TWEEÖE BLAD.
Brieven uit Britsch-lndië.
GRAPJES
ZATERDAG 28 JUNt 1919.
De parabel van het groote Gastmaal.
Door zijn hond gered.
IN 'T PRIEEL.
BRIEVENBUS
BLADVULLING.
Op zekeren Sabbatdag was onze Godde
lijke- Zaligmaker bij een aanzienlijken Fa-
rizeer ter maaltijd genoodigd. Met onzen
'Meester waren ook eenige Farizeërs en
Schriftgeleerden gevraagd, geestverwanten
van den gastheer, die 's Heeren handelingen
met weinig vriendelijke oogmerken gade
sloegen.
Niettegenstaande liet Sabbath was, genas
da Goddelijke Geneesheer. bij die g-elegen-
jieid een waterzuchtig menseli; gaf naar
aanleiding daarvan liet onouisto.otbaar be
wijs, dat hetgeen Hij gedaan had, op den
éabbathdag wel degelijk geoorloofd was.
.Daarop liet de hemelsche Leeraar drie
gastmaal-parabels volgen:
De eeste parabel was tot de mede-aan
zittende gasten gericht,die, zooals de H.
Evangelist verhaalt, de hoogste zetels had
den gezocht. Hen nu vermaande Jezus- niet
naar de eerste plaatsen te streven, maar zich.
met de laagste plaatsen tevreden te stellen.
De tweede parabel was tot den gastheer
zeiven gericht, om hem aan te raden, wan
neer hij een gastmaal wenschte aan te rich
ten, niet de aanzienlijken uit te noodigen,
van wien hij terecht mocht verwachten, dat
zij ook hem op hunne beurt wederkeerig
ter maaltijd houden vragen, maar dat hij
de armen, en de zieken en de .kreupelen
en de blinden moest verzoeken, daar deze
hem weliswaar zélf -zijne uitnoodigiug niet
konden vergelden, maar toch, op den groe
ten dog der afrekening, bij de opstanding
der rechtvaardigen, Gods zaligsprekend vbn-
pis over hem zouden doen neerkomen.
Toen een der gasten deze w-oorden hoorde,
riep hij uit: „Zalig, die brood zal eten in
het Rijk Gods."
Hierop antwoordde de Zaligmaker met de
derde parabol van het groote Avondmaal
.Ofschoon op de allereerste plaats gericht tot
den man, die zijn verlangen te kennen gege-,
ven had naar de zaligheid van het llijk Gods
geldt zij toch ook alLen, die de zorg hunner
zaligheid, om allerlei nietswaardige redenen,
verwaarloozen. Al de eergierigen, al de heb-
zuchtigen, al de genotlievenden vinden zich
geteekend in die ij dele uitvluchten der ge-
Iioodigden en de daarmee gepaard gaande
bestraffing en veroordeeling.
De vaderlijke uitnoodiging des Heeren is
iegelijk een bevel: „Neemt en eet, Dit is-
Mijn Lichaam, neemt en drinkt, Dit is Aiijn
(Bloed."
De genoodigden verschuilen zich achter
ij de le uitvluchten:
De eerste zegt: Ik heb een landhoeve
gekocht, en moet noodzakelijk uitgaan om
haar te bezichtigen, ik bid u, houd mij voor
(Verontschuldigd."
Is deze verontschuldiging, dit excuus niet
Üe vertolking viin veler ijdeiheid en van
veler Hoogmoed. He hoo-vaardige mens-cii be
grijpt de dingen niet' die des Heeren zjjh.
Alles heeft men over voor eer en aanzien,
voor opschik en too^ Vóór den lóf £n den
roem der menschen. Geheel ingenomen mot
zichzelven. schijnt men God en de godde
lijke genademiddelen niet noodig te hebben.
Men blijft van de H. Communie, het God
delijk Avondmaal, verwijderd, en 4b ziel
verdort, omdat zij vergeet Brood te eten
in het Bijk Gods. r
De tweede zegt: „Ik heb vijf koppel ossen
gekocht, en ga ze beproeven; ik bid u,
houd mij voor verontschuldigd," Is deze ver
ontschuldiging, dit excuus, niet de vertolking
van veler hebzucht en van veler inhaligheid?
De hebzuchtige mensch begrijpt de dingen
niet die des Heeren zijn. Portuin maken
rijk worden schatten opsparen, dat ia
zijn parool, zijn wachtwoord, geheel zijn le
ven en streven. Zóó valt hij in de strikken
van Satan, en in vele bekoringen en in
allerlei onnutte en verderfelijke begeerten,
Geheel in het aardsche opgaande, schijnt
hij God en de goddelijke genad;emidelen niet
noodig te hebben. Hij blijft van de H. Com
munie, het Goddelijk Avondmaal, verwij
derd, en zijn ziel verdort, om-dat zij vergeet
Brood te eten in het Bijk Gods-.
De derde zegt: „Ik heb eene vrouw ge
trouwd, en daarom kan ik niet komen."
Is deze weigering, d it excuus, mi-et de vertol
king van veler wereldsche gezindheid? De
zinnelijke mensch begrijpt de dingen niet
die des- Heeren zijn. Sport en turn, spel en
dans, bioscoop en theater; daaraan 'hangen
zij met hart en ziel, en het hoogere levens--
doel wordt geheel verwaarloosd.
Arme, beklagenswaardige jeugd 1 Al te
vroegtijdig en zonder vooruitzicht wordt de
kennismaking aangeknoopt. De bezoeken zijn
veel te talrijk en veel te langdurig en zon
der 't hoog-noo'dige toezicht. (Verstandige
ouders laten zelf' de véiioo.üen uit). Zij wen
den hunne oogen van den liemel a.f, om God
en de H. Engelbewaarders niet te geden
ken. Zij beginnen zoo. onschuldig en ein
digen zoo diep schuldig.
Geheel verblind door don hartstocht ver
gaten zij het gebed en dé goede werken.
De Geest Gods woont niet in eene boos
aardige ziel, noch in een lichaam onder
worpen aan de zonde. Zij meenden het te
kunnen stellen zonder Go-d en zonder god-
genade. Zij bleven verwijderd van
de H. Communie, het Goddelijk Avondmaal,
en hunne ziel verdorde, o.„ - .1 vcrguLêii
Bro-od te eten in het Bijk Gods-, i
O eergierige, o hebzuchtige, o zinnelijke
mensch 1 Hoelang nog zult gij traag zijn
vail harte? W aai.ee uciu.il-, gij do ij .1 ei.„..tl
en zpekt gij de üedriegelijkheid?
De lof der mensciien toch gelijkt een
veelkleurige zeepbel, die een o-ogenblik be
haaglijk aandoet, maar spoedig^ uiteenspat.
Met wat moeiten ook wordt de rijkdom
verkregen, met welk een angst bezet-en, met
wat diepe droefheid weer verloren!
Kortstondig vooral is het zingenot, terwijl
het torment eeuwig is. Sta -op, zoek wat
hit - oven is, heb de waarheid lief:-de hoog
ste eer is de vriendschap met Jezus Christus;
de hoogste rijkdom is ile staat der heiligma-
kende genade, het hoogste genot is de deel-
name aan Üetr (groote Gastmaal dés Heer-en,
is het eten vaitf het Brood, <iat alle geneugten
in Zich bevat. Kam dan, en proef, hoe goed
en hoe zoet de Bern- i»l
Alkmaar, des 28en Juut 1913.
■M. P. A, OOMS, D.jP.
Ramadurgram.
Alur P.O. Bellary Dietr,
IV.
CHOLERA.
Gedurende eene pestepidemie moet het I»-
hcele dorp, aangetast of niet, in quarantaine
gaan wonen, hetgeen de mensch en ook zon
den doen zonder bevel, vanwege de onaange
name lucht, welke de doode ratten veroor
zaken.
Heereeht echter de cholera In het dorp, dan
is er we! geen Gouveraementóbevel, doch er
schijnt toch een min of meer carte- of fami
liebevel te bestaan, dat alle mannen naar een
naburig dorp moeten vertrekken en dan de
vrouwtjes aan haar eigen lot moeten overge
laten worden.
Bij nauwkeurig navragen, wat die vreem
de gewoonte toeh moet beteekenen, kwam ik
tot de ontdekking, dat dit een liefdadige oor
sprong hoeft. Immers een vrouw mag nooit
een tweede maal trouwen en haar lot als
weduwe is ver van benijdenswaardig hier
over een andere keer. Wat geeft het dan toch
of de vrouwtjes door de cholera aangetast
worden en sterven? De man vindt spoedig
genoeg een andere levensgezellin.
Eenzaam en verlaten is dan het dorp; geen
bedelaar met zijn bedelzak, belletje of tam
boerijn durft een straatliedje te zingen; geen
verlovings- of trouwpartijtje eene wereld
gebeurtenis! heeft dan plaats; al de mu
ziek is opgeborgen; geen vrachtwagen komt
zelfs de rust verstoren; slechts ééns in de
week gaat de omroeper, voorafgegaan dooi
den „tom-tom" een trommel door het
dorp en kondigt met eon klagende stem aan,
dat een ieder verzocht wordt den volgenden
dag met kokosnooten, laTcpólie enz. c!en heu
vel te beklimmen om „Durgamma", de dorps-
godinne, te verzoenen. Dit geldt natnurli/k
slechts voor de heidenen.
SIc-clits dan wanneer m-e.-x een lijk, op een
paar stokken met een weinig str-oo geplaatst,
voorbij ziet trekken, bemerkt men, dat er nog
andere levende manspersonen, behalve gij
zelt' in het dorp zijn.
Gelukkig, daar verschijnt op eeu goeden
dag, in had bijna geschreven een veearts,
doch ik bedoel een mijnheertje, bestemd om
gezondheidsmaatregelen uit te voeren en,
zonder het uu juist te willen, bracht hij wat
vroolijkheid in het dorp. De mensebeii zijn
gewoon' met aarde potten en emmers langs
eene trap af te dalen totdat zij met hunne
knieën in het water staan. D-it mocht niet
meer gebeuren. De potten moesten in hijsch-
emmers veranderd worden en luid was tel
kens het hoera, wanneer ee:i pot tegen den
muur te pletter ging, of waimeei iemand vaa
den kant in de sloot viel. Geen wonder, dat
de blokkade -opgeheven moest worden.
Van een naburig dorpje had men een zonde
bok losgelaten.
Een zondebok is mets nieuws. Immers men
leest kt bet bode Leviticus ïóe hoofdstuk dat
Aaron zijne handen op eene levendige geit
plaatste en daardoor al de zonden van het volk
op het dier overgingen en dat de geit naar
een onbewoonbaar land werd gezonden. Een
Hindoe gelooft, dat een zondebok, in een aan
getaste plaats, plechtig in processie rondge
dragen, de cholera wegneemt en brengt naar
de plaats waar het eerst stilstaat.
Ongetwijfeld is de uitdrijving van een zonde
bok een groote vechtgelegenheid.
De zondebok in kwestie was ditmaal niemand-
meer of minder dan „Mari Amma", de Hindu-
go dden of cholera.
Niemand durft slechts een blik op dat af
schuwelijk poppetje te werpen, want de volks-
meenincr is, dat een ieder, die ook maar met
een oogwenk dien afgod aanschouwt, door de
cholera aangetast zal worden.
lie nam de proef op de som en geen leed
overkwam mij of de Christenen, die mij verge
zelden. „Dat is nogal logisch," zeggen nu de
Hindoes, „want u is een Europeaan en onze
goden hebben geen macht over de Europeanen.
Ledigheid is des duivels oorkussen, zegt liet
spreekwoord en de waarheid daarvan zal wel
niemand betwijfelen.
Zooals ik reeds gezegd heb, stond alle werk
stil, en toen d-e Christenen hoofdzakelijk aan
getast waren, verspreidde men het gerucht, dat
liet eeu door God gezonden straf was, omdat
zij-de oude kérk afgebroken hadden.
Toen ik hen zeide, dat zulla maar vage praat
was, doch dat God hen kastijdt, dien Hij lief
heeft, toen was het goede, eenvoudige volkje
weer tevreden.
Eenige dagen later vroeg men de weerprofe
ten of de wereld soms op haar eindje liep, en
zij waren geheel gerustgesteld, toen de waar?
ze.gger hen veite'de dat de wereld nog 84 jaar
zou bestaan en, dat d'an 'iedereen een christen
zou zijn.
Dat is beslist een veilige 'voorspelling zou
ik zeggen, want niemand, die naar zijne woor
den luisierde, zal dien tijd nog wel leven en
hem een bedrieger noemen. Goedsmoeds ver
telde ik hen, dat ongeveer acht eeuwen geleden
een Heilig Bisschop met den naam van Mala-
chy, voorspeld had, dat de regeering van den
tegenwoordigen Paus, „Religis depopulate"
zou genoemd wum-cn, en men concludeerde ter
stond, dat die naam speciaal vanwege ben ge
geven was, dat deihalve èn de Paus an hun
bestaan voorspeld was.
l iet gevolg was, dat de St Pieter's penning,
welke voor het eend ingevoerd werd, de omge-
loofeiijke som van twaalf en 'n halve gulden op
bracht, terwijl men bij eene gelegenheid nooit
meer dan twee gulden bij een kon brengen.
lederen dag moest ik, behalve de zieken ook
alk christentniizen zegenen.
Iedeien avond gingen wij met alle mogelijke
heiligen" plaatjes, voorafgegaan door het kruis,
een processie houden door het dorp, terwijl wij
dc rozenkrans en eenige litanieën baden. Ver
scheidene heiden-en otterden bij die gelegenheid
kaarsen om toch maar den God der Uiriste-
nen te verzoenen.
Noord leert bidden,
J. SCHIPPER,
Kath. Priester.
KUNST EN KESRIS.
Versiering van Potlepels.
tDooir het Bestuur van de Noord-
Hollfiridsohe Vereeniging v-ooi
Vólkskunst worden belangrijk»
prijsvragen uitgeschreven.
Het vraagt inzending v-an'
vewsierde potlepels, ieder vrijr
latend welke versiering toe t»
passen, mits de lepel als
Iruikstuk zijn waarde bohouat.
Aan grootte en vorm van pot
lepel is men niet- gebonden.
Als prijzen v-oor de mooistl
.versierde iepels worden Uitge
loofd: een yrijg van 25.eea
van 15.een van 10.-pa
twee van f 6.
Zii die hunne krachten aan de
uitwerking van deze prijs vraap
willen wijden» worden (verzocht
naam, woonplaats en beroep, zoo
noodig ook leeftijd, vóór 15 Juli
te geven aan een der volgende
adressen
G. J. Biees Kzn.. voorzitter N.
Holl. Ver. v. Volkskunst West
zijde 100, Zaandam; mej. Elis
M. Rogge, secretaresse N. Holl,
Ver. v. Volkskunst, Koninginne
weg 93, Haarlem; Otto van Tus-
schenbroek. Directeur Museum
v. Kunstnijverheid, Haarlem.
Da inzending 'van de versierde
potlepels staat open tot en moét'
geschieden vóór 1 Novembei
aan het Museum v. Kunatnijver-f
heiri te TJaariein.
In aansluiting met deze palis'
vraag, vraagt het Bestuur inzens'
din - van bewerkte eu 'versierd^
uotlepelrekkcn deurknoppen*'
broodbomen, stoven. borstel^
met versierden rug en borstel""
liangers. benevens vormplaten
Ook voor deze inzendingen:
worden g-eldpriizen bestemd. Zij'
fcie "doze voorwerpen wenschen
in te renden worden eveneens
verzocht hun naam aan een dei
bovenstaande adressen op ta
geuren. Ook hiervoor is de inzen
ding opengesteld tot 1 Novem
ber. en het odrea van inzenden#
het Museum v. Kunstnijverheid
te Haarlem.
ELCK WAT WILS.
Dodewijk XIV ontving een
jong officier, die hem het aan
gename bericht van een behaalde
overwinning kwam brengen.
„Wat kan ik voor u doen,"
vroeg de vorst in zijne blijdschap.
De officier viroeg het ordetee-
ken van den Heiligen Lodewpk,
De koning voegde hem toe:
„Maar gij ziit, nog zeer long.''
De officier gaf ten antwoordt
..Majesteit, in het regiment,
waai ik toe behoor, wordt men
niet oijhd. I*'
(Slot.)
Met zenuwachtige handen greep ik mijn jacht
mes en sneed mijn broekspijp af tot aan de val.
-Het bloed was begonnen uit mijn heen te
.vloeien en het vleesch was opengescheurd en
vuuri-ood gekleurd. In mijn wanhoop nam ik het
blok en probeerde het te dragen, maar ver-
geefsch.
Opeens kreeg ik een ingeving. Zou ik de ket
ting niet van net blok los kunnen maken, en
dan de val alleen met me dragen? lie greep
Üe ketting en veegde de sneeuw weg, zoodat ik
kon werken. Maar mijn vingeis warén bijna
stijf, en ieder oogenblik werd ik zwakker. Toen
ik me over de val' heenboog, viel ik weer flauw.
Na eemgen tijd kwam ik weer tot bewustzijn,
maar ik was duizelig en stijf. In da-t oogenblik
van grooten angst Kwamen allerlei gedachten
aan het verleden en de toekomst bij me op. Ik
zat daa; nu alleen in het bosch, voorbeschikt
om daar een langzamen, ellendigen dood te
sterven.
ik herinnerde me, eens gehoord te hebben
van een vallenzetter, die spoorloos verdwenen
iwas. Enkelen zeiden, dat hij door wolven was
opgegeten, maar in liet voorjaar vonden eenige
vissciiers een geraamte in een berenval, dat later
als dat van den ongelukkige werd herkend. Zou
ik hetzelfde lot moeten ondergaan? Ik wist, dat
ik het niet lang zou kunnen uithouden. De wol
yen zouden een eind maken aan mijn leiden,
[wanneer ze mijn spoor vonden en, begrepen, dat
ik me niet ko-n verdedigen. De gedachte hieraan
bracht nieuw leven in mij en ik voelde mij iets
sterker worden.
loen weid ik er eerst van bewust, dat mijn
hond bij me was en me zat- aan te staren. Ik
p hem en kwispelstaartend kwam hij naar
j toe ik klopte hem op den kop en vertelde
,.£m, dat ik m den val gevangen zat. Hij scheen
ie begrijpen, w-ant hij snuffelde aan mijn
yoet en begon daarna luid te janken.
Nu begon ik een kleine hoop te koesteren
dp mijn behoud. Als ik mijn hónd vroeg den
zak té ha-en, zou hij het dan begrijpen? Had
'k niets bij me ,dat hem er aan zou doen denken?
„Kij.k eens, ouwe jongen," zei ik ernstig, „ie
<aoet naar de hut gaan en mijn zak halen. Mijn
'nstrumenten zijn daar in en als ik die niet
krijg, moet ik sterven. Volg mijn spoor en haal
Üen zak." ledei woord werd met een bepaalde
bedoeling uitgesproken, eo ik wees over d-en heu-
fel naar de hut.
De hond snuffelde aan de val. Er was iets
zijn manier van doen, dat me deed denken,
«at hij nis had begrepen, maar hij deed niet
Val ik hem gezegd had. Hjj beet in de val en
prooL-erde die van mijn voet af te halen. Toch
wanhoopte ik nog niet. Ik had een kleine val bij
ffie, A elke ik zette.
De tijd ging ontzettend langzaam voo.t; mijn
zwakheid nam toe en de pijn in mijn been werd
heviger. Iiet was een beetje over twaalven, toen
me weer een nieuwe flauwte oveiviel. Hoe lang
ik daar ag, weet ik niet, maar toen ik wakker
werd, likte c!e hond mij in 't gezicht.
Ik stond met groote moeite op en keek om me
heen. Daar lag mijn zak vlak bij me. Ik was
zoo verrast eu blijde, dat ik bijna weer flauw
was gevallen. Maar ik beheerschte mij, opende
de zak met begeeiige handen en haalde er wel
dra de kostbare werktuigen uit.
De rest van mijn verhaal is spoedig verteld.
Ik wist me zonder veel moeite te bevrijden én
strompelde toen naar mijn hut. Hier verbond
ik mijn gekwetst been en na een week was ik
weer in staat er op uit te gaan". De wond genas
spoed-ig. Het eenige wat me voor bloedvergifti
ging behoedde was ongetwijfeld het feit, dat de
wond bloedde. Als ik daar nog een dag en
nacht gebleven was, zou ik niet in staat izijn ge
weest me zonder hulp te redden, die daar in die
wildernis niet te krijgen was. Ik dank mijn le
ven aan de trouw en de slimheid van mijn hond.
E. v. L. v. G.
Wel heb ik van me leven. Daar hebben jelui
mij verleden week niet eens in ons prieel aan
getroffen. Ik was juist op weg er heen, toen een
goede kennis mij tegenkwam en mij vroeg met
hear mee naar huis te gaan, omdat hij met mij
„een appeltje te schillen" had, naar hij zeide.
Jelui begrijpen, dat ik tegenstribbelde en er
niets van weten wilde; ten eerste had ik geen zin
om uit jelui gezelschap in 't prieel te mankee-
ren en tweed-ens zag ik er tegen op om „een ap
peltje" met hem „te schillen", want je moet we
ten; die vriend van mij is :n heel stuk grooter
en, ik denk ook veel sterker dan ik, dusik
rilde !n beetje.
Maar', hoe ik al tegenstribbelde en zelfs al te
genspartelde want hij had mij al bij mijn arm
gevat ik moest en ik zou mede: ik zou er geen
spijt van hebben, troostte hij.
Mijn eerste bezwaar: ik ben op weg naar een
gezelschap, dat vast op mijn komst rekent,
mocht niet,gelden, want, zeide hij, ik snap wei
weik gezelschap dat is.
•Nu, ik geloofde daar niks van, dat hij dit
snapte, en ik wou het hem toch ook niet ver
klappen.
En het tweede bezwaar had voor hem dat
was nogal natuurlijk! nog minder om 't lijf.
Maar goed beschouwd en achteraf bekeken was
dit ook geen bezwaar, want het was geen
„zuur", maar een „zoet appeltje" dat hij met
mij wilde schillen.
Ik ging dus mee en moest jelui maar vergeefs
laten wachten.
Bij mijn vriend thuis gekomen, zag ik een
drukte van belang.
Het lijkt wel of je gaat verhuizen, merkte ik
op.
Juist, man antwoordde hij zoo is 't ook.
En kijk nou daar eens op die tafel. Zie je dat
stapeltje platen?
Of ik het zag. Daar lag een heel partijtje
prachtige platen van het iuirilé der Kevelaar-
sclie processie.
Nou, man zoo ging mijn vriend verder
die zijn aliemaal voor jou om onder je neefjes
en nichtjes te verloten. Ik heb er met mijn vrouw
al over gesproken en die vindt het ook opper
best, dat jij ze een goede bestergmicg geeft.
ik stomi te kijken als 'n arme jongen op z'n
verjaardag, die 'n.automobiel met twee paai
den krijgt.
Jelui Kunnen begrijpen, dat ik mijn vriend,
die ook jelui vriena blijk; te zijn, hartelijk dank
zegde en dien dank herhaal ik hi«r aog eens,
mede namens jelui allemaal
De platen werden netjes ingepakt en mij on
der den arm gegeven. Ziezoo zeide hij uu
ons appeltje is geschild en nu ruk je maar
weer in.
Ik spoedde mij met iiet heele pak platen naar
't prieel om jelui dit alles maar gauw te vertel
len, maar.... ik vond 't prieel leeg: jeiui wa
ren al naar huis en dus moést ik wel tot nu
toe wachten om het jelui mee ie deelen,
In ons volgend nummer zal ik jelui gaan ver
tellen op welke wijze wij die platen nu zullen
gaan verloten.
En nu allen gauw naar huis en naar bed.
wel te rusten
OOM KOOS
SPROKKELINGEN
ZELF DOEN.
Wie wel wil doen aan alle wensohen.
Die men aan and'ren stelt.
Hij houdt «een rekening met de mensehen,
Die immer met geweld
Aan medemensohon eischen stellen»
En nimmer zelf iets do-ui.
En over hen steeas oordeel vellen
Die wel iets doen.
EEN GOEDE BAAD.
Tracht wat. verkeerd is te verbeteren..
Werk meê, gij» aan den heropbouw
Van 't echt christelijk leven
En steek de banden uit de mouw i
Dat 's beter dan al uw gekUant
Beproef het. en begin vandaag.
Drtil nocit. met heilige zaken spot.
Sta pal in uw geloovcn
Dan laat u uwen Heea- en God
Nooit doorheen twiiflaar rooven.
BETEiR BEDOELD DAN GEZEGD
Jan: „Ma. ik heb wat moois gezien."
Ma: „Wat dan mijn jongen?"
Jan: ,.Een ezel moe, en uie was zoo groo-t»
ja nog grooter dan die neef, die te logeeren
is."
Ma: „Foei Jantje» is 't. toch? Een grooter
ezel dan neef Ferdinand, maar kind. dat k&n
tooh niet
OOK EEN OPVATTING.
Dokter: „Maar mevrouw, vvnaifoni hebt ge
-de kleine niet. bij me gestuurd, toen ze bet-
tien tie bad ingeslikt.
Mo-Mst: „Och. do'tkter. dan was bet net
geweest, of cat ons laatste aas.''
VO OBTBBFFELLJ K MIDiDEIL.
Heer (een dokter op straat aansprekend):
,,Oek, dokter, ik voel me zoo naar. Ik kan mc
bijna niet meer vooftbewoaen van rornioeie-
nis. Zeg me in 's hemelsnaam wat :k necaen
moet."
Dokter: ,»Een rijtuig."
AANGENAME VERRASSING.
Weduwnaar (tot zijn dochtertje)„Kom
eens bier, Dora, ik moet je eens wat nieuws
vertellen. Onze buishondster Anna -hm
d!e gaat trouwen."
,,(J pa. wat lSukl Wat 'n-geluk, dat we die
dirsaK kwiit raken! En me wie trouwt dat
schepsel eigenlijki"
„Met mü."
'ZUS EN BROEK.
Kleine zus, die tot dusver baar jongste
broertje niet anders heeft gezien dan kruipende
op alle vier. ziet hem nu overeind istaan. O,
mama, roept zii uit, kom eens gauw hier;
broertje staat op z'n aehtearbeenen.
MartAfl. v. d. R te Hilv.... nee: te isuArn.
Dat was me een dubbele verrassing: daar
kreeg ik me zoowaar eeu brief uit Baara
en ik wist niet eens dat ik daar óók al
familie had. Maar het handschrift kwahi
mij toch bekend voor en. wat ik daclit,
bleek waar de tweede verra^singl
Mappw v. d. B. gaf weer blijk van leve.n.
ik was al ongerust geworden omdat ik in
zoo lang n iets van k aar had gehoord. iW.el
z«o wel &o,o, beste Map, aijn jelui weer;
verhuisd. Wat zullen de kennisjes in Haar
lem daarvan opzien, als zij dit lezen. Neen.
nu ik zie dat je 't natuurlijk met da vx
huizing heel erg druk heb gehad, nu kan
ik me best begrijpen, dat ik niet op je
anders zoo leuke br.even behoelde ta reke-
D' en neem ik 't je dus ook niks kwalijk,
semeer nu ik ook weet dat je zooveel te
s rude eren heb- Maar toch nu tenminste
de verhuisdrukta achter den rug i* re-,
ken ik weer laten we dan maar af-i
spreken: om de 14 dagen of 8 weken i
op je briefjes. Het doet mij ook plezier,,
dat Leids eens gauw zal schrijven. Beker,i
ik ben wel eens in Baaru geweest, maar,
slechts korten tijd en al lang geleden, dus.
weet ik er niat zoo goed den weg en kunnen
jelui mij er nog veel nieuws- van vertellen..
DAt heb ik wei in de gaten, dat jelui daan
fijn wonen, overal zoo kort bij. Ziezoó. nu
heb je omdat 't zoo Lang geledeji was i
weer eens een heel Langen brief terug. Dag
Mappie, doe maar goed. je best met je «tu-i
die eu wann?er je plan om de 6e klasse
over to slaan gelukt, dan verneem ik ,dat
wol hè: De groeten ook aan vader, moe-i
der en vooral aan Lekla. En tot Mot veel
pleizier met jelui poesje Hans.
Jlacouus-.?) M. te Sautpoort.
Eerst moet je mij precies
ohrijven hoe je heet: ik moet er
ïu maar naar raden of je wei
een neefje of een nichtje ben, of
misohien Jeceinias, ofwel Joso-
phina heetOok moet je mij eerst
eens schrijven koe oud ie bent.
Bov - i?n moet. je op je briefjes
een zuKel van 5 cent plak
ken uu moest ik 7 cent straf
port betalen.En dan. beiooi
ik ie zal ik je ruiibriefje plaat
sen lioor. Dus sabriif je me maar
gauw terug, zooveel te eeffder
zijn wij bij elkaar in de familie.
Dag J.... ja, hoe is 't ook
weer
Hermanns E., te Haarlem.
»Vel Herman, heb ik dat niet
kranicr klaar nespeeid: je hebt
een ander leesboek ontvangen,
hé, in ruil voor dat boek. wat je
al had? Hoe vind je „Tom Play-
fair". is 't ook mooi? Jij bent
toch anders maar 'n boffer met
de wedstrijden. Had je dat eer-
te boek (Percy Wynn) ook niet
met, een teekenwedstrijd gewon
nen? Ik geloof 't haast wel. Dag
hoor, veel pleizier er mee.
Piet W„ te Alkmaar. Na
tuurlijk, krijg je een briefje te
ug I Dat je wat lang gewacht
hebt met schrijven zal ik je maar
niet kwalijk nemen, omdat je 't
zoo eerlijk opbiechtte en omdaf
je hebt beloofd in 't, vervolg niet
meer zoo lang te wachten. Dat
was écht lief van moe, dat ze
het boek heeft laten inbinden.
Nu- het was het inbinden ook
best waard. wat. jii hè Pietl En
nu jij van ntij zoo vlug antwoord
hebt. reken ik er op. dat je mij
ook weer gauw zal terug schrij
ven, zonder dat moe je daartoe
ehoeft aan te sporen. Zal je
lat -doen? N-on, dag Piet, de
groeten ook aan pa. moe en de
andere huisgenooten.
In het ongeluk kruipt menigr
een. die in het geluk op stelten
liep. naar het kruis.
Helpt nooit iemand op zooda
nige wijs, dat hij ongeschikt
wordt oun zichzelf te helpen.
Daar men doocc ieder H. Com
munie vermeerdering van ver
diensten .ontvangt en van hfli<
ligmakende genade, volgt noook
zakelijk daaruit, dat ieder voor»
gaande Communie ons meer fl*1
schikt maakt tot de volgendi