TWEEDE BLAD. I IN 'T~PR1EEL. ZATERDAG 7 JUNI 1919. PINKSTEREN. Brieven uit Britsch-lndië. Het geweten van een zwarte- SPROKKELINGEN WIE WiL RÜILE-N? BRIEVENBUS Bij Net begin der schepping zweefde de O-eest Gods over de wateren, om alles tot leven en vruchtbaarheid te wekken. Door den Profeet Isaias werd aangaande .Christus voorspeld: „Op Hem zal rusten de Geest d-es Heeren;. de Geest van .wijsheid ,en verstand; de Geest van raad en sterkte; Ide Geest van wetenschap en godsvrucht, en de vreeze des Heeren zal Hem vervullen." 's Heeren heiligen voorloop er, den boet gezant Joannes den Dooper, was door God 'geteeken-d: „Degene, o.p Wien gij de H. Geest zult zien nederdalen en blijven, Hij is het, Die dioopt met den H. Geest." Om dan alle gerechtigdheid te vervullen, liet Jezus zich door Joannes doopen in den Jordaan. Terwijl nu God de [Zoon uit het water opstijgt en Zijn gebed tot den Hemel-schen [Vader opzendt, ojóent» zich de hemel boven 'Zijn hoofd; de H. (Geest daalt in de lichame- fijk-zichtbarc gedaante eener duif .over Hem neder, en blijft op Hem rusten, en tegelijk spreekt eene stem uit de wolken Hem toe: „Gij zijt Mijn Welbeminde Zoon, in ,U, heb Jk Mijn welbehagen." Met Pinksteren, toen alle leerlingen, ten getale van ong-ev. honderd- .en twintig geza- jnenlijk op dezelfde .plaats vergaderd waren -eensgezind volhardend in het gebed, met Maria de Moeder van Jezus in hun midden, onisiond er plotseling uit den hemel een geluid als van een aanrukkenden hevigen stormwind: en ver vulde het gansche huis, waar zij gezeten waren. 'F-n hun verschenen verschillende tongen als van yuur, welke zich boven ieders hoofd neerzetten, :en allen werden vervuld met den Heiligen Geest Zóó werd hun volharding en eensgezindheid in het gebed beloond en bekroond. Opdat de H. Geest met Zijn gaven en Zijn /ruchten ook in ons hart, in ruime mate, moge nederdalen, wensch ik eenige gesteltenissen naar .Voren te brengen, welke ons hart moet bezitten, Opdat de H. Geest daarin met welgevallen zijn "Intrek neme. Deze.gesteltenissen en H'oedanig- Jheden wil iic afleiden en ontleenen.uit het feit, dat d'e H. Geest over den Zaligmaker, bij den 'Doop in den Jordaan, is neergedaald in de liclia- melijk-zicAtbare gedaante eener duif. En wel de duif -beschouwd als symbool of zin nebeeld van reinheid en zuiverheid, van eenvoud en oprechtheid; van vrede en liefde. lo. De duif is op de eerste plaats een Symbool van -reinheid en zuiverheid. De duif toch zien wij het rheest in de hoogte, pp de 'takken der boomen of op de daken der huizen. Zij voedt zich met edele graankorrels. Om te erkennen, .of het water Van den Zondvloed reeds genoegzaam ge- Vallen was, opende Noë het venster der ark, en liet eene paaf uitvliegen. Deze kwam niet terug, maar bleef Jieen en .weer vliegen., totdat dó wateren opgedroogd "(Waren" op de aarde. Waarschijnlijk vond die vogel' over vloedig voedsel in de op het water drijvende overblijfselen van dieren. Zeven dagen later beproefde de Aartsvader het piet eene duif. Deze echter, wijl zij zich nergens kon ne derzetten, keerde naar de ark terug. De on reine raaf zette zich pp de modder neder en vergastte zich aan bedorven vleeSch. De reine duif echter wilde zich niet besmeuren noch bezoedelen. Die onreine raaf verbeeldt pas den duivel, den anzuiveren geest, die zich verlustigt in het bederf der zonde. Do Zaligmaker noemt dan ook den duivel een onreinen geest. De onkuischaardjs alzoo mogen vrijelijk ook kin deren des duivels genoemd worden. De reine duif verbeeldt pns den H. Geest, die eene zuivere woning zoekt, om daar te verblijven en te rusten. Zoo schrijft koning Salomon: „De wjjsheid zal plet ingaan in eene boosaardige ziel, noch wonen in een lichaam, dat aan de zonden overgeleverd is. Daarom bad koning David: „Schep, oGod, in mij een zuiver hart, en hernieuw dep rechten geest in mijn ge-moed. .{Willen wij nu met Pinksteren aan d'e gaven en vruchten van d'en H. Geest, den Geest der zuiverheid, deelachtig worden, laten we dan ons geweten zuiveren en ons hart reinigen van alle vlek der zonde, vooral van de zondejvan onzuiver heid. Laat ons zedig zijn in kleeding ealiou- ding, rein in gedachten en begeerten, zuiver in woorden en werken 1 2o. De duif is .op de tweede plaats een symbool van eenvopd en ..oprechtheid, {Wij spreken immers van de „simpele duif". Waai- de H. Schrift getuigt: elke mensch is leugenachtig; daar is de oprechtheid, de ongeveinsdheid, zulk een edele trek van rechtgeaardheid. Om zijn eenvoud .en onge kunsteldheid dan ook, voelen wij" ons aange trokken tot het onschuldige kind, in wiens oog geen bedrog is. .Om dezen karaktertrek ook werd Nathanaël door den Meester ge prezen als een oprecht Israëliet. De Satan echter wordt door Christus genoemd de va der der logentaal, want hij was niet stand vastig in de waarheid; als hij leugentaal spreekt preekt hij uit het zijne, omdat liij leugenachtig is, ja de vader van den leugen. De leugenaars alzoo. mogen vrijelijk ook kin deren des duiveis genoemd worden. De H. Geest daarentegen ontvlucht de hui chelaars. Een gruwel voor den Heer is elke bedrieger; maar Zijn omgang is met de ee.n- voudigen; Züjn w-eLbehagen vindt {Hjj tb hen, die in onschuld wandelen, want hij is de Geest der waarheid. Willen_wij.. nu met Pinksteren aan de ga ven en vruchten van den H. Geest, den Geest der waarheid, deelachtig worden, laten we dan ons geweten zuiveren en ons hart rei nigen van alle vlek .der zonde, vooral ook van alle oprechtheid on geveinsdheid, als mede van leugentaal, bijzonder in den stoel' der boetvaardigheid, opdat die hemelsche medicijn niet ontaafde' in een helseh venijn. io. De duif is pp de derde plaats ep® symbool van vrede en liefde. Dit is algemeen aangenomen, zo.o zelfs ,clat wij spreken "van de vredesduif. De duivel, de vader de rlogentaal, is ook Ae vader, van den afgunst; en van den nijd. Afgunstig jegens God, heeft hij ziohzelve.n en zijnen aannan© ten vera erve georaent; ai- gunstig jegenn den mensch, heeft hij pns allen ongelukkig gemaakt. Die moordenaar van den beginne af heeft alle eeuwen door Kain tegen Abel opgezet, en het eene volk tegen het andere ten oorlog gezweept. De nijdigaards alzoo mogen vrijelijk ook kinde ren des duivels genoemd worden. De JL Geest daarentegen, de liefde fusschen den God den Vader en God den Zoon (in die Geest van vrede. Wanneer {Hij dan ook over de Apostelen was nedergedaald, was alle naijver onder hen verdwenen. (Waar Hij over de eerste Christenen was nedergedaald, was de menigte der geloovigen één van hart en één van ziel. Alle goederen deelden zij broe derlijk en dezen kwamen den gemeenschap ten goede. [Willen .wij nu imet Pinksteren aan de gaven en vruchten van den {H. Geest deelachtig worden, laten we dan pns geweten zuiveren en ons hart reinigen van alle vlek der. zonde, vooral ook' van jaloerschheid en afgunst, van haat en nijd, door aile ongelijk, en onrecht 'edelmoedig te vergeven en pas .met onzen broeder te verzoenen. Aan de verzoening met God moet de verzoening met den naaste voorafgaan. Trachten we nu in het vërvolg te bewaren de eenheid van geest door den )band des vredes; één van lichaam en één van ziel. Weest eensgezind en bewaart den vrede en den God van liefde zal met u zijn, 'door don H. Geest, die met Zijn gaven en Zijn vruchten met liet Pinksterfeest in vollen overvloed over u zal worden uitgestort. Alkmaar, den 7en Juni ,1919. M. P. A- ..OOMSjD. P. De Weleerw. Pater J. Schipper, die gerui- men tijd geleden op 4 November a.s. wordt het 7 jaar zijn vaderstad Alkmaar varwei zeide en als Missionaris van Hill-Hill in de onherbergzame oorden van BritschiJndië to gaan werken aan het ziele-heil der heidenen aldaar, verraste ons met enkele brieven, voor welke wij in ons blad volgaarne eenige plaats inruimen. lied. Ramadurgam, 26"3-'19. Alur P. O. Bellary Distr. I. 1 EEN MISSIONARIS OP BEIS. Het is bijna een* eeuiw geleden sinds ik iets van mii lieb laten hooren: en dat ik eens op een Vv oensd-agavond in de Yrouwen-e, gatie om ge'heaen voor de iviisie neb gevraagd, zal ook wel bijna uit ieders geheugen gewisclu zijn en toch kan ik die gebeden niet missen. Ik veronderstel, dat de 52-maandige oorlog de fut tot schrijven in de schoenen heeft doen zakken. „Jan, morgen gaan wij weer een rondreis maken, je moet deinalve alles inpakken en niets vergeten.'' Met deze woorden verwittig ik mijn knecht elke twee maanden van de groole ge beurtenis. Als men tegenwoordig een missiona ris op rondreis ziet gaan, denken sommigen dat een circus vau plaats verwisselen gaat, want de missionaris heeft bijna een geheele verhuiswa gen noodig: een kist met Misgewaden, een keu ken, een linnenmand, een veldbed met bed de- goed, een lantaarn en een kist met allerhande snuisterijen, want je kan toch niet den geheelen dag zitten te koekeloeren, in afwachting dat je weer wat te doen krijgt. Gelukkig heb ik in ieder dorp een tafel en een stoel, want andere komen zulke meubelen ook nog meê. Ik vraag mij zelf al dikwijls af, hoe de apos telen het zouden aanleggen, als zij in deze tij den leefden, immers zij werden uitgezonden met het bevel geen goud of zilver, ja zelfs geen twee jassen of schoenen te bezitten en bezaten dan enkel den bedelstaf. Sommige missiona rissen vinden er een groot genoegen in om in de hobbelende, schommelende, hoofdjesstootende huifkar te reizen, doch ik geef de voorkeur aan mijn fiets. En sinds de wegen in tamelijk goede orde zijn, is een fietstochtje van 34 mijlen niets. 'In mijn distrist zijn de boomen zoo schaaisch, daar men zegt een buffalo wordt bang, als zij 'n schaduw ziet; de lucht daarentegen is zoo scherp dat bijna alle Europeanen een automobielbril dragen. De weg is in 187678 gedurende den groo- ten hongersnood aangelegd, doch de bruggetjes zijn nog maar kort geledeiv gebouwd. Men zou het publiek een- grooten dienst bewijzen, als' de algemeene wielrij-dersbond bij ieder bruggetje een roode gevaarpost plaatste met het opschrift: „Heeren fietsrijders, halt! Hier is gevaar. Heeft het geregend, beter ga je onder de brug dan er bovèn op." Ik heb het eens ondervonden, dat ik op de brug tot mijnknieën in de modder zakte en toén ik het onder de brug probeerde kwam de modder maar tot mijne enkels. Natuurlijk, de beste stuurlui staan aan wal en bovendien: ik ben geen waterkundig ingenieur. Ons eerste oponthoud hebben we in een rei zigersrustplaats; Een mooie naam voor een le dig, vierkant gebouw, waarvan de helft een batrocm is en de andere helft bezet wordt door een tafel, een bed en een stoel. Het is een hotel, waar men nieis te eten of te drinken krijgt, tenzij je knecht alles klaar maakt en met je eigen schotels zelf alles opdient. Als je _knech.t geen half uur vooruit is gegaan, ben je "er ver zekerd van dat je lang mag wachten, alvorens de deur geopend wordt. Ik heb eens liet genoe gen gehad, dat ik voor twee volle dagen in zoo'n huis stapte, zonder den persoon te zien die er zorg voor moest dragen, toen ik dan ook weg ging, schreef ik in hei visiteboek: „Wel bedankt voor de vrije huisvesting". Men moet andere een gulden per dag betalen, natuurlijk de kost niet inbegrepen-, en als men zijn verblijf in zoo'n reizigers rustplaats op slaat, dan doet men toch altijd goed zijn eigen veldbed" te gebruiken, want bij gebruik van de „hotel"-bedden komt men meestal 's morgéns tot de ontdekking, dat men eenig onaangenaam klein-gez-elschap heeft. Mgar toch zijn die lust plaatsen een ongekende, niet te versmaden weel de voor een missionaris.^ Het tweede oponthoud is "schrikt niet in een Hindu-tempel. Een echte, stevig gebouw de tempel, waar men iederen morgen en iederen keer als een bezoeker komt, de tien hangende handbelleijes luidt, om den duivel te verjagen,' waar den geheelen dag een -stinkende olieiamp brandt, waar iederen avond met cymbalen en ketels de god „Rama" aangeroepen wordt. Een katholiek" priester wonedJ: In een Hindu-tempel, 't is wel a' te gek, maar tocih is het waar. L moet dan ook weten; dat de meer' dan een meter breede muur var mijn 200-jarige oude kerk doo; een geweldigen storm in 191( geheer is ingestort en dat mer nu bezig is de kerk te herstellen Gp die plaats nu kon ik geen o-n derkomen vinden dan in de Hin du-tempel. Men zegt wel eens, gelukkif het land- waar onwetendheid heerscht, doch u zult het met mi' eens zijn en den priester bekla: gen als.hij op die plaats een 100 biechtelingen moet hooren, vac wie ieder afzonderlijk zegt, dai hij nooit iets gedaan heeft, als men hein dan uitvraagt, krijgt men altijd ten antwoord: maai smamy dat is een zonde, dat mag je niet doen. Ik veronderstel dat de H. Pau- lus ook met die moeilijkheid te kampen had, immeis hij schrijft: „ik ben mij of niets bewust, maai ben daarom nog niet gerecht vaardigd." Een derde oponthoud is in de wachtkamer van een stafion, om dat de eenige persoon, die mij een dak boven het hoofd kan ge ven, wijl de kapel in een bouw vallige staat is, de stationchef is. De meeste christenen van die plaats behooren tot eene rondrei zende tribe en komen slechts thuis om hunne Paaschplichten te vervullen of om Kerstmis te vieren. Dit zal niemand in deze streken die ooit gedoopt is, «da ten. Dit is voorwaar eene groote geestelijke troost, welke verschei dene priesters in Holland moeten missen. Een laatste oponthoud is in een alkoof van een reuzekerk, Doch hier is werkelijk wat men zou noemen, veel geschreeuw en weinig wol. Een honderd jaar ge leden schreef een Bisschop over die plaats, dat er veel vooruit zicht voor bekeeringen zou zijn» als de menschen maar niet zoo zeer^ aan drank verslaafd waren. Hetzelfde geldt ook nu. Wij hebben nu voor een maandje rondgereisd en krijgen langzaamaan heimwee, want „oost west, thuis best." Ais ik in mijn hoofdstatie kom, ondervind ik altijd, dat een rat, aap of mon goose een paar duifjes of kippet jes opgegeten heeft. Het is wei toevallig dat zulks altijd moet ge beuren als de smamy op rondreis is, maar dan wee dengene die er kwaad van denkt: Mij en mijne missie in uwe ge beden aanbevelend. J. SCHIPPER, Kath. Missionaris. Een neger werkte onder toezicht van e.en Europeaan op een suikerplantage. De Euro peaan stopte een pijp; en de oogon van den Zwarte fonkelden van verlangen ook te mo gen ï'ooken. „Blanke man geven wat toebak aan arme Neger," vroeg hij beleefd en onderdanig. „Wel zeker, kroeskop," was het antwoord; ®n de Europeaan tastte met volle hand in deii buidel en ledigde die in den zak van den .Zwarte. Een oogenblik daarna had ook deze zijn pijp gestopt en blies met wélgovalien een dikke rookwolk in de lucht. Den volgenden morgen kwam de Neger .Weer op het veld en keek links eu rechts rond ïiaar zijn opziener van gisteren. Daar ziet hij jhom in de verte. Ijlings loopt hjj erheen en reikt hem een klein zilverstuk over, dat hij tussohen de tabak gevonden had. Welnu," zegt de blanke, „bond het maar, Jiet is u gegeven, en ik wist ef'immers niets tan." „Aah," antwoordde de neger, terwijl hij het boofd aühudde 'en zijn hand op de borst druk te, „hier binnen irulst een goed mensch on een ■kwaad mensch. De goede zegt-: „Dat geld is niet van u, gij moot het teruggeven." De kwa de zegt: „Dit geld is wel van u, het is u im- ïners gegeven." De goede mensch zegt weer: „Dat is niet zoo, de tabak is u wel gegeven, maar hét geld niet." De kwade antwoordt: - „Het komt er niet op aan, niemand weet het en gij kunt er rum voor koopen." Zooi weet - do arme neger niet wat te d-oen; de arme ne ger heeft niets geslapen; de goede mensch en de kwade mensch hebben- hem hier binnen den heelen nacht geplaagd, zoodat hij niet meer {beeft geweten wat te doen; hij komt daarom be,t-geld terugbrengen en voelt nu rust hier binnen." De Europeaan had den zwarte met verba zing aangehoord en riep in ontroering uit: {„Wie zou denken, dat onder een zwarte huid -Zoo'n blanke ziel zon wonenl Behoud gerust !het geldstuk, brave man; nu schenk ik het u jen tevens mijin hand tot teeken van alto os du it (ai de vriendschap." (Ingea. door Elizabeth Z, te Zijpe.) k Ik ben eens eon het snuffelen gewceet In |Nit pu-de bileven, en zoowaar vemd ik daar noct heel* partij versjes v-erejes afkomstig guzqó- vTö&g&r eens ^houden rijmpjes wed- trijd m imders verste -r- waarvan ik eriieden •PTokkelhoekje heb geplaatst, «tflsr krijgen versöhillende an-dere niet alle- oie oen beurt. - Maar wat ik" ook vond. dat waren, een paar briefjes van een onzer nichtjes, -die inii vroeg haar zelatricewerk voor de Missie bii de nich tjes en neefjes aan te bevelen- Ik heb haar dit vroeger dan ook beloofd te zullen doen en wijl ik nu juist daarvoor een oogenblik tijd heb en ook plaats kan vinden om het praatje -daarover in de krant te zetten, wil ik nu mijn belofte eens nakomen. Laat ik -daarom beginnen met ons nichtje, dio ijverige zelatrice, aan jelui voor te stellen: Zii heet Clara van Rijn en is ongeveer 12 jaar oud. Haar adres is Vooruitgangstraat No. 73 te Haarlem. On3 nichtje Clara dan is zelatrice voor het tijdschrift >,St. Yincentius a Paulo," uitgave der Eerw. paters Lazaristen uit het Missiehuis St." Joseph te Helden-Panningen Het om de twee maanden verêchiinende tijd schrift wordt uitgegeven tot steun der beide seminarie's in Nederland, gevestigd te Zun-dert (Wernkoutsburg) en te Helden-Panningen, welke seminaries tot dusver mede door vrijwil lige bijdragen werden in stand gehouden. Doch, daar tengevolge van den finaneieelen druk in de oorlogsjaren die steun sterk afnam, waardoor veelal, wegens gebrek aan de noodigo middelen, studenten 'moesten worden afge wezen, werden middelen beraamd om in den neteligen toestand verbetering te brengen. De Paters zochten een aantal zelatricen op, die door het plaatsen van abonnementen op hot tijdschrift de missies van steun konden zijn. Eén dier z-elatr-iéen nu is genoemde Olara v. Rijn, te Haarlem, die mii vroeg alle neefjes on nichtjes te vragen hun ouders aan te beve len een abonnement te nemen op het bedoelde Missie-tijdschrift. Men kan zich op het St. Yin- centius-tijdschrift abonneeren bii de paters in het St. Joseph-Missiehuis te Helden-Pannin gen of bij Olara v. Riin, Vooruitgangstraat 73, te Haarlem. Ter kennismaking; ontving ik van Olara zoo'n boekje ter inzage en ik moet zeggenhet ziet er prachtig uit en is best die ééne gulden in het jaar waard, waarvoor men dan 6 van die boekjes krijgt, om de 2 maanden een boekje, Er staan prachtige verhalen in van het mis sieleven, alsook Missiebrieven. enz. enz. De opbrengst dient vóór alles tot steun o'er Lazaristen-missies, waarvan er eenige zeer be hoeftig ziin geworden door den oorlog, als die in China, Perzië, Abessinië. Madagascar en Palestina, Maar bovendien moet het tijdschrift ge lijk hierboven al reeds is gezegd ook steun verleenen aan de Missiehuizen der Lazaristen in Nederland. Het is dus duidelijk dat het een zeer voor treffelijk werk is de Missies der Lazaristen te steunen en wie zou -dat nu niet eens willen doen met een abonnementde op het mooie tiid- eohrift ,«St. Vincentiue A Paulo"! Ik weet zeker dat er een hoop neefjes en nichtjes zijn, die als ze 'f aan vader en moeder netjes, vriendelijk en lief vragen het hert gedaan zullen krijgen, dat hun oudera oen abonnement, zuilen nemen, ik *rt nu nog eens gu«d aanzie geloof ik dat ik nog veel moer goeds van dit zelatrice werk kon zeggeh, maar dan zie ik ook. dat mjjn praatje al erg lang is en daarom breek ik het nu af. Gauw allen naar huis! en wel te rusten 1 OOM KOOS. HOE EEN KIND WEL ZIJN MOET. Do roos is wit of gloeiend rood- Do lelie blank en rein; Een eik is o zoo sterk en groot, De boterbloem z-oo klein. De schaapjes zijn zoo zacht en tam, De leeuw is wild in 't wond'; Zoo vroolük is het schuldeloos lam, De vogel in het hout. Do blaren zijn zoo groen en friseh', Het vinkje is zoo blij; Zoo dartel in den vloed de visch, De schaapjes in de wei. Maar zeg mij toch eens hoe het moi Bij kinderen dan wel zijn, Een opgeruimd en blij gemoed, Een zieltje blank en rein. (Ingez. door Cornells de N. te Alkmaar!. ONZE HOND. Wij hadden een grooten hond, Het was een aardig beest; Maar zette hij zijn muil soms rondj, Werd hij door ieder gevreesd; Het lieve, het trouwe dier, Is laatst eens weg geweest 'En hinkend kwam het terug weer kien. Ons Hekkie, het arme heest Wij hebben het nu niet meer Dat goede, lieve beest; Hij loopt nu voor een fruitkan Langs wegen door wind en weer, (Ing'ez. door Trijntje K. te Bergen, TB& 4, SNOEPACHTIG MUGJE. - Snoep niet van die heete thee Mugje, zeker 't valt niet mee, Och, een heel klein teugje maar, [Daarin steekt toch geen gevaar. - Mug, bedenk toch wat je doet, L Ik zeg je zeker, 't gaat niet goed Ja, maar kindje, -ik heb zoo'n zini 'k Steek mijn neusje er even in. Plof, daar valt ze in 't heete vocht, Hoe de wijsneus spar tl en moehit, Zij verbrande vlerk en poot. -En bekocht het met den dood. .(Ingez. door Elizabeth Z. te Zijpe.! DE LEDIGE STOEL, Ja, op dien stoei zat vaderv l- Op dien mooien stoel, ja daa* f Mijn vader is gestorvcf 't Is treurig, ja voorwaar Hij was zoo'n goede vader, Hij minde ons zoo teer, Hij kon zoo lief vertellen; Nu kan hij dat niet meer. Als moeder naar dien stoel ziet, Dan is ze zoo ontsteld, Dan stort zij bitt'ren tranen. Van 't schreien, haar overweld, j D-an zeg ik tegen moeder: „Ach moeder, schrei zoo niet." „Maar kind, is dat een antwoord, - Ziet gij dien stoel dan nietV Ja, op dien stoel zat vader, Uw lieve pa weleer, Nu staat hij, ach, zoo ledig; Dat doet mijn hart zoo zeer.* Maar, nee, ik wil niet klagen Met kommer in 't gemoed. Ik zal mijn tranen stillen: Wat God doet is.toch goed! (Inge^. door M. de J. te Alkmaai Om van ons ruil- en verzamelhoekie ge bruik te maken, zendt men mij maar een brief jo„ waarin duidelijk staat geschreven wat men wenscht, met vermelding van volledigen naam en adres. Dan zet ik dat in de Kinder krant'en de verzamel aartjes weten dan waar ze elkaar kunnen vinden. De briefjes moeten in enveloppe gezonden worden AAN DE EEDACTIE VAN DE KINDEKKEANT. HOF 6, ALKMAAK. Ik heb de nummers van 20 tot 50, enkele uitgezonderd, van het „Weekblaadje voor de Roomsche Jeugd", derde jaargang; 10 achter kanten van Couvetdoosjes: 18 plaatjes van Golden Thee; 5 Verkade's bonnen en 1 Ver- kade's plaatje, die ik allen wil ruilen voor blaadjes zilverpapier. (Hoeveelheid nader overeen te komen). Wie stuurt mij 20 blaad jes zilverpapier voor 12 Kwatta-soldaatjes? Nico Zuurbier, Café „De Landbouw" Ursem. Ik beb 200 IJsco-beertjes, die ik ruilen wil voor vreemde postzegels. Ik geef beertjes naar gelang de postzegels waard zijn. Engel- bert v. d. Helm, van Marumstraat 46 Haar lem. Jo B. te riaarlem. Jij was ook één van de 184 deelnemers aan den wedstrijd, doch be hoorde nog niet-bij de gelukkigen hè. Wat ik je nog vragen wou: weet je wel, dat je je briefje schreef op een ongeuruikte rijjeihficf- kaartï Voor de aardigheid zal ik je de kaart terugsturen. Jacobus B. te Hillegom. Die postzegelhan- del is dus niet onvoordeelig geweest. Had de zetter. Kosselaan ervan gemaakt! Nou, ik wist best, dat het Vosselaan moet zijn. Dag hoor, de groeten ook thuis. Neeltje N. te Castiicum. Ver tel mij eens eerlük: ia welk hoekje of blaadie heb ie dat versje gevonden! En denk er ott Neeltje onder de briefjes moet ook altijd het volledig adre» staan. Jan D. te Akersloot. Beste Jan, direct nadat ik je brief kaart heb ontvangen, sohreef ik een briefje aan mijn leverancier in Spaarnestad en nu vernam ik 5n antwoord daar-op van hem, dat bii tooi heusoh ie St. Bavo- bouwplaat heeft verzonden. Laat je mii nog even weten of le ze nu heb ontvangen? Nico Z. te Ursuui. Wel zeker; je moet nooit den moed verlie zen. Er vvai'en immers 104 kin deren die geen priis en maar 20 die wél een priis konden win nen; jelui waren dus in hst grootste gezelsohab. Bij voorbaat feliciteer ik je al vast met het feest van morgen. Wat zal dai 'n pret ziin hij jelui op de ker mis. Ziin jelui al aan de voorbe reiding tot het H. Vormsel be* zig, of duurt 't nog lang. eer die plechtigheid plaats heeft, 't Jongen ja. dat was 'n prachtig fietstochtje: en wat leuk "dat je toen nog even in ons prieel te visite ben geweest. Voor je ruil-, briefje zal ik zorgen. Gerrit v. V. te Heer Ilufto- waard. Ik ben er verlegen om: daar heb ik me altijd nog een briefje van je, of eigenlijk eon prentbriefkaart, die je flink be schreven hebt. te beantwoorden en dat nog al zoo'n hareliiki schrijven. Neen, maar dat is toch wel 'n beetje har. Je moet hei mij maar niet kwalijk nemen: je kaart was tusschen 'n hoop brieven geraakt en kwam nu b(j verrassing in eens voor den dag. En nu zal ik maar denken: ,,bew ter laat dan nooit" en dus krijg je nu tooh nog een antwoord. Ja. beste Gerrit, ik kan mij be grijpen, dat moe het verlies van zoo'n goeden man en vader niet zoo .gemakkelijk te boven kan komen. En dat zoo'n beste jon gen als lii' bent er ook nog tveeJ verdriet over heeft, is ook be grijpelijk. Bid maar goed voor Jt lie ven-Pa en blijf nu maar veel van je goede moe honden, dan ben je Jen goed voorbeeld voor kleinen broer. Bii gelegenheid schrjif je mü nog wel weer een* een k'aarlj.i. hè, dan beloof je zal ik je niet zoo lang. mee» op antwooM' laten w achten, boor. Dag bivte Gerrit-neef, oê ■groeten nok a.tn moe-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1919 | | pagina 5