TWEEDE BLAD. Zaterdag 13 Juli 1918. No. 82. De parabel van den vijgenboom. Onze Lieva Vrouw ter Nood li BLAD. Stellen wij ons; geachte Lezer en Lezeres; den Zaligmaker, voor, gezeten; te midden Zijner discipelen. Luisteren we eens aan dachtig toe, hoe de Meester Zijne leerlin gen, tot twee malen toe, vermaant tot boet vaardigheid, n.L tot den gèèst en tot de daad dier onontbeerlijke deugd. Wielk een hooge ernst klinkt er uit die aanbiddelijke woorden: „Als gij geène boetvaardigheid hèbt en als giji g;eene boetvaardigheid doét, zult gij allen gezamenlijk verloren gaan." Onze Heer, God gezegend in eeuwig heid, gewaardigt Zich aan deze bedreiging eene nadere toeliohting te verstrekken in de volgende parabel of gelijkenis: Zeker iemand had eenen vijgenboom, die in zijnen wijngaard geplant was, en hij kwam, en zocht daarop vruchten, maar hij vond ze niet. Toen zeide hjji tot den wijn gaardenier: „Zie, het is reeds het derde jaar, dat ik kom, om vruchten op dezen vijgenboom te zoeken, en ik vind er geen. Houw hem derhalve uit (en hak hem om), waartoe beslaat bij1 ook den grond? Maar de wijngaardenier antwoordde ein zeide tot hem: „Heer, spaar hem ook dit jaar, tot dat ik rondom hem gegiaven en bemesting gelegd heb, of hij soms vruchten draagt zoo niet, dan zult gij' hem laten uithouwen en in het vuur werpen." Als wij nu deze parabel 'of gelijkenis i n het algemeen nemen, dan is d e wijngaardde wereld; de Heer van den wijngaard Qod zelf; die on vruchtbare v ij gen boom Israël of het Joodsche volk; het uithou wen van den boom ia de onder gang van den Joodse hen Staat, de verwoesting van Jeruzalem en van haren t e tn p e de ver strooiingder Joden onder de vol keren en vooral hunne uitsluiting van het H. Evangelie en van de Kerk Gods als gevolg van het ver werpen van den Messias. Als de drie onvruchtbare jaren mogen wij aan merken drie tijdperken ter bezoe king door de Joden verwaar loosd, n.l. de prediking van Mozes, de vermaning der Profeten en de Jeering van Jezus Christus. Wachten wiji ons echter wel voer de mee- niug, dat de zin dl de fcieteekenis en de toepassing van deze parabel of gelijkenis alléén Israël geldt, en niet oinsi én wel een ieder van ons betreft. Neen, wij moeten deze parabel ook i n het bijzonder nemen en ook op ons zeiven toepassen, volgqns het woord van den Meester: „Elke boom, die geene goede vruchten voortbrengt, zal uitgehouwen en in het vuur geworpen worden." Zulk een onvruchtbare vijgenboom nu is ieder mensch> die niet medewerkt met de goddelijke genade; ieder mensch, die niet leeft als Christen, is een onvruchtbare vij genboom. Had nu de Heer van den wijngaard niel alle recht, om vruchten van zijnen vijgen boom te verwachten? Deze toch was ge plant in goede, vette aarde; door een muur beschut tegen de verzengende en de be vriezende luchtstroomenbeschenen dootr- eene milde zon; en besproeid door den dauw des hemels; geleid en gesnoeid door kunstvaardigheid toch bleef hij zonder vruchten, drie achtereen volgende jaren. Is dit niet het beeld van menigen Chris ten? God, de Heer, immers heeft tot ons gezegd: „ik heb u gesteld, opdat gij1 gaan moogt, en vruchten aandraagt en wel blij vende vruchten." O! onder welke hoogst gunstige omstandigheden heeft de goede God ons gesteld! Boven duizend duizenden geplant in den wijngaard Zijner Keik; be sproeid met Zijne tranen ein bedauwd met Zijn bloed. In 's levens morgen werden wij door de wateren van het H. Doopsel in Engelen herschapen, verrijkt met alle deugden, broeders van Jezus Christus en erfgenamen des hemels, in onze eerste jeugd, bij het ontluiken des verstands, leer den wij de zoete namen stamelen van Onzen Lieven Heer en van- Dnze Lieve Vrouw, en werd pins jiefde en eerbied ingeboezemd voor Gods hei.ige tegenwoor digheid. Vervolgens werden we ingewijd in de Christelijke Leering, in den Kate- chismus, de allerzaligste van alle weten schappen der wereld. Had de. Heer van den wijngaard, vruchten van ons; te ver wachten? Helaas! Hij kwam het éérste jaar vruchten zoeken, maar Hij; vond ze niet! Moeten niet velen met den H. Auguistinus getuigen: Tantillus homo et tan- tus peccator! Nog maar een klein kind en reeds een groot zondaar! De Heer van den wijngaard evenwel spaarde ons en in het bad der boetvaardig heid, in het heilig Sacrament der Biecht, werd onze ziel gereinigd en gezuiverd, wit her dan sneeuw en blanker dan wol. Joen naderde voer ons de schoonste dag Van ons leven, dien de Engeleh önis be rijden; de dag van onze eerste H. Com munie; waarop wij gevoed en gelaafd wer den met het Aanbiddelijk Lichaam en Bloed des Heeren, gesterkt met het Brood der Engelen en met den Wijn, die maagden voortbrengt. Onze ziel was de bruid des rieeren. Om nu verder trouw te kunnen hjven aan onzen hemelschen Bruidegom, om in de toekomst in het geloof en in de ?.eu®. °°'t volharden, werden wij1 be kled met kracht uit den hooge. Door hei acrament ^es Vormsels werden wij naders geslagen voor den Heer, om den goeden Utrijd des geloofs dapper te strij den. Had de Heer van den wijingaardl toen niet alle recht, om vruchten van Zijteen wijngaard, vruchten van ons, te, verwach ten Helaas! Hij kwam ook het twééde jaar vruchten zoeken, maar Hijl vond ze net! De onwetendheden der kinderjaren waren iritusschen aangegroeid tot zonden van de jeugd. De Heer van., den wijngaard evenwel spaarde ons en wachtte in Zijne lank moedigheid, of wij; wellicht waardige vruch ten van boetvaardigheid zouden voortbren gen. De zon der gerechtigheid bestraalde onze ziel overvloediger door bet boven natuurlijke licht der genade de boos heid der zonde stond in helle en schrille kleuren voor onze oogen d# wroeging des gewetens deed zich scherper gevoelen luider en luide» sprak de vermanende stem van eenen braven vader en van eene godvruchtige moeder, die bad en smeekte en met roodbekreten oogen oipzag naar den hemel voor haar kind de Priester waar schuwde met kracht en met kiem, op den kansel en in den biechtstoel God zelf dreigde van zeer nabij1, links en rechts door een plotselingen dood vain bloedver wanten en naastbestaanden; door een nood lottig toeval van de deelgenoten jn de zonde en in de misdaad, Zóó moet zelfs de meest verharde en de meest verstokte zondaar tot inkeer komen het pad der zonde verlaten en den weg der gerechtigheid bewandelen. Had de Heer van den wijngaard toen niet alle recht om vruchten van Zijnen wijngaard, vruchten van ons, te verwachten? Heiaas! Hij kwam ook het derde jaar vruchten zoeken, maar Hij vond ze niet. De zonde der jeugd was i'ntnsschen aan gegroeid tot de boosheid en tot de mis daad van den mamnelijken leeftijd1. Toen sprak de Heer tot Zijnen wijngaar denier: „Zie, het is reeds het derde jaar, dat ik kom, om vruchten van dezen vij genboom te zoeken; en Ik vind er geen. Houw hem derhalve uit! Waarom beslaat hij ook den grond? Hak hem om, en dat hij ten we gedoemd worde!" Hebt gif góed gehoord, gij, ongelcovige spotter? Hebt gij góed gehoord, gij; vermetele vloeker en godslasteraar? Hebt gij góed gehoord, gij, rampzalige Zondagischenner? Hebt gij góed gehoord ,gij; belager en aanrander en ondermijher van het gezag? Hebt gij góed gehoord, gij dronkaard; gij brasser, gij vooral moordenaar en gij moordenares? Hebt gij góed gehoord, gij ontuchtige jongeling en gij lichtzinnige jongedochter, en gij godvergeten ouders, die u durft verstouten de. goddelijke voorzienigheid tegen te werken door het kinderental te beperken? Hebt gij goed gehoord, gij onrechtvaar dige, die -u verrijkt ten koste van liet goed en het bloed uws naasten? Hebt gij góed gehoord, gij listige eer- roover; gij heiligschenner, gij mis verzui men- en gij vastentreker? Hak hem om, en dat hij ten vure gedoemd worde! Maar de wijngaardenier antwoordde en zeide tot den Heer: „Spaar hem ook dit jaar nog, totdat ik rond hem gegraven en bemesting gelegd heb, of hij somsi vruch ten draagt, zoo niet dan zult gijl hem het volgende jaar uithouwen. En de Heer van den wijngaard schorste het vonnis en spaarde den onvruchthairen vijgenboom. Zie, terwijl Jezes, de Rechter van leven den en dooden, gereed staat het onherroepe lijk vonnis over den verharden zondaar uit te spreken en hem met zijn eeuwige wraak te treffen daar treedt Maria op als Middelares en Voorspreekster: „Spaar, mijn Zoon, spaar dezen ontrouwen dienst knecht, spaar deze dwaze maagd; zeker, zij hébben Uwe gramschap ten volle ver diend, te lang reeds .Uw gedubi óp de proef gesteld, maar spaar ze, nog dit jaar ten minste, om mijnentwille! Bij hunne eerste H.- Communie hebben zij zich aan mij toe gewijd. !k kan ze niet aan hun lot ovei- iafen. Barmhartigheid, mijn Zoon, houd Uw vonnis terug! Spaar ze, nog dit jaar ten minste. Ik zal mijne moederzorgen verdub belen, opdat zij waardige vruchten van boetvaardigheid voortbrengen i" Het gebed onzer goede Moeder wordt altijd verhoord, het uitstel is toegestaan. Laten we toch dit uitstel zonder dralen benutten, (öer het voor goed te laat is! Waar de misdaad overvloedig -is, daar is Gods genade nog veel overvloediger. Alkmaar, den 13en Juli 1918. M. P. A. OOMS, D.P. 28 December 1905 28 Juni '1918. In het jaar 1914 weid op meer bizondere wijze de aandacht van Roomsch Nederland gevestigd op het aloude gienade-ocrdl van de H. Maagd te Heiloo, waar Zij sinds eeuwen werd vereerd onder den troost- vollen titel van O. L. V, ter Nood of te Runxput. De oude, levendige Devotie, welke zich vooral na de verwoesting van Maria's Hei ligdom in het jaar 1573 openbaarde en eeuw en had standghouden, scheen omstreeks het jaar 1830 als uitgestorven, maar sinds het jaar 1886 kon men wijzen op her leving; deze bepaalde zich echter tot den engen kring der Parochie en kon noch bloeiend worden genoemd, noch rustend op vaste grondslagen. Opgravingen gedaan in het vooijaar v:u het jaar 1904 op den ouden kapelgroiid. sinds enkele jaren door de goede zorgen van pastoor Geenen z.g. in het bezit van het Par. Kerkbestuur gekomen, hr.dden tot resultaat, dat een oude put werd gevon den, welke men vermoedde, en zooals later blee kop goede gronden, de oude Ruxput te zijn. Deze vondst vestigde op bizondere wijze de aandacht op het aloude Heiligdom: niet alleen uit de onmiddellijke nabijheid, maar van ver daar buiten stroomden duizenden van af dat ©ogenblik nar.e L. V. ter Nood en knielden jveer neder op de plaats waar vooiheen de Kapel had gestaan; Maria lovend met lofzang en gebeden; de oude Devotie was als bij tooverslag ontwaakt. Z. D. H. Mongseigineur A. Gallier, ken nis genomen hebbend van de feiten en van alles wat er mede verband hield, vond daarin la/anleiding om den 28en December van genoemd jaar een Bisschoppelijk Co- mité te benoemen, „dat zich ten doel (zou) stellen de Kapel, welke eertijds bestond op de Bedevaartsplek van O. L. V. ter Nood of te Runxputt te Heilo; weder op te bouwen en, de Devotie tot O. L. V. ter Nood te herstellen en te verspreiden"; tot leden van dit Comtié benoemde Z. D. H. Deken- J. J. Graaf, alstoen pastoor te Ou derkerk a. d. Amstel, pater J. A. F. Kro nenburg, C. s. s, R. Kapel, 't Zand te Raermond, J. C. Gonnet, Archivaris, Haar lem, Jan Stuijt, Architect, destijds te Am sterdam en G. Th. M. van, den Bosch, industrieel, te Alkmaar, In het jaar 1908 voegde Monseigneur, den toenmaligen pas toor, den Z.Eerw. Heer J. C. J. Seuter. als lid aan het Comité toe, wnèas 'plaats, na zijne benoeming tot Rector te Haar lem in het jaar 1916, werd ingenomen door den tégenwoordigen pastoer van Hei loo, den Z.Eerw. Heer B. de Jong. Op den 28en Juri j I. was derhalve een achtste eeuw sedert die benoeming van het B. Comité verstreken en op het Feest van O. L. V. Bezoek, door Z. D. H. den Bisschop aangewezen als het Hoog feest der Broederschap van O. L. V. ter Nood, vtreenigde zich het Comité op de Bedevaartsplaats, om er ter gelegenheid van zijn jaarvergadering, tevens zijn 12i/3- jarig ebstaan te herdenken. In de Kapel van L. V. ter Nood, evenals andere jaren op het Hoogfeest met bloemen en groen versierd, werd om negen uur het H. Misoffer tot intentie van het Comité door pastoor de Jong opgedragen en wel was er reden om onder dat H. Offer God te danken voor de meer dan overvloedige zegen door Hem geschonken aan het werk tot eere Zijner ld. Moeder verricht en met een dankbaar hart na het H. Offer Maria's feestlied aan te heffen: „Mijne ziel '^naakt groot den Heer." Want wat al tegenstelling tuisschen nu en toen? Op de eigen plek waar nu in een stichtende kapel het H. Misotfer sinds jaren weid, opgedragen en het gewijd licht Maria ter eere brande, was toen slechts een arm kieupelboschje, waar de pelgrims bij een eenvoudig houten kruis nederkniel- den. Buiten; waar toen tengevolge der op gravingen niets was als een zandvlakte, zongen nu de vogelen hun lied in hel rijkgegroeid plantsoen en overschaduwden de linden der laan voor de kapel een ouden Runxput. In het midden van die laan herinnerde het Devotiehuis, daar ter vrome her innering geplant, aan; het voorheen en rhans en het Sint Wjillibrordus- beeld aan het einde, bracht in herinnering hoe de Devotie tot O. L. V. ter Nood in het juiste spoor wais geleid ook in betrekking tot de beteekenis van. den iite! en weer was vereenigd met die tot den Patroon van Ncdeiland, waarmede zij ^er heen zoo nauw was verbonden geweest. En toen het Comité in de vergaderkamer, welke aan de Bedevaartskek \e bonden i-, zijne jaarvergadering hield, ioen drongen daar de orgelklauken door, die bet litur gisch gezang van het H. Mi. offer begeleid den. dat voor de Aikmaa sche Vredesbede- vaart in die Kerk werd opgedragen. Naar buiten rustte het oog op een heeilijke be- bossching met waterpa: tij en begroete men van vcrie de Kruisgroep van de Calvarie berg, ter plaatse waar van ouds de Kruisberg was, waar de pelgrims naar „Kapel" oud tijds te zamen kwamen en zag mem tusschen het sparrengroen de roode daken der acht kruiswegkapeüen, welke iceds zijn: geschon ken, waarvan twee door Z. D. H. den Bisschop, en men bedacht, dat op die uit gestrektheid gronds, ongeveer, vier bunders grond, sir.ds de benoeming1-van het Comité aangekocht, toen niets groeide als wat kreu pelhout en het onbebouwde gedeelte Hechts een armoedige zandakker was. En daar stond nu de heeilijke Bedevaait ke.k, da:.r strekte rich het heerlijk Bedevaartsterrein uit met zijn lanen en boseahen en wat de mond niet uitte, sprak het hart: „quia fecit magna, qui potens e. t". Maar rijker dan die uiterlijke heer lijkheid was de geestelijke schat ,in genoemd tijdsverloop veizameld op- deze heilige plaats; hoeveel offers, van gebeden waren daar niet gebracht, hoeveel millioe- nem Aves waren er gespreken, hoe menig duizend bij duizend malen weri daar het H. Hart van Maria niet verheugd door de zegenspeking van „de vrucht (haars) lichaams", van haar G. Zoom, Die ook zoo meuigmale-1 langs de wegen van Haar Heilig dom was rondgedragen tot zegening vam Zijn volk. Hoeveel geb dsvei hioa ingen wa ren er geschied, hoe» menig bedroefd hart verliet sterker dan ooit deze gezegende grond, om niet van .het kruis verlost, blij- mredig he tte blijven dragen; zich zelve en anderen ten zegen. En onwillekeurig werd aan dien onzichtbarem zegen., aian dien niet onder cijfers te schatten voordeelen ge dacht, welke het gevolg waren geewest van het slechts povere inenschenweik. En bovenal drong zich naar voren de gedachte aan de onverwachtte wijding welke aan de Bedevaartsplaats van C>. L, V. is geschonken en haar ee n bizondei e plaats aanwijst Onder de Heiligdommen vam Onze Lieve Vrouw in ons Vaderland en maakt tot een plaats, welke- de zeer bizon dere aandacht vraagt van geheel Katholiek Nederland; vrij denken hiér a n de Bede vaartsplaats van O.;ze Lieve Vrouw ter Nood in betrekking tot de öekcering van Nederland. Niet voorojrgezet, volgens menscheiijke gednebtenuiting, „ais bij toeval" is Heilo DE bedevaartsplaats geworden, waar op meer bizondei e wijze gebeden meet wor den voer de bekeering van Nederland. Toevallig moge het heeten, dat de her leving der Devotie tot L. V. ter Nood in zoo nauw verband is gebracht met het Feest van O. L. Vrouw Bezoek, toch- is het opmerkelijk, dat juist op dat feest onze vaderen op meer bizondere wijze baden voor de bekeering vam de dwalenden, voor verzachting va;u het onheil dcor de scheu ring te weeg gebracht. De aloude gedenk stukken der Liturgie in ons Vaderland, zooals wij lezen in Pater Kronenburg's standaardwerk „Maria's Heeriijikheid in Ne derland" (Deel 2 pag. 181), getuigen er van; zoo bad men. o. a1. „Lux pellens conota schisimata Maria Deo gratia(1 „Veni, virga regalia Reduc fiuctus errantium Ad uinitatem fidei In qua salvamtur coeliei." (2) „Toevallig" hcort men bij. de her leving der Devotie, dat er hog een ooggetuige in leven is, die nog in het begin der vorige eeuw Bedevaarten heeft ■medegemaakt naar O. L. V. ter Nood, die verhaalt, dat de pelgrims van daar naar „de buurt" gingen, dat is naar de kom van 't dorp, naar den St. Willibrcrdus- put". „Toevallig" wordt de Bedeva,arts- penning van Heilo ontdekt, yvel'ke naar de dubbele Devotie heenwijst en in deze beide feiten wordt aanleiding gevonden om de Devotie tot St. Wiillibrord mede te bevorderen en van het ©ogenblik, dat diens beeld een plaats krijgt op „Kapel", vangt het gebed aan voor de bekeering van Ne derland op Maria's Heiligdom. Dat Heiloo De Bedeva ai tsplaats is, waar van wij die bekeering met vertrouwen mo gen verwachten, spelt ons het als eene profecie klinkende wooid van Kard'naal van Roscum, alss deze aan het Comité schrijft, dat hij in de herleving der Devotie tot O. L. V.. ter Nood zag „een onderpand van de volledige terugkeer van het afgedwaalde Nederland voor de voeten van Haar, die eenmaal dat Nederland zoo groot een scliutse en zoo waar eene Moeder was". Daarop wijst hetgeen Monseigneur schreef bij Zijn handteekening in. het Pelgrimsboek, ter gelegenheid van Zijn eerste Bezoek aan „Kapel": „Cumotas haere.es sola irite- remisti im uuiverso mundo". En daaraan dacht vooral het Comité, 'oen na het H. Misoffer, zooals te Hciio gewoonte is, het gebed werd gebeden vcor de bekeering van Nederland, dat in de kapel sinds jaren in alle beuken aanwez'g is en dus door duizenden reedlsi is gebeden, toen, na de dank anm Maria, gebracht voor Haar Bezoek .aan Heiloo en de gunst cms daardoor geschonken; deze bede werd geuit: „Maar schenk, o. lieve Moeder, deze gjulnst niet alleen uogi cmjjs, uw liouiwc XluUci-c-n, bezoek ook het g'ehcele volk van Neder land en breng hetterug tot den waren schaapstal van Jezus' Kerk." Was het wonder, dat in, het begin van dezen vreugedag, het Comité Monseigneur seinde, dat het ter herdenking van zijn J2i/2-jarig bestaan o pj„Kapel" vereenigd. „dankbaar voor hetgeen bereikt was", zijn voortdurende toewijding beloofde vcor het heerlijk aan zijn zo:g toevertrouwd werk? En met die gevoelens bezielt, meent het Bisschoppcli.k Comité, bij den aanvang van het tijdstip, dat naar het zilveren: feest gaat voeren, zich tot Roomsch Nederland opnieuw te moeten wenden, met de bede om het te- helpen zijn heerlijke taak steeds beter te vervullen. Want al is er veel bereikt, nóg veel meer is er te doen, en: te doen onder moeielijker omstandigheden. Meer dan ooit, gezien hoe men h'er mag zeggen„God wil het," heeft Roomsch Holland zich van de eereplicht te kwijten om de H. Maagd Haar definitieve, luister rijke kapel te schenken als teeken van dankbaarheid voor wat Zijl vooir ons deed, als akte vate eerherstel voor d.e oneer Haar eenmaal aangedaan. Üit is de eerste rede waarom het Comité zich met vertrouwen tot U wer.d1. Maar er bestaat no-g een. tweede reden, welke ons dwingt ons tot de vereerders; der H. Maagd te wenden om hulp1. Onze plannen zijn groot, in ove; eenstem ming met de waardigheid van het doel, maar terwijl de uitgaven stijgen; zijn de middelen geringer; tengevolge van de tijds omstandigheden waren onze gewone inkom sten verleden jaar ruim drieduizend gullen minder dan andere jaren en zullen dit jaar, zonder uw hulp, belangrijker dalen. Voor de vereerders der H. Maagd échter zijn er zeer gewichtige redenen om ons te steunen. In angstige 'spanning z'et ieder uit naar het einde der kwellingen, waar onder de wereld gebukt gaat en bidt om uitkomst. Wie nu kan beter helpen dan Zij, die wij eeren als Onze Lieve Vrouw hulp in de;n Nood? Treffend waar zijn de woorden vuil Maria van Agrecda, welke wij ontkenen aan het in jfe Katholieke pers verschenen artikel „Maria-Hulde" van den 'Z.Eerw. pater J. M. Ru.pers: „Wanneer de Christenvolken: zoo door ontzettende rampen werden ge troffen, dan is bet eenige redmiddel groote vermeerdering en liefde tot de Moeder des Heeren," Zoo moge eigen nood en alge- meene naastenliefde er vele toe brengen, om Maria grootcr liefde te betuigen, door het geven eener aalmoes voor haar Bede vaartsplaats te Heiloo. Moge behalve het reeds aangehaalde, ook dit woord van Kardinaal van Ros- sumvelen bewegen om ons te hel. pen. Aldus sohatjft Z. Eminentie in zijne aanbeveling van het mooie Devotie boek tot de H. 'Maagd, „Het gouden Boek". „Wlie Nedeiland wil bekce.eu, moet de an dersdenkenden tot de ve.eer.'ng der Moeder des Heeren trachten te brengen. Lecren zij Maria's voorspraak inroeetn; dan p hun terugkeer verzekerd en zal het eene alge' heele en standvastige bekeering wezen." Zoo moge de blijde herinnering aan het vele dat in de achtste eeuw bereikt weid. gepaard aan het wijzen op een heerlijk doel en op bestaande nocdcn, velen aansporen om met nieuwe ijver het Bis schoppelijk Comité van O. L. V. ter Nood te steunen. Iedere gave, groot of klein, is welkom en zal dankbaar worden aanvaard voer Matia's eere; hizonder meent echter het Comité meergegoeden te mogen aansporen om door een gift van minstens f 25 toe te treden tot de Stichters der Bedevaarts kerk van O. L. Vrouw ter Nood en zich daartoe te wenden tot een der leden van -het Bisschopelik Comité, w'er namen hier volgen. Mgr. J. J. GRAAF. Voorzitter, „Duinrust", Overveen. Pater J. A. F. KRONENBURG, C. s. si. Rl. Rector Kapel 'tZand, Roermond. B. DE JONG. Pastoor te Heiloo. C. J. GONNET, Archivaris, Haar lem. JAN STUjJT, Architect, Bezuiden- hout 195, Den Haag. G. Th. M. v. d. BOSCH, Helder- sche ,weg 1, Alkmaar, Se c'r et af is- Penn i ngm eesfcer. 1) „O Licht, dat alle scheuring bant, Maria Gode 't meest nabij." 2) „Kom dan, o Spruit van Konings- b'oed, En drijf terug der dwaling vloed. Leid hen tot d 'eenen schaapstal weer, Waar 't heil in vond der zaalgen heer. t. a. r. ALKMAAR KATHOLIEKENDAG TE ALKMAAR. Het Hoofdbestuur der Katholiekendagen in het Bisdom Haarlem heeft voor den op 2 September a.s. te Alkmaar te houden Katholiekendag 't navolgende Uitvoerende Comité benoemd: den ZeerEerw. Heer M. P. A. Ooms, Deken van Alkmaar, Eere- Voorzitter; G. Th. M. van dear Bosch, Voorzitter; Mr. W; C. H. H. van Dillen, Secretaris; Jb. Baart; Mej. M. Blruno; Dr. J. Dirken; mevrouw M. J, E. Dorbedk Kortman; A. van Dijk; O. Henneman Jr.; C. Wi. Keijsper; Mr. H. P. Kraakman; Mr. A. J. M. Leesberg; J. N. Lobach; C. M. B.. Wanna, allen rie Alkmaar. De condiusiën der inleiders, betreffende het in 3 secties: te behandelen onderiveip „De Vrouw", zullen eerlang worden bekend gemaakt. NED. R. K. VOLKSBOND. In de deze week gehouden vergadering van den Ned. R. K:. Volksbond was als eenig puint van de agenda aan de orde gesteld: Bespreking van, de ingevoerde steunuitkeeri'ng aan de werkloozeft De Voorzitter, de heer J. Baart, opent de vergadering met gebed en welkom. Spr. had gehoopt, dat het lokaal te klein zou Clijll c/ll* riv v/u» t<» LuW>a«J( bevatten, doch helaas! zulks is niet het geval. Veel "belangstelling voor de zoo ge ruchtmakende zaak schijnt niet meer te bestaan. Wij zijln hier bijeengekomen om deze zaak kalm te bespreken; zoodat straks ieder in de gelegenheid is zijn bezwaren in te brengen. Het Bondslied, wat daarna gezongen werd, werd op de piano begeleid door tien heer Nuijens, die daarvoor een woord van dank ontving. Na het lezen der notulen had de instal latie plaats van een 12-tal nieuwe leden, waarop felicitatie volgde. Naar aanleiding van het weeigcgevene in de notulen over het Retraite-Spaarfonds, beval Voorzitter deze nieuwe instelling warm aan; opgave tot het lidmaatschap kon; ten allen tijde geschieden bij het Bestuur of bij den bode. Na nog even gememoriseerd té hebben de prachtige eensgezindheid onder de Ka tholieken, wat zoo mooi tot Biting is ge komen bij de afgeloopen, verkiezing, dat bijna algemeen het gegeven advies is ge volgd, bracht Voorzitter h e t punt van be spreking aan de orde. In den breede zette Voorzitter uiteen wat in deze door den Volksbond is ver richt en wat de gevolgen zijn geweest van aanneming van het Amsterdamsche tarief door den Raad. Meerdere malen is deze zaak ter sprake gebracht in den Bestuurs raad, ook op de gecombineerde vergade ringen met de alhier bestaande vakcentra- len; thans wenscht Voorzitter deze zaak eens kalm te bespreken in de ledenver gadering.'Spr. vraagt hen; die dasrover het woord verlangen, zich daarvoor op te geven. Na herhaling van de vraag gaven zich een 6-tal personen op. Uit de gevoerde discussies bleek, dat men het er over eens was, dat men in Allernaar te veel was vei wend; de uitkee- ring was zoodanig, dat er maatregelen moesten genomen werden, niet - alleen om de ontzettende kosten, maar ook om de ongehoorde misbruiken; waarvan ver schillende treffende staaltje® werden mede gedeeld, tegen te gaan. Men was van ge voelen, dat de prikkel tot werken moest blijven bestaan. Is men dan tevreden met de heden- daagsche uitkeering? Neen, deze is geenszins voldoende om in de behoeften te voorzien. Daarvoor dienen andere middelen ge zocht en deze moeten gevonden werden. Wanneer echter een goede samenwer-c. king tusschen Bestuur en leden blijft be staan, dan zullen op vredelievende wijze vele bezwaren kunnen' worden opgelost; wanneer men deze heeft en men geeft daarvan kennis aam het Bestuur, dan zal zerg worden gedragen, dat B. en WL daar van kennis krijgen, die volstrekt niet on genegen zijn daaraan gehoor te geven. Bereids hebben Bi. en !Wl thans al een volle huurbon toegestaan. Voorlezing werd gedaan: van een schrijven van het Centraal Bestuur, waarin deze de hier bestaande ontevredenheid afkeurt en onbillijk vindt. Klachten omtrent de .wer- i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1918 | | pagina 5