TWEEÖE BLAD. Brieven uit Britsch-lndië. GRAPJES ZATERDAG 28 JUNt 1919. De parabel van het groote Gastmaal. Door zijn hond gered. IN 'T PRIEEL. BRIEVENBUS BLADVULLING. Op zekeren Sabbatdag was onze Godde lijke- Zaligmaker bij een aanzienlijken Fa- rizeer ter maaltijd genoodigd. Met onzen 'Meester waren ook eenige Farizeërs en Schriftgeleerden gevraagd, geestverwanten van den gastheer, die 's Heeren handelingen met weinig vriendelijke oogmerken gade sloegen. Niettegenstaande liet Sabbath was, genas da Goddelijke Geneesheer. bij die g-elegen- jieid een waterzuchtig menseli; gaf naar aanleiding daarvan liet onouisto.otbaar be wijs, dat hetgeen Hij gedaan had, op den éabbathdag wel degelijk geoorloofd was. .Daarop liet de hemelsche Leeraar drie gastmaal-parabels volgen: De eeste parabel was tot de mede-aan zittende gasten gericht,die, zooals de H. Evangelist verhaalt, de hoogste zetels had den gezocht. Hen nu vermaande Jezus- niet naar de eerste plaatsen te streven, maar zich. met de laagste plaatsen tevreden te stellen. De tweede parabel was tot den gastheer zeiven gericht, om hem aan te raden, wan neer hij een gastmaal wenschte aan te rich ten, niet de aanzienlijken uit te noodigen, van wien hij terecht mocht verwachten, dat zij ook hem op hunne beurt wederkeerig ter maaltijd houden vragen, maar dat hij de armen, en de zieken en de .kreupelen en de blinden moest verzoeken, daar deze hem weliswaar zélf -zijne uitnoodigiug niet konden vergelden, maar toch, op den groe ten dog der afrekening, bij de opstanding der rechtvaardigen, Gods zaligsprekend vbn- pis over hem zouden doen neerkomen. Toen een der gasten deze w-oorden hoorde, riep hij uit: „Zalig, die brood zal eten in het Rijk Gods." Hierop antwoordde de Zaligmaker met de derde parabol van het groote Avondmaal .Ofschoon op de allereerste plaats gericht tot den man, die zijn verlangen te kennen gege-, ven had naar de zaligheid van het llijk Gods geldt zij toch ook alLen, die de zorg hunner zaligheid, om allerlei nietswaardige redenen, verwaarloozen. Al de eergierigen, al de heb- zuchtigen, al de genotlievenden vinden zich geteekend in die ij dele uitvluchten der ge- Iioodigden en de daarmee gepaard gaande bestraffing en veroordeeling. De vaderlijke uitnoodiging des Heeren is iegelijk een bevel: „Neemt en eet, Dit is- Mijn Lichaam, neemt en drinkt, Dit is Aiijn (Bloed." De genoodigden verschuilen zich achter ij de le uitvluchten: De eerste zegt: Ik heb een landhoeve gekocht, en moet noodzakelijk uitgaan om haar te bezichtigen, ik bid u, houd mij voor (Verontschuldigd." Is deze verontschuldiging, dit excuus niet Üe vertolking viin veler ijdeiheid en van veler Hoogmoed. He hoo-vaardige mens-cii be grijpt de dingen niet' die des Heeren zjjh. Alles heeft men over voor eer en aanzien, voor opschik en too^ Vóór den lóf £n den roem der menschen. Geheel ingenomen mot zichzelven. schijnt men God en de godde lijke genademiddelen niet noodig te hebben. Men blijft van de H. Communie, het God delijk Avondmaal, verwijderd, en 4b ziel verdort, omdat zij vergeet Brood te eten in het Bijk Gods. r De tweede zegt: „Ik heb vijf koppel ossen gekocht, en ga ze beproeven; ik bid u, houd mij voor verontschuldigd," Is deze ver ontschuldiging, dit excuus, niet de vertolking van veler hebzucht en van veler inhaligheid? De hebzuchtige mensch begrijpt de dingen niet die des Heeren zijn. Portuin maken rijk worden schatten opsparen, dat ia zijn parool, zijn wachtwoord, geheel zijn le ven en streven. Zóó valt hij in de strikken van Satan, en in vele bekoringen en in allerlei onnutte en verderfelijke begeerten, Geheel in het aardsche opgaande, schijnt hij God en de goddelijke genad;emidelen niet noodig te hebben. Hij blijft van de H. Com munie, het Goddelijk Avondmaal, verwij derd, en zijn ziel verdort, om-dat zij vergeet Brood te eten in het Bijk Gods-. De derde zegt: „Ik heb eene vrouw ge trouwd, en daarom kan ik niet komen." Is deze weigering, d it excuus, mi-et de vertol king van veler wereldsche gezindheid? De zinnelijke mensch begrijpt de dingen niet die des- Heeren zijn. Sport en turn, spel en dans, bioscoop en theater; daaraan 'hangen zij met hart en ziel, en het hoogere levens-- doel wordt geheel verwaarloosd. Arme, beklagenswaardige jeugd 1 Al te vroegtijdig en zonder vooruitzicht wordt de kennismaking aangeknoopt. De bezoeken zijn veel te talrijk en veel te langdurig en zon der 't hoog-noo'dige toezicht. (Verstandige ouders laten zelf' de véiioo.üen uit). Zij wen den hunne oogen van den liemel a.f, om God en de H. Engelbewaarders niet te geden ken. Zij beginnen zoo. onschuldig en ein digen zoo diep schuldig. Geheel verblind door don hartstocht ver gaten zij het gebed en dé goede werken. De Geest Gods woont niet in eene boos aardige ziel, noch in een lichaam onder worpen aan de zonde. Zij meenden het te kunnen stellen zonder Go-d en zonder god- genade. Zij bleven verwijderd van de H. Communie, het Goddelijk Avondmaal, en hunne ziel verdorde, o.„ - .1 vcrguLêii Bro-od te eten in het Bijk Gods-, i O eergierige, o hebzuchtige, o zinnelijke mensch 1 Hoelang nog zult gij traag zijn vail harte? W aai.ee uciu.il-, gij do ij .1 ei.„..tl en zpekt gij de üedriegelijkheid? De lof der mensciien toch gelijkt een veelkleurige zeepbel, die een o-ogenblik be haaglijk aandoet, maar spoedig^ uiteenspat. Met wat moeiten ook wordt de rijkdom verkregen, met welk een angst bezet-en, met wat diepe droefheid weer verloren! Kortstondig vooral is het zingenot, terwijl het torment eeuwig is. Sta -op, zoek wat hit - oven is, heb de waarheid lief:-de hoog ste eer is de vriendschap met Jezus Christus; de hoogste rijkdom is ile staat der heiligma- kende genade, het hoogste genot is de deel- name aan Üetr (groote Gastmaal dés Heer-en, is het eten vaitf het Brood, <iat alle geneugten in Zich bevat. Kam dan, en proef, hoe goed en hoe zoet de Bern- i»l Alkmaar, des 28en Juut 1913. ■M. P. A, OOMS, D.jP. Ramadurgram. Alur P.O. Bellary Dietr, IV. CHOLERA. Gedurende eene pestepidemie moet het I»- hcele dorp, aangetast of niet, in quarantaine gaan wonen, hetgeen de mensch en ook zon den doen zonder bevel, vanwege de onaange name lucht, welke de doode ratten veroor zaken. Heereeht echter de cholera In het dorp, dan is er we! geen Gouveraementóbevel, doch er schijnt toch een min of meer carte- of fami liebevel te bestaan, dat alle mannen naar een naburig dorp moeten vertrekken en dan de vrouwtjes aan haar eigen lot moeten overge laten worden. Bij nauwkeurig navragen, wat die vreem de gewoonte toeh moet beteekenen, kwam ik tot de ontdekking, dat dit een liefdadige oor sprong hoeft. Immers een vrouw mag nooit een tweede maal trouwen en haar lot als weduwe is ver van benijdenswaardig hier over een andere keer. Wat geeft het dan toch of de vrouwtjes door de cholera aangetast worden en sterven? De man vindt spoedig genoeg een andere levensgezellin. Eenzaam en verlaten is dan het dorp; geen bedelaar met zijn bedelzak, belletje of tam boerijn durft een straatliedje te zingen; geen verlovings- of trouwpartijtje eene wereld gebeurtenis! heeft dan plaats; al de mu ziek is opgeborgen; geen vrachtwagen komt zelfs de rust verstoren; slechts ééns in de week gaat de omroeper, voorafgegaan dooi den „tom-tom" een trommel door het dorp en kondigt met eon klagende stem aan, dat een ieder verzocht wordt den volgenden dag met kokosnooten, laTcpólie enz. c!en heu vel te beklimmen om „Durgamma", de dorps- godinne, te verzoenen. Dit geldt natnurli/k slechts voor de heidenen. SIc-clits dan wanneer m-e.-x een lijk, op een paar stokken met een weinig str-oo geplaatst, voorbij ziet trekken, bemerkt men, dat er nog andere levende manspersonen, behalve gij zelt' in het dorp zijn. Gelukkig, daar verschijnt op eeu goeden dag, in had bijna geschreven een veearts, doch ik bedoel een mijnheertje, bestemd om gezondheidsmaatregelen uit te voeren en, zonder het uu juist te willen, bracht hij wat vroolijkheid in het dorp. De mensebeii zijn gewoon' met aarde potten en emmers langs eene trap af te dalen totdat zij met hunne knieën in het water staan. D-it mocht niet meer gebeuren. De potten moesten in hijsch- emmers veranderd worden en luid was tel kens het hoera, wanneer ee:i pot tegen den muur te pletter ging, of waimeei iemand vaa den kant in de sloot viel. Geen wonder, dat de blokkade -opgeheven moest worden. Van een naburig dorpje had men een zonde bok losgelaten. Een zondebok is mets nieuws. Immers men leest kt bet bode Leviticus ïóe hoofdstuk dat Aaron zijne handen op eene levendige geit plaatste en daardoor al de zonden van het volk op het dier overgingen en dat de geit naar een onbewoonbaar land werd gezonden. Een Hindoe gelooft, dat een zondebok, in een aan getaste plaats, plechtig in processie rondge dragen, de cholera wegneemt en brengt naar de plaats waar het eerst stilstaat. Ongetwijfeld is de uitdrijving van een zonde bok een groote vechtgelegenheid. De zondebok in kwestie was ditmaal niemand- meer of minder dan „Mari Amma", de Hindu- go dden of cholera. Niemand durft slechts een blik op dat af schuwelijk poppetje te werpen, want de volks- meenincr is, dat een ieder, die ook maar met een oogwenk dien afgod aanschouwt, door de cholera aangetast zal worden. lie nam de proef op de som en geen leed overkwam mij of de Christenen, die mij verge zelden. „Dat is nogal logisch," zeggen nu de Hindoes, „want u is een Europeaan en onze goden hebben geen macht over de Europeanen. Ledigheid is des duivels oorkussen, zegt liet spreekwoord en de waarheid daarvan zal wel niemand betwijfelen. Zooals ik reeds gezegd heb, stond alle werk stil, en toen d-e Christenen hoofdzakelijk aan getast waren, verspreidde men het gerucht, dat liet eeu door God gezonden straf was, omdat zij-de oude kérk afgebroken hadden. Toen ik hen zeide, dat zulla maar vage praat was, doch dat God hen kastijdt, dien Hij lief heeft, toen was het goede, eenvoudige volkje weer tevreden. Eenige dagen later vroeg men de weerprofe ten of de wereld soms op haar eindje liep, en zij waren geheel gerustgesteld, toen de waar? ze.gger hen veite'de dat de wereld nog 84 jaar zou bestaan en, dat d'an 'iedereen een christen zou zijn. Dat is beslist een veilige 'voorspelling zou ik zeggen, want niemand, die naar zijne woor den luisierde, zal dien tijd nog wel leven en hem een bedrieger noemen. Goedsmoeds ver telde ik hen, dat ongeveer acht eeuwen geleden een Heilig Bisschop met den naam van Mala- chy, voorspeld had, dat de regeering van den tegenwoordigen Paus, „Religis depopulate" zou genoemd wum-cn, en men concludeerde ter stond, dat die naam speciaal vanwege ben ge geven was, dat deihalve èn de Paus an hun bestaan voorspeld was. l iet gevolg was, dat de St Pieter's penning, welke voor het eend ingevoerd werd, de omge- loofeiijke som van twaalf en 'n halve gulden op bracht, terwijl men bij eene gelegenheid nooit meer dan twee gulden bij een kon brengen. lederen dag moest ik, behalve de zieken ook alk christentniizen zegenen. Iedeien avond gingen wij met alle mogelijke heiligen" plaatjes, voorafgegaan door het kruis, een processie houden door het dorp, terwijl wij dc rozenkrans en eenige litanieën baden. Ver scheidene heiden-en otterden bij die gelegenheid kaarsen om toch maar den God der Uiriste- nen te verzoenen. Noord leert bidden, J. SCHIPPER, Kath. Priester. KUNST EN KESRIS. Versiering van Potlepels. tDooir het Bestuur van de Noord- Hollfiridsohe Vereeniging v-ooi Vólkskunst worden belangrijk» prijsvragen uitgeschreven. Het vraagt inzending v-an' vewsierde potlepels, ieder vrijr latend welke versiering toe t» passen, mits de lepel als Iruikstuk zijn waarde bohouat. Aan grootte en vorm van pot lepel is men niet- gebonden. Als prijzen v-oor de mooistl .versierde iepels worden Uitge loofd: een yrijg van 25.eea van 15.een van 10.-pa twee van f 6. Zii die hunne krachten aan de uitwerking van deze prijs vraap willen wijden» worden (verzocht naam, woonplaats en beroep, zoo noodig ook leeftijd, vóór 15 Juli te geven aan een der volgende adressen G. J. Biees Kzn.. voorzitter N. Holl. Ver. v. Volkskunst West zijde 100, Zaandam; mej. Elis M. Rogge, secretaresse N. Holl, Ver. v. Volkskunst, Koninginne weg 93, Haarlem; Otto van Tus- schenbroek. Directeur Museum v. Kunstnijverheid, Haarlem. Da inzending 'van de versierde potlepels staat open tot en moét' geschieden vóór 1 Novembei aan het Museum v. Kunatnijver-f heiri te TJaariein. In aansluiting met deze palis' vraag, vraagt het Bestuur inzens' din - van bewerkte eu 'versierd^ uotlepelrekkcn deurknoppen*' broodbomen, stoven. borstel^ met versierden rug en borstel"" liangers. benevens vormplaten Ook voor deze inzendingen: worden g-eldpriizen bestemd. Zij' fcie "doze voorwerpen wenschen in te renden worden eveneens verzocht hun naam aan een dei bovenstaande adressen op ta geuren. Ook hiervoor is de inzen ding opengesteld tot 1 Novem ber. en het odrea van inzenden# het Museum v. Kunstnijverheid te Haarlem. ELCK WAT WILS. Dodewijk XIV ontving een jong officier, die hem het aan gename bericht van een behaalde overwinning kwam brengen. „Wat kan ik voor u doen," vroeg de vorst in zijne blijdschap. De officier viroeg het ordetee- ken van den Heiligen Lodewpk, De koning voegde hem toe: „Maar gij ziit, nog zeer long.'' De officier gaf ten antwoordt ..Majesteit, in het regiment, waai ik toe behoor, wordt men niet oijhd. I*' (Slot.) Met zenuwachtige handen greep ik mijn jacht mes en sneed mijn broekspijp af tot aan de val. -Het bloed was begonnen uit mijn heen te .vloeien en het vleesch was opengescheurd en vuuri-ood gekleurd. In mijn wanhoop nam ik het blok en probeerde het te dragen, maar ver- geefsch. Opeens kreeg ik een ingeving. Zou ik de ket ting niet van net blok los kunnen maken, en dan de val alleen met me dragen? lie greep Üe ketting en veegde de sneeuw weg, zoodat ik kon werken. Maar mijn vingeis warén bijna stijf, en ieder oogenblik werd ik zwakker. Toen ik me over de val' heenboog, viel ik weer flauw. Na eemgen tijd kwam ik weer tot bewustzijn, maar ik was duizelig en stijf. In da-t oogenblik van grooten angst Kwamen allerlei gedachten aan het verleden en de toekomst bij me op. Ik zat daa; nu alleen in het bosch, voorbeschikt om daar een langzamen, ellendigen dood te sterven. ik herinnerde me, eens gehoord te hebben van een vallenzetter, die spoorloos verdwenen iwas. Enkelen zeiden, dat hij door wolven was opgegeten, maar in liet voorjaar vonden eenige vissciiers een geraamte in een berenval, dat later als dat van den ongelukkige werd herkend. Zou ik hetzelfde lot moeten ondergaan? Ik wist, dat ik het niet lang zou kunnen uithouden. De wol yen zouden een eind maken aan mijn leiden, [wanneer ze mijn spoor vonden en, begrepen, dat ik me niet ko-n verdedigen. De gedachte hieraan bracht nieuw leven in mij en ik voelde mij iets sterker worden. loen weid ik er eerst van bewust, dat mijn hond bij me was en me zat- aan te staren. Ik p hem en kwispelstaartend kwam hij naar j toe ik klopte hem op den kop en vertelde ,.£m, dat ik m den val gevangen zat. Hij scheen ie begrijpen, w-ant hij snuffelde aan mijn yoet en begon daarna luid te janken. Nu begon ik een kleine hoop te koesteren dp mijn behoud. Als ik mijn hónd vroeg den zak té ha-en, zou hij het dan begrijpen? Had 'k niets bij me ,dat hem er aan zou doen denken? „Kij.k eens, ouwe jongen," zei ik ernstig, „ie <aoet naar de hut gaan en mijn zak halen. Mijn 'nstrumenten zijn daar in en als ik die niet krijg, moet ik sterven. Volg mijn spoor en haal Üen zak." ledei woord werd met een bepaalde bedoeling uitgesproken, eo ik wees over d-en heu- fel naar de hut. De hond snuffelde aan de val. Er was iets zijn manier van doen, dat me deed denken, «at hij nis had begrepen, maar hij deed niet Val ik hem gezegd had. Hjj beet in de val en prooL-erde die van mijn voet af te halen. Toch wanhoopte ik nog niet. Ik had een kleine val bij ffie, A elke ik zette. De tijd ging ontzettend langzaam voo.t; mijn zwakheid nam toe en de pijn in mijn been werd heviger. Iiet was een beetje over twaalven, toen me weer een nieuwe flauwte oveiviel. Hoe lang ik daar ag, weet ik niet, maar toen ik wakker werd, likte c!e hond mij in 't gezicht. Ik stond met groote moeite op en keek om me heen. Daar lag mijn zak vlak bij me. Ik was zoo verrast eu blijde, dat ik bijna weer flauw was gevallen. Maar ik beheerschte mij, opende de zak met begeeiige handen en haalde er wel dra de kostbare werktuigen uit. De rest van mijn verhaal is spoedig verteld. Ik wist me zonder veel moeite te bevrijden én strompelde toen naar mijn hut. Hier verbond ik mijn gekwetst been en na een week was ik weer in staat er op uit te gaan". De wond genas spoed-ig. Het eenige wat me voor bloedvergifti ging behoedde was ongetwijfeld het feit, dat de wond bloedde. Als ik daar nog een dag en nacht gebleven was, zou ik niet in staat izijn ge weest me zonder hulp te redden, die daar in die wildernis niet te krijgen was. Ik dank mijn le ven aan de trouw en de slimheid van mijn hond. E. v. L. v. G. Wel heb ik van me leven. Daar hebben jelui mij verleden week niet eens in ons prieel aan getroffen. Ik was juist op weg er heen, toen een goede kennis mij tegenkwam en mij vroeg met hear mee naar huis te gaan, omdat hij met mij „een appeltje te schillen" had, naar hij zeide. Jelui begrijpen, dat ik tegenstribbelde en er niets van weten wilde; ten eerste had ik geen zin om uit jelui gezelschap in 't prieel te mankee- ren en tweed-ens zag ik er tegen op om „een ap peltje" met hem „te schillen", want je moet we ten; die vriend van mij is :n heel stuk grooter en, ik denk ook veel sterker dan ik, dusik rilde !n beetje. Maar', hoe ik al tegenstribbelde en zelfs al te genspartelde want hij had mij al bij mijn arm gevat ik moest en ik zou mede: ik zou er geen spijt van hebben, troostte hij. Mijn eerste bezwaar: ik ben op weg naar een gezelschap, dat vast op mijn komst rekent, mocht niet,gelden, want, zeide hij, ik snap wei weik gezelschap dat is. •Nu, ik geloofde daar niks van, dat hij dit snapte, en ik wou het hem toch ook niet ver klappen. En het tweede bezwaar had voor hem dat was nogal natuurlijk! nog minder om 't lijf. Maar goed beschouwd en achteraf bekeken was dit ook geen bezwaar, want het was geen „zuur", maar een „zoet appeltje" dat hij met mij wilde schillen. Ik ging dus mee en moest jelui maar vergeefs laten wachten. Bij mijn vriend thuis gekomen, zag ik een drukte van belang. Het lijkt wel of je gaat verhuizen, merkte ik op. Juist, man antwoordde hij zoo is 't ook. En kijk nou daar eens op die tafel. Zie je dat stapeltje platen? Of ik het zag. Daar lag een heel partijtje prachtige platen van het iuirilé der Kevelaar- sclie processie. Nou, man zoo ging mijn vriend verder die zijn aliemaal voor jou om onder je neefjes en nichtjes te verloten. Ik heb er met mijn vrouw al over gesproken en die vindt het ook opper best, dat jij ze een goede bestergmicg geeft. ik stomi te kijken als 'n arme jongen op z'n verjaardag, die 'n.automobiel met twee paai den krijgt. Jelui Kunnen begrijpen, dat ik mijn vriend, die ook jelui vriena blijk; te zijn, hartelijk dank zegde en dien dank herhaal ik hi«r aog eens, mede namens jelui allemaal De platen werden netjes ingepakt en mij on der den arm gegeven. Ziezoo zeide hij uu ons appeltje is geschild en nu ruk je maar weer in. Ik spoedde mij met iiet heele pak platen naar 't prieel om jelui dit alles maar gauw te vertel len, maar.... ik vond 't prieel leeg: jeiui wa ren al naar huis en dus moést ik wel tot nu toe wachten om het jelui mee ie deelen, In ons volgend nummer zal ik jelui gaan ver tellen op welke wijze wij die platen nu zullen gaan verloten. En nu allen gauw naar huis en naar bed. wel te rusten OOM KOOS SPROKKELINGEN ZELF DOEN. Wie wel wil doen aan alle wensohen. Die men aan and'ren stelt. Hij houdt «een rekening met de mensehen, Die immer met geweld Aan medemensohon eischen stellen» En nimmer zelf iets do-ui. En over hen steeas oordeel vellen Die wel iets doen. EEN GOEDE BAAD. Tracht wat. verkeerd is te verbeteren.. Werk meê, gij» aan den heropbouw Van 't echt christelijk leven En steek de banden uit de mouw i Dat 's beter dan al uw gekUant Beproef het. en begin vandaag. Drtil nocit. met heilige zaken spot. Sta pal in uw geloovcn Dan laat u uwen Heea- en God Nooit doorheen twiiflaar rooven. BETEiR BEDOELD DAN GEZEGD Jan: „Ma. ik heb wat moois gezien." Ma: „Wat dan mijn jongen?" Jan: ,.Een ezel moe, en uie was zoo groo-t» ja nog grooter dan die neef, die te logeeren is." Ma: „Foei Jantje» is 't. toch? Een grooter ezel dan neef Ferdinand, maar kind. dat k&n tooh niet OOK EEN OPVATTING. Dokter: „Maar mevrouw, vvnaifoni hebt ge -de kleine niet. bij me gestuurd, toen ze bet- tien tie bad ingeslikt. Mo-Mst: „Och. do'tkter. dan was bet net geweest, of cat ons laatste aas.'' VO OBTBBFFELLJ K MIDiDEIL. Heer (een dokter op straat aansprekend): ,,Oek, dokter, ik voel me zoo naar. Ik kan mc bijna niet meer vooftbewoaen van rornioeie- nis. Zeg me in 's hemelsnaam wat :k necaen moet." Dokter: ,»Een rijtuig." AANGENAME VERRASSING. Weduwnaar (tot zijn dochtertje)„Kom eens bier, Dora, ik moet je eens wat nieuws vertellen. Onze buishondster Anna -hm d!e gaat trouwen." ,,(J pa. wat lSukl Wat 'n-geluk, dat we die dirsaK kwiit raken! En me wie trouwt dat schepsel eigenlijki" „Met mü." 'ZUS EN BROEK. Kleine zus, die tot dusver baar jongste broertje niet anders heeft gezien dan kruipende op alle vier. ziet hem nu overeind istaan. O, mama, roept zii uit, kom eens gauw hier; broertje staat op z'n aehtearbeenen. MartAfl. v. d. R te Hilv.... nee: te isuArn. Dat was me een dubbele verrassing: daar kreeg ik me zoowaar eeu brief uit Baara en ik wist niet eens dat ik daar óók al familie had. Maar het handschrift kwahi mij toch bekend voor en. wat ik daclit, bleek waar de tweede verra^singl Mappw v. d. B. gaf weer blijk van leve.n. ik was al ongerust geworden omdat ik in zoo lang n iets van k aar had gehoord. iW.el z«o wel &o,o, beste Map, aijn jelui weer; verhuisd. Wat zullen de kennisjes in Haar lem daarvan opzien, als zij dit lezen. Neen. nu ik zie dat je 't natuurlijk met da vx huizing heel erg druk heb gehad, nu kan ik me best begrijpen, dat ik niet op je anders zoo leuke br.even behoelde ta reke- D' en neem ik 't je dus ook niks kwalijk, semeer nu ik ook weet dat je zooveel te s rude eren heb- Maar toch nu tenminste de verhuisdrukta achter den rug i* re-, ken ik weer laten we dan maar af-i spreken: om de 14 dagen of 8 weken i op je briefjes. Het doet mij ook plezier,, dat Leids eens gauw zal schrijven. Beker,i ik ben wel eens in Baaru geweest, maar, slechts korten tijd en al lang geleden, dus. weet ik er niat zoo goed den weg en kunnen jelui mij er nog veel nieuws- van vertellen.. DAt heb ik wei in de gaten, dat jelui daan fijn wonen, overal zoo kort bij. Ziezoó. nu heb je omdat 't zoo Lang geledeji was i weer eens een heel Langen brief terug. Dag Mappie, doe maar goed. je best met je «tu-i die eu wann?er je plan om de 6e klasse over to slaan gelukt, dan verneem ik ,dat wol hè: De groeten ook aan vader, moe-i der en vooral aan Lekla. En tot Mot veel pleizier met jelui poesje Hans. Jlacouus-.?) M. te Sautpoort. Eerst moet je mij precies ohrijven hoe je heet: ik moet er ïu maar naar raden of je wei een neefje of een nichtje ben, of misohien Jeceinias, ofwel Joso- phina heetOok moet je mij eerst eens schrijven koe oud ie bent. Bov - i?n moet. je op je briefjes een zuKel van 5 cent plak ken uu moest ik 7 cent straf port betalen.En dan. beiooi ik ie zal ik je ruiibriefje plaat sen lioor. Dus sabriif je me maar gauw terug, zooveel te eeffder zijn wij bij elkaar in de familie. Dag J.... ja, hoe is 't ook weer Hermanns E., te Haarlem. »Vel Herman, heb ik dat niet kranicr klaar nespeeid: je hebt een ander leesboek ontvangen, hé, in ruil voor dat boek. wat je al had? Hoe vind je „Tom Play- fair". is 't ook mooi? Jij bent toch anders maar 'n boffer met de wedstrijden. Had je dat eer- te boek (Percy Wynn) ook niet met, een teekenwedstrijd gewon nen? Ik geloof 't haast wel. Dag hoor, veel pleizier er mee. Piet W„ te Alkmaar. Na tuurlijk, krijg je een briefje te ug I Dat je wat lang gewacht hebt met schrijven zal ik je maar niet kwalijk nemen, omdat je 't zoo eerlijk opbiechtte en omdaf je hebt beloofd in 't, vervolg niet meer zoo lang te wachten. Dat was écht lief van moe, dat ze het boek heeft laten inbinden. Nu- het was het inbinden ook best waard. wat. jii hè Pietl En nu jij van ntij zoo vlug antwoord hebt. reken ik er op. dat je mij ook weer gauw zal terug schrij ven, zonder dat moe je daartoe ehoeft aan te sporen. Zal je lat -doen? N-on, dag Piet, de groeten ook aan pa. moe en de andere huisgenooten. In het ongeluk kruipt menigr een. die in het geluk op stelten liep. naar het kruis. Helpt nooit iemand op zooda nige wijs, dat hij ongeschikt wordt oun zichzelf te helpen. Daar men doocc ieder H. Com munie vermeerdering van ver diensten .ontvangt en van hfli< ligmakende genade, volgt noook zakelijk daaruit, dat ieder voor» gaande Communie ons meer fl*1 schikt maakt tot de volgendi

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1919 | | pagina 5