dus weel beter voor je zijn,
Lucy te geven aan een man, die den staat
van zaken kent.
W,at zijn je plannen?
lk heb juist de .assurantie afgesloten
vcnor de Havik.
Wat moet er met dat schip gebeuren
Het vertrekt over drie diagen.
Dat weet ik, Grime, maar ik zie niet
in
Als je plotseling blind geworden bent,
zal ,ik het je uit léggen. Wij moeten Hairy
Druce overplaatsen van zijn tegenwoordig
sdhip als gezagvoerder op de Havik.
Zeidler staarde een minuut zijn com
pagnon aan.
Bernard, mijn jongen, je bent een
genie
Dat nu juist niet, antwoordde Grime
bescheiden, maar ik gebruik mijn her
sens. En hoe sta je nu met je deel van
die zaak
-r- Ik 'heb er gister den heelen avond'
aan gewerkt; 't is pierfect in ondle.
Werkt 't goed?
Ik kan het precies stellen op dien, tijd;
dien, ik verkies-, 't varieert geen minuut.
Kom vanavond weer bij mij; djan, kunnen
wij 't nog eens pTobeeren-, eér ik 't in
bet kistje schroef.
Goed! Ik denk, dat deze laatste reis
van- de Havik ons voorgoed) zal helpen,
lkik hoop 't. Grime; maar als ik
'denk aan de bemanning..., dan, ben ik
waarlijk angstig.
't Zou wat! Er zijn booten genoeg,
en ze zullen wel gauw opgepikt worden.
Bovendien, let op je ;eigen zorg; de wet
is heel streng tegen voogdén, dlie het geld
van pupillen slecht beheeren.
O, stil, Bernard!, zwijg daarvan.
Schrijf aan Druce, dat we de Merlin
willen dokken voor reparatie -en, hem, daar
om -verzoeken, 't commando te nemen over
dé Havik en binnen drie dagen gereed te
zijn om uit te varen.
Druce was zeer verrast, den volgenden
morgen een brief te krijgen, waarbij hem
't commando over de Havik werd opge
dragen; zoo verrast, dat hij daldielijk den
heer Zeidler ging opzoeken.
Eb m,ag ik vragen, waarom u m,e
wenscht op te schepen met die collectie
schurken, die men -equipage gelieft 'te
noemen? Is dat om 't kleine geschil, dat
we gisteren hebben gehad?
O- neen, kapitein, volstrekt -niet. Ik
beta eens nagedacht -en ben tot dé conclusie
gekomen, dat ik volstrekt geen recht heb
Lucy in eern'g opzicht te dwingen. Daarom
door de Minderbroeders ini het aan het
Middelhof verwante St. Eli.sa-
bethsgastih uis werd nog in Mei 1572
over een kwartaal 6 guldens betaald,
't Is duidelijk, dat de Alkmaarsche Fran
ciscanen hun-geestelijke werkzaamheden niet
tot de stad alleen- bepaalden: tot zelfs
in Enkbuizen kwamen zij op gezette tijden
hunne „staciën doen".
Niet aanstonds in 1447(8) weid bij het
klooster de voor een i-edier opengestelde
kerk gebouwd.
Eerst „Anno 1481 jfna de notatie- van
Mr. Jan- Vnericksz., Chirurgijn] wonde die
Kerk in 't [Minne-broeders klooster gemaekt
binnen onsen Stadt", zo-o- lezen wijl bij
Van dér Waude; de inwijding 'dier
kerk vindlen wij- op 't jaar I486 vermeld1,
't iM-oet -een gro-ote, fraaie kruiskerk ge
weest zijn, met een, torentje op het midden
van het dak; blijkens een oude schilderij
van Alkmaar's bei-eg in 1573 stak het
kerkgebouw hóóg boven den nabij -gelegen
walm-u'ur uit.
Hoe het gebouwencomplex van Francis-
canerk-erk en klooster er verder uitgezien
heeft, iis niet na te gaan, evenmin: hóe
en waar juist klooster en kerk gestaan
helbtoen.
Waarschijnlijk besloeg het klooster een
•deel van dién grand, thans ingenomen
door hiet Stadsziekenhuis en was de ingang
van hetzelve im de Patermosterstraat.
„Het Stadsziekenhuis is zoo vaak ver
anderd en bijgebouwd, dat het im niets meer
aan het vrgegwe Minderbroedérsklooster
-Laat dk db zaak rusten tot u terug is van
-deze reis.
Ik ben de laatste man op de wereld
cwn -te kibbelen zonder reden, meneer
Zeidler, en als u werkelijk verlangt, dat
ik het commando over de Havik op mij
neem, verzet ik er m-ij niet tegen, daar
't mijn laatste reis is.
Uw laatste reis?
Ja, dat zit zoo. Mijn oom wordt zwak
ker en hij wil graag, dat ik thuis blijf.' Als
ik invet de Havik ga, zal ik eer in Enge
land terug zijn, dan wanneer ik wachtte
op mijn eigen schip.
Hoewel kapitein Druce er bereidwillig
in toestemde, met die Havik te gaan, bleef
er toch zekere verwondering, verdenking
zelfs -irn zijn hoofdl En hij br,lort voorzich
tig te zijn.
Den volgenden dag was hij aam de, ha
ven, waar het schip 't laatste gedeelte
van de lading innam. Terwijl' hij m zijn hut
zat, kwam een matroos hem zegge i, dat
eene dame hem- verlangde te spreken. Hij
snelde dadelijk naar 't diek en vond' daar
Lucy Norman.
O, Lucy, dat is een aardige verras
sing.
lk dacht wel, dat 't je plezier zou
doen; Harry. E-n ik wilrile toch eens weten,
hoe 't op düt schip er uit ziag.
Hartelijk welkom, lieveling! ik zal je
alles laten, zien.
Eindelijk werd' het voor Lucy tijd om
heen te gaan, Druce geleidde haar iat op
de kade. Zij gingen voorbij een stapeltje
wanen; diiie nog ingeladen moesten worden.
Eensklaps bleef Lucy staan en riep:
Dlat ès komiek
Wat?
Dat kistje. Ik had 't altijd in mijn
kamer staan, en, ik mis het sedert een
paar diagen. Hoe komt het hier?
Ben je zeker, diat 't hetzelfde kistje
is?
Heel zeker, 'Hlarry. Ik bewaarde er
vroeger mijn schoolboeken in. Draai het
ma-ar eens om; aan den voorkant zi,t 'ér
een rij koperen spijkertjes op.
Dlrttae keerde het kistje ;om- en zag, dlat
Lucy gielijk had'.
't Is zoo, Lucy; ik zie; dlat 't ge
adresseerd is aan Wiinbudh- en Caria te
Sydney, dbar Bfice en Co. te Londen. Hoe
kamen Birice en Co. aan jouw kistje?
'k Weet 't niet. Ik zal 't eens onder
zoeken.
Toen Lucy weg was, liet de kapitein het
kistje 'in zijn kajuit brengen. Hij achtte
't geval vreemd genoeg om verdenking te
koesteren en 't kistje te openen. 'Hij deed'
dit met «en schroevendraaier. Spoedig was
het deksel er af, ,en hij zag niets dan wat
ten, Daar trof een regelmatig tikken zijn
oor. Voorzichtig opende hij 't kistje.
Goede hemel! een helsdhe machine!
Plotseling toegreep hij 't gêheele complot
van Zeidler en Grime. Hij had dien vorig en
dag zorgvuldig inlichtingen gewonnen en
vernomen, dat die renders ide Havik had
den verzekerd -boven de waande.
Met het -bewijs van hun moorddadige
plannen voor zich; begreep hij hiun verlan
gen, dat hij de. reis zou. meemaken.
Even diaidht hij pa; toen ging hij zelf een
emmer water halen, schroefde die moord
machine los van dien bodem van het kistje
em dompelde- haar in het water. Dadelijk
hield het uurwerk op te loopen. Toen maak
te (hij het heel voorzichtig onschadelijk.
Hij ideeti- de watten weer ini het kistje,
schroefde het dicht, riep «em matroos en,
liiet t weer bij de andere goederen bren
gen.
De Havik moest uitvaren, bij vloed], den
volgenden avond. Toen de tijd! van vertrek
naderde, ontvingen de heeren Zieildiier en
Grime een brief van kapitein Druce
Ik verzoek u verlof, het vertrek vier
em twintig uur uit te stellen, daar particu
liere zaken mijne tegenwoordigheid te Lom
den vereischen.
Dat kunnen wij niet toestaan, Grime;
hij moet om zes uur afvaren.
Natuurlijk! Wat denkt hij wel. Hij
moet varen, zonder uitstel.Laten we
er zelf heengaan, om te zien, of 't ge
beurt.
Een uur later zag kapitein, Druce tot
zijn groote voldoening beidé compagnons
die kade op wandelen.
Wp komien, kapitein, om antwoord! te
brengen op uw brief. U weet, dat 't on
mogelijk is, de Havik een dag langer te
laten liggen, begon Zeidler.
tipst, heeren, zei Druce kalm. Het
spijt mij, dat ik u lastig gevallen, heb; Ik
ben er in geslaagd mijn zaken af te doen
per telegram; dus wie kunnen varen over
een uur. ,W|ilt w in d'e kajuit komen om
verandert, tenzij de van drie zijden ingeslo
ten binnenplaats of tuin van het voormalig
kloosterhof," zegt dé heer Bruinvis,
en, hierin schemert door de meening van
onzen meest bevoegden Alkmaarscben oud
heidkundige: dat sommige der tegenwoor
dige muren vatn .'t Stadsziekenhuis (vooral
die ,in de nabijheid v,an d« Paardenmarkt)
nog overgebleven muren van het oude
klooster zijn. j
Persoonlijke gesprekketa met den, -heer
Bruinvis deden ons aannemen, dat een
groot deel van het tegenwoordige Stads
ziekenhuis (dat deel, dat aan de zijde van
de Paardenmarkt gelegen is) nog heel
en -al zóó als wij het kennen een
idieel van 't oude Minderbroedersktooster is,
zoadat binnen diezè'lfde m-uiren im verre
eeuwen over de steen,en gangvloeren de
sandalen der monniken» eenzaam klakteh,
zoodiat binnen diezélfdie muren in verre
eeuwen, met middernachtelijk geraas de
monniken gewekt werden en in hun kap
pen gedoken door de flikkerend' verlichte
gangien vóórtsahreden naar de kerk, tot
'die viering der nachtelijke Metten, en Lau
den.
De kerk zelf stond' waarschijnlijk op dé
Paardenmarkt, met den ingang naar het
einde van de Paternosterstraat, het vrij'
groote bij het klooster behoorenide terrein
gedeeltelijk kerkhof .gedeeltelijk boom
gaard schijnt zich verder uitgestrekt
te hebben over de Paardenmarkt, ten wes
ten en ten, noordien begrensd! ddor de stads
wallen, ttt» oosten door de rtMi«nieibi'o&v
op de goedie reis te klinken?
Met plezier.
Precies zes uur voer de Havik af en be
gon .de reis naar Sydney. Eer» paar uur
later, toen alles aan dék in orde was, riep
Druce zijn eersten stuurman, Fjstoer ge
naamd1.
Fisher, kom eens even im de kajuit.
Ik fifeb een paar passagiers, die een steun
tje noadig hebben om in de kooi te konvei».
Verbaasd over deze mededeeling, volgde
FisheT zijn kapitein naar de kajuit. 'Daar
vonden ze Zeidler en Grime, achterover
liggend in hun stoelen, zwaar ademend.
Dat zijn de patroons! riep Fisfaer;
hoe komen die hier?
Diie mak-en het tochtje naar Sydney
mee. Zij wilden niet, maar ik was zoo- vrij
hun een slaapdrankje te geven. Help mij
maar ze in de kooi te brengen; ik zal ie
de historie vertellen.
Eeuigen tijd later vond Druce zijn beide
gevangenen weer tot bewustzijn gekomen.
Ze ontwaakten- met een vreemd gevoel van
verbazing en vrees.
Waar ben ik? vroeg Zeidller.
Aan boord1 vaii de Havik. De heeren
zijn allebei ziek geworden in mijn kajuit.
Vreemd! Ik voel mij zoo onlekker.
Ik zal maar naar huis tóe gaan. U moet
het tij niet verzuimen, kapitein.
Neen, dat miste ik niet, mijnheer. Ik
ben bijtijdis afgevaren.
Afgevaren? .Wat-bedoel jie?" vroeg
Grime.
Ik bedoel, dat ik met tij ben gaan
I varen, wij zijn nu al vier en twintig uur
op, weg naar Sydhey.
W,at? Neem je ons mee naar Sydney?,
Hoe durf je 't wagen? Je moet dadelijk
keeren dadelijk hoor.
Ik hoor 't, maar ik viees, dat 't niet
kan. Mijn .orders luiden, dat ik zonder
-aponthiomd koers moet zetten naar Sydney.
Wij zijn die reeders en wij gelasten
je te keeren.
Aan -het landl heeft u alles te zeggen;
hiier is u slechts passagier en dlus- onder
mijn gezag.
M,aar dat is een .schandaal. Welke
raden heb je om ons mee te niemen?
Misschien om van uw gezelschap te
prof ite eren misschien ook om te verhin
deren, dat u samenspant tegejn juffrouw
Norman.
En je weigert terug te keeren?
Ik weiger .absoluut. Maak 't ui d,us
zoo gemakkelijk mogelijk voor die reis,
De kapitein verliet- die kajuit; de beide
heeren staarden elkaar aan;
Vermoedt hij iets?" vroeg Zeidler.
Wel neen, hoe kan dat. Maarwe
zijn 24 uur op 't schip, het is, de 17
en.... en»;..
Over twee uur zijn wijl verloren, of
we moeten het kistje zien machtig te wor
den.
Maar wat zullen we dioen? Hij zal
niet willen hebben, dat er aam die lading
geroerd! wordt.
't Is verschrikkelijk! Waaromi luister
de! ik ook naar je onzinnig plan! De tijdi
verloopt; elke minuut is kostbaar.
De: schurken bleven in angst tot Druce
weer kwam.
Hebben de heeren ook iets noodig?,
Ja.»;, dat i-s -te zeggen;»., er is
een kistje onder de lading, dat, ik wel zoiu
willen hebben«en bruin kistje met
koperen spijkertjes.
Best. Ik zal er over een paar uur
naar gaan zien.
Twee uur! Dat is te laat. Wc moe
ten het nu hebben. Het bevat....
Een helsöhe machine, voltooide Druce,
vervaardigd door jou, meneer Zeidler en
aan boord gestuurd' door jou en je com
pagnon.
O, genade! Heb medelijden, kapitein.
MedelijdenHad jelui medelijden met
al die menschen hi,er aan boord? Vroeg
jelui m-edelijdlen voor zoo'n vervloekt ge
meen moordplan
Maar de doos, de doos?
D, die is veilig. Ik heb haar geopend).
Enwat wilt u, nu dloen
U aan land zetten in de eerste haven
en de justitie waarschuwen.
De kapitein kon zijn plain rn'-e-t ten uitvoer
brengen. Grime had geprobeerd! met zijn-
makker te vluchten. Doqh ze idiedten het
onhandig. De boot sloeg onil
Alle pogingen om hen te redden bleven,
vruchteloos.
In Engeland teruggekeerd', ontving ka
pitein Druce ve-el gelukwens,chen, met die
gelukkige ontsnapping aan een groot ge
vaar. Hij wist, dat -hij dit in de eerste
plaats te danken had' aan, Lucy's liefde.
„N. K."
sloot" (waar thans de Hoogexe Burger
school gebouwd staat), welke tot aan de
vestgracht de scheiding vormdie tusschem
het terrein der Franciscanen en dat der
Zusters van het Jonge H o f
Bjij ons verhaal van Alkmaar's beleg
zullen wij wederom vain dit klooster en
van 'deze kerk moeten spreken»
«f'
Wij vermeldden reeds-, dat in het jaar
1382 ide oude (eerste) kerk van, Alkmaar
te klein .werdi, en dat daarom, -een tweede
kerk t-er -eere van St. Matthias aan
dé bestaande St. Laurens w-erdl toe-gevoegd.
Volgens ,oudie aanteakeningem nu zonde
op den, 22sten Augustus va-n het jaar 1458
nadat dus die tweede kerk reads bijna
75 jaar in, gebruik was de -eerste steen
gelegd zijn voor den hoogeni kerktoren.
Men weet niet, of deze trofsche toren,
in- het jaar 1468 voltooid was; doch, vol
gens getuigenis van- meerdere kromykschrij-
vers is op den 29sten October van laatst
genoemd jaar die toren door onbekend
geibl-even- oorzaak plotseling ingestort en,
werden „twee Bagijhtjes doodgevallen in
het Oude Bagijnhof" (het nabij' de kerk
igelegen St. Catharine-kloo-ster of Oude
Hof.)
1) „Beschrijving van Ooiudla", Deel II,
pag. 113.
2) Afgedlrukt uit d!e „Bijdragen voor de
Géschietdienra van h|et Bisdom, van Haarlem"*