TWEEDE BLAD.
I IN 'T~PR1EEL.
ZATERDAG 7 JUNI 1919.
PINKSTEREN.
Brieven uit Britsch-lndië.
Het geweten van een zwarte-
SPROKKELINGEN
WIE WiL RÜILE-N?
BRIEVENBUS
Bij Net begin der schepping zweefde de
O-eest Gods over de wateren, om alles tot
leven en vruchtbaarheid te wekken.
Door den Profeet Isaias werd aangaande
.Christus voorspeld: „Op Hem zal rusten de
Geest d-es Heeren;. de Geest van .wijsheid
,en verstand; de Geest van raad en sterkte;
Ide Geest van wetenschap en godsvrucht, en
de vreeze des Heeren zal Hem vervullen."
's Heeren heiligen voorloop er, den boet
gezant Joannes den Dooper, was door God
'geteeken-d: „Degene, o.p Wien gij de H. Geest
zult zien nederdalen en blijven, Hij is het,
Die dioopt met den H. Geest."
Om dan alle gerechtigdheid te vervullen,
liet Jezus zich door Joannes doopen in den
Jordaan.
Terwijl nu God de [Zoon uit het water
opstijgt en Zijn gebed tot den Hemel-schen
[Vader opzendt, ojóent» zich de hemel boven
'Zijn hoofd; de H. (Geest daalt in de lichame-
fijk-zichtbarc gedaante eener duif .over Hem
neder, en blijft op Hem rusten, en tegelijk
spreekt eene stem uit de wolken Hem toe:
„Gij zijt Mijn Welbeminde Zoon, in ,U, heb
Jk Mijn welbehagen."
Met Pinksteren, toen alle leerlingen, ten
getale van ong-ev. honderd- .en twintig geza-
jnenlijk op dezelfde .plaats vergaderd waren
-eensgezind volhardend in het gebed, met Maria
de Moeder van Jezus in hun midden, onisiond
er plotseling uit den hemel een geluid als van
een aanrukkenden hevigen stormwind: en ver
vulde het gansche huis, waar zij gezeten waren.
'F-n hun verschenen verschillende tongen als van
yuur, welke zich boven ieders hoofd neerzetten,
:en allen werden vervuld met den Heiligen Geest
Zóó werd hun volharding en eensgezindheid
in het gebed beloond en bekroond.
Opdat de H. Geest met Zijn gaven en Zijn
/ruchten ook in ons hart, in ruime mate, moge
nederdalen, wensch ik eenige gesteltenissen naar
.Voren te brengen, welke ons hart moet bezitten,
Opdat de H. Geest daarin met welgevallen zijn
"Intrek neme. Deze.gesteltenissen en H'oedanig-
Jheden wil iic afleiden en ontleenen.uit het feit,
dat d'e H. Geest over den Zaligmaker, bij den
'Doop in den Jordaan, is neergedaald in de liclia-
melijk-zicAtbare gedaante eener duif.
En wel de duif -beschouwd als symbool of zin
nebeeld van reinheid en zuiverheid, van eenvoud
en oprechtheid; van vrede en liefde.
lo. De duif is op de eerste plaats een
Symbool van -reinheid en zuiverheid.
De duif toch zien wij het rheest in de
hoogte, pp de 'takken der boomen of op de
daken der huizen. Zij voedt zich met edele
graankorrels. Om te erkennen, .of het water
Van den Zondvloed reeds genoegzaam ge-
Vallen was, opende Noë het venster der
ark, en liet eene paaf uitvliegen. Deze kwam
niet terug, maar bleef Jieen en .weer vliegen.,
totdat dó wateren opgedroogd "(Waren" op de
aarde. Waarschijnlijk vond die vogel' over
vloedig voedsel in de op het water drijvende
overblijfselen van dieren. Zeven dagen later
beproefde de Aartsvader het piet eene duif.
Deze echter, wijl zij zich nergens kon ne
derzetten, keerde naar de ark terug. De on
reine raaf zette zich pp de modder neder
en vergastte zich aan bedorven vleeSch. De
reine duif echter wilde zich niet besmeuren
noch bezoedelen.
Die onreine raaf verbeeldt pas den duivel,
den anzuiveren geest, die zich verlustigt in
het bederf der zonde. Do Zaligmaker noemt
dan ook den duivel een onreinen geest. De
onkuischaardjs alzoo mogen vrijelijk ook kin
deren des duivels genoemd worden.
De reine duif verbeeldt pns den H. Geest,
die eene zuivere woning zoekt, om daar te
verblijven en te rusten. Zoo schrijft koning
Salomon: „De wjjsheid zal plet ingaan in
eene boosaardige ziel, noch wonen in een
lichaam, dat aan de zonden overgeleverd
is. Daarom bad koning David: „Schep, oGod,
in mij een zuiver hart, en hernieuw dep
rechten geest in mijn ge-moed. .{Willen wij
nu met Pinksteren aan d'e gaven en vruchten
van d'en H. Geest, den Geest der zuiverheid,
deelachtig worden, laten we dan ons geweten
zuiveren en ons hart reinigen van alle vlek
der zonde, vooral van de zondejvan onzuiver
heid. Laat ons zedig zijn in kleeding ealiou-
ding, rein in gedachten en begeerten, zuiver
in woorden en werken 1
2o. De duif is .op de tweede plaats een
symbool van eenvopd en ..oprechtheid, {Wij
spreken immers van de „simpele duif".
Waai- de H. Schrift getuigt: elke mensch
is leugenachtig; daar is de oprechtheid, de
ongeveinsdheid, zulk een edele trek van
rechtgeaardheid. Om zijn eenvoud .en onge
kunsteldheid dan ook, voelen wij" ons aange
trokken tot het onschuldige kind, in wiens
oog geen bedrog is. .Om dezen karaktertrek
ook werd Nathanaël door den Meester ge
prezen als een oprecht Israëliet. De Satan
echter wordt door Christus genoemd de va
der der logentaal, want hij was niet stand
vastig in de waarheid; als hij leugentaal
spreekt preekt hij uit het zijne, omdat liij
leugenachtig is, ja de vader van den leugen.
De leugenaars alzoo. mogen vrijelijk ook kin
deren des duiveis genoemd worden.
De H. Geest daarentegen ontvlucht de hui
chelaars. Een gruwel voor den Heer is elke
bedrieger; maar Zijn omgang is met de ee.n-
voudigen; Züjn w-eLbehagen vindt {Hjj tb hen,
die in onschuld wandelen, want hij is de
Geest der waarheid.
Willen_wij.. nu met Pinksteren aan de ga
ven en vruchten van den H. Geest, den Geest
der waarheid, deelachtig worden, laten we
dan ons geweten zuiveren en ons hart rei
nigen van alle vlek .der zonde, vooral ook
van alle oprechtheid on geveinsdheid, als
mede van leugentaal, bijzonder in den stoel'
der boetvaardigheid, opdat die hemelsche
medicijn niet ontaafde' in een helseh venijn.
io. De duif is pp de derde plaats ep®
symbool van vrede en liefde. Dit is algemeen
aangenomen, zo.o zelfs ,clat wij spreken "van
de vredesduif.
De duivel, de vader de rlogentaal, is ook
Ae vader, van den afgunst; en van den nijd.
Afgunstig jegens God, heeft hij ziohzelve.n
en zijnen aannan© ten vera erve georaent; ai-
gunstig jegenn den mensch, heeft hij pns
allen ongelukkig gemaakt. Die moordenaar
van den beginne af heeft alle eeuwen door
Kain tegen Abel opgezet, en het eene volk
tegen het andere ten oorlog gezweept. De
nijdigaards alzoo mogen vrijelijk ook kinde
ren des duivels genoemd worden. De JL
Geest daarentegen, de liefde fusschen den
God den Vader en God den Zoon (in die
Geest van vrede. Wanneer {Hij dan ook over
de Apostelen was nedergedaald, was alle
naijver onder hen verdwenen. (Waar Hij over
de eerste Christenen was nedergedaald, was
de menigte der geloovigen één van hart en
één van ziel. Alle goederen deelden zij broe
derlijk en dezen kwamen den gemeenschap
ten goede.
[Willen .wij nu imet Pinksteren aan de gaven
en vruchten van den {H. Geest deelachtig
worden, laten we dan pns geweten zuiveren
en ons hart reinigen van alle vlek der. zonde,
vooral ook' van jaloerschheid en afgunst, van
haat en nijd, door aile ongelijk, en onrecht
'edelmoedig te vergeven en pas .met onzen
broeder te verzoenen. Aan de verzoening
met God moet de verzoening met den naaste
voorafgaan. Trachten we nu in het vërvolg
te bewaren de eenheid van geest door den
)band des vredes; één van lichaam en één
van ziel. Weest eensgezind en bewaart den
vrede en den God van liefde zal met u zijn,
'door don H. Geest, die met Zijn gaven en Zijn
vruchten met liet Pinksterfeest in vollen
overvloed over u zal worden uitgestort.
Alkmaar, den 7en Juni ,1919.
M. P. A- ..OOMSjD. P.
De Weleerw. Pater J. Schipper, die gerui-
men tijd geleden op 4 November a.s. wordt
het 7 jaar zijn vaderstad Alkmaar varwei
zeide en als Missionaris van Hill-Hill in de
onherbergzame oorden van BritschiJndië to
gaan werken aan het ziele-heil der heidenen
aldaar, verraste ons met enkele brieven, voor
welke wij in ons blad volgaarne eenige plaats
inruimen. lied.
Ramadurgam, 26"3-'19.
Alur P. O. Bellary Distr.
I.
1
EEN MISSIONARIS OP BEIS.
Het is bijna een* eeuiw geleden sinds ik iets
van mii lieb laten hooren: en dat ik eens
op een Vv oensd-agavond in de Yrouwen-e,
gatie om ge'heaen voor de iviisie neb gevraagd,
zal ook wel bijna uit ieders geheugen gewisclu
zijn en toch kan ik die gebeden niet missen.
Ik veronderstel, dat de 52-maandige oorlog de
fut tot schrijven in de schoenen heeft doen
zakken.
„Jan, morgen gaan wij weer een rondreis
maken, je moet deinalve alles inpakken en niets
vergeten.'' Met deze woorden verwittig ik mijn
knecht elke twee maanden van de groole ge
beurtenis. Als men tegenwoordig een missiona
ris op rondreis ziet gaan, denken sommigen dat
een circus vau plaats verwisselen gaat, want de
missionaris heeft bijna een geheele verhuiswa
gen noodig: een kist met Misgewaden, een keu
ken, een linnenmand, een veldbed met bed de-
goed, een lantaarn en een kist met allerhande
snuisterijen, want je kan toch niet den geheelen
dag zitten te koekeloeren, in afwachting dat je
weer wat te doen krijgt. Gelukkig heb ik in ieder
dorp een tafel en een stoel, want andere komen
zulke meubelen ook nog meê.
Ik vraag mij zelf al dikwijls af, hoe de apos
telen het zouden aanleggen, als zij in deze tij
den leefden, immers zij werden uitgezonden met
het bevel geen goud of zilver, ja zelfs geen
twee jassen of schoenen te bezitten en bezaten
dan enkel den bedelstaf. Sommige missiona
rissen vinden er een groot genoegen in om in
de hobbelende, schommelende, hoofdjesstootende
huifkar te reizen, doch ik geef de voorkeur aan
mijn fiets. En sinds de wegen in tamelijk goede
orde zijn, is een fietstochtje van 34 mijlen niets.
'In mijn distrist zijn de boomen zoo schaaisch,
daar men zegt een buffalo wordt bang, als zij 'n
schaduw ziet; de lucht daarentegen is zoo scherp
dat bijna alle Europeanen een automobielbril
dragen.
De weg is in 187678 gedurende den groo-
ten hongersnood aangelegd, doch de bruggetjes
zijn nog maar kort geledeiv gebouwd. Men zou
het publiek een- grooten dienst bewijzen, als' de
algemeene wielrij-dersbond bij ieder bruggetje
een roode gevaarpost plaatste met het opschrift:
„Heeren fietsrijders, halt! Hier is gevaar. Heeft
het geregend, beter ga je onder de brug dan er
bovèn op." Ik heb het eens ondervonden, dat ik
op de brug tot mijnknieën in de modder zakte
en toén ik het onder de brug probeerde kwam de
modder maar tot mijne enkels. Natuurlijk, de
beste stuurlui staan aan wal en bovendien: ik
ben geen waterkundig ingenieur.
Ons eerste oponthoud hebben we in een rei
zigersrustplaats; Een mooie naam voor een le
dig, vierkant gebouw, waarvan de helft een
batrocm is en de andere helft bezet wordt door
een tafel, een bed en een stoel. Het is een hotel,
waar men nieis te eten of te drinken krijgt,
tenzij je knecht alles klaar maakt en met je
eigen schotels zelf alles opdient. Als je _knech.t
geen half uur vooruit is gegaan, ben je "er ver
zekerd van dat je lang mag wachten, alvorens
de deur geopend wordt. Ik heb eens liet genoe
gen gehad, dat ik voor twee volle dagen in zoo'n
huis stapte, zonder den persoon te zien die er
zorg voor moest dragen, toen ik dan ook weg
ging, schreef ik in hei visiteboek: „Wel bedankt
voor de vrije huisvesting".
Men moet andere een gulden per dag betalen,
natuurlijk de kost niet inbegrepen-, en als men
zijn verblijf in zoo'n reizigers rustplaats op
slaat, dan doet men toch altijd goed zijn eigen
veldbed" te gebruiken, want bij gebruik van de
„hotel"-bedden komt men meestal 's morgéns
tot de ontdekking, dat men eenig onaangenaam
klein-gez-elschap heeft. Mgar toch zijn die lust
plaatsen een ongekende, niet te versmaden weel
de voor een missionaris.^
Het tweede oponthoud is "schrikt niet
in een Hindu-tempel. Een echte, stevig gebouw
de tempel, waar men iederen morgen en iederen
keer als een bezoeker komt, de tien hangende
handbelleijes luidt, om den duivel te verjagen,'
waar den geheelen dag een -stinkende olieiamp
brandt, waar iederen avond met cymbalen en
ketels de god „Rama" aangeroepen wordt.
Een katholiek" priester wonedJ:
In een Hindu-tempel, 't is wel a'
te gek, maar tocih is het waar. L
moet dan ook weten; dat de meer'
dan een meter breede muur var
mijn 200-jarige oude kerk doo;
een geweldigen storm in 191(
geheer is ingestort en dat mer
nu bezig is de kerk te herstellen
Gp die plaats nu kon ik geen o-n
derkomen vinden dan in de Hin
du-tempel.
Men zegt wel eens, gelukkif
het land- waar onwetendheid
heerscht, doch u zult het met mi'
eens zijn en den priester bekla:
gen als.hij op die plaats een 100
biechtelingen moet hooren, vac
wie ieder afzonderlijk zegt, dai
hij nooit iets gedaan heeft, als
men hein dan uitvraagt, krijgt
men altijd ten antwoord: maai
smamy dat is een zonde, dat mag
je niet doen.
Ik veronderstel dat de H. Pau-
lus ook met die moeilijkheid te
kampen had, immeis hij schrijft:
„ik ben mij of niets bewust, maai
ben daarom nog niet gerecht
vaardigd."
Een derde oponthoud is in de
wachtkamer van een stafion, om
dat de eenige persoon, die mij
een dak boven het hoofd kan ge
ven, wijl de kapel in een bouw
vallige staat is, de stationchef is.
De meeste christenen van die
plaats behooren tot eene rondrei
zende tribe en komen slechts
thuis om hunne Paaschplichten
te vervullen of om Kerstmis te
vieren. Dit zal niemand in deze
streken die ooit gedoopt is, «da
ten. Dit is voorwaar eene groote
geestelijke troost, welke verschei
dene priesters in Holland moeten
missen.
Een laatste oponthoud is in
een alkoof van een reuzekerk,
Doch hier is werkelijk wat men
zou noemen, veel geschreeuw en
weinig wol. Een honderd jaar ge
leden schreef een Bisschop over
die plaats, dat er veel vooruit
zicht voor bekeeringen zou zijn»
als de menschen maar niet zoo
zeer^ aan drank verslaafd waren.
Hetzelfde geldt ook nu.
Wij hebben nu voor een
maandje rondgereisd en krijgen
langzaamaan heimwee, want
„oost west, thuis best." Ais ik in
mijn hoofdstatie kom, ondervind
ik altijd, dat een rat, aap of mon
goose een paar duifjes of kippet
jes opgegeten heeft. Het is wei
toevallig dat zulks altijd moet ge
beuren als de smamy op rondreis
is, maar dan wee dengene die er
kwaad van denkt:
Mij en mijne missie in uwe ge
beden aanbevelend.
J. SCHIPPER,
Kath. Missionaris.
Een neger werkte onder toezicht van e.en
Europeaan op een suikerplantage. De Euro
peaan stopte een pijp; en de oogon van den
Zwarte fonkelden van verlangen ook te mo
gen ï'ooken.
„Blanke man geven wat toebak aan arme
Neger," vroeg hij beleefd en onderdanig.
„Wel zeker, kroeskop," was het antwoord;
®n de Europeaan tastte met volle hand in deii
buidel en ledigde die in den zak van den
.Zwarte. Een oogenblik daarna had ook deze
zijn pijp gestopt en blies met wélgovalien een
dikke rookwolk in de lucht.
Den volgenden morgen kwam de Neger
.Weer op het veld en keek links eu rechts rond
ïiaar zijn opziener van gisteren. Daar ziet hij
jhom in de verte. Ijlings loopt hjj erheen en
reikt hem een klein zilverstuk over, dat hij
tussohen de tabak gevonden had.
Welnu," zegt de blanke, „bond het maar,
Jiet is u gegeven, en ik wist ef'immers niets
tan."
„Aah," antwoordde de neger, terwijl hij het
boofd aühudde 'en zijn hand op de borst druk
te, „hier binnen irulst een goed mensch on een
■kwaad mensch. De goede zegt-: „Dat geld is
niet van u, gij moot het teruggeven." De kwa
de zegt: „Dit geld is wel van u, het is u im-
ïners gegeven." De goede mensch zegt weer:
„Dat is niet zoo, de tabak is u wel gegeven,
maar hét geld niet." De kwade antwoordt:
- „Het komt er niet op aan, niemand weet het
en gij kunt er rum voor koopen." Zooi weet
- do arme neger niet wat te d-oen; de arme ne
ger heeft niets geslapen; de goede mensch en
de kwade mensch hebben- hem hier binnen
den heelen nacht geplaagd, zoodat hij niet meer
{beeft geweten wat te doen; hij komt daarom
be,t-geld terugbrengen en voelt nu rust hier
binnen."
De Europeaan had den zwarte met verba
zing aangehoord en riep in ontroering uit:
{„Wie zou denken, dat onder een zwarte huid
-Zoo'n blanke ziel zon wonenl Behoud gerust
!het geldstuk, brave man; nu schenk ik het u
jen tevens mijin hand tot teeken van alto os du
it (ai de vriendschap."
(Ingea. door Elizabeth Z, te Zijpe.)
k Ik ben eens eon het snuffelen gewceet In
|Nit pu-de bileven, en zoowaar vemd ik daar noct
heel* partij versjes v-erejes afkomstig
guzqó- vTö&g&r eens ^houden rijmpjes wed-
trijd m imders verste -r- waarvan ik eriieden
•PTokkelhoekje heb geplaatst,
«tflsr krijgen versöhillende an-dere niet alle-
oie oen beurt. -
Maar wat ik" ook vond. dat waren, een paar
briefjes van een onzer nichtjes, -die inii vroeg
haar zelatricewerk voor de Missie bii de nich
tjes en neefjes aan te bevelen-
Ik heb haar dit vroeger dan ook beloofd te
zullen doen en wijl ik nu juist daarvoor een
oogenblik tijd heb en ook plaats kan vinden om
het praatje -daarover in de krant te zetten, wil
ik nu mijn belofte eens nakomen.
Laat ik -daarom beginnen met ons nichtje,
dio ijverige zelatrice, aan jelui voor te stellen:
Zii heet Clara van Rijn en is ongeveer 12 jaar
oud. Haar adres is Vooruitgangstraat No. 73 te
Haarlem.
On3 nichtje Clara dan is zelatrice voor het
tijdschrift >,St. Yincentius a Paulo," uitgave
der Eerw. paters Lazaristen uit het Missiehuis
St." Joseph te Helden-Panningen
Het om de twee maanden verêchiinende tijd
schrift wordt uitgegeven tot steun der beide
seminarie's in Nederland, gevestigd te Zun-dert
(Wernkoutsburg) en te Helden-Panningen,
welke seminaries tot dusver mede door vrijwil
lige bijdragen werden in stand gehouden.
Doch, daar tengevolge van den finaneieelen
druk in de oorlogsjaren die steun sterk afnam,
waardoor veelal, wegens gebrek aan de noodigo
middelen, studenten 'moesten worden afge
wezen, werden middelen beraamd om in den
neteligen toestand verbetering te brengen.
De Paters zochten een aantal zelatricen op,
die door het plaatsen van abonnementen op
hot tijdschrift de missies van steun konden
zijn.
Eén dier z-elatr-iéen nu is genoemde Olara
v. Rijn, te Haarlem, die mii vroeg alle neefjes
on nichtjes te vragen hun ouders aan te beve
len een abonnement te nemen op het bedoelde
Missie-tijdschrift. Men kan zich op het St. Yin-
centius-tijdschrift abonneeren bii de paters in
het St. Joseph-Missiehuis te Helden-Pannin
gen of bij Olara v. Riin, Vooruitgangstraat 73,
te Haarlem.
Ter kennismaking; ontving ik van Olara
zoo'n boekje ter inzage en ik moet zeggenhet
ziet er prachtig uit en is best die ééne gulden
in het jaar waard, waarvoor men dan 6 van
die boekjes krijgt, om de 2 maanden een boekje,
Er staan prachtige verhalen in van het mis
sieleven, alsook Missiebrieven. enz. enz.
De opbrengst dient vóór alles tot steun o'er
Lazaristen-missies, waarvan er eenige zeer be
hoeftig ziin geworden door den oorlog, als die
in China, Perzië, Abessinië. Madagascar en
Palestina,
Maar bovendien moet het tijdschrift ge
lijk hierboven al reeds is gezegd ook steun
verleenen aan de Missiehuizen der Lazaristen
in Nederland.
Het is dus duidelijk dat het een zeer voor
treffelijk werk is de Missies der Lazaristen te
steunen en wie zou -dat nu niet eens willen
doen met een abonnementde op het mooie tiid-
eohrift ,«St. Vincentiue A Paulo"!
Ik weet zeker dat er een hoop neefjes en
nichtjes zijn, die als ze 'f aan vader en
moeder netjes, vriendelijk en lief vragen het
hert gedaan zullen krijgen, dat hun oudera
oen abonnement, zuilen nemen,
ik *rt nu nog eens gu«d aanzie geloof ik
dat ik nog veel moer goeds van dit zelatrice
werk kon zeggeh, maar dan zie ik ook. dat
mjjn praatje al erg lang is en daarom breek
ik het nu af.
Gauw allen naar huis! en wel te rusten 1
OOM KOOS.
HOE EEN KIND WEL ZIJN MOET.
Do roos is wit of gloeiend rood-
Do lelie blank en rein;
Een eik is o zoo sterk en groot,
De boterbloem z-oo klein.
De schaapjes zijn zoo zacht en tam,
De leeuw is wild in 't wond';
Zoo vroolük is het schuldeloos lam,
De vogel in het hout.
Do blaren zijn zoo groen en friseh',
Het vinkje is zoo blij;
Zoo dartel in den vloed de visch,
De schaapjes in de wei.
Maar zeg mij toch eens hoe het moi
Bij kinderen dan wel zijn,
Een opgeruimd en blij gemoed,
Een zieltje blank en rein.
(Ingez. door Cornells de N. te Alkmaar!.
ONZE HOND.
Wij hadden een grooten hond,
Het was een aardig beest;
Maar zette hij zijn muil soms rondj,
Werd hij door ieder gevreesd;
Het lieve, het trouwe dier,
Is laatst eens weg geweest
'En hinkend kwam het terug weer kien.
Ons Hekkie, het arme heest
Wij hebben het nu niet meer
Dat goede, lieve beest;
Hij loopt nu voor een fruitkan
Langs wegen door wind en weer,
(Ing'ez. door Trijntje K. te Bergen,
TB&
4, SNOEPACHTIG MUGJE.
- Snoep niet van die heete thee
Mugje, zeker 't valt niet mee,
Och, een heel klein teugje maar,
[Daarin steekt toch geen gevaar.
- Mug, bedenk toch wat je doet, L
Ik zeg je zeker, 't gaat niet goed
Ja, maar kindje, -ik heb zoo'n zini
'k Steek mijn neusje er even in.
Plof, daar valt ze in 't heete vocht,
Hoe de wijsneus spar tl en moehit,
Zij verbrande vlerk en poot.
-En bekocht het met den dood.
.(Ingez. door Elizabeth Z. te Zijpe.!
DE LEDIGE STOEL,
Ja, op dien stoei zat vaderv
l- Op dien mooien stoel, ja daa*
f Mijn vader is gestorvcf
't Is treurig, ja voorwaar
Hij was zoo'n goede vader,
Hij minde ons zoo teer,
Hij kon zoo lief vertellen;
Nu kan hij dat niet meer.
Als moeder naar dien stoel ziet,
Dan is ze zoo ontsteld,
Dan stort zij bitt'ren tranen.
Van 't schreien, haar overweld,
j
D-an zeg ik tegen moeder:
„Ach moeder, schrei zoo niet."
„Maar kind, is dat een antwoord,
- Ziet gij dien stoel dan nietV
Ja, op dien stoel zat vader,
Uw lieve pa weleer,
Nu staat hij, ach, zoo ledig;
Dat doet mijn hart zoo zeer.*
Maar, nee, ik wil niet klagen
Met kommer in 't gemoed.
Ik zal mijn tranen stillen:
Wat God doet is.toch goed!
(Inge^. door M. de J. te Alkmaai
Om van ons ruil- en verzamelhoekie ge
bruik te maken, zendt men mij maar een brief
jo„ waarin duidelijk staat geschreven wat
men wenscht, met vermelding van volledigen
naam en adres. Dan zet ik dat in de Kinder
krant'en de verzamel aartjes weten dan waar
ze elkaar kunnen vinden.
De briefjes moeten in enveloppe gezonden
worden AAN DE EEDACTIE VAN DE
KINDEKKEANT. HOF 6, ALKMAAK.
Ik heb de nummers van 20 tot 50, enkele
uitgezonderd, van het „Weekblaadje voor de
Roomsche Jeugd", derde jaargang; 10 achter
kanten van Couvetdoosjes: 18 plaatjes van
Golden Thee; 5 Verkade's bonnen en 1 Ver-
kade's plaatje, die ik allen wil ruilen voor
blaadjes zilverpapier. (Hoeveelheid nader
overeen te komen). Wie stuurt mij 20 blaad
jes zilverpapier voor 12 Kwatta-soldaatjes?
Nico Zuurbier, Café „De Landbouw" Ursem.
Ik beb 200 IJsco-beertjes, die ik ruilen
wil voor vreemde postzegels. Ik geef beertjes
naar gelang de postzegels waard zijn. Engel-
bert v. d. Helm, van Marumstraat 46 Haar
lem.
Jo B. te riaarlem. Jij was ook één van de
184 deelnemers aan den wedstrijd, doch be
hoorde nog niet-bij de gelukkigen hè. Wat ik
je nog vragen wou: weet je wel, dat je je
briefje schreef op een ongeuruikte rijjeihficf-
kaartï Voor de aardigheid zal ik je de kaart
terugsturen.
Jacobus B. te Hillegom. Die postzegelhan-
del is dus niet onvoordeelig geweest. Had de
zetter. Kosselaan ervan gemaakt! Nou, ik
wist best, dat het Vosselaan moet zijn. Dag
hoor, de groeten ook thuis.
Neeltje N. te Castiicum. Ver
tel mij eens eerlük: ia welk
hoekje of blaadie heb ie dat
versje gevonden! En denk er ott
Neeltje onder de briefjes moet
ook altijd het volledig adre»
staan.
Jan D. te Akersloot. Beste
Jan, direct nadat ik je brief
kaart heb ontvangen, sohreef ik
een briefje aan mijn leverancier
in Spaarnestad en nu vernam ik
5n antwoord daar-op van hem,
dat bii tooi heusoh ie St. Bavo-
bouwplaat heeft verzonden. Laat
je mii nog even weten of le ze
nu heb ontvangen?
Nico Z. te Ursuui. Wel zeker;
je moet nooit den moed verlie
zen. Er vvai'en immers 104 kin
deren die geen priis en maar 20
die wél een priis konden win
nen; jelui waren dus in hst
grootste gezelsohab. Bij voorbaat
feliciteer ik je al vast met het
feest van morgen. Wat zal dai
'n pret ziin hij jelui op de ker
mis. Ziin jelui al aan de voorbe
reiding tot het H. Vormsel be*
zig, of duurt 't nog lang. eer die
plechtigheid plaats heeft, 't
Jongen ja. dat was 'n prachtig
fietstochtje: en wat leuk "dat
je toen nog even in ons prieel te
visite ben geweest. Voor je ruil-,
briefje zal ik zorgen.
Gerrit v. V. te Heer Ilufto-
waard. Ik ben er verlegen om:
daar heb ik me altijd nog een
briefje van je, of eigenlijk eon
prentbriefkaart, die je flink be
schreven hebt. te beantwoorden
en dat nog al zoo'n hareliiki
schrijven. Neen, maar dat is toch
wel 'n beetje har. Je moet hei
mij maar niet kwalijk nemen:
je kaart was tusschen 'n hoop
brieven geraakt en kwam nu b(j
verrassing in eens voor den dag.
En nu zal ik maar denken: ,,bew
ter laat dan nooit" en dus krijg
je nu tooh nog een antwoord.
Ja. beste Gerrit, ik kan mij be
grijpen, dat moe het verlies van
zoo'n goeden man en vader niet
zoo .gemakkelijk te boven kan
komen. En dat zoo'n beste jon
gen als lii' bent er ook nog tveeJ
verdriet over heeft, is ook be
grijpelijk. Bid maar goed voor Jt
lie ven-Pa en blijf nu maar veel
van je goede moe honden, dan
ben je Jen goed voorbeeld voor
kleinen broer. Bii gelegenheid
schrjif je mü nog wel weer een*
een k'aarlj.i. hè, dan beloof
je zal ik je niet zoo lang. mee»
op antwooM' laten w achten,
boor. Dag bivte Gerrit-neef, oê
■groeten nok a.tn moe-