No. 56 Zaterdag 12 Mei 1917. lie Jaargang Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „ONS BLAD" ALKMAAR. Bur.: BREEDSTRAAT 12. Telefoon No. 433. DIT BLAD VERSCHIJNT DINSDAG, DONDERDAG EN ZATERDAG. N. V, „ONS BLAD" MIRAKELFEEST. paul de vagebond. ONS ABONNEMENTSPRIJS: Per kwartaal franco huis. 90 ct. Met gelll. Zondagsblad bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers: van de courant van het Zondagsblad 125 cl 3 ct. 5 ct. ADVERTENTIEN: Van 15 regels 50 ct. Elke regel meer10 ct. Reclames per regel 25 et. Kleine adv.: 30 woorden bij vooruitbet. 30 ct R. K. Nieuws- en Advertentieblad voor M. H, te Alkmaar. Het Bestuur bericht hiermede, dlat met ingang van 7 Mei diividenclsbewijs no. 4 dier Aandeden met f4.en dividemds- bevvijls no. 4 der Onderaanideelen niet f 1. betaalbaar is bij den Penningmeester, tein kantore'van die Firma MULDER QUAX, te Alkmaar. Alkmaar, 5 Mei 1917. (Nabetrachting.) Met dankbare blijdschap mag Roomsch Alkmaar terugblikken op den len Meidag van het Jaar O. H. 1917. De hoop, die velen sinds jaren vervulde, dat de oude eeredag van het Mirakel van het H. Bloed weder eenmaal zoude worden hersteld, is op heerlijke wijze in vervulling gegaan. Op den feestdag van de H.H. Apostelen Philippus I en Jacobus, den dag waarop voor eeuwen God in Zijn almacht op wonderbare wijze, hier ter stede, de waarheid van ons H. Gelooi in de wezenlijke en waarachtige tegenwoor digheid van onzen Zaligmaker in het aan biddelijk Altaargeheim bevestigde, is na lange onderbreking de feestdag van het Mirakel van het H. Bloed in de nieuwe St. Laurenskerk weder luisterrijk gevierd, zooals hij eenmaal in de oude werd her dacht. Meer is geschied dan wat zij die in deze liet initiatief tot het herstel van dezen blijden feestdag namen, het Bestuur vau den Vriendenkring van het H. Sacrament, durfden verwachten. Achtte dit Bestuur en met hetzelve de meerderheid der leden, het niet aan te bevelen om hier, zooals elders, vooral in Amsterdam, een stillen omgang te houden, waarvoor het meerdere gronden meende te moeten aanvoeren, andere Katholieken durfden het aan om, ter eere van het H. Sacrament, Roomsch Alkmaar daartoe aan te sporen en het moet in alle oprechtheid worden erkend, 'deze liaddsn succes op hun pogen; in het stille morgenuur trokken ongeveer 400 mannen in stillen eerbied langs den vermoedelijken ommegangsweg en naderden daarna bijna allen tot de H. Tafel, aldus door een open baren daad van overtuigd geloofsleven den blijden feestdag inzettend. In de St. Laurenskerk was het altaar toegewijd aan het H. Bloed van Mirakel, feestelijk met bloemen en groen getooid, en prijkte de reliek van het groote wonder in het zachte schijnsel van het blanke offer licht. En in de plechtige H. Mis ter eere van het H..Bloed van Mirakel opgedragen voor de leden van den Vriendenkring van het H. Sacrament, was Ons Heer uitge steld in de oude, opnieuw vergulden Monstrans, die gedurende eeuwen de draag ster was geweest van de kostbare reliek, FEUILLETON. Ngar het Engelsch van BOW BELLS. 65. 1 Beverley was zeer ontsteld en wist niet, wat hij van die geschiedenis denken moest. Om zijn tegengewerkten haat dn maohite- looze woede te onderdrukken beet hij zich op die lippen en vroeg toen miet eene hardie, gevoellooze stem: „Wie is dian idle schuldige persoon?" De dlrie -mannen zagen elkamidler met medlelijdlen aan, de vrouw echter lachte van wraakgierige .verwachting. Diaair de piolitie-agent hiet bemerkte, greep hij haar bij idlen schouder en zeide: „Houd uw mond, vrouw, of ik zal hem ui toe- stoppan." „Ik zal mij Wel stil houden," antwoordde zij, „ik kam mijne beurt wel afwachten." Diaarop sprak Levi „De man, die blijkt schuldig te zijn, is mijn oude inwoner, Jasper Diaivis." Wpdier. zagen de drie mannen elkander aan en schenen met huinne oogen elkander omi raad te vragen. „Jasper 'Oaivis,"zeidie Marah, die van die gelegenheid gebruik wilde maken. „Jas per Davis, (die bij slot van rekening niet eens Jasper Davis, en ook geen oudle man 'was." De politic-agent bracht haar weder tot stilzwijgen. „De oudle! vrouw heeft gelijk," zeide hij. Wh het verhaal weder te beginnen, waar het zichtbaar teeken van den grooten eer bied, welke onze voorvaderen voor het H. Bloed koesterden. In de loop van den dag gingen velen het H. Sacrament bezoeken en de reliek „waardigen", terwijl een plechtig lof den schitterden feestdag besloot. En aldus werd de oude feestdag van het H. Bloed-Mirakel weder, op vasten grond slag in eere hersteld en dit herstel zal blijvende zijn en wij mogen er van ver wachten, onze stad en ons allen ten zege, eene toenemende Devotie tot het H. Sacra ment des Altaars. Dit is het gewichtige en groote feit, dat Roomsch Alkmaar mag opteekenen in zijn geschiedboeken, God ter eere, ons ter ver heuging en vertroosting. En terwijl wij dit heerlijk feit in 'blijde dankbaarheid herdenken, schijnt het ons gepast, om nog eenige beschouwingen te wijden aan hetgeen te Alkmaar heeft ver heugd en, naar wij met reden vertrouwen, in de verre toekomst zal verheugen en verblijden. En dan gaan van zelf onze gedachten terug tot de voornaamste handeling der feestviering, de plechtige offerande van de H. Mis ter eer van het hoogwaardig Bloed- Mirakel en wij meenen er de aandacht op te mogen vestigen, hoe treffend het litur gisch gebed van de H. Mis van dien dag aanpast aan het groote feit, dat herdacht wordt. De plechtige openbare vereering van het Mirakel van het H. Bloed is het gevolg geweest van de verschijning van den engel des Heeren aan de schippers die te Vlis- singen in doodsnood geraakt, hun toevlucht tot God namen en aan zijn raad, om te beloven dat zij naar Alkmaar ter bedevaart zouden gaan, ter huldiging van het H. Bloed van Mirakel. En treft het ons nu niet als eene open baring, 'dat de aanvangswoorden van de Introitus van het feest van den dag, dit feit op merkwaardige wijze in herinnering brengt: „Zij riepen tot U, o Heer, ten tijde hunner verdrukking en Gij verhoorde hen uit de Hemel, Alleluja, Alleluja." Gevolg gevend aan den raad van den engel, gaan de geredden naar Alkmaar, waar men, met verbazing naar hun verhaal luisterend, er het verlangen van God uit verstaat, dat het wonder, dat Hij wrochtte tot bevestiging van ons Geloof in de tegen woordigheid des Zaligsmakers in het H. Altaargeheim, openlijk zoude worden gevierd en het is alsof de woorden van de 32e psalm, die op het inleidingsgebed vol gen, dat Goddelijk verlangen openbaren: „Juicht gerechtigen in den Heer, den Vromen voegt lofgezang", gelijk zij tot feestviering wekken. De woorden van den epistelles van den dag wijzen op de belooning dergenen, die Christus woorden geen dwaasheid achten en op het „onverwachtte heil" dat hun zal worden geschonken, terwijl het ons MiaTah geëilndliigdl ,was. „Jasper Dia-vis was niemand! anders dan een jong mensch, als oudie man verkleed, die 'klaarblijkelijk als inwoner in het huis kwam, met het doel om' den diefstal te bedrijven." Die 'man hield voor een «ogenblik op, alsof hij den procureur tijd wilde geven ami die 'zaken, die hij hem vertelde, goed' te begrijpen. Bleveriey lui.sterd'e verbaasd toe,, zonder evenwel iets van die vreeselijke waarhieldl te vermoedlen. „Het was leen slim overlegd! plan/' ver volgde de 'politie-aigent. „De 'vermomming wias' volkomen,, omdlait de joinige Iman -eeniige kennis bad! vain too- neeluitvoeringen, en hij dus wiel wist hoe hij het Imaest aanleggen." Nu eerst scheen de procurejur versidhrikt, miaar hij schudde weldra toornig het hoofd en 'zeide bij zich zelf: „Het hsi onmogelijk oinmiogeiijk;en hij begon weder aan dachtig te luisteren. „Zoo als gij weet, werd het plain ook zeer, goed ten uitvoer gebracht," vervolgde die poliitie-agent. „De schuldige maakte zich met zijne buit uit die voeten, en Paul Vin cent werd in zijne plaats in de gevangenis geworpien. pij weet zeer goied, op welk eene slimime wijze hij wiist te bewerken, diat de zoon van den rechter van de mis daad verdacht werd'; du® is het inliet noo- dlig, idat ialles te herhalen,. B'everley knikte toestemmend en beet zich op de lippen. „Maar gelijli alle misdadigers, bracht hij zich zelf tem val, en beging eehie onvooi'- zidhtigheidl, welke 'zeer mooidlloittig voor helm zou worde®/ 'Xoieh hij de doos miet juiwieelen bijzonder treft, hoe toepasselijk de woorden van het Graduale zijn op liet groote won der, dat op bijzondere wijze de wezenlijke waarachtige tegenwoordigheid des Heeren in het H. Altaargeheim bevestigde: „Alle luja, Alleluja, De Hemelen prijzen uw wonderdaden O. Fleer, maar ook uw waarheid in de vergadering der Heiligen, Alleluja." Als een stil verwijt klinken de daarop volgende woorden van de Tractus 011s in de ooren: „Zoo langen tijd verkeer ik on der U en kent ge Mij niet?" Wel mogen wij, begenadigden des Heeren, vooral op een dag als deze, waarop wij op meer bij zondere wijze Gods goedheid tot ons overwegen, bij deze woorden nadenken en onze vele tekortkomingen bedenken, vooral ten opzichte van het H. Altaargeheim, waarin de Meester reeds zoolang onder ons .verkeert, Dien wij door onze fouten toonen zoo weinig, te kennen. Het H. Evangelie van den dag, ontleend aan den Afscheid- en Troostrede van den Zaligmaker tot Zijne leerlingen, uitgespro ken op den nooit te vergeten dag, waarop Hij in Zijne oneindige liefde het H. Altaar geheim instelde, doet onze gedachten als van zelf. gaan tot dat middenpunt, dien grondslag van ons H. Geloof, dat wij vooral op dezen feestdag vieren en eeren. Het begint met ons vertrouwen op te wekken, ondanks al onze tekortkomingen, die ons zoo gemakkélijk tot moedeloos heid zouden brengen: „Uw hart worde niet ontsteld. Ge ge looft in God, geloof ook in Mij. Dat ge loof aan Hem, die in Zijne oneindige liefde onder ons woont, is ons het onder pand van ons toekomstig geluk in het huis des Vaders, waarvan het H. Evangelie verder gewaagd „waarin vele woningen" zijn, waar Hij ons een plaats bereid heeft, opdat, zooals Flij zegt, „waar Ik ben ook gij moogt zijn." Wanneer wij met Thomas 'Hem den weg daarheen vragen, antwoord Flij ons„Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven", tot Flem moeten wij gaan, Die in het FI. Liefdegeheim onder ons woont en zonder Wien wij „niet tot den Vader kunnen komen". Het - Offertorium en de Communio her halen den lof van de „wonderdaden" des Heeren, gelijk het graduale dit deed, en blijven ons herinneren aan ons te kort aan kennis van Hem, „Die reeds zoolang on der ons verkeert,." Zoo spreekt alles in het kerkelijk gebed van den feestdag van de H.H. Apostelen Phillippus en Jacobus, waarop wij het groote wonder door God's goedheid in onze stad gewrocht herdenken, van God's Al macht, van dat wonder en van den blijden jubel, waartoe het ons gerechtigd en dieper doordringt het ons van hèt besef der voor rechten, welke God ons in het Mirakel van het H. Bloed heeft geschonken. En meer nog zullen wij er door getrof- i,n zijn» laigene kamer opelnidle, liet hij, zonder het te bemerken, een stuk blauw lint uitvallen, hetwelk door mijnheer Nat hans als «ene gedachtenis, «ene heri'nine- rimig ,aan. zijne overledene vrouw bewaard werdl. Maar idiat was nog niet alles, hij had eene rekening van eene pruik «n valsdue haardl, e:n in plaats van die te verniiertiigelm, hield hij ze 'bij ziich en gebruikte ze om sigaar aam te steken, zónder ze «venwel ge heel te laten verbranden. Er bleef mag genoeg van over om het adtes van dien pruikmaker te lezen, en zoodoende den verdwenen man op het spoor te komen. Levi Nathans zette zich aan het werk en zag eindelijk zijne moeite beloond! mef de ontdekking van den wezenlijk schuldigen. Zijne schuld valt niet te 'betwijfelen, want de vermiste juweelen werden in. eep gordel gevonden, dien Ihij om zijn lichaam bad. Toen wij gisteren avond zijne.kannen-s door zochten, vonden wij daar het valies, dat door Jasper Diavis gebruikt was en daarin was inog die vermomming en de lederen zak, in welken mijnheer Nathans het geld bewaard haidl, üat hem ontstolen is." De iagent 'hield op met spreken en Bie- verley stond hiern aan te staren, zonder de vraag te Idiuirven idloem, die hem op die lippen lag.' r (Eindelijk verzamelde hij al zijn moed en zeide: „Wje is Idlan die wezenlijk schuldige? „Vergelding," riep Marah. „Wii,e «en put voor een lander graaft, valt er zelf in." Levi draaide zich, om. .„■De 'hemel sta u-bij!" zeiidie Morrison'. „Hij is hij ds uw eigen zoon 'Bieverley kon niets antwooirdlen. Als ver ten worden, wanneer wij overwegen, hoe datzelfde liturgische gebed, als eene profecie van hetgeen zoude volgen, voor bijna vijf eeuwen gebeden werd door den onge- lukkigen priester Folkert, toen hij zijne eerste plechtige FI.' Mis zong in de oude St. Laurens, waaronder het God behagen zou dit groote wonder te wrochten, tot vermeerdering van Zijn eigen eer en glorie en tot heil van velen, het groote wonder dat wij nu weder zoo luisterrijk mochten vieren. Want het is ons gebleken, dat, volgens eene Missale uit de 14e eeuw, op den feestdag van de H.H. Apostelen Philippus en Jacobus, de Introïtus, Oratio, Evangeiie, Offertorium, Secreta, en Com munio, dezelfden waren als die nu nog worden gebeden; ook dat in eene Missale uit de roe eeuw, op hetzelfde feest, de zelfde postcommunio voorkomt, als die nu werd gebeden. Moge deze beschouwing, deze nabe trachting, naar aanleiding der herstelde feestviering van het Mirakel van het H. Bloed op den ouden feestdag er van, ons stemmen tot grooter vereering vau het zelve; opdat wij er door verkrijgen, wat een groot vereerder van dat H. Mirakel, ons dezer dagen schreef: „eerbied voorde ordonantien van Jezus, Bruid, de Kerk, en I levend geloot in en intenser devotie tot de S.S. Eucharistia, met het einddoel ver betering van onzen levenswandel in blijde opgewektheid." Wanneer dat de vruchten zullen zijn van onze verering, dan zullen wij ieder jaar op „die erste Meijeu-dach", Alkmaar's gloriedag, met de H. Kerk zingen „Jubelt gerechtigen in den Heerden vromen voegt lofgezang" en daar dankbaar aan- toevoegen als uiting van het einddoel onzer godvrucht: Glorie zij aan den Vader, aan den Zoon en aan den PI. Geest, gelijk het was in den beginne en zijn zal nu eu altijd en in de eeuwen der eeuwen". „Zoo zij liet". A. B. I11 het Octaaf van het Mirakelfeest. Wij danken deze bijzonderheid, door welwillende tusschenkomst van den welEerw. heer W. van Adricliem, aan den welEerw. en Plooggeleerden Fleer, Prof. M. W. A. Wijtenburg van het Seminarie Warmond. V DE KWESTIE VAN POLITIEK BESTAND. „Te haastig?" zoo vroegen wij in ons blad eens, en wij doelden daarbij op het feit, dat de Bond van R. K. TCiesver- eenigingen zijn woord omtrent het „laten zitten, wat zit" in Januari reeds vrijwel had verpand, zonder dat de aangesloten Kiesvereenigingen in deze belangrijke kwestie een woordje hadden meegesproken. Doch zoo werd toen gemeld daartoe zal alsnog de gelegenheid geboden worden... „Te traag I" zoo constateerden wij, toen wij vernamen, dat de reeds veelbe- steepidl staarde liiij den politie-agent aan. „Nu 'is het mijne beurt vervolgde Miairalb." „Misschien kan ik ook neg een nieuw licht over idle zaak verspreiden. Sedert tnijme 'jonge jaren ban ik dje bediiieinidie vart Levi geweest, ik kwaim na, djen dlooid mijner moeder Sn hare plaats. Earns was er een tijd!, dat ik dlacht, dlat hij m;ij: zoude hitwen, dlat (hij mij in de plaats van' ^ijine overleden vrouw zoii stellen. Ik dluirf bet nu wel te zeggen, ik ben nu eene1 oudle- vrouw, en mijne jiemgdl ligt zoo ver achter mij, dlat bet imij toeschijnt, .alsof ik over oen anderen persoon spreek. Ik werdl iin mijine hoop teleurgesteld '«m in den eerstan tijd wiais Sik ser zeef; verdrietig, over, imiaar dat ging met die /jaren voorbij. Ik begon mij te troos ten mef de gedachte, dat Levi mij na zijn ■dloodi niet zoude vergeten, idait hij imij zijne bezittingen zou nalaten,'wamt bij heeft geenie andere familiebetrekkingen, ik bemerkte, dat h'ij spaarzaam en zuinig was, en ik volgde zijnl voorbeeld, want iik daaht, dat al zijn- geld toch feens- het mijne zou wcwdten. De hoop op die toekomst deed mij leven en ik rekende, dat ik in mijn. ouderdom een diarne zoude wezen. Xoen kwam Paul Vin cent, ien alles, begon t-e veranderen. Hij wist de vriendschap van Levi te winnen. Ik werdl j.aloerseh en nijdig, en begon door de sleutelgaten te kijken en te luis teren -en plannen tegen hen te maken." Levi ging eenige schreden van haar w-eg en leunde op dien arm van mijnheer Morrison. De politieagent nam notitie van al, wat zij verteldle. „Op zekeren avond keefc ik door het Sleutelgat van, idie katner van mijn mieeeter; sproken vergadering van bovengenoemden Bond, waarbij nog wel eens ernstig gepraat had mogen worden over het protest van Mr. Kolkman tegen het Bonds-advies tot politiek bestand, gehouden zou worden opZaterdag, 9 Juni a s,, op welken datum n. b. de officieele candidaatstelling reeds geschied moet zijn. Hoe zal men d;\n nog eens van gedach ten kunnen wisselen over de aangelegen heid van het politiek bestand, welke aan gelegenheid ons van nóg grooter belang is toe gaan schijnen, sinds een man als Mr. Kolkman hetzijne er tegen in bracht. De gelegenheid om zich over deze kwestie uit te spreken wordt den aangesloten Kies vereenigingen 1111 feitelijk niet gegeven, on danks de hierboven gememoreerde belofte van het Bondsbestuur. Hef Bestuur kan hiervoor ter verontschul diging aanvoeren, dat liet alvorens de vergadering bijeen komt gaarne de uit spraak der Eerste Kamer omtrent de Grond wetsherziening kent, en dat het voor een ieder vrijwel vaststaat, dat een politiek be stand in de meeste opzichten de verkiezings actie in 1918 ten voordeele zal komen. Doch dit alles maakte een opinie-uiting van de aangesloten Kiesvereenigingen nog niet onmogelijk; hoogstens zou dit alles later misschien overbodig hebben kunnen blijken. Van die overbodigheid zou men echter geen spijt behoeven te hebbenerger wordt het, wanneer da uitspraken der be doelde Kiesvereenigingen eens niet over bodig blijken, als hier en daar op 't laatste oogenbiik eens verwarring ontstaat. MINIST HEEN. De Minister van Oorlog, gicnera ai- majoor Biosbciom, gaat verdwijnen uit dan tempel'van M,ars; gisterenmiddag heeft hij' i-n eau door hem- bij H. M. de Koningin aangevraagde ajuidiientiie zijn ontslag aan geboden. iil We teven wèl in vreemde tijden,': die miuiisters zeggen niet zelden, tevönelni, dat z-e töchi aanblijven zullen, ook al stemt da Kamer hiurn iets, afdoch dezen minis ter is 't nu schijnbaar toch te machtig geworden: de motie-Mar chant, oorspron kelijk voor den minister een vrij gevaar loos-, neutraal ding, kreeg, door wat er om héén gepraat werd, hoe- langer hoe meer de bieitie-ekeinis van een- motie van wantrouwen tegen 's ministers, beleid; en na een dergelijk Tweede-Kafner-ge- speech, waarbij die minister met aftreding dreigde, indien de motie werd aanvaardi, gebeurde het noodlottige: idiart de Kamier Mardhiaint bijviel met 44 tegen, 26- stemmen. Het vonnis was voltrokken-. Wij zien den minister heengaan en wij verroeren geen vinLaat hij gaan: voor hèm eien an,dier, zeker zoo bekwaam. Die gevallen b.ewinidlsiman kon slechts- heel matig ons vertrouwen winnen; héél matig: ik zag Ihoe hij 'Paul h,et geld en de ju weelen liet -zien en hoorde, dpit hert eens aan hem zou toebelicoren. Ik werd zoo woedend, dat ik 'hen wel hiaid! kuinraeln doo- den, vooral toen zij -mij uitlachten en over mij praatten ais ieen leelijk, oud wijf." „Als er een is," zijt gij het, merkte de politie-age-nt aan. „Ik -stookte mijn 'haat aan, want ik be greep, dat Levi mij bestal, door zijne eigen dommen aan een vreemdeling te schen ken en ik droomde iederen- nacht over die juweelen en ihiet geldl, totdiat ik mij ongeluk kig gevoelde." „Diart verwondert -mij niet," zaiidle die poli- tie-agenit op zachte n toon. „Ik was ongelukkig;, maar ik was niet slecht, zoaals ik nu ben, totdat ik dien man, Bjeverley Bogjg, ontmoette. Hij'sloop hiet huiis rondj en vroeg mij over Paul Vincent. Diikwjjl-s kwam- hij ini dien avond bij 'mij, ien eindelijk vernam hij tniijnie. teleur gestelde hoop, 'nijd en haart. Dlaav werkte hij op, totdat ik bereid was voor geld1 en wraak alles te- doen." „Diat geloof ik wel," zeiidie die politie agent. .ij 1 „Eindelijk stelde hij mij yoor, om Levi te bestelen, en hij vertelde mij hoe ik meest te werk lg,aaini, omdat P'aul van de daad beschuldigd zo-u- wordlen. Hij gaf mij zelfs een sleutel, welke op (Ie kiist paste, Want eens, dlat ik ham in uwe kamer li-et, 'nam hij een afdruksel van het slot." ij I l' t I l l j ;"j'l 1 (WiOrdft vervolgd'.J, i 1I A j I L i --l Lj I I J i i I j

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1917 | | pagina 1