TWEEDE BLAD.
KINDERCOURANT
sgenwQordigerl
i leerling-zetter
IN T PRIEEL.
^BESTEDEN
ring van diverse be-
gdhöden voor gedoemd
nhuis, over het tijdvak
Augustus tot en met
member 1919.
®ge provisie aan
n» en Poetscrême
arkoop wordt door flinke
gesteund.
e bediende gevraagd.
2de klas zetter,
machine-zetter wensch^
d te
ZATERDAG 5 JULI 1919.
De H. Petrus.
iood brengt Sist.
SPROKKELINGEN
WIE WIL RÜILEJN?
GRAPJES
BRIEVENBUS.
BLADVULLING,
ran liet STADS*
"SdLS te ALKMAAR,
Donderdag 17 Juii 1919,
Is 3 uur,
waarden der aanbesteding
!r lezing bij de Huis-
bij wie tevens inschrij-
ulieren, waarop de ver-
benoodigdheden staan
te bekomen zijn.
chrijving'sbiljetten moeten
ismeesteres worden inge-
16 Juli 1919.
genten voornoemd
EEIJER, Voorzitter.
N DER VEEN, Secretaris.
ende
weer uit voorraad gele
cent per stuk afgehaald
5er 100 franco buis oi
timmerlieden en hande-
aan DE NIJVERHEID
oek.
tarissen J. E. HEENE
st en Mr. A. MOEN8
rijk, zullen op
RïïAGl 31 <9IJ1LI 11)19
middags ten 10 ure, in
de Ooievaar te Uitgeest,
'liek. Verkoopcn:
perceelen
ap staande WATERMO-
naamd „Zwaansmeertje",
,an den Lagendijk in de
Uitgeest, samen groot
'8 A. 40 c.A.
nvaarden onmiddellijk bfj
)g der kooppenningen,
gst grasgewas le Snee
9 bedroeg f 1.043 de et-
niet verhuurd en komt
eele van de. koopers.
ilen in perceelen en bjjj
breeder omschreven,
inlichtingen worden ver-
or genoemde Notarissen.
JM-oolpiantenu
op 20000 Gele Koolplna-
20000 Deensche Witte
en, bij K. MADDEROMSr
ras. 9138
TE KOOP
AUTO voor f 1600.
LT-YERLOEZAAK vooï
en een BURGERHUIS
00.
ragen bij C. HOOIJBOER,
acht 13, Alkmaar.
Kinderwagen.
op een zoo goed als nieuwe
eten Kinderwagen en een
tentje met kap. Te zien
TLAND, Koningsweg 69.
nwoordiger voor Alk-
n omstreken voor een
van
n, die reeds in deze branche
hebben of goed bekend
afnemers, gelieven sollioi-
zenden met uitvoerig»
jen en referentiën, ondei
4, Alg. Adv. Bur. D. T.
Rotterdam.
e reeds eerder op een kan*
irkzaam zijn geweest, ge
le voorkeur. Brieven onder
1. A. Bureau van dit bladL,
de Drukkerij „Ons
te Alkmaar kan ter»
en
gebleken
oven het minimum.
i' De eerste uitverkoren leerlingen des Hee-
.ITen waren Andreas en Joannes. Maar wie
Jezus gevonden heeft wil Hem ook aan an
deren bekend maken. Als dan ook Andreas
kort daarna zijnen broeder Simon ontmoet
te riep hij h©111 to6 hebben den, Messias
'gevonden I" Simon brandde van verlangen
pm Christus te zien en werd door zijnen
broeder tot Hem geleid. Als alwetend God
kende de Meester den visscher van GaliLea,
jen Hij sprak tot Hem: „Gij zijï Simon, de
zoon van. Jona, gij zult genoemd worden Ka
phas dat is Petrus. Deze- belofte der naam
verandering werd vervuld in de vlakte van
jOaesarea-Pbilippj. Door, de velden inet
'Zijne apostelen voortwandelend, vroeg Hij
ben: (Wie zeggen de menschen dat de 'Zoon
des menschen is? Zij antwoordden Hem:
(Sommigen noemen Hem Joannes den Doo-
per, anderen echter Ellas, weer anderen daa
rentegen Jeremias of een der profeten. Jezus
sprak nu tot hen: Maar gij, wien zegt gij
dat Ik hen? Simon Petrus antwoordend zeide:
Gij zijt de Christus, de Zoon valn 'den le
venden God I
Op deze heerlijke geloofsbelijdenis ant
woordde de immer dankbare Vei'losser: Za-
'ig zijt gij Simon, zo-on van Jona: want
'ieesch en bloed (menschelijke wetenschap)'
reeft u dit niet geopenbaard, maar mijn 'Va
der, Die in de hemelen is. Op mijne beurt
■5ög ik u: „Gij zijt Petrus en op die steen
rots zal Ik ixujne Kerk bouwen, en Üe poorten
poorten der hel zullen haar niet overweldi
gen. En al wat gij op aarde zult geoonden
hebben, zal ook in den hemel gebonden zijn;
en al wat gij op aarde zult 'ontbonden heb
ben, zal ook in den hemel ontbonden zjjn.
Heerlijke belofte, waarbij aan de Kerk
een opperhoofd wordt toegezegd, en tegelijk
de onfeilbaarheid en de bestendigheid! dei-
Kerk wordt gewaarborgd!
In zijn afscheidsrede in de opperzaal te
'Jeruzalem sprak Jezus als een teedermin-
nend vader tot zijne leerl'ngen: Kinderkensl
nog kort beu lk bij u. Gij zult Mij zoeken
waar Ik heen ga, kunt gij niet komen.
Petrus vroeg dan: ,,Heerl waar gaat Gij
heen? Jezus antwoordde hem: Waar ik heen
ga, kunt'gij Mij nu niet volgen, poch latei-
zult gij volgen. Gelukkige Petrus, die met
zijnen Meester lijden en kruis deelen zal,
om ook met zijnen Meester mede-verheerlijkt
te worden.
Petrus vroeg nog vorder: „Waarom kan
ik U nu niet volgen? Daarop sprak Jezus
plechtig: „Simoi, Simon! zie de Satan heeft
zeer begeerd u heden te ziften als 'de tarwe.
Maar Ik heb gebeden voor u, opdat uw ge-
looi' niet bezwijke. En gij, eens bekeerd
zijnde, versterkt uwe broeders!"
Petrus gaf verzekering van zijne vurige,
liefde'en van zijne trouwe gehecktlied aan
zijnen Meester, zeggende: Heerl ik ben be
reid met U zelfs ia da 'gevangenis en iaden
dood te gaanl Mij» teven zal ik Voor üge-
ven! Jezus antwoordde hem: Uw leven zult
gij voor Mij geven? Voorwaar, voorwaar,
Ik zeg u, Petrus! eer de baan tweemaal zal
kraaien, zult gij Mjj driemaal verloochenen."
's Meesters woord is onfeilbaar.
Als Jezus gevangen genomen werd, was
Petrus, gelijk de overige apostelen, -van
zijn Meester weggevlucht. Later keerde hij
evenwel terug, om te zien hoe het zou af-
loopen. Door een mede-leerling bekwam hij
toegang in den voorhof van het hooge pries
terlijk paleis. Daar kwam nu een der dienst
maagden van den hooge-priester binnen; als
zij zag, hoe Petrus zich bij het vuur warmde,
keek zo hem goed' aan en zeide» „Ook gij
waart bij Jesus van Nazareth!"
Petrus ontkendie en sprak: Ik weet nieit,
ik begrijp niet, wat gij zegt. En hij ging
buiten den yoorkof en de haan kraaide. 'Als
de dienstmaagd hem andermaal zag, zoidp
zij tot de omstanders: Deze man bekoort
ook tot die aanhangers. Doch Petrus loochen
de voor de tweede maal. Kort daarop zei
den de bijstaanders tot Petrus: Gij behoort
waarlijk tot hen, want gij zijt een Galii-
leër!
Toen begon Petrus te wenschen en te
zweren: Ik ken dien mensch niet, dien 'gij
daar noemt. En oogenblikkelijk kraaide de
haan voor de tweede maal. En Petrus herin
nerde zich het woord, dat Jezus hem fgezegd
had: Eer de haan tweemaal zal kraaien,,
zult 'gij Mij driemaal verloochenen. De Mees
ter daar voorbij komend wierp een geaadigen
blik op zijnen leerling, deze ging daarop, haar
buiten en weende bitterlijk.
Na zijne verrijzenis zal Jezus, die den be-
rouwvollen zondaar nooit verstgot, bóvendien
den rouwmoedigen Apostel in de gelegenheid
stellen zijne drievoudige verloochening weer
goed te maken.
Bij de derde verschijning des Heeren aan
zijne. leerlingen, na de tweede wonderbare
visclivangst, aLs zij maaltijd'gehouden had
den, nam Jezus Petrus .aizonderlijk en zei-
de tot- hem: Simon, zoon van Joannes; be
mint gij Mij meer dan dezen? Petrus ant
woordde: Gij weet, Heerl dat ik ,U. 'bemin.
Daarop zcide Jezus hem:
Weid mijne lammeren.' Andermaal vroeg
Jezus; Simon, zoon van Joannes, bemint gij
Mij 'f En wederom gaf Petrus hetzelfde ant
woord: Ja Heer! Gij weet dat ik U liefheb.
Jezus herhaalde:
Weid mijne lammere»! Ten derde male.
zeide de Meester: Simon, zoon van Joannes
hebt gij Mij lief? Nu werd Petrus 'bedroefd;
die driemaal herhaalde vraag bracht hem
zijne drievoudige verloochening van dien goe
den Meester zoo levendig in hei geheugen
terug.
Hoer! riep hij uit, Gij weet alles, (Gij
weet dat ik U lief he bi-
Da,arop zoide Jezus-hüUi s<l a-
pen. Ziedaar Petrus aangesteld tot Opperher
der der gansche Kerk van Christus,!' Alles
is vergeven en vergeten.
Even goed gemeend als Petrus hebben wij
ook bij onze plechtige H. Communie en bjjj
onze H. Biecht getuigenis afgelegd van ons
geloof in God en van. onze liefde voor God,,
ooen wij getuigden: Heer, Gij alleen zijt
'mijn Kohing, en U alleen zal ik dienen
Uw© Befde is mif genoeg!.., li wil liever
sterven Heer, Öab nog eens vrijwillig eene
enkele sonde te bedrijven!
Hoe hebben wij woord gehouden? Heb
ben ook wij niet, vaak bij de eerste beko
ring de beste, uit laf nionschelijk opzicht,
onsen goeden Meester verloochend: zeggen
de met Petrus: Ik ken die® mensch niet?
En sulks wellicht niet driemaal, gelijk die
'arme Apostel jnaar seventig maai seven
maal!
Hebben wij dan Petrus nagevolgd in zijne
verloochening, laten wij hem ook navolgen in
zijne bekeering. Bmeeken wij, dat Jezus ook
op ons een blik van 'genadige ontferming
moge werpen, opdat wij, onze zonden heeler-
harte beweenond, nimmer meer mogen her
vallen, en eenmaal bekeerd zijnd, door ons
christelijk gedrag ook onze broeders in hun
geloof en in hunne deugd mogen versterken
en bevestigen. j
Alkmaar, den 6en Juli 1919. I
M. P. A. OOMS, D.T».
ENCHUSIANA IV.
Men schrijft ons uit Enkhuizen:
Het jaar 1421 is terecht in onze vaderland-
sehe geschiedenis en velen onzer lezers zul
len zich uit hun schooljaren nog wel herinne
ren het in al zijn kortheid zoo veelzeggende
„Ontstaan van den Biesbosch door den St.
Elisabeth's vloed". Inderdaad de grootste en
meest schrikwekkende vernieling liadi wel
plaats daar tusseben Dordrecht en Geertrui-
denberg. Een» dichtbevolkte en welvarende
landstreek, de „Groote Waard" genaamd, ge
raakte onder water en 72 dorpen werden ver
woest. De ramp kwam zoo onverwacht, dat
de gansche bevolking verdronk.
Volgens de overlevering was de eenig ge
redde een kind, dat in haar wiegje kwam
aandrijven, terwijl een kat als stuurman had
geholpen, om het zonderlinge vaartuig niet
te doen omslaan. Het werd door een kinder
loos echtpaar tot zieh genomen, dat de kleine,
Beatrix (gelukkige) opvoedde en haar latei-
tot een goed huwelijk bracht.
Naar de plaats waar deze zonderlinge rad-
ding plaatsgreep zou later de naam „Kinder
dijk" ontstaan zijn.
Het was aan da ingenieurs der 19e eeuw
voorbehouden, om zulk een groot landverlias
te herstellen. Hot grootste deel van den
Biesehbosch, het Bergsglie veld, verdween in
gedijkt, nadat liet water der tallooze killen
door de verbeterde afvoer van de Nieuwe
Mei-wede was verdwenen en sedert- ook de
Bergsche Maas was gegraven is ook het zui
delijk deel van het Bergs,olie veld door een
'handijk beschermd, zoodat men thans den
waterstand daar weder kan behcerschen.
De ramp van 1421 beperkte zieh echter niet
enkel tot het Brabantseh of eigenlijk Hol-
lanclsch gebied, doch ook noordelijker stre
ken hadden veel daarvan te lijden. Zoo ook
Enkhuizen, dat tot dien tijd, zooals we reeds
opmerkten, buiten den tegenwoordigen dijk
(den Wierdijk) gelegen was. Daar toch lagen
juist de hoogcre, vruchtbare gronden, terwijl
de tegenwoordige plaats nog laag en moéras-
sig was.
Op dat boogere deel werden landbouw en
veeteelt uitgeoefend, zoo dat wel niet met één
slag, maar toch vrij snel deze middelen van
volksbestaan uitgeput geraakten en de be
volking zich wel gedwongen zag, in viesche-
rij en later handel haar bronnen van bestaan
te zoeken. Vooral de haringvangst, zoowel
op de Zuiderzee als buitengaats, begon te ont
luiken, zoodat de '8 haringen, welke de stad
op haar wapenschild voert, niet ten onrechte
tot de emblemata deer plaats behooren.
Waarschijnlijk tengevolge van den St. Eli-
eabeths-vloed en het daardoor verloren land,
kregen de Enkhuizers van hertog Jan van
Beieren verlof om hnn oude kerk, die aan
St. Paulus gewijd was, af te breken en bin-
nensdijks een nieuw bedehuis te gaan hou
wen. Reeds bestond daar een kapel op het z-g.
Rietbosch, welke tot patroonheilige St. Pan-
cratins had. Besloten werd nu daaraan te
houwen. Met bekwamen spoed werd daaraan
begonnen reeds in 1-125, doch naar dê gewoon
te dier tijden, dikwijls door de noodzakelijk
heid opgelegd, geschiedde de houw niet ach
tereenvolgens. Aan het verschil van metsel
werk, balken enz. kan men zien, dat het nog
altijd stevige 'bouwwerk in drie perioden is
voltrokken. In ieder geval schijnt het, dat
met veel offervaardigheid en ijver daaraan
gewerkt is, zoodat men omstreeks 1450 de
oude kapel kon afbreken en in het nieuwe
gebouw den H- Dienst vermocht aan te van
gen.
Het geeft altijd een weemoedig gevoel zulk
een kerk, die bij de reformatie aan den al-
ouden eeredienst ontnomen werd, te betreden.
Het voornaamste wat de Katholieke kerken
siert en waarom de gansche houw zich groe
peert, ontbreekt. De altaarnis staat daar
koud en ledig en van het spreekgestoelte, om
geven door een doophek, heeft men het mid
delpunt der kerk trachten te maken. Voeg
daarbij de zonderlinge hulpmiddelen van af
schutting door middel van hooge banken,
hekken en gordijnen, die misschien wel het
confortabele dienen, doch zeer zeker het
schoonheidsgevoel krenken, om te heseffen,
dat een dergelijk gebouw ons Roomseh gevoel
niet meer bevredigen kan.
Deze kerk heeft evenwel zulke merkwaar
digheid, dat we den tegenzin overwinnend ze
binnentreden. Allereerst doet bet weldadig
aan, dat een minder fanatiek nageslacht, al
doet het zulks dan ook om oudheidkundige
overwegingen, gepoogd heeft goed te maken,
wat het wandaiisme der heeldetormers mis
deed.
Deze kerk toch prijkte eenmaal met rijke
muur- en gewelfschilderingen. Over de eer
ste werd de witkwast gehaald, de laatste wer
den bedekt met een dikke verflaag. De onbe
kende schilder heeft zich stellig' goed van
zijn taak gekweten, hetgeen blijkt uit het be
sluit der Vroedschap, om voor 't overige van
zijn leven in het onderhoud van hem en de
zijnen te voorzien. In 1903 werd door den
kerkvoogd, J. W. Lakenman, het plan geop
perd, om het eikenhouten gewelf van de bei
de beuken, waaruit het gebouw bestaat, be
nevens den koorabsis van de verflaag te ont
doen, teneinde de oorspronkelijke schildering
weer aan den dag te brengen. In 1910 werd
met dit werk een aanvang gemaakt, waarmee
de schilder, Vijselaar, werd belast, die het
kort 'geleden met veel moeite,
vaardigheid en geduld tof een
goed einde heeft gebracht.
De kosten daarvan werden go
dragen door 't Rijk, de vere mi-
ging Rembrandt en het Kon.
Oudheidkundig .Genootschap. De
voorstellingen, die om uitvoering
en compositie, zeef geroomd
worden, 'hebben betrekking op
het werk: „Speculum humanae
ïalvatiohis" waarvan een Hol-
laudsche uitgaaf onder den
titel: „Spiegkel onscr B'ekou-
denisse," den kunstenaar ge
ïnspireerd 'schijnt te-hebben.
Dat de oorspronkelijke beden
van Emkhuizen zeer laag geweest
moet ziin, blijkt uit 'n pnéer-
vinding, die men in 1G23 opdeed.
Toen moest een nieuw knekel
huisje opgetrokken worden en bij
het graafwerk daarbij bemerkte
men. dat de muren der kerk
minstens even diep onder den
grond als daarboven waren.
De schoons, 75 meter hoogeu
toren van dit gebouw is reeds
op verren afstand zoowel van de
zee- als de landzijde, te bespeu
ren. Hii is met recht een sieraad
van do stad als van het land
schap daaromheen, gelegen. Met
den bouw daarvan werd aange
vangen in 1450, Ook deze bouw
is in ©enige tempo's gegaan,
doch in 75 jaren tiids. de onder
brekingen meegerek««d, was hij
voltooid. i
In 't bijzonder mag daarbij
wiel geuoemd worden pastoor
Simon Blaeuhulck, die welis-
waar op een pelgrimsreize over.
leed, dook. tevoren zorgde, dail
een goed deel zijner nalaten
schap besteed zou worden om
den spits met koper te beklee-
den. Deze spits heeft een op-
ïuerkelijken peervorm, waardoor
de toren min of meer aan een
minaret doet denken, zonder
evenwel de slankheid van zoo'n
Oostersch bouwwerk te bezitten.
Hoewel de vormen zeer schoon
rijn, ds de toren zeer massaal.
Een prachtig carillon, be
staande uit 36 klokken, waarvan
de meeste uit de gieterij der
Hemony's behoort mede inog tot
de schatten, die de godsdienst
zin der middeleeuwen hier heeft
nagelaten.
Gelukkig is het, dat dezt
klokken niet door Mr. Hent
drik van Trier ziin vergoten tot
kanonnen., waartoe prina Wil
lem van Oranje in 1578 Laat ge
geven had- Ze bleven voor d«
Enkhuizers gespard en het mooie
klokkenspel bü heel- en half-
uurslag, zoowel als bij de kwar
tieren geeft evenals het trer
beder een bron van genot vooi
de stedelingen.
Nauwelijks had de brievenhe,steller zich
verwijderd, of Jules Dupró, die hem van uit
zijn raam op de zesde verdieping had zien
binnengaan, stond in de kamer van den oo-n-
-'ierge.
rets voor mij?
De concierge Benoit zette bedaard zijn bril
op en keek de brieven e.ens door, die hem ter
hand waren gesteld. Na iangdurige beschou
wing schudde hij ontkennend het hoofd.
Langzaam besteeg' Jules al de trappen, die
hij zoo vrooilijk verlangend afgerend had.
Nu, vroeg hem zijn vriend, toen hij bin
nentrad.
Uit zuinigheid bewoonden ze samen één
vertrek, dat slechts ^de meest noodzakelijke
meubelen bevatte; twee. lage ijzeren ledikan
ten, drie stoelen, de een al erger defect dan
>de andere. Op de vierkante tafel, in een hoek
van het ruime vertrek geschoven, lagen sta
pels papieren en couranten.
Beiden hadden zich aan de fraaie letteren
gewijd, doch de eerste stappen, die zij op dien
moeilijken weg hadden afgelegd, hadden hun
nog geen schatten aangebracht. Een paar we-
keljjksche couranten-artikelen, een bundeltje
komische versjes en drie -of vier blijspelen,
was al wat er van hen geplaatsl^was gewor
den. Eu al heeft men op 26 jaar nog een hee-
le toekomst voor zieh, dit neemt niet weg, dat
iKleermaker, bakker, slager en huisknecht al
len op tijd verlangen betaald te worden.^
Nog niets, antwoordde Jules. Ik hel) het
-wel gezegd, eer de maand uit is, behoeft ge
nergens op te rekenen; mijn oom houdt zieh
stipt aan den datum.
Dus, dat is nog vijf dagen. Ik hoop voor
Men üjd'nog een en ander te nuttigen, dat is
waarlijk geen overdreven wensch, zou ik zeg
gen.
En ik heb een honger als. een uitgehon-
gtrden wolf; sinds ons karig souper van gjis-
teren hebben we nog niets genuttigd.
vv eet gij iemand, die ons 100 francs kan
menen?
Wel een die hei kan, maar geen die het
Wil.
Ar mand liep in gedachten verzonken de
fcamej' op en neer.
Een idéé, riep hij eensklaps.
-Als het een goed idéé Is
Hebt ge mij niet verteld, dat hier in
Buis een verzamelaar van oude handschrif
ten wootnt?
Op do eerste verdieping, een zekere Bri-
Boux.
Wat is het voor een soort man.
Weet ik het. Hoogstens tweemaal heb ik
fem misschien gezien.
Laten we hem probeeren wat te verkno
pen.
Handschriften hebben we genoeg, maar
geen historische.
Weet ge zeker, dat geen enkele beroemd
heid ons heeft geschreven?
Ik geloof het niei; maar hier is de sleu
tel van onze correspondentie; kijk eens.
Bedaard ledigde Armand den inhoud van
liet koffertje op oen stoel, wolken hij. eerst te
gen den muur zette en begon toen langzaam
te zoeken.
Na een half uurtje riep hij triomfantelijk:
Gevonden. Hier heb ik een brief van kei
zerin Maria Louise.
Dat zal wel.
Nu, kijk maar eens.
Jules zag met één oogopslag, welk docu
ment zijn vriend zoo verheugd heen en weer
zwaaide.
Ik herken hem heel goed. Het is een
brief van Marie Louise, uit Les Magasin du
Louvre, mijn vroegere verloofde. Ik was toen
vrijwilliger bij het leger en had het ge
bracht tot korporaal.
- En ik zeg je, dat het een briefje is van
keizerin Marie Louise, geadresseerd aan den
greoten Napoleon.
En gedateerd 1873.
In 1818, mijn waarde, je leest verkeerd.
Hoor wat de keizerin schrijft na den slag bij
Lutzen
„Mijn beste korporaal.
Gij hebt nu genoeg lauweren geoogst, laat
uw leger voor een wii'le in den steek en kom
mij bezoeken in het Louvre, waar ik gaap van
verveling te midden der prachtigste kanten.
Marie Louise."
Als dat geen 100 fres. waard is, riep
Armand.
En dat vod denkt ge voor die buiten
sporige som aan J3ridoux te verkoopen. Dat
noem ik diefstal.
Beste, vriend, Je honger.en later zen
den wij hem het geld terug.
Mij goed, maar ik twijfel aan den goeden
uitslag.
Jij moet me helpen. Bestaat die haard
nog van het laatste carneval?
Ja, die moet hier nog ergens liggen.
Nu, zoek dien dan op en dan zal ik je
het aandeel vertellen, dat jij in dat grapje
hebt; de rol is gemakkelijk genoeg te onthou
den. Nu, vergeet het niet, over een kwartier
riep Armand hem toe en meiteen verliet hij
de kamer om heneden hij zij,n buurman Bri-
doux aan te schellen.
(Slot volgt.)
Belofte maakt schuld en dus zal Ik' jelui
nu gaan vertellen op. welke wijzit wij die
mooie platen, die ik van een vriendkroeg,
zullen gaan verloten.
En dat zal nu eens heel eenvoudig gaan;
zoo eenvoudig zelfs dat jelui er van, zult
opkijkeln
Ik weet, dat jelui het in dezen' tijd erg
druk hebben met schoplwerk' 'en dat jelui
je vrijen tijd nu maar liet liefst wanneer
het tenminste goed weer is buiten 'door
brengen.
Ik zal jelui daarom nu maar eens niet
lastig vaLen met de oplossing van een of
ander raadseL of iets dergelijks.
Bovendien wilde ik nu eens ai mijn neef
jes en nichtjes een kans goven een prijsje
ito winnen en daarom heb ik besloten die
prachtige platen doodgewoon te verloten,
zonder meer.
Jelui behoeven er dus niets voor te doen,
dan alleen jnij té laten weten of. je aan de
verloting mee w i 1 doen, dus of je graag een
prijs zou willen winnen.
Let nu eens oji, hoe het jraau zal.
Ik heb ongeveer 40 platen en die wil ik
wanneer er genoeg liefhebbers ^jn in
één keer aan jelui uitdeel-en, maar onder
die voorwaarde, dat er minstens tweehonderd:
deelnemers zijn.
Dat regel ik zóó: als er maar hoogstens
25 liefhebbers zijn, worden er maar 5 pla
ten verloot; zijn er minstens 50 liefhebbers,
dan verloot ik er 15; zijn er minstens 100
deelnemers aan de verloting dan stel ik 25
platen beschikbaar; zijn er 150 liefhebbers
dan verloot ik 35 platen; en zijn >er minstens
200 neefjes en nichtjes, die aan' de ver
loting willen deelnemen, dan gaat de heele
partij er aan.
Dat is me, geloiof i"k4 'n verloting van
prijzen, zooals jelui nog nooit beleefd heb
ben. Als je 't goed narekent, dan heeft
zoowat op de vijf kinderen'telkens één prijs.
Alleen in het g'eval, dat er heel veeL meer
kinderen zouden meedoen, zou de kans iet»
geringer worden.
Is dit nu geen reuzen-idee?....
Maar, nu moet ik nog eerst weten wie
van jelui aan de verloting willen meedoen.
En dat kan ik natuurlijk hier in 't prieel
aan jelui neuzen niet zien.
Dus moeien jelui mij dat zelf ied.er. voor
zich mededeelen en wel per briefkaart (niet
lier brief, want dat is veel te omslachtig.)
Jelui mogen nu dadelijk al je briefkaart
gaan schrijven.
En op die kaart moet dan staan (met inkit
geschreven)
Eerstens boven a.an de kaart:
Plafcenverlotiing.
En daaronder: je naam, je voornamen
voluit, het juiste adres (met straatnaam en
huisnummer) en de juiste leeftijd.
Anders behoeft er niets op te staan, (dan
alleen wat ik hier jelui opgaf.
Dus wie nu maar zoo'n kaart stuurt 1
die natuurlijk goed gefrankeerd moet_ zijn,
zoodat ik geen strafport zal hebben té be
talen mag dan vanzelf aan. onze reuzsn-
ve'rloting deelnemen.
De neefjes en nichtjes in Alkmaar en om
geving mogen hun kaart wel zelf in de
brievenbus komen doen, doch zij mogen ze
niet aan het loket afgeven.
Beter zelfs is, dat ze hun kaart oók maar.
over de post sturen.
Jelui kunnen dus vandaag al beginnen
met je kaarten te sturen. Op het adres mag
niets anders staan dan:
AAN DE REACTIE VAN
DE KINDERKRANT, i
HOE 6, ALKMAAR, i
De liefhebbersfsters) moeten zorgen1, 'dat
ik hun kaarten uiterlijk Dinsdag 15 Juii
alLe in mijn bezit heb.
Ziezoo, nu weten jelui er alles van
Nu gauw naar huis en naar bed,
®el te rusten!
OOM KOOS,
LEVENSREGELS- v
-Wilt ffii bemind en rustig leven,
Ik wil u dezen regel geven.
.Vier dingen dient gii wel te weten:
Geleden onrecht gauw vergeten,
Ontvangen weldaan lang gedenken.
Geen mensch door achterklap te krenken,
En hebt gii plan uw leed te wreken
Zoo ga en beter uw gebreken.
EEN ONGELOÖVIGE GETROEFD,
Arme stumper, vroom en fiin,
-Zei eens een vrijgeest tot een begün
-Wat zou je op je neus staan kijken.
Als hiernamaals eens mooht blijken,
Dat hemel én hel maar .fabels zaini
Arme stumper! zei de begijn,
ISolierp maar fijn
■Wie zal huilen van de pijn,
Als in eeuwigheid zal bliiken,
iDat hemel en hel «eeu f abele ziint
Om van ons ruil- en verzamelkoekie 'ge
bruik te maken, zendt men mij maar eeu brief
ie„ waarin duidelijk staat geschreven wat
men wenscht, met vermelding van volledigen
naam en adres. Dan zet ik dat in de Einder-
krant en de verzamel aartjes weten dan waar
ze elkaar kunnen vinden.
De briefjes moeten in enveloppe gezonden
worden. AAN DE REDACTIE VAN DE
KINDERKRANT. HOE 6, AT.KMAAR,
Ik heb de albums:- lie de Veoht met alle
plaatjes. 2e de IJsel met alle plaatjes. 8e het
Maanmannetje met de plaatjea No. 1, 23 t/m
25, 27 tlm 32, 35 t/m 37, 39 t/m 43, 52, 65, 64,
78, 83, 89 t/m 92, 97, 102, 110, 121. tlm 126,
128, 129, 131, 132, 185 t/m 137, 139. 140. 144,
146 en 153 t/m 156. Die wiil ilk ruilen.
No. 1 voor 160 kwattasoldaatjea. No. 2 voqtr 160
kwattasolda atjes. No- 8 voor 60 kwattasol-
daatjes. Leo Reijns, Prinsen, Bolwerk Si
Haarlem.
r r
ONDEB ZAKKENBOLLEE3
„Niks vind ik zoo lollig; ak luchtbaEcma"
„Hoedat zoo?"
„Omdat de lui dan altijd naar boven kij
ken." - - - i
ONMOGELIJK.
A.,,Zeg, weet jij. waarom
Mozes in de ark niet rooken
kon V'
B.„Waarschijnlijk .omdat
hii geen tabak had."
A.: .Neen."
B-: „Non. omdat hij geen
pijp had dan."
A.„Ook niet."
B.: „Geen lucifers mis
schien."
A.,,Mis, geef je het op?"
A.„Doodeenvoudig, omdat
hii niet in de ark was."
EEN BERÖPAIiTU.
Een van het gezelschap tot
■den gids. Wat fcost Ret!
De gids. Drie gulden per per
soon. dus voor u, vieren twaalf
gulden.
Zult ge c»na in geen afgron
den laten vallen?
Beware- In ieder geval als
er een van jullui in den afgrondi
stort gaat er natuurlijk drie
gulden af.
Annie G. te Egmond'-Binucu.
Wel. Wel, beste kind, je kunt
niet beter doen dan mij vain tijd
tot tiid een briefje te sohiijvcn,
dan kom je vanzelf in de Kin
derkrant te staan. Daarvoor is
keelemaal niet noodig dat je
versjes kan maken. Hoe leuk hè,
dat je Theo zoo go-ed ken. Zal
je hem eens de groeten voor my
doen? Ik vind het een echt aar-
digen jongen en jii zeker ook,
ia 't niet? Wat heb je 't anders
getroffen: je ben vandaag de
eenige die een briefje van my
in de brievenbus vindt. Dag!
hoor, besté Annie, de groeten!
ook thuis. -
De Haard van het heiliig vuuj!
der goddelijke liefde op aarde ia'
de H. Communie-
vMèn draagt tegenwoordig
veel „meer juweelen dan vroe
ger"» zeide eene adellijke dam*
in een geeeleohap; maar éési
juweel word* steeds zeldzamer.*
„Welk daztf vroeg een jong
dametje. ^De vingerhoed,"
antwoordde da -
vrouw.
E*
een paradijs fa#
n©n, traders
ie kim